NOTITIE-BOEKJE.
derde blad.
het noordhollandsch groot
yorkshire varkensstamboek.
ALGEMEENE VERGADERING.
H. J. BRUSSE:
UIT MIJN
Een vacantiedag met
den scheper.
Gisteren hield het Noordhollandsch Groot
yorkshire Varkensstamboek zijn 30ste alge-
meene vergadering.
De voorzitter, de heer Jb. Posch, verheug
de zich over de goede opkomst en bracht een
speciaal woord van dank aan den secretaris
voor de accurate verzorging van de boek
houding. Steeds steunt de heer Sijp de leden
jn de keuze van een fokrichting. Ook den
heer Roeper, den hulp-inspecteur, bracht
spr. een woord van hulde. De heer de Haan
en diens zoon, verbonden aan de selectie-
inesterij in Hoorn, bracht spr. dank voor de
interessante proeven door hen verricht. Voor
een ieder, die zich voor de varkensfokkerij
interesseert, is het, aldus spr., een lust eens
een uurtje in dezen weiverzorgden stal te
Hoorn te vertoeven.
Den heer P. Borst, als bestuurslid vervan
gen door zijn zoon, bracht spr. dank vror het
vele door hem voor de varkensfokk j ver
richt.
Een groot deel van de Noordhollandsche
varkens is aanverwant aan de dieren uit
den stal van den heer P. Borst.
Het zal u allicht ook niet ontgaan zijn, zoo
vervolgde de voorzitter, dat de vereeniging
het vorig jaar haar 30-jarig bestaan heeft
herdacht. Wij hebben dit wel niet feestelijk
gevierd, maar wel moge dankbaar worden
gereleveerd, dat het bij die gelegenheid H.M.
de Koningin en H.K.H. prinses Juliana heeft
behaagd voor onzen Prov. Varkensfokdag op
21 Sept. 1938 te Alkmaar een zilveren me
daille beschikbaar te stellen, waardoor ge
noemde fokdag op een hooger plan kwam.
Het zij mij vergund over het 30-jarig be
staan nog enkele feiten in herinnering te
brengen. Op 25 September 1907 kwamen on
der voorzitterschap van ir. C. Nobel te Scha-
gen, te Alkmaar verschillende afgevaardig
den bijeen en werd in beginsel besloten tot
oprichting van de Noordhollandsche Var-
kensfokvereeniging. De definitieve oprich
ting had plaats op 16 Januari 1908.
Het aan deze oprichting verbonden werk
was geheel voorbereid door den toenmaligen
rijkslandbouwconsulent ir. C. Nobel, thans te
Haarlem, terwijl ook de werkwijze der ver
eeniging die in principe nog steeds wordt
gevolgd door hem was bedacht. De benoe
ming tot eerelid onzer vereeniging heeft de
heer ir. Nobel dan ook ten volle verdiend.
Hoewel men aanvankelijk geen bepaalde
fokinrichting had en daarom b.v. aan den
kop geen eischen wilde stellen heeft men
langzamerhand vrijwel zonder invoer van
vreemd fokmateriaal een erkend ras ge
kregen. Alleen dit eene feit toont alreeds
het groote kunnen der Noordhollandsche
fokkers.
Ook dacht de heer ir. Nobel reeds in de
eerste jaren aan proeven, zooals die thans
aan de selectiemesterij worden genomen en
werden toen in de kosten per 50 K.G. toe
name in gewicht verschillen geconstateerd
van 6.40. Door verschillende oorzaken zijn
die proeven toen echter stop gezet. Van di
verse andere goede voornemens, die de fok
kerij konden bevorderen, is de eerste jaren
weinig terecht gekomen, omdat men vrijwel
gedurende het geheele eerste 10-jarig be
staan der vereeniging sukkelde met de ge
volgen van de te veel gedecentraliseerde
werkwijze der vereeniging. Na verschillen
de besprekingen werd in 1917 besloten de
vereeniging zoodanig te reoganiseeren, dat
de geheele administratie en inspectie werden
I gecentraliseerd.
