NOTITIE-BOEKJE. derde blad. het noordhollandsch groot yorkshire varkensstamboek. ALGEMEENE VERGADERING. H. J. BRUSSE: UIT MIJN Een vacantiedag met den scheper. Gisteren hield het Noordhollandsch Groot yorkshire Varkensstamboek zijn 30ste alge- meene vergadering. De voorzitter, de heer Jb. Posch, verheug de zich over de goede opkomst en bracht een speciaal woord van dank aan den secretaris voor de accurate verzorging van de boek houding. Steeds steunt de heer Sijp de leden jn de keuze van een fokrichting. Ook den heer Roeper, den hulp-inspecteur, bracht spr. een woord van hulde. De heer de Haan en diens zoon, verbonden aan de selectie- inesterij in Hoorn, bracht spr. dank voor de interessante proeven door hen verricht. Voor een ieder, die zich voor de varkensfokkerij interesseert, is het, aldus spr., een lust eens een uurtje in dezen weiverzorgden stal te Hoorn te vertoeven. Den heer P. Borst, als bestuurslid vervan gen door zijn zoon, bracht spr. dank vror het vele door hem voor de varkensfokk j ver richt. Een groot deel van de Noordhollandsche varkens is aanverwant aan de dieren uit den stal van den heer P. Borst. Het zal u allicht ook niet ontgaan zijn, zoo vervolgde de voorzitter, dat de vereeniging het vorig jaar haar 30-jarig bestaan heeft herdacht. Wij hebben dit wel niet feestelijk gevierd, maar wel moge dankbaar worden gereleveerd, dat het bij die gelegenheid H.M. de Koningin en H.K.H. prinses Juliana heeft behaagd voor onzen Prov. Varkensfokdag op 21 Sept. 1938 te Alkmaar een zilveren me daille beschikbaar te stellen, waardoor ge noemde fokdag op een hooger plan kwam. Het zij mij vergund over het 30-jarig be staan nog enkele feiten in herinnering te brengen. Op 25 September 1907 kwamen on der voorzitterschap van ir. C. Nobel te Scha- gen, te Alkmaar verschillende afgevaardig den bijeen en werd in beginsel besloten tot oprichting van de Noordhollandsche Var- kensfokvereeniging. De definitieve oprich ting had plaats op 16 Januari 1908. Het aan deze oprichting verbonden werk was geheel voorbereid door den toenmaligen rijkslandbouwconsulent ir. C. Nobel, thans te Haarlem, terwijl ook de werkwijze der ver eeniging die in principe nog steeds wordt gevolgd door hem was bedacht. De benoe ming tot eerelid onzer vereeniging heeft de heer ir. Nobel dan ook ten volle verdiend. Hoewel men aanvankelijk geen bepaalde fokinrichting had en daarom b.v. aan den kop geen eischen wilde stellen heeft men langzamerhand vrijwel zonder invoer van vreemd fokmateriaal een erkend ras ge kregen. Alleen dit eene feit toont alreeds het groote kunnen der Noordhollandsche fokkers. Ook dacht de heer ir. Nobel reeds in de eerste jaren aan proeven, zooals die thans aan de selectiemesterij worden genomen en werden toen in de kosten per 50 K.G. toe name in gewicht verschillen geconstateerd van 6.40. Door verschillende oorzaken zijn die proeven toen echter stop gezet. Van di verse andere goede voornemens, die de fok kerij konden bevorderen, is de eerste jaren weinig terecht gekomen, omdat men vrijwel gedurende het geheele eerste 10-jarig be staan der vereeniging sukkelde met de ge volgen van de te veel gedecentraliseerde werkwijze der vereeniging. Na verschillen de besprekingen werd in 1917 besloten de vereeniging zoodanig te reoganiseeren, dat de geheele administratie en inspectie werden I gecentraliseerd. Deze centralisatie werd in 1918 doorge voerd. Van de 399 afdeelingsleden werden 235 personen lid der nieuwe vereeniging en er traden 89 nieuwe leden toe. De nu beter ge fundeerde vereeniging had dus dadelijk een behoorlijk aantal leden, dat later na het be ëindigen der veevoeder-distributie terug is geloopen. Teneinde nu stelselmatig de verbetering der varkensfokkerij nog beter te kunnen