et raadsel
WAS EN VAAT
VINDT BIJ PRESTO BAAT
Riverside Drive.
'Bmawland
PRESTO ZEEPPOEDER SLECHTS 5ct. PER PAK
JeuUieton
Ruim twee millioen voor
den tuinbouw.
Kosten N.O.-polder op
f 2600 per h.A. berekend.
S.s. „Aurora" door bom-
splinters getroffen.
Aanval gemunt op Franco-
mijnentegger.
„De toekomst der Ned.
Spoorwegen".
Pro!. Ooudriaan spreekt.
Minister van Boeyen over
passieve luchtbescher
ming.
Plaatselijke organisatie weldra
verplicht.
Wieringermeerbegrooting
voor 1939.
Ook kleine bedri]ven.
van
TWEEDE BLAD.
De Staatscourant van gisteravond
bevat een beschikking van den minister
van economische zaken, waarin be
paald wordt, dat uit het landbouw
crisisfónds aan hen, die als teler van
gewassen van den tuinbouw zijn aan
gesloten bij de stichting Nederlandsche
groenten- en fruitcentrale en op den
dag der uitkeering hun bedrijf nóg
uitoefenen, steun zal worden verleend
tot een bedrag van ten hoogste
2.100.000.
De steun zal worden verleend per
hoeveelheid producten, welke in een
telkens voor elk product aangegeven
tijdvak in 1937 of 1938 zijn geveild.
De steuntoeslag wordt niet verleend
op producten, welke administratief zijn
geveild, op contract zyn verkocht, af
wijkend van kwaliteit waren of op een
andere dan de verplichte veiling ge
veild.
Blijkens de memorie van antwoord inzake
het ontwerp van wet tot vaststelling van
de begrooting van inkomsten en uitgaven
van het Zuiderzeefonds voor 1939 is het nog
niet mogelijk reeds een inzicht te verkrij
gen omtrent de feitelijke kosten van de
droogmaking van den Noord-Oostelijken
polder; voorloopig kan slechts worden vast
gesteld, dat tot nu toe de kosten dooreen
genomen beneden de raming van 1935 blij
ven, De totale uitgaven voor de Wieringer-
meer kunnen op 100 millioen worden ge
steld.
Intusschen moet worden bedacht, dat een
belangrijk deel van het werk is uitgevoerd
in de periode van ernstige werkloosheid van
1930 af, zoodat de werkverruiming tot be
perking van den werkloosheidssteun heeft
bijgedragen en wel blijkens 'n daartoe op
gezette berekening tot 'n bedrag van rond
17 millioen. Wordt dit bedrag in mindering
gebracht, dan resteert ten laste van de
20.000 H.A. groote Wieringermeer een be
drag van 83 millioen of van 4150 per
bruto H.A.
Wanneer, gelijk de regeering deed bij de
overweging van de uitvoering van den
N.O.-polder, wordt aangenomen, dat bij een
kostprijs van ongeveer 2500 per bruto
H.A. aan de drooglegging geen te groot
'Yisicó voor den staat is verbohdep, zou het
tekort Op de Wieringermeer, voor zoover
dit niet economisch en sociaal direct ver
antwoord zou zijn te achten, op 33 millioen
gesteld moeten worden of op 1650 per
bruto H.A. en 1833 per H.A. cultuur
grond.
Dat de uitkomsten van de Wieringermeer
geen grondslag vormen voor verwachtingen
omtrent de volgende polders is bereids bij'
dèn N.O.-polder naar voren gekomen.
Blijkens het in den aanvang genoem
de overzicht der kosten is deze polder
begroot op 2600 per bruto H.A., welk
cijfer vergeleken moet worden met bet
genoemde bedrag van 4150 voor de
Wieringermeer.
Bij de Kon. Nederlandsche stoom
boot-maatschappij is gisteravond om
streeks kwart voor tien via Scheve-
ningen-haven een telegram van den
kapitein van de „Aurora" ontvangen,
waarin deze meldt, dat zijn schip werd
„aangevallen door zes vliegtuigen rood".
Hedenmorgen is echter bij de K. N.
S. M. tweede telegram ontvangen van
den gezagvoerder van de „Aurora"
luidende als volgt: „De Jupiter van
Franco hield ons aan, vandaar betrok
ken in aanval".
Hieruit blijkt dus, dat vliegtuigen
het gemunt hadden op dezen mijnleg-
ger van Franco's vloot, waarbij het
niet kon uitblijven dat ook het Neder-
lansche schip getroffen werd.
Boven- en onderbrug werden door bom-
splinters beschadigd. Niemand werd
gewond. Het schip zet zijn reis naar
Genua voort.
Reuterberichten.
Reuter berichtte gisteren van hetBritsche
ministerie van marine, dat het Nederland
sche s.s. „Aurora" S. O. S.-seinen had uitge
zonden, waarin gemeld werd, dat het schip
werd aangevallen.
De Britsche torpedobootjager „Ivan-
hoe" die op weg was van Palma de
Majorca naar Gibraltar, heeft toen
opdracht gekregen een onderzoek in te
stellen, doch voor deze bodem ter
plaatse, aankwam, bevond hij, dat de
„Jupiter", 'n mijnenlegger van de vloot
van Franco, de „Aurora" had gepraaid.