Deze centralisatie werd in 1918 doorge
voerd. Van de 399 afdeelingsleden werden
235 personen lid der nieuwe vereeniging en er
traden 89 nieuwe leden toe. De nu beter ge
fundeerde vereeniging had dus dadelijk een
behoorlijk aantal leden, dat later na het be
ëindigen der veevoeder-distributie terug is
geloopen.
Teneinde nu stelselmatig de verbetering
der varkensfokkerij nog beter te kunnen be
vorderen, werd de behoefte gevoeld aan
meer geld. Wel was het steeds mogelijk ge
weest met de bestaande middelen rond te
komen, doch geld om te zorgen, dat b.v.
overal in de provincie beste beeren aan
wezig waren, was er niet en waar er dus
geen behoefte aan was, ontbrak ook de sti
mulans om ze te fokken en op te fokken.
Gelukkig bleken de Staten van ons Gewest
bereid ons werk financiëel te steunen. Door
dezen belangrijken jaarlijkschen steun
waarvoor wij steeds dankbaar blijven is 't
mogelijk geweest de vleugels breeder uit te
slaan. Ook het rijk bleek ten slotte het be
lang der verbeteringsmaatregelen meer te
waardeeren, verhoogde het subsidie en stel
de een subsidie voor de exploitatie eener
selectiemesterij in het vooruitzicht.
Al spoedig werd een selectiemesterij opge
richt en op 23 Juli 1932 werden de eerste
biggen te Hoorn geleverd.
Wij konden nu met volle zeilen op het
doel afstevenen, doch inmiddels brak de
crisis uit en werden onze bedrijven aan ban
den gelegd. In weerwil van dit laatste ver- j
toont de vereeniging toch vooral de laatste
jaren een buitengewonen groei, wat uit de
volgende cijfers mag blijken:
Jaar Aantal leden Eindcijfer rekening.
1935 397 10126,18
1936 447 10906,66
1937 489 13319,89
1938 640 18533,3514
terwijl wij dezer dagen het 700ste lid hebben
genoteerd.
Ik wil dit overzicht niet besluiten zonder
een woord van dank aan mijne voorgangers
de heeren van Kampen en Davids en ons
adviseerend lid ir. de Vriesi, onder wiens lei
ding dat zijn beslag heeft gekregen.
In onze algemeene vergadering van 26
Februari 1937 te Hoorn hebben wij er bij de
behandeling van de crisis-maatregelen en de
varkensfokkerij en -houderij op gewezen,
dat het niet wel mogelijk zou zijn op de ge
volgde wijze aan onze varkensfokkers en
-mesters een loonende fokkerij en mesterij
te verzekeren. Door de gunstige uitkomsten
in 1937 leek het of wij de plank mis hadden
geslagen, doch gezien de uitkomsten in 1938
en die van thans, blijkt wel, dat wij geen on
gelijk hebben gehad. Ik moge u daartoe ver
wijzen naar de uitkomsten van de selectie
mesterij te Hoorn over 1938:
De ontvangsten aan verkochte varkens
w.o. 6 gestorven dieren, die niets opbrachten
en na aftrek der aankoopsommen aan biggen
n.1. 184 stuks voor totaal 3156.03 waren
totaal 5697,58.
Wij gaven uit aan meel 5413,98
Wij gaven uit aan gras 180,
Wij gaven uit aan vrachten 374,59
Wij gaven uit aan water 51,65
Totaal 6020,22
Natuurlijk gaven wij nog meer uit, doch
hieruit blijkt reeds, dat de winst op varkens
ter nauwernood voldoende was om de kosten
aan meel goed te maken. Dit was van het ge
heele jaar 1938, terwijl gedurende de eerste
maanden van het vorig jaar de prijzen der
varkens nog behoorlijk leken. Vast staat, dat
thans de meelkosten lang niet goed gemaakt
worden. Ik ben overtuigd namens u allen te
spreken, wanneer ik zeg dat wij ons alleen
bij de beperkingsmaatregelen zullen kunnen
neerleggen, wanneer gezorgd wordt voor
loonende prijzen.