be vorderen, werd de behoefte gevoeld aan meer geld. Wel was het steeds mogelijk ge weest met de bestaande middelen rond te komen, doch geld om te zorgen, dat b.v. overal in de provincie beste beeren aan wezig waren, was er niet en waar er dus geen behoefte aan was, ontbrak ook de sti mulans om ze te fokken en op te fokken. Gelukkig bleken de Staten van ons Gewest bereid ons werk financiëel te steunen. Door dezen belangrijken jaarlijkschen steun waarvoor wij steeds dankbaar blijven is 't mogelijk geweest de vleugels breeder uit te slaan. Ook het rijk bleek ten slotte het be lang der verbeteringsmaatregelen meer te waardeeren, verhoogde het subsidie en stel de een subsidie voor de exploitatie eener selectiemesterij in het vooruitzicht. Al spoedig werd een selectiemesterij opge richt en op 23 Juli 1932 werden de eerste biggen te Hoorn geleverd. Wij konden nu met volle zeilen op het doel afstevenen, doch inmiddels brak de crisis uit en werden onze bedrijven aan ban den gelegd. In weerwil van dit laatste ver- j toont de vereeniging toch vooral de laatste jaren een buitengewonen groei, wat uit de volgende cijfers mag blijken: Jaar Aantal leden Eindcijfer rekening. 1935 397 10126,18 1936 447 10906,66 1937 489 13319,89 1938 640 18533,3514 terwijl wij dezer dagen het 700ste lid hebben genoteerd. Ik wil dit overzicht niet besluiten zonder een woord van dank aan mijne voorgangers de heeren van Kampen en Davids en ons adviseerend lid ir. de Vriesi, onder wiens lei ding dat zijn beslag heeft gekregen. In onze algemeene vergadering van 26 Februari 1937 te Hoorn hebben wij er bij de behandeling van de crisis-maatregelen en de varkensfokkerij en -houderij op gewezen, dat het niet wel mogelijk zou zijn op de ge volgde wijze aan onze varkensfokkers en -mesters een loonende fokkerij en mesterij te verzekeren. Door de gunstige uitkomsten in 1937 leek het of wij de plank mis hadden geslagen, doch gezien de uitkomsten in 1938 en die van thans, blijkt wel, dat wij geen on gelijk hebben gehad. Ik moge u daartoe ver wijzen naar de uitkomsten van de selectie mesterij te Hoorn over 1938: De ontvangsten aan verkochte varkens w.o. 6 gestorven dieren, die niets opbrachten en na aftrek der aankoopsommen aan biggen n.1. 184 stuks voor totaal 3156.03 waren totaal 5697,58. Wij gaven uit aan meel 5413,98 Wij gaven uit aan gras 180, Wij gaven uit aan vrachten 374,59 Wij gaven uit aan water 51,65 Totaal 6020,22 Natuurlijk gaven wij nog meer uit, doch hieruit blijkt reeds, dat de winst op varkens ter nauwernood voldoende was om de kosten aan meel goed te maken. Dit was van het ge heele jaar 1938, terwijl gedurende de eerste maanden van het vorig jaar de prijzen der varkens nog behoorlijk leken. Vast staat, dat thans de meelkosten lang niet goed gemaakt worden. Ik ben overtuigd namens u allen te spreken, wanneer ik zeg dat wij ons alleen bij de beperkingsmaatregelen zullen kunnen neerleggen, wanneer gezorgd wordt voor loonende prijzen. Met bezorgdheid slaat uw bestuur het verloop van de prijzen op de vette varkens- markt gade en wij vragen ons af> is het noo- dig geweest, verschillende malen de bacon- prijzen te verlagen? Jaarlijks worden door de varkenshouders enorme sommen opgebracht door de heffing op de voedergranen. Wenschelijk ware, dat grootere bedragen beschikbaar werden ge steld uit het Landbouw-Crisisfonds om de inzinkende varkensprijzen op een loonend niveau te brengen. Met smart wordt door de boeren gewacht, dat door de regeering wordt ingegrepen in dezen toestand. Op de Noordhollandsche boerderijen kan men de varkensfokkerij niet missen. De winst op biggen en vette varkens is het mede, die de schoorsteenen op de boer derijen doet rooken. Met den wensch, dat in den loop van 1939 een