Later werd vernomen, dat men het
Nederlandsche schip had toegestaan
zijn reis naar Genua te vervolgen. De
aanval blijkt gemunt te zijn geweest
op de Jupiter.
Het gebeurde geschiedde op 26 mijl
Z. Z. O. van Palos.
Op den jaardag der Rotterdamsche Ka
mer van Koophandel heeft de president der
N.V. Ned. Spoorwegen, prof. dr. ir. J. Gou-
driaan, gister gesproken over „De toekomst
der Nederlandsche Spoorwegen".
Wie verwachtingen Over die toekomst wil
uitspreken moet beginnen met een analyse
van het heden en van het jongste verleden.
De bedrijfsresultaten der Nederlandsche
Spoorwegen over de laatste jaren zijn niet
rooskleurig. De verliezen over 1935, 1936 en
1937 beliepen resp. 28, 30 en 32 millioen.
Over 1938 zal het verlies vermoedelijk onge
veer 22,5 millioen zijn. Voor optimisme is
daardoor echter geen enkele reden. De
oogenschijnlijke verbetering van het Resul
taat is uitsluitend toe te schrijven aan de
financieele reorganisatie welke per 1 Jan.
1938 heeft plaats gevonden. Als gevolg van
de inkrimping gedurende de laatste tien jaar
is de leeftijdsopbouw van het spoorwegper
soneel zeer ongunstig.
De indruk, welke de gepubliceerde verlies-
saldi op de publieke opinie maken, acht spr.
voor het bedrijf hoogst ongunstig en be
drijfseconomisch gesproken hoogst onrecht
vaardig. De spoorwegen hebben de laatste
10 jaar onder moeilijke omstandigheden
moeten werken. Het moderne verkeer eischt
snelle en frequente verbindingen en het is
niet mogelijk deze langs de rail tot stand te
brengen, indien langs denzelfden rail ook de
stoptreinen moeten worden vervoerd met
hun veel geringere gemiddelde snelheid,
waarbij nog komt, dat de kleine stations
veelal op geruimen afstand liggen van de
bebouwing, zoodat het belang van spoorweg
bedrijf en publiek in dezelfde mate wordt
gediend, wanneer men dit verkeer over
draagt aan de bus. Het belangenconflict ont
staat eerst wanneer de bus, met de eerste
twee taken niet tevreden, zich voor een klei
ner of grooter deel tracht meester te maken
van het verkeer tusschen de spoorwegsta
tions.
Dat de spoorweg deze anti-economische
ontwikkeling niet uit eigen kracht kan be
strijden, is een gevolg van de zeer lage
tarieven der wilde bussen, die een veel
grooter aantal passagiers per bus-K.M. kun
nen bereiken.
Het is dit parasitaire wilde bussenvervoer,
dat alleen goedkooper is zoolang de spoor
nog rijdt en waarschijnlijk duurder dan het
spoorwegvervoer zal worden wanneer de
spoor wordt opgeheven (spr. toonde dit na
der aan), dat door de spoorwegen bestreden
wcrdt. Het spoorwegverkeer heeft er geen
belang bij om via dochterondernemingen het
autovervoer van personen ter hand te ne
men indien daar tegenover slechts de muur
vaste en duurzame zekerheid bestond, dat
het parasitaire deel van het busvervoer
radicaal werd onderdrukt.
Mocht deze zekerheid niet kunnen
worden verkregen aldus spr.
dan vrees ik, dat de directie der N. S.
in een tamelijk snel tempo voorstellen
zal moeten indienen tot rigoreuze in
krimping van het spoorwegnet.
Men mag het publiek niet in den waan
laten dat het duurzaam mogelijk zal zijn
beide middelen van vervoer in vrije con
currentie naast elkaar op een zelfde traject
op economische wijze te exploiteeren.
Het ingrijpen van den minister van jus
titie gedurende de periode van 5 tot 14 No
vember 1938 heeft uiterst interessant fei
tenmateriaal geleverd over de derving aan
inkomsten door de spoorwegen tengevolge
van het wilde-bus-verkeer. Op het traject
Amsterdam—Den Haag v.v. steeg de ver
koop van enkele reiskaarten en derde klasse
met meer dan 100 pet., het aantal retours
met 19 pet., tusschen Amsterdam en Utrecht
stegen de enkele reizen met ruim 35 pet.,
retours met 18 pet. op grond van deze cij
fers mag men veilig aannemen, dat de
spoorwegontvangsten op de aangetaste tra
jecten over het geheele land zijn gedaald
met minstens 25 pet., of tusschen de 6 en 10
millioen gulden.
Diverse maatregelen zijn in voorberei
ding, die kunnen worden samengevat in de
formule: grooter snelheid, grootere fre
quentie, kleinere eenheden.
Ten aanzien van de controle wil men
gaan in de richting van het Zwitsersche
stelsel, om niet alleen de ingangscontrole
maar ook de uitgangscontrölè op de sta
tions geheel op te heffen, wat echter slechts
bereikt'kan worden Wannéér alle rijtuigen
zijn voorzien Van op elkaar aansluitende
doorgangen.