Met bezorgdheid slaat uw bestuur het
verloop van de prijzen op de vette varkens-
markt gade en wij vragen ons af> is het noo-
dig geweest, verschillende malen de bacon-
prijzen te verlagen?
Jaarlijks worden door de varkenshouders
enorme sommen opgebracht door de heffing
op de voedergranen. Wenschelijk ware, dat
grootere bedragen beschikbaar werden ge
steld uit het Landbouw-Crisisfonds om de
inzinkende varkensprijzen op een loonend
niveau te brengen.
Met smart wordt door de boeren gewacht,
dat door de regeering wordt ingegrepen in
dezen toestand.
Op de Noordhollandsche boerderijen kan
men de varkensfokkerij niet missen.
De winst op biggen en vette varkens is
het mede, die de schoorsteenen op de boer
derijen doet rooken.
Met den wensch, dat in den loop van 1939
een opleving komt in den financieelen toe
stand van de varkenshouderij open ik deze
algemeene vergadering. (Applaus.)
De door den secretaris, den heer J. Sijp,
gelezen notulen, werden onveranderd vastge
steld.
Van de ingekomen stukken vermelden
wij, dat de begrooting door het ministerie
van sociale zaken was goedgekeurd, met toe
kenning van een subsidie van 1212.
De Provincie verleent wederom een sub
sidie van 1800, terwijl van organisaties een
subsidie van 850 wordt ontvangen.
Jaarverslag.
Aan het jaarverslag hebben wij het vol
gende ontleend:
Aan 57 houders van beeren werd in den
vorm van een ongeveer half jarigen beer sub
sidie verleend. Voor deze 57 jonge beeren
werd aan de fokkers totaal betaald
4486,50, tegen f 2908,20 voor 49 stuks in
1937.
Voor bloedverversching en verbetering is
-bevorderd, dat uit de provincie Noord-Bra
bant een 4-tal jonge beeren zijn ingevoerd.
Het aantal inschrijvingen, dat in 1937 reeds
30 hooger was, is in 1938 opnieuw 30
gestegen. Totaal werden in 1938 ingeschre
ven 134 beeren, 425 zeugen en 2899 biggen.
De verbetering onzer varkens weerspie
gelt zich in de uitkomsten der selectiemeste
rij. Gedurende de eerste 3 jaren was het per
centage premiewaardige toornen of sterzeu
gen 38.2, in 1936 43.7, in 1937 56.1 en in
1938 63.2
Ter aanmoediging tot het koopen van pri
ma mannelijk fokmateriaal werden 75 pre-
miën van 7.50 toegekend. Beer P 847 van
de Spierdijker Varkensfokvereeniging werd
„elite".
Met de verschillende tentoonstellingsbe-
sturen werd prettig samengewerkt en alom
werden goed slagende tentoonstellingen
georganiseerd. Vooral de tentoonstelling te
Opmeer heeft zeer aan belangrijkheid ge
wonnen, terwijl Alkmaar met een groote en
prachtige inzending als nooit te voren de ry
van de fokdagen sloot. Aan alle leden wer
den de verslagen der vereeniging en van de
selectiemesterij gezonden, terwijl zij tevens
het maandblad voor de Varkensfokkerij ont
vingen.
De rekening.
De rekening 1938 werd in ontvangst en
uitgaaf vastgesteld op een bedrag van
18533.33, met een batig saldo van 2414.88.
Verkiezingen.
Inplaats van den heer Jb. Posch, niet her
kiesbaar, werd tot bestuurslid, de heer A.
Brak te St. Maarten gekozen.
Tot leden van de financieele commissie
koos de vergadering de heeren W. Keesom
te N. Niedorp, D. Honing Cz. te Spanbroek,
W. C. Koster te Schellinkhout en C. Laan Dz.
te Berkhout als plaatsvervanger.
De begrooting.
De begrooting van 1939, werd in opbrengst
en uitgaaf vastgesteld op een bedrag van
16210.
Een telegram aan de* koningin.
Gezien den toestand van de varkensfokkerij
stelde 't bestuur voor om met 't oog op 't feit
dat voor een varken van 300 pond aan hef
fing een bedrag van 20 betaald moet wor
den, aan H.M. de Koningin een telegram te
zenden, waarin er op wordt gewezen, dat in
1938 de opbrengst de meelkosten nauwelijks
heeft goedgemaakt, terwijl de gang in 1939
nog in veel sterkere mate ongunstig is. H.M.
Hoogbekroonde fokvarkens van de Landbouwtentoonstelling op 21 September 1938 te Alkmaar.
En nu waren we er op den hoogsten heu
vel van deze Veluwsche heide bij gaan zit
ten. Want daar beneden, in die plooi van 't
veld, hadden de schapen den besten schik,
omdat 't er twee jaar geleden alles kaal ge
brand was en 't uit de asch nu juist weer
opkwam in de jongste, malsche plantjes,
't Was er schransen geen gebrek.
Tijs hield zich bij 't gezag en trachtte met
den scheper te stoeien. En die, in zijn ge
woonte om den hond te verbieden, speelde
gedachteloos mee onder 't voortvertellen,
maar viel zich dan telkens in de rede: „kum
toch, Tijs, jou lummel! Wil je nou stil zijn,
rakker die je daar bent?" wat overigens
heelemaal buiten zijn goed humeur scheen
om te gaan. Want hij was erg spraakzaam,
omdat hij anders toch ook niemand heeft
om z'n stem eens aan te verklanken dan Tijs,
en de schapen een enkele maal. Wat zijn ge
dachten ten goede komt, blijkbaar. Want hij
is een schrandere kerel, die rustig en wel
overlegd zijn hersens laat gaan over al wat
hij zooal uit de Zondagsche preek, uit den
Bibel en zijn andere boeken en uit de Har-
derwieker krant an de weet kan kome. Ook
de omgang met de kunstschilders, die wel
eens op zijn kudde afkomen, omdat ze zoo
wonderlijk lichtend zijn in de blanke
wol van hun vacht, heeft hem aardig ont
wikkeld. En toch is hij daar kinderlijk by
gebleven. Is de kudde 't hoofdmotief van zijn
doen en zijn denken, waar hij zijn levensbe
schouwing liefst van afleidt.
„Ik houd ze bie me, tot ze zoo acht, negen
jaar zijn. Dan worden ze vet gemaakt en
verkocht voor de slacht de meeste naar
België. (Dit gesprek is van enkele jaren ge
leden. B.) Er is veel verschil in den pries. Ik
weet van de heischapen vooral. Die brengen
zoo van vuuf en twintig tot dertig gulden op.
Maar heele beste ook wel eens vuuf en veei-
tig. Vuuftig is 't aldermeeste, waarvan ik ge
hoord heb, hier op de Veluwe. 't Is naar zc.
groot en vet zijn. De kooplu beuren ze op en
schatten zoo d'r gewicht. Vroeger was die
handel in Barneveld op de markt. Daar kwa
men er wel twee tot drie duzend. Nu is ter
druk als er twee-, driehonderd zijn. De scha
pen raken uut, door de ontginning van de
hei, door 't raster En die ze nog heb
ben, daar komen de kooplu aan huus om ze
weg te halen. Als ik er dan zoo'n vuuftig
verkoop, houd ik er licht zoo'n acht of tien
ooïen over voor den fok. Gemeenlijk raken
de vette weideschapen tegen 't eind van 't
jaar op, en dan komen ze ze hier koopen uut
't veld
In stomme verbazing was een onder
nemende ram naar ons toegedwaald uit de
kudde en nu bleef hij schuchter ons aan
staan droomen. Tijs had er pleizier in, stapte
'm minzaam tegemoet en begon 'm zelfs te
likken. Maar deze gemeenzaamheid vermocht
Willem niet toe te laten: „Nee, jong" riep
ie 'm ernstig terug „je mot er niet als te
groot mee worde, want dan wil' ze niet meer
voor joe aan den kant, Tijs Breng 'm
maar gauw bij z'n volk weerumme
De hond beet meteen vast in de vacht van
't schaap, trok 'n paar rukjes en al maar in
kringetjes om hem heen, deed hij hem keu
rig uitgeleide. Kwam dan weer als een ge
hoorzaam adjudant zich op den berg ter ver
voeging stellen van den bevelhebber.
Maar Willem keek er al eens over z'n
legertje uit en zei: ,,'k Ben bang da' we roe
weer kriegen, want ze worden wat onrustig.
Ze ben me te springerig dis nadenmiddag
Er is storm op komst, dat mist nooitMaar
waar ze noe den èrgsten hekel aan hebben,
da's aan die straffe, strenge hitte, met den
zomerdag. Dan gaan ze zoo kort mogelijk op
een koppel staan, want die felle zon kunnen
ze slecht op den kop lieën. En dan houdt de
eene z'n kop onder den andere Toch zijn
ze dan beter in 't schot dan in 't veld. Eten
doen ze dan immers ook niet, zoo heelemaal
lusteloos als ze daarvan zijn.
„Nee, dan kunnen ze beter tegen de kou,
met dat fiksche pak wol op d'r rug. Maar
sneeuw, en als 't dan zoo'n bietje waait, dat
't stuuft in hun oogen, dat kunnen ze noe
ook weer slecht velen Anders zijn scha
pen èrg gemakkelijk in den omgang, en de
hond moet 't ontzag er in houden, waar Tijs?
meer nog dan de mensch.
„Waar ik nu alleen maar bang voor ben
met diezen jaartied, dat is of er soms een
mocht lammeren willen in 't veld. Dat zou
noe zoo arg niet zijn want 't zakje, om 't
lam in mee te neme, heb ik al bie me. Maar
't arge, da's dan met den hond. Als ze pas
een lam hebben, die ooïen, is 't of ze Tijs
heel niet kennen en ze zouden zich eerder
dood vechten dan voor den hond op zij te
gaan van hun jong. Komt er 'n vreemde hond
bie, ja, dan stuven ze er zóó tegenin. Want
de hond pakt 't eerste 't lam, en dat weten
ze. En voor d'r kind zouden ze door 'n vuur
gaen. 't Is raar, maar een hond en een schaap
zyn niet te vereenigen. Want de hond is
speulsch en brutaal. En 't schaap arg vrees
achtig Ziet er een in de verte wat, zoo
in de stilte hier van 't veld al is 't soms
maar een hoosje, maar een vogel die op
vliegt roets! geet de heele troep aan den
haalOch, en ze maken ook wel eens iets
ruzie met mekaar, maar da's toch zelden of
nooit 'n kwaje meening: meest speulschheid.
En hoe speulscher ze zijn, hoe gezonder. Des
te beter zien ze eruut.
„Behalve aan de ruiven. Hebben er daar
twee een holletje tusschen d'r in, en wil er
een tusschen, dan schuven ze allebei om 'm
er buten te houden. Want dan ben ze oarig
gulzig. Maar zoo'n koppel moet ook gauw
andoen in 't schot, wil ze allemaal wat mee
kriegen. 't Is ook zóó op. Ik geef ze net zoo
veul nog, dat ze er niets van vernielen. Met
't hooi ook; want 't is duur, en we moeten
'n ènde halen. Als je ze daar zat van geeft
en ietwat meer, zou ze er licht mee gaan
rondsleepen en daar is 't niet voor ge
oogst
Toen zaten we weer en zwegen stil en
Tijs knaagde naarstig in de kluutschup.