opleving komt in den financieelen toe stand van de varkenshouderij open ik deze algemeene vergadering. (Applaus.) De door den secretaris, den heer J. Sijp, gelezen notulen, werden onveranderd vastge steld. Van de ingekomen stukken vermelden wij, dat de begrooting door het ministerie van sociale zaken was goedgekeurd, met toe kenning van een subsidie van 1212. De Provincie verleent wederom een sub sidie van 1800, terwijl van organisaties een subsidie van 850 wordt ontvangen. Jaarverslag. Aan het jaarverslag hebben wij het vol gende ontleend: Aan 57 houders van beeren werd in den vorm van een ongeveer half jarigen beer sub sidie verleend. Voor deze 57 jonge beeren werd aan de fokkers totaal betaald 4486,50, tegen f 2908,20 voor 49 stuks in 1937. Voor bloedverversching en verbetering is -bevorderd, dat uit de provincie Noord-Bra bant een 4-tal jonge beeren zijn ingevoerd. Het aantal inschrijvingen, dat in 1937 reeds 30 hooger was, is in 1938 opnieuw 30 gestegen. Totaal werden in 1938 ingeschre ven 134 beeren, 425 zeugen en 2899 biggen. De verbetering onzer varkens weerspie gelt zich in de uitkomsten der selectiemeste rij. Gedurende de eerste 3 jaren was het per centage premiewaardige toornen of sterzeu gen 38.2, in 1936 43.7, in 1937 56.1 en in 1938 63.2 Ter aanmoediging tot het koopen van pri ma mannelijk fokmateriaal werden 75 pre- miën van 7.50 toegekend. Beer P 847 van de Spierdijker Varkensfokvereeniging werd „elite". Met de verschillende tentoonstellingsbe- sturen werd prettig samengewerkt en alom werden goed slagende tentoonstellingen georganiseerd. Vooral de tentoonstelling te Opmeer heeft zeer aan belangrijkheid ge wonnen, terwijl Alkmaar met een groote en prachtige inzending als nooit te voren de ry van de fokdagen sloot. Aan alle leden wer den de verslagen der vereeniging en van de selectiemesterij gezonden, terwijl zij tevens het maandblad voor de Varkensfokkerij ont vingen. De rekening. De rekening 1938 werd in ontvangst en uitgaaf vastgesteld op een bedrag van 18533.33, met een batig saldo van 2414.88. Verkiezingen. Inplaats van den heer Jb. Posch, niet her kiesbaar, werd tot bestuurslid, de heer A. Brak te St. Maarten gekozen. Tot leden van de financieele commissie koos de vergadering de heeren W. Keesom te N. Niedorp, D. Honing Cz. te Spanbroek, W. C. Koster te Schellinkhout en C. Laan Dz. te Berkhout als plaatsvervanger. De begrooting. De begrooting van 1939, werd in opbrengst en uitgaaf vastgesteld op een bedrag van 16210. Een telegram aan de* koningin. Gezien den toestand van de varkensfokkerij stelde 't bestuur voor om met 't oog op 't feit dat voor een varken van 300 pond aan hef fing een bedrag van 20 betaald moet wor den, aan H.M. de Koningin een telegram te zenden, waarin er op wordt gewezen, dat in 1938 de opbrengst de meelkosten nauwelijks heeft goedgemaakt, terwijl de gang in 1939 nog in veel sterkere mate ongunstig is. H.M. Hoogbekroonde fokvarkens van de Landbouwtentoonstelling op 21 September 1938 te Alkmaar. En nu waren we er op den hoogsten heu vel van deze Veluwsche heide bij gaan zit ten. Want daar beneden, in die plooi van 't veld, hadden de schapen den besten schik, omdat 't er twee jaar geleden alles kaal ge brand was en 't uit de asch nu juist weer opkwam in de jongste, malsche plantjes, 't Was er schransen geen gebrek. Tijs hield zich bij 't gezag en trachtte met den scheper te stoeien. En die, in zijn ge woonte om den hond te verbieden, speelde gedachteloos mee onder 't voortvertellen, maar viel zich dan telkens in de rede: „kum toch, Tijs, jou lummel! Wil je nou stil zijn, rakker die je daar bent?" wat overigens heelemaal buiten zijn goed humeur scheen om te gaan. Want hij was erg spraakzaam, omdat hij anders toch ook niemand