Prof. Goudriaan .besprak uitvoerig den
achteruitgang van het goederenvervoer,
veroorzaakt door de economische crisis, 't
vervoer per vrachtauto door ondernemingen
zelf, het vervoer te water en het feit dat
men geen beschikking had over de vrijheid
in de vrachttarieven, die door het oude art.
31 van het spoorwegnet Zeer aan banden
was gelegd.
Voor de toekomst der Nederlandsche
spoorwegen is het volstrekt noodzakelijk,
dat zoo spoedig mogelijk de rentabiliteit
van het bedrijf wordt hersteld. De onder
gang van het Nederlandsche spoorwegbe
drijf zou een ontzaglijken terugval betee
nen in de evolutie van het geheele ver-
voersaparaat. Geen ander vervoermiddel
kan met de spoorwegen concurreeren voor
wat betreft vervoerskwaliteit, bedrijfsze
kerheid en veiligheid.
De directie van den N. S. beschouwt den
motor op den weg geenszins als haar vijand
maar veeleer als een bondgenoot.
ZES verschillende persen staan altijd klaar
voor
UW DRUKWERK.
DRUKKERIJ COS!ER.
ALKMAAKSUHt COURANT. TEL. 3320.
Door de Nederlandsche vereeniging voor
luchtbescherming worden enkele radio-voor
drachten gegeven over het vraagstuk der
luchtbescherming. De minister van binnen-
landsche zaken, de heer van Boeyen, heeft
gisteravond, ter inleiding van deze voor
drachten, een kort woord voor de microfoon
gesproken.
De minister zeide o.m., dat ons volk be
paalde uitnemende eigenschappen bezit en
dat een van die kenmerken is, dat het ge
meenschapszin heeft. De wetenschap, dat
deze eigenschap een kenmerk is van ons volk,
geeft een gevoel van veiligheid en zekerheid,
ook wanneer moeilijke omstandigheden
dreigen.
Die wetenschap kan echter ook ten ge
volge hebben, dat wij de gevaren, die ons
omringen, niet tijdig onderkennen, aldus de
minister.
Hierom is een planmatige werkverdeeling
t.a.v. de luchtbescherming noodzakelijk.
De passieve luchtbescherming valt in twee
stukken uiteen, de overheidsbescherming en
de zelfbescherming.
De wetgever en de regeering hebben meer
dan eens duidelijk uitgesproken, dat pas
sieve luchtbescherming een zaak is van over
heid en volk te samen. Een goed deel van
ons volk begint zijn verantwoordelijkheid
reeds te verstaan. Verwacht mag daarom
worden, dat de burgemeester nauwelijks een
beroep op art. 12 van de wet, betreffende de
bescherming van de bevolking tegen lucht
aanvallen, zullen behoeven te doen, waarin
hun deb evoegdheid is gegeven, een ieder
te verplichten, die medewerking te geven,
die zij noodig achten.
Ieder een taak.
Niettemin is het noodig breede krin
gen van ons volk er van te doordringen,
dat een ieder een taak heeft te ver
richten. Overheid en volk hebben beiden
een roeping.
De overheid zal, op grond van wettelijke
voorschriften, indien luchtaanvallen dreigen
o.m. zorg hebben te dragen voor de waar
schuwing en alarmeering van de bevolking.
De taak, die de politie, brandweer, genees
kundige- en reinigingsdienst hebben te ver
richten, dienen van tevoren behoorlijk ge
regeld te zijn. De organisatie van de hulp
diensten, als reddings- en ontsmettings-
ploegen, moeten tevoren onherroepelijk vast
staan. De verduisteringsmaatregelen dienen
in een oogwenk genomen te kunnen worden.
De opleiding van personeel is noodig. De
materiaal-voorziening eischt groote zorgen.
Doch ook het volk heeft een taak. Het dient
ervan doordrongen te worden, dat de zelf
bescherming, de bescherming van eigen huis,
niet alleen een moreele plicht is, doch ook
uit een oogpunt van zelfbehoud volstrekt
noodig is.
De minister achtte zelfbescherming in vele
opzichten mogelijk. De Néderlandsohe ver
eeniging voor luchtbescherming wijst in
dezen den weg. Zij geeft voorlichting, zij
geeft inlichtingen over de gevaren, die uit
luchtaanvallen voortvloeien, de gevolgen
daarvan en hoe deze te bestrijden.
„Gelukt het aller belangstelling voor deze
organisatie te wekken, gelukt het ook, dat de
locale overheid volstrekt hare roeping met
betrekking tot het vraagstuk van de passieve
luchtbescherming verstaat, staat het ook
vast, dat de centrale overheid de verplich
tingen, welke haar door de wet zijn opge
legd, vervult, en zij zal dat doen, dan zijn
alle krachten mobiel gemaakt, die, mits er
harmonische samenwerking bestaat, tot veel
in staat zijn".
Verplichte organisatie.
„Spoedig zal in de wettelijke voor
schriften worden neergelegd de plicht
van de burgemeesters om in alