Waar het recht
zijn loop heeft.
Kloppartij in de Tweede Kamer.
PARLEMENT
De kwestie der tandtechnici nu definitief
van de baan?
De Spaansche vluchtelingen.
GEMENGD NIEUWS.
Glimlachje
-Rechtbank ie Alkmaar
TWEEDE BLAD.
(Van onzen parlementairen medewerker)
Wel hadden we er al zoo'n voorgevoel
van gehad, dat er na een weigering van de
interpellatie-aanvrage van den heer Rost
van Tonningen over de zaak-Oss iets zou
gebeuren. Doch onze verwachtingen reikten
niet over de grenzen van wat tot nu toe
parlementair gebruik heet; de mogelijkheid
van ontzegging van den toegang tot het
Kamergebouw voor één dag inbegrepen,
want dezelfde afgevaardigde heeft in deze
parlementaire periode dit middel al één
keer op zich zien toepassen, (De communist
Louis de Visser heeft jaren geleden ook
eens daarmede kennis gemaakt, doch dat
lijkt al grijze oudheid geworden!)
Men zal zich dus onze verrassing en pijn
lijke verbazing kunnen voorstellen, toen het
doek na het door ons niet vreemd gevon
den einde van het eerste bedrijf niet viel
en de acteurs elkaar in de haren vlogen!
Het was niet zoo gemakkelijk van de
perstribune af te constateeren, wat er nu
eigenlijk precies voorviel.
Het voorspel verliep als volgt. De Kamer
nioest beslissen over het verzoek van den
heer Rost van Tonningen (n.s.b.) om vra
gen te mogen richten aan den minister van
Justitie met betrekking tot het spoedig we
der doen opnemen van de gestaakte en an
dere strafvervolgingen in de zaak van de
gewezen brigade der Kon. Marechaussee te
Oss, kort aangeduid met „de zaak-Oss".
De voorzitter, mr. van Schaik, stelde voor
dit verzoek n i e t toe te staan. Hij herinner
de aan de reeds in het vorige jaar gehou
den interpellatie van den heer Drop; aan
het verzoek der Kamer, dat de minister in
een nota nader op de zaak zou terugkomen
(waarmede werd gewacht totdat de zaken
van de marechaussees in hoogste instantie
waren behandeld); aan de instelling van de
Kamercommissie die de in Januari ontvan
gen ministerieele nota zou onderzoeken,
wélk onderzoek uiteraard minutieus zou
zijn en derhalve eenigen tijd zou vergen,
om een degelijke openbare behandeling te
waarborgen. Zou een interpellatie dit on
derzoek en deze wijze van behandeling
doorkruisen dan zou men geen deugdelijke
behandeling kunnen verwachten, hetgeen
ook niet in het belang van de zaak zelve
zou zijn. Op deze gronden adviseerde de
voorzitter aan de Kamer, het verzoek niet
toe te staan.
En toen kwam mr. Rost van Tonningen
aan 't woord. Hij wilde natuurlijk wel in-
terpelleeren en betoogde dat deze interpel
latie met het oog op de aanstaande verkie
zingen urgent was.
Urgent ook, om aan de zedelooze toestan
den in Oss een einde te maken. In dit ver
band gebruikte hij met betrekking tot de
r.k. geestelijkheid in Oss ontoelaatbare uit
drukkingen, zoodat de voorzitter zich ge
noodzaakt zag hem te waarschuwen eri tot
de orde te roepen. Even later moest de
voorzitter wederom ingrijpen, waarbij hij
hem voorhield, dat hij hem het woord zou
ontnemen als het betoog op die wijze door
ging.
Deze waarschuwing hielp echter met,
want dadelijk daarop had de heer Rost het
over „afgevaardigden die de wetten schen
den". Dat deed de maat overloopen en de
voorzitter ontnam hem het woord. Hetgeen
voor den interpellant-in spe geen beletsel
was om toch door te praten, of liever te
schreeuwen, want mr. van Schaik hanteer
de inmiddels met vervaarlijk lawaai den
hamer. En toen zat er niets anders op, dan
den heer Rost van Tonningen voor dien dag
van de vergadering uit te sluiten. En on
middellijk schorste de voorzitter de verga
dering.
Tot zoover was alles vrij normaal in
betrekkelijken zin dan verloopen. Maar
de heer Rost van Tonningen bleef staan,
Hulp aan Franco-Spanje. - Medege
deeld wordt, dat een comité is samengesteld,
dat beoogt het organiseeren en verleenen
van medische en hygiënische hulp aan Fran-
co-Spanje.
Al laat het zich aanzien, dat binnen kor
ten tijd de burgeroorlog in Spanje teneinde
loopt, de hulp aan de zoo zwaar getroffen
bevolking, welker ellende, zoodra de druk
van den oorlogstoestand geweken is, pas
duidelijk aan het licht zal treden, wordt
juist dan een eersten plicht van mensche-
Mjkheid.
Teneinde bij de organisatie dezer hulp
verleening leiding te geven, heeft zich een
comité gevormd, hetwelk zal optreden on
der den voorloopigen naam: „Comité me
dische en hygiënische hulp aan nationaal
Spanje".
De schilder A. Coert overleden. - Te
Soussa in Tunis is op 66-jarigen leeftijd ge
heel onverwacht overleden de heer A. Coert,
oud-directeur van het stedelijk museum „De
Lakenhall te Leiden en bekend schilder.
Anthony Coert werd geboren te Goede
reede op 14 December 1872. Als schilder
werkte hij onder leiding van Floris Verster.
s Zomers werkte hij op de Veluwe, terwijl
hij ook in Parijs veel schilderde.
in 1921 werd de heer Coert onder-direc-
teur en in 1931 directeur van het stedelijk
museum („De Lakenhal") te Leiden.
Clandestiene zender in beslag genomen.
- Door den radiocontroledienst der P.T.T. is
°P 28 Februari j.1. te 's-Gravenhage in de
Copernicusstraat, een clandestiene zender,
werkende in de amateurbanden, in beslag
genomen
waarop door de uitermate geprikkelde r.k.
leden als het ware in koor werd aangehe
ven: „Eruit!"
Op eens zagen we den heer Rost van Ton
ningen in de richting van den heer van der
Putt (r.k.) loopen, die hem iets toeriep, fn
de onmiddellijke nabijheid bevond zich ook
de heer Ruyter, eveneens van de r.k. frac
tie, die den heer Rost toegeroepen moet
hebben: „Landverrader". In het algemeene
tumult, dat inmiddels ontstaan was, hebben
wre dat niet gehoord. Maar wel zagen we
plotseling den heer Rost in handgemeen met
de heeren van der Putt en Ruyter. Een
heel kluwen Kamerleden stond daar op
eens te plukken en te trekken, boden snel
den toe en plukten mee. De griffier stoof
erheen en trachtte de vechtenden te schei
den. We zagen plotseling een der boden
van èen stoel of een bank op den rug van
den heer Woudenberg (n.s.b.) springen, die
met het hoofd vooruit een beweging maak
te in de richting van hen, die zijn „kame
raad" aanpakten. De heer van der Put.t
kreeg een opstopper in de maagstreek en
plofte terug in zijn bank. Een r.k. vuist, be
stemd voor mr. Rost van Tonningen,
schampte maar net af langs de kin van
een bode. Bij de glazen deur in den hoek,
het dichtst bij het spreekgestoelte, was een
dichte drom Kamerleden bezig den heer
Rost van Tonningen eruit te werken. Het
laatst wat we zagen was het vuurroods
hoofd van dezen afgevaardigde aan de
andere zijde van den drempel, want toen
kregen we het verzoek de perstribune.te
ontruimen; de gereserveerde en publieke
tribunes waren inmiddels al leeggeworden.
dank zij het optreden van boden en rijks-
veld wacht.
De lezing, welke de heer Rost van Ton
ningen aan het A.N.P. van het geval, na
melijk den uitroep van den heer Ruyter,
gegeven heeft, waarna hij op dezen afstoof,
stemt overeen met wat eenige leden ter
rechterzijde hebben gehoord.
Misschien dat het eindbedrijf zich in
rechtszaal afspeelt, want de vergadering
was inderdaad al geschorst, toen het woord
„landverrader" viel. Men weet, dat de heer
Rost van Tonningen voornemens was te
gen de r.k. afgevaardigde een aanklacht in
te dienen.
In elk geval bewijst dit geheele, nare
verloop van deze incidenten, dat de Kamer
leden door het optreden van de n.s.b., in
het bijzonder door dat van mr. Rost van
Tonningen, ten zeerste geprikkeld zijn en
dat in het bijzonder bij de r.k. leden het
evenwicht, tengevolge van de talrijke aan
vallen op personen en zaken, die hun dier
baar zijn, zeer labiel is geworden.
Moge dit feit voor beide partijen een
aanmaning zijn om voortaan meer zelfbe-
heersching te betrachter'
En hiermede kunnen we ons relaas over
het punt, dat niet op de agenda stond, be
sluiten. Alleen nog dit: mr. Rost van Tor.-
ningen is, nadat hij de zaal was uitgewerkt,
rustig uit het Kamergebouw vertrokken.
Het n.s.b.-initiatief-voorstel ver
worpen.
En nu nog iets over de zaken, welke gis
termiddag zijn afgedaan. Met het initiatief-
voorstel-de Marchant et d'Ansembourg tot
instelling van een benzinebelasting en af
schaffing van de andere belastingen op het
motorwegverkeer was het gauw afgeloo-
pen.
Nadat de heer Woudenberg (n.s.b.) nog
de voordeelen van de afschaffing van de
rijwielbelasting had aangeprezen en de heer
d'Ansembourg in tweeden termijn de Ka
mer bezworen had zijn voorstel aan te ne
men, werd dit verworpen; alleen de drie
nog overgebleven n.s.b.-ers stemden voor.
Een wijziging van de Postbegrooting voor
1937, waarbij de regeering 5.6 millioen voor
verhoogde afschrijving op de bedrijfsmid
delen, welke voor een te hooge boekwaarde
op de balans per 31 Dec. 1936 voorkwamen,
voorstelde en eveneens nog een bedrag van
l'A millioen wegens conversiewinst voor
een reserve voor koersverliezen van den
Postchequé- en girodienst wilde bestemmen,
gaf aanleiding tot een debat over het al of
niet gewenschte van reserveeringen door
dit staatsbedrijf. De heeren ir. Vos (s.d.),
IJsselmuiden (r.k.), de Marchant et d'An
sembourg en Faber (s.d.) achtten dergelijke
reserveeringen voor een staatsbedrijf dat
er zoo goed voorstaat overbodig, de heeren
Wagenaar (a.r.) en v. d. Waerden (s.d.)
konden zich met de motiveering van den
minister vereenigen; ook zij achtten die re
serves noodig. Het slot was, dat het ont
werp z.h.st. er door ging. Dat gebeurde ook
met een grenswijziging van de gemeenten
Schoonhoven en Bergambacht, waarover de
heer ter Laan (s.d.) nog een paar opmer
kingen maakte.
Tandtechnici.
En toen kregen we voor de zooveelste
maal een wetje ten behoeve van de tand
technici te behandelen.
Dit beoogt hen, die zijn toegelaten ge
weest tot het afleggen van het practisch
examen, bedoeld in de wet van 18 Mei
1929, doch niet aan dat examen hebben
deelgenomen of daarvoor niet zijn geslaagd
nog éénmaal in de gelegenheid te stellen om
van hun practische bekwaamheden te doen
blijken. Voorts wordt in dit ontwerp de
bevoegdheid van de tandheelkundigen na
der omschreven. Volgens art. 4 van het ont
werp zijn zij, die den titel van „Tandheel
kundige" mogen voeren, uitsluitend be
voegd: a. tot de toepassing van de tand
prothese; bij tot het verrichten van tand-
extracties; tot het maken van tandvullin-
gen en het verrichten van andere plaatse
lijke behandelingen der tanden, strekkende
tot hun behoud. Het aanwenden van plaat
selijke gevoelloosmakende middelen is hun
geoorloofd. Het is hun niet geoorloofd per
sonen beneden den leeftijd van zestien
jaar te behandelen.
Hiermede hebben we de hoofdzaken van
het ontwerpje aangegeven. Mevr. Bakker-
Nort (v.d.), de heeren Posthuma (c.d.u.),
van der Putt (r.k.) en ter Laan (s.d.) juich
ten de poging van minister Romme, om nu
eens een einde aan een „eindelooze" kwes
tie te maken van harte toe en zij zouden
zelfs wenschen dat de minister nog wat
verder was gegaan en ook nog twee groep
jes van tandtechnici, het eene van vier en
het tweede van 19 personen onder zijn
wetsvoordracht had begrepen. Dr. Vos
(lib.) was maar matig enthousiast en steun
de den minister eigenlijk meer omdat ook
hij naar het einde van deze kwestie ver
langde; daarom wilde hij genoemd viertal
ook nog op den koop toe nemen. Mevr. de
VriesBruins (s.d.), uit het oogunt van de
volksgezondheid altijd een tegenstandster
van toegeven aan de tandtechnici geweest,
zou ook nu tegenstemmen; mr. van Dijken
(a.r.), die de taak van dr. Beumer als wets-
zuiveraar en kampioen voor het handhaven
van de standing van regeering en parlement
schijnt te hebben overgenomen, zou tegen
stemmen; Kamer en regeering werden z.i.
door deze methode van wetgeving (nu eens
te veel tandtechnici vrijgelaten, dan weer
te weinig, enz.) tot een weinig fraaie figuur
gebracht.
Minister Romme verdedigde zijn wetje
op beleidvolle wijze en betoogde, dat het
juist in het belang van de volksgezondheid
was. Het zou hem nu de middelen in de
hand geven om met kracht tégen de werke
lijk onbevoegde tandheelkundigen op te
treden. Van verder uitbreiden wilde hij niet
weten, uit vrees van nieuwe tandtechnic.i-
kwestles op te roepen. Hij bleef dan ook
tegenover de amendementen van den heer
van der Putt, die de genoemde groepen van
vier en 19 tandtechnici alsnog tot het exa
men wilde toelaten, onverzettelijk. Om het
wetsontwerp niet in gevaar te brengen, trok
de voorsteller ze toen in.
Art. 1 werd met 60 tegen 19 stemmen
aangenomen. Tegen stemden de a.r., op de
heeren Smeenk- en Algera na, een viertal
s.d. en de heer d'Ansembourg.
Art. 4 (betreffende vastlegging van de
bevoegdheid) werd met 52 tegen 27, in een
i gemengde stemming, aangenomen, waarna
het ontwerp z.h.st. werd goedgekeurd met
aanteekening dat mevr. de Vries-Bruins
tegen was.
Hooge Raad.
Voor de afwisseling maakte de Kamer
daarna een voordracht op voor de vervul
ling van een vacature in den Hoogen Raad
ontstaan door het bedanken van dr. G. Kir
berger als raadsheer. No. 1 op de voor
dracht werd dr. G. v. d. Flier, raadsheer in
het Arnhemsche Hof; no. 2 prof. Losecaat
Vermeer te Amsterdam en no. 3 jhr. mr. A.
K. C. de Brauw, advocaat en procureur in
den Haag.
Daarop volgden een reeks kleine wets
ontwerpen, tegen twee waarvan (contin-
genteeringen van paarktën en slachtpaarden,
en van den invoer van vleesch) de heer
Dieters (n.s.b.) bezwaren inbracht, daar hij
de belangen van den landbouw en de vee
houderij benadeeld achtte; bij het laatste
ontwerp zeide de heer Weitkamp (c.h.)
soortgelijke bedenkingen te hebben. De mi
nister van economische zaken, mr. Steen-
berghe, beriep zich op handelspolitieke be
langen, welke dezen invoer (nochtans zeer
beperkt) noodig maakten, doordat wij den
tuinbouw-export door deze compensatie
kunnen bevorderen. Beide ontwerpen wer
den met de bekende aanteekening van ge
noemde heeren goedgekeurd.
De Spaansche vluchtelingen; geen
hulp van onze regeering.
Tenslotte behandelde de Kamer nog de
interpellatie-Wijnkoop over de al of niet
medewerking van Nederland aan voorzie
ning in den nood van de Spaansche kinde
ren en andere Spaansche vluchtelingen, dus
ook speciaal over het toelaten van die kin
deren in Nederland. Het was tegen half ze
ven, toen de Kamer aan deze interpellatie
begon. Veel belangstelling om aan het debat
deel te nemen was er niet. De interpellant,
die verklaarde tijdens de invasie van de
tienduizende Spaansche vluchtelingen in
het aan'de Pyreneeën grenzende deel van
Frankrijk te ?ijn geweest, hield een tref
fend betoog over het groote leed en de el
lende, welke door die ongelukkigen werd
en wordt geleden en formuleerde een vijf
tal vragen, doch hij kreeg van minister
Colijn, tot wien als minister van Algemeene
Zaken de vragen waren gericht, nul op het
request, of althans weinig méér. De minis
ter zeide, dat het zoo moeilijk was een
juist beeld van den toestand te krijgen.
Ook vroeg hij zich af of het noodig was
geweest voor de burgerbevolking om weg
te vluchten; hij wees erop, dat dagelijks 4 h
6000 personen weer naar Spanje terugkeer
den, zoodat het aantal achterblijvende
vluchtelingen vrij snel verminderde. Wij
kunnen onze grenzen voor die menSchen
niet ongelimiteerd openzetten, daar we ook
al meer dan 25.000 andere vluchtelingen
herbergen. België neemt ook geen Spaan
sche vluchtelingen op; het eenige wat de
Belgische regeering wil doen, is op haar
kosten een tehuis in Zuid-Frankrijk voor
een 400-tal kinderen inrichten. De regeering
acht het niet op haar weg liggen hulp te
bieden. Indien de omstandigheden zich
zouden wijzigen, zou zij op z'n hoogst zoo
ver als België willen gaan. Zij heeft ook
een bijdrage in natura geschonken aan het.
vluchtelingen-comité in Geneve. Zij was
derhalve niet voornemens Spaansche kinde
ren in Nederland tóe te laten.
De heeren Wijnkoop en Albarda (s.d.),
die reeds eerder schriftelijke vragen tot de
regeering over deze aangelegenheid hadden
gericht, voelden zich door dit antwoord
teleurgesteld, doch op een motie liep de in
terpellatie niet uit. De heer d'Ansembourg
haalde de politiek erbij (die de heer Wijn
koop grootendeels terzijde had gelaten) en
veroorloofde zich een dusdanige critiek op
de republikeinsche regeering en op den
steun van Moskou, dat de heer Albarda te
gen dezen „smaad en hoon", aan het dap
pere Spaansche volk aangedaan, opkwam.
Om ruim half acht was de agenda afge
werkt en ging de Kamer tot nadere bijeen
roeping uiteen; hetgeen wel na Paschen zal
worden.
in St. Panera* het geval is, dan is het par-
keerlicht voldoende om mee te rijden. Toe
vallig was een lantaarn uitgegaan en toen
verdachte, aanvankelijk met zijn kleine
verlichting doorrijdende, vond, dat het toch
wel wat te donker wua en daarom zijn groot
licht wilde inschakelen, botate hij tegen de
juffrouw aan. Feitelijk was verdachte de
dupe van een gebrek aan de straatverlich
ting. Bovendien hoorde de juffrouw op het
klinkerpad en niet op den rijweg, die ter
plaatse niet al te breed is. Ook betwistte
pleiter, dat een eenvoudige beenbreuk
zwaar lichamelijk letsel zou zijn en wan
neer dat niet zoo was, verviel de heele aan
klacht.
Pleiter, die 14 dagen hechtenis heel bar
vond, concludeerde tenslotte tot vrijspraak,
subsidiair een voorwaardelijke veroordee
ling.
Na uitvoerige re- en dupliek men be
steedde aan dit nogal bescheiden zaakje 2
uur tijds werd de uitspraak, evenals in
de andere zaken, bepaald op Dinsdag a.s.
COMMISSIONNAIR VERDUISTERDE
100.000 GULDEN.
Drie jaar geëischt.
Gisteren zette het Amsterdamsche ge
rechtshof de strafzaak voort tegen een
Amsterdamschen commissionnair in effec
ten, verdacht van verduistering van een
bealngrijk bedrag aan effecten, ten nadeeie
van een met hem bevriende familie.
De rechtbank had hem indertijd veroor
deeld tot anderhalf jaar gevangenisstraf,
van welk vonnis verd. in hooger beroep
kwam.
Voor het gerechtshof zijn verleden week
de getuigenverhooren gehouden,
uitvoerig requisitoir o.m. gezegd een
Gisteren heeft de proc.-generaal in een
strenge straf noodzakelijk te achten. Wan
neer men ziet welke zware straffen wor
den gegeven aan personen, die zich schul
dig maken aan diefstal van een rijwiel en
dit geval sprake is van verduistering, van
een vermogen van meer dan 100.0Ó0.
dan tusschen deze twee strafbare hande
lingen geen vergelijking te trekken.
Gezien de groote mogelijkheid, dat de
verdachten zich aan een eventueel door het
Hof op te leggen straf kan onttrekken,
vroeg spr. de gevangenneming van den
verdachte. Voorts requireerde spr. vernie
tiging van het vonnis van de rechtbank en
veroordeeling van den verdachte wegens
verduistering meermalen gepleegd en
wegens verduistering als commissionnair
tot een gevangenisstraf voor den tijd van
dr i e j a a r.
TEGEN OPROERIGE STUDENTEN
VIJFTIEN GULDEN BOETE GEEISCHT.
Op 17 November van het vorige jaar von
den te Arnhem ter gelegenheid van een
vergadering van den Neo-Malthusiaanschen
Bond ongeregeldheden plaats, welke veroor
zaakt werden door het optreden van een
honderdtal r.k. studenten uit Nijmegen, Wa-
geningen en Utrecht.
Deze studenten hadden zich tevoren van
kaarten voor deze bijeenkomst voorzien,
doch de meesten werden niet tot de zaal toe
gelaten. Slechts aan vier studenten gelukte
het binnen te komen, die na afloop van een
korte rede, uitgesproken door dr. Tuit, en
tijdens de vertooning van een film, luide
protestkreten uitten, doch die door de tal
rijk in de zaal aanwezige politie, werden
verwijderd.
De andere studenten hielden intusschen
een betooging in de binnenstad, waarbij
pamfletten werden uitgedeeld, een sanitas-
winkel met rotte vruchten werd besmeurd
en de étalageruit van een anderen sanitas-
winkel werd ingeworpen.
Gistermiddag hebben in verband met
deze ongeregeldheden zeven studenten voor
den Arnhemschen bijeenkomst terecht ge
staan.
Wegens het verstoren van de bijeenkomst
hadden zich de eerstgenoemde vier studen
ten te verantwoorden.
Allen bekenden zij, dat zij na de inlei
ding van dr. Tuit plotseling waren opge
staan en hadden geroepen: „Er uit met de
vuile Tuit". Een verdachte had ook geroe
pen: „Zoo tracht men ons volk te beder
ven".
De ambtenaar van het O. M., mr. dr. J.
C. Maris, vond het optreden van deze jonge
lui buitengewoon ergerlijk. De eenige ver
zachtende omstandigheid is, dat zij nog jong
zijn. Zij lijden aan een zekere zelfoverschat
ting van eigen denkbeelden, waardoor zij
zich nog niet de noodige zelfbsperking we
ten op te leggen, welke zij tegenover hun
medeburgers in acht moeten nemen.
Spr. eischte de veroordeeling van ieder
der vier verdachten tot 15 boete, subs, 10
dagen hechtenis.
De verdachten verklaarden niet de be
doeling te hebben gehad de bijeenkomst te
verstoren, doch slechts te hebben willen
protesteeren tegen de doeleinden van den
N.-M. bond.
Vonnis 8 Maart a.s.
je je om er op een damesfiets van
door te gaan?"
(Zitting van Dinsdag 28 Februari).
Een duur beursje.
Voor de Alkmaarsche rechtbank moest
Dinsdag terecht staan Halbe D., die een paar
jaar geleden tijdens een vergadering van
de vereeniging Het Mosterdzaadje in een
lokaliteit in de Olifantsteeg te Enkhuizen,
uit een mantel van mej. Walma een beursje
met 5 had gestolen. De mantel hing in de
garderobe.
De jongeman was niet verschenen en de
officier vorderde twee jaar gevangenisstraf,
door te brengen in de jeugdgevangenis.
Zelfs een bankdirecteur liep erin.
Een „handig" man was ongetwijfeld de te
Koedijk gewoond hebbende L. de B., die
zich in Augustus van het vorige jaar bij de
familie B. te Obdam vervoegde en zich aan
diende als een vriend van den zoon des
huizes. Hij deed een heel verhaal over een
motor-ongeluk dat hij had gehad en over
een inwendige kneuzing welke hij daarbij
waarschijnlijk had opgeloopen. Een dokter
had gezegd, dat er in Alkmaar van hem een
Röntgenfoto moest worden gemaakt, hetgeen
40 zou kosten. De brave menschen geloof
den hem, schoten hem vier tientjes voor en
verleenden den „vriend" van hun zoon
bovendien nog onderdak.
Later vervoegde de B. zich bij den direc
teur van de Landbouwbank te Alkmaar,
wien hij een postcheque toonde, z.g. voor
hem bestemd, maar welke nog niet betaal
baar was, omdat op het postkantoor te Alk
maar het advies nog niet binnen was. Hij
wist heel handig te praten en gedaan te
krijgen, dat hein op de cheque, welke ruim
300 groot was, een voorschot van 50
werd gegeven.
Later bleek, dat de postchèque, verzonden
door Th. Pauw uit Badhoevedorp, door hem
op een of andere manier was verduisterd en
dat hij zich voor den geadresseerde ten on
rechte had uitgeeven.
De officier, mr. v. d. Feen de Lille, vond
de B. een geroutineerde listeling, die zelfs
een bankdirecteur er in kon laten vliegen.
Omdat de B. reeds wegens een en ander feit
anderhalf jaar had uit te zitten, volstond de
officier met nu slechts een jaar gevangenis
straf te vorderen.
Een botsing in het donker.
De 20 jaar oude leerling-monteur uit Alk
maar, J. W., moest terecht staan, omdat hij
op 19 November van het vorig jaar op den
Bovenweg te Sint-Pancras, ter hoogte van
het raadhuis met zijn motorfiets in het
donker tegen mejuffrouw J. Bodev. d. Wiel
was aangereden, die daar rechts van den
weg liep te wandelen. De juffrouw sloeg
bewusteloos tegen den grond en kreeg een
enkelvoudige beenbreuk.
De jongeman, bijgestaan door mr. de
Groot, ontkende schuld te hebben. Hij had
slechts 20 a 25 K.M. per uur gereden en
geheel rechts gehouden. Als licht voerde hij
de stadslamp, omdat het tusschenlicht ver
blindende eigenschappen had. Op de plaats
van de aanrijding was de straatlantaarn
stuk, zoodat het er pikdonker was. Boven
dien had de juffrouw z.i. niet op den rijweg
moeten loopen maar op het anderhalve
meter breede voetpad langs den weg.
De gemeenteveldwachter D. de Boer zeide,
dat de motorfiets geheel in orde was. In
derdaad was op den bewusten avond de
straatlantaarn op de plaats van het ongeluk
stuk en was er voldoende ruimte langs den
rijweg om op te loopen, al was het niet persé
een voetpad.
De aangeredene vertelde, dat ze niet pre
cies wist, of ze op de klinkers had geloopen
dan wel op het asfalt van den rijweg. Het
was te donker om het te kunnen zien. Ze
zei nu weer goed in orde te zijn, al ging
het loopen niet zoo gemakkelijk.
De jonge arbeider Smit, die het ongeluk
had gezien, zeide, dat het niet druk was op
den weg en dat verdachte, geheel rechts
had gereden met een kalm gangetje. De
vrouw had hij door de duisternis niet kun
nen onderscheiden.
Brigadier Harder uit Amsterdam, ge-
tuige-deskundige, gaf als zijn meening,
dat het van verdachte niet verantwoord
was in een duisternis, als er toen in Sint
Pancras heerschte, met alleen maar een
parkeerlichtje te rijden. Een dergelijk licht
is veel minder dan van een behoorlijke
fietslamp.
Het requisitoir.
De officier oordeelde, dat men altijd met
een verlichting moet rijden, die de grootst
mogelijke veiligheid waarborgt. Dat had
verdachte niet gedaan. Bovendien moet men
er in Nederland rekening mee houden, dat
voetgangers veel op den rijweg loopen, hoe
wel in dit geval de aangeredene heel goed
rechts liep. Het ongeluk had vermeden
kunnen worden. Omdat de jongeman werk
loos is en zijn vader ook geen kapitalist is,
kon spr. geen geldboete vragen. De eisch
was daarom 14 dagen hechtenis en ontzeg
ging van de rijbevoegdheid voor den tijd
van 1 jaar.
Het pleidooi.
Mr. de Groot hield een uitvoerig pleidooi
en betoogde, dat hier feitelijk niet van een
misdrijf gesproken mocht worden. Hoog
stens was het een zaakje voor den kanton
rechter. Wanneer de weg verlicht is, zooals