Zoo ver je den einder rond kon zien over
't veld, met in de verte de verblauwende
naaldbosschen, was 't eenzaamheid, de
stilte suizelde ons in de ooren.
Hé, Willem" wilde ik hem nu tóch
eens polsen „en heb je nooit eens iets
gezien, iets vreemds, iets wonderlijks be
speurd, als je zoo dag aan dag alleen in 't
veld bent?"
De scheper keek mij verwonderd aan en
begon toen te lachen: „Van spoekerieën of
zoo? meent meneer. Nee, nee, die spoe-
ken zijn uut den tied, zou ik meenen".
Nu was 't mijn beurt om verlegen te zit
ten. „Spoken?" lachte ik maar mee
„nee, daar zie ik je te verstandig voor
aan. Maar menschen, die veel alleen zijn
in de natuur, nemen toch wel eens ver
schijnselen waar.... Want dat er dingen
bestaan, die we met ons begrip niet kunnen
verklaren
„Ja" beaamde Willem toen ernstig
„daar heb je de weervoorspellingen in de
krant. Ik voor mien heb bijvoorbeeld maar
't liefste dat die geleerde koppen een stren
gen winter, slecht weer, voorspellen, want
dan houden we 't gewoonlijk wel zacht en
wel mooiMaar dat er onbegriepelijke
dingen gebeuren
Ik was er op gekomen, omdat een van
m'n buren mij juist den vorigen avond in
alle stilte bekend had: langs 't kerkhof ko
mend bij nacht, had hij „een gezicht" ge
had. Hij had een begrafenis zien trekken.
Duidelijk gezien, vlak langs hem heen, en
aan de nabestaanden en aan de dragers her
kend wie de overledene zyn moest. Een
jonk meisje. Hij noemde haar by name en
by zyn weten was zij toen nog bloeiend ge
zond. Maar drie weken later was zy zoo
maar gestorven, zonder dat de dokter iets
van ziekte aan haar had kunnen bespeu
ren. En weer had hij diezelfde begrafenis,
krek zoo, maar nu werkelijk, in 't licht van
den ochtend gezien. Met dezelfde familie
leden en dezelfde dragers....
Willem verbaasde zich heel niet. Als kind
had hij vaker zulke verhalen gehoord,
Vooral van oudere menschen, die er niet
om zouden leugenen. Maar tegenwoordig
kwam dit zelden meer voor. Vooral met
gerie gebeurden er vroeger jaren wonder
baarlijke avonturen. Dat een voerman met
peerdenkar bijvoorbeeld ineens werd opge
tild en aan den kant van den weg neerge
zet. En dan: dat 't peerd plots uutgespan-
nen stond. Of dat een teeken was of zoo
iets? Meest overkwam 't juust de onver
schilligste menschen, die geloofden aan God
noch gebod. Zoo was er jaren geleden een
dokter op dorp geweest, een ruwe klant.
Op een nacht had hij met gerie een zieke be
zocht. Zy kwamen ervan terug, langs 't
kerkhof, toen in één ruk die bles met den
kop naar de tilbrie stond. De koetsier bleef
er tóch bie. Maar de dokter ging doodsbe
nauwd op den loop. Toen ie eindelijk nog
bevend kwam kieken, zag ie dat alle rie
men en singels van 't peerd losgegespt wa
ren heelemaal uutgespannen. Van ver
dere gevolgen had Willem toen niet ge
hoord.
Wel een anderen keer. Dat wist hij nog
best. Toen was Jouk-oom, ook een man die
heel aorig bie was, bie hun binnen komen
loopen en die had verteld van zijn oudsten
zoon: „noe heeft Gaart toch een grap be
leefd daar onder de bosch. Vanmiddag op
klaarlichten dag spant zich 't peerd voor
de karre zóó héélegaar los en komt er
dwars vóór te staan". Maar een weck later
hadden die schutten snachts op stroopers
gepast, óók onder de bosch. En ze hadden
daar al zóó vaak overnacht, dat de jongste
zoo maar gezegd had: „al kumt noe de
duvel, dan ga ik er op af". Voor den grap
was hij meteen de bosch ingestapt. Een
half uur duurde dat, dat die jonge katte-
beier maar niet terugkwam uit die don
kerte van tusschen de boomenToen
vermeenden zij, dat ze kermen heurden.
Krek op dezelfde plek, dat ze wisten dat
't gebeurd was met 't peerd van Gaart,
aan datzelfde wegje! En ze hadden een
voorgevoel, zóó angstig, dat ze er niet naar
toe durfden, die oudere jachtopzieners.
Maar toen de dag aankwam, vonden ze
er hun jongsten makker.... dood! En da's
waar gebeurd. Maar van lochtjes of al
dat gespoek, nee, daar had Willem in 't veld
nooit wat van vernomen.
,,'t Eenige geluid wat je hier hoort, dat
mag 's een vogel zijn. En by later zomer
dag, als die hei zoo mooi bleuit, dat aorige
gebrom van de bieën. Ik mag 't graag ver
nemen; 't klinkt zoo bedrievig. Maar de
schapen hebben er 'n hekel aan. Want 't zit
overal vol in die struken en er wordt er
licht een gestoken.... waar Tys?"
„Wel ja, Tijs speelt nog zoo graag, hé?
Hij is ook nog jong, meneer. Maar hy
weet 't al best, waar Tijs? dat hij er voor
is om de kudde bie elkaar te houden en den
goeden weg te wiezen. Als hij nu óók weer
wat ouder is, mag ie wel 's een beetje bie
ten, maar niet te hard wanneer ze on
willig zijn. Noe moet ie dien feilen bek
dicht houden want die jonge honden bie
ten gauw door.... Opgepast, Tijs als ie
dat niet afleert, dan breek ik 'm de slagtan
den af. Ja, ja, hij versteet me bestEn
'n muulkorf, daar heb ze te veel hinder
van in 't veld....
„Maar hoor je ze nu alweer blaten?
Nee, die bu boos weer, die daar opkomt,
kan de angst nog niet zijn. Voor die los
komt, ben ze lang weer op honk in 't schot.
Maar 't zijn de ooien, die naar hun lamme
tje verlangen. Kiek, daar stappen de eerste
al op huus aan, allemaal die pas gelamd
hebben. En 'n stuk of wat stappen er mee
voor de lol. De andere willen nog niet, die
zijn nog niet zat. Noe moet ik er vóór,
want als er wat komen, en alle ooien nog
niet, dan denken die lammeren in 't schot:
jóngens, daar bén de moers er weer, en
dan zijn er, die ben er nog niet.... Maar
Tijs is tóch wat snuffelig van den achter
middag. 'n Beste schaapshond is ie nog niet.
Eén is er op dorp, een opperbeste, als die
de schapen achter de dammen niet gauw
genoeg ziet, den klimt ie op z'n achterste
pootenKum, jou aap, Tys toch, malle
snuiter.... Jou leelijke deugeniet heeft
ie me daar weer 'n hazepoot in den bek.
Kum, voocuut, gé je er achter, maar je
bietbek dien hou'je bie je!"
Boven z'n blauwe trui met z'n ros-rooden
snoet liep Willem nu voor z'n lichtend
blanke koppel uit in den schyn van den
zonsondergang, die de donkere bar.k nog
niet had bereikt. Hij wist, dat 't tyd werd,
vóór de booze bui. Hy had ze geteld en ze
waren er weer. Dus ondernam hy tevreden
den langen, tragen tocht over 't veld terug
naar 't schot, waar de koppel weer veilig
binnen zou zijn by de lammetjes, als 't
stormweer geblazen zou zijn.
Nadruk verboden.-