heeft om z'n stem eens aan te verklanken dan Tijs, en de schapen een enkele maal. Wat zijn ge dachten ten goede komt, blijkbaar. Want hij is een schrandere kerel, die rustig en wel overlegd zijn hersens laat gaan over al wat hij zooal uit de Zondagsche preek, uit den Bibel en zijn andere boeken en uit de Har- derwieker krant an de weet kan kome. Ook de omgang met de kunstschilders, die wel eens op zijn kudde afkomen, omdat ze zoo wonderlijk lichtend zijn in de blanke wol van hun vacht, heeft hem aardig ont wikkeld. En toch is hij daar kinderlijk by gebleven. Is de kudde 't hoofdmotief van zijn doen en zijn denken, waar hij zijn levensbe schouwing liefst van afleidt. „Ik houd ze bie me, tot ze zoo acht, negen jaar zijn. Dan worden ze vet gemaakt en verkocht voor de slacht de meeste naar België. (Dit gesprek is van enkele jaren ge leden. B.) Er is veel verschil in den pries. Ik weet van de heischapen vooral. Die brengen zoo van vuuf en twintig tot dertig gulden op. Maar heele beste ook wel eens vuuf en veei- tig. Vuuftig is 't aldermeeste, waarvan ik ge hoord heb, hier op de Veluwe. 't Is naar zc. groot en vet zijn. De kooplu beuren ze op en schatten zoo d'r gewicht. Vroeger was die handel in Barneveld op de markt. Daar kwa men er wel twee tot drie duzend. Nu is ter druk als er twee-, driehonderd zijn. De scha pen raken uut, door de ontginning van de hei, door 't raster En die ze nog heb ben, daar komen de kooplu aan huus om ze weg te halen. Als ik er dan zoo'n vuuftig verkoop, houd ik er licht zoo'n acht of tien ooïen over voor den fok. Gemeenlijk raken de vette weideschapen tegen 't eind van 't jaar op, en dan komen ze ze hier koopen uut 't veld In stomme verbazing was een onder nemende ram naar ons toegedwaald uit de kudde en nu bleef hij schuchter ons aan staan droomen. Tijs had er pleizier in, stapte 'm minzaam tegemoet en begon 'm zelfs te likken. Maar deze gemeenzaamheid vermocht Willem niet toe te laten: „Nee, jong" riep ie 'm ernstig terug „je mot er niet als te groot mee worde, want dan wil' ze niet meer voor joe aan den kant, Tijs Breng 'm maar gauw bij z'n volk weerumme De hond beet meteen vast in de vacht van 't schaap, trok 'n paar rukjes en al maar in kringetjes om hem heen, deed hij hem keu rig uitgeleide. Kwam dan weer als een ge hoorzaam adjudant zich op den berg ter ver voeging stellen van den bevelhebber. Maar Willem keek er al eens over z'n legertje uit en zei: ,,'k Ben bang da' we roe weer kriegen, want ze worden wat onrustig. Ze ben me te springerig dis nadenmiddag Er is storm op komst, dat mist nooitMaar waar ze noe den èrgsten hekel aan hebben, da's aan die straffe, strenge hitte, met den zomerdag. Dan gaan ze zoo kort mogelijk op een koppel staan, want die felle zon kunnen ze slecht op den kop lieën. En dan houdt de eene z'n kop onder den andere Toch zijn ze dan beter in 't schot dan in 't veld. Eten doen ze dan immers ook niet, zoo heelemaal lusteloos als ze daarvan zijn. „Nee, dan kunnen ze beter tegen de kou, met dat fiksche pak wol op d'r rug. Maar sneeuw, en als 't dan zoo'n bietje waait, dat 't stuuft in hun oogen, dat kunnen ze noe ook weer slecht velen Anders zijn scha pen èrg gemakkelijk in den omgang, en de hond moet 't ontzag er in houden, waar Tijs? meer nog dan de mensch. „Waar ik nu alleen maar bang voor ben met diezen jaartied, dat is of er soms een mocht lammeren willen in 't veld. Dat zou noe zoo arg niet zijn want 't zakje, om 't lam in mee te neme, heb ik al bie me. Maar 't arge, da's dan met den hond. Als ze pas een lam hebben, die ooïen, is 't of ze Tijs heel niet kennen en ze zouden zich eerder dood vechten dan voor den hond op zij te gaan van hun jong. Komt er 'n vreemde hond bie, ja, dan stuven ze er zóó tegenin. Want de hond pakt 't eerste 't lam, en dat weten ze. En voor d'r kind zouden ze door 'n vuur gaen. 't Is raar, maar een hond en een schaap zyn niet te vereenigen. Want de hond is speulsch en brutaal. En 't schaap arg vrees achtig Ziet er een in de verte wat, zoo in de stilte hier van 't veld al is 't soms maar een hoosje, maar een vogel die op vliegt roets! geet de heele troep aan den haalOch, en ze maken ook wel eens iets ruzie met mekaar, maar da's toch zelden of nooit 'n kwaje meening: meest speulschheid. En hoe speulscher ze zijn, hoe gezonder. Des te beter zien ze eruut. „Behalve aan de ruiven. Hebben er daar twee een holletje tusschen d'r in, en wil er een tusschen, dan schuven ze allebei om 'm er buten te houden. Want dan ben ze oarig gulzig. Maar zoo'n koppel moet ook gauw andoen in 't schot, wil ze allemaal wat mee kriegen. 't Is ook zóó op. Ik geef ze net zoo veul nog, dat ze er niets van vernielen. Met 't hooi ook; want 't is duur, en we moeten 'n ènde halen. Als je ze daar zat van geeft en ietwat meer, zou ze er licht mee gaan rondsleepen en daar is 't niet voor ge oogst Toen zaten we weer en zwegen stil en Tijs knaagde naarstig in de kluutschup. Zoo ver je den einder rond kon zien over 't veld, met in de verte de verblauwende naaldbosschen, was 't eenzaamheid, de stilte suizelde ons in de ooren. Hé, Willem" wilde ik hem nu tóch eens polsen „en heb je nooit eens iets gezien, iets vreemds, iets wonderlijks be speurd, als je zoo dag aan dag alleen in 't veld bent?" De scheper keek mij verwonderd aan en begon toen te lachen: „Van spoekerieën of zoo? meent meneer. Nee, nee, die spoe- ken zijn uut den tied, zou ik meenen". Nu was 't mijn beurt om verlegen te zit ten. „Spoken?" lachte ik maar mee „nee, daar zie ik je te verstandig voor aan. Maar menschen, die veel alleen zijn in de natuur, nemen toch wel eens ver schijnselen waar.... Want dat er dingen bestaan, die we met ons begrip niet kunnen verklaren „Ja" beaamde Willem toen ernstig „daar heb je de weervoorspellingen in de krant. Ik voor mien heb bijvoorbeeld maar 't liefste dat die geleerde koppen een stren gen winter, slecht weer, voorspellen, want dan houden we 't gewoonlijk wel zacht en wel mooiMaar dat er onbegriepelijke dingen gebeuren Ik was er op gekomen, omdat een van m'n buren mij juist den vorigen avond in alle stilte bekend had: langs 't kerkhof ko mend bij nacht, had hij „een gezicht" ge had. Hij had een begrafenis zien trekken. Duidelijk gezien, vlak langs hem heen, en aan de nabestaanden en aan de dragers her kend wie de overledene zyn moest. Een jonk meisje. Hij noemde haar by name en by zyn weten was zij toen nog bloeiend ge zond. Maar drie weken later was zy zoo maar gestorven, zonder dat de dokter iets van ziekte aan haar had kunnen bespeu ren. En weer had hij diezelfde begrafenis, krek zoo, maar nu werkelijk, in 't licht van den ochtend gezien. Met dezelfde familie leden en dezelfde dragers.... Willem verbaasde zich heel niet. Als kind had hij vaker zulke verhalen gehoord, Vooral van oudere menschen, die er niet om zouden leugenen. Maar tegenwoordig kwam dit zelden meer voor. Vooral met gerie gebeurden er vroeger jaren wonder baarlijke avonturen. Dat een voerman met peerdenkar bijvoorbeeld ineens werd opge tild en aan den kant van den weg neerge zet. En dan: dat 't peerd plots uutgespan- nen stond. Of dat een teeken was of zoo iets? Meest overkwam 't juust de onver schilligste menschen, die geloofden aan God noch gebod. Zoo was er jaren geleden een dokter op dorp geweest, een ruwe klant. Op een nacht had hij met gerie een zieke be zocht. Zy kwamen ervan terug, langs 't kerkhof, toen in één ruk die bles met den kop naar de tilbrie stond. De koetsier bleef er tóch bie. Maar de dokter ging doodsbe nauwd op den loop. Toen ie eindelijk nog bevend kwam kieken, zag ie dat alle rie men en singels van 't peerd losgegespt wa ren heelemaal uutgespannen. Van ver dere gevolgen had Willem toen niet ge hoord. Wel een anderen keer. Dat wist hij nog best. Toen was Jouk-oom, ook een man die heel aorig bie was, bie hun binnen komen loopen en die had verteld van zijn oudsten zoon: „noe heeft Gaart toch een grap be leefd daar onder de bosch. Vanmiddag op klaarlichten dag spant zich 't peerd voor de karre zóó héélegaar los en komt er dwars vóór te staan". Maar een weck later hadden die schutten snachts op stroopers gepast, óók onder de bosch. En ze hadden daar al zóó vaak overnacht, dat de jongste zoo maar gezegd had: „al kumt noe de duvel, dan ga ik er op af". Voor den grap was hij meteen de bosch ingestapt. Een half uur duurde dat, dat die jonge katte- beier maar niet terugkwam uit die don kerte van tusschen de boomenToen vermeenden zij, dat ze kermen heurden. Krek op dezelfde plek, dat ze wisten dat 't gebeurd was met 't peerd van Gaart, aan datzelfde wegje! En ze hadden een voorgevoel, zóó angstig, dat ze er niet naar toe durfden, die oudere jachtopzieners. Maar toen de dag aankwam, vonden ze er hun jongsten makker.... dood! En da's waar gebeurd. Maar van lochtjes of al dat gespoek, nee, daar had Willem in 't veld nooit wat van vernomen. ,,'t Eenige geluid wat je hier hoort, dat mag 's een vogel zijn. En by later zomer dag, als die hei zoo mooi bleuit, dat aorige gebrom van de bieën. Ik mag 't graag ver nemen; 't klinkt zoo bedrievig. Maar de schapen hebben er 'n hekel aan. Want 't zit overal vol in die struken en er wordt er licht een gestoken.... waar Tys?" „Wel ja, Tijs speelt nog zoo graag, hé? Hij is ook nog jong, meneer. Maar hy weet 't al best, waar Tijs? dat hij er voor is om de kudde bie elkaar te houden en den goeden weg te wiezen. Als hij nu óók weer wat ouder is, mag ie wel 's een beetje bie ten, maar niet te hard wanneer ze on willig zijn. Noe moet ie dien feilen bek dicht houden want die jonge honden bie ten gauw door.... Opgepast, Tijs als ie dat niet afleert, dan breek ik 'm de slagtan den af. Ja, ja, hij versteet me bestEn 'n muulkorf, daar heb ze te veel hinder van in 't veld.... „Maar hoor je ze nu alweer blaten? Nee, die bu boos weer, die daar opkomt, kan de angst nog niet zijn. Voor die los komt, ben ze lang weer op honk in 't schot. Maar 't zijn de ooien, die naar hun lamme tje verlangen. Kiek, daar stappen de eerste al op huus aan, allemaal die pas gelamd hebben. En 'n stuk of wat stappen er mee voor de lol. De andere willen nog niet, die zijn nog niet zat. Noe moet ik er vóór, want als er wat komen, en alle ooien nog niet, dan denken die lammeren in 't schot: jóngens, daar bén de moers er weer, en dan zijn er, die ben er nog niet.... Maar Tijs is tóch wat snuffelig van den achter middag. 'n Beste schaapshond is ie nog niet. Eén is er op dorp, een opperbeste, als die de schapen achter de dammen niet gauw genoeg ziet, den klimt ie op z'n achterste pootenKum, jou aap, Tys toch, malle snuiter.... Jou leelijke deugeniet heeft ie me daar weer 'n hazepoot in den bek. Kum, voocuut, gé je er achter, maar je bietbek dien hou'je bie je!" Boven z'n blauwe trui met z'n ros-rooden snoet liep Willem nu voor z'n lichtend blanke koppel uit in den schyn van den zonsondergang, die de donkere bar.k nog niet had bereikt. Hij wist, dat 't tyd werd, vóór de booze bui. Hy had ze geteld en ze waren er weer. Dus ondernam hy tevreden den langen, tragen tocht over 't veld terug naar 't schot, waar de koppel weer veilig binnen zou zijn by de lammetjes, als 't stormweer geblazen zou zijn. Nadruk verboden.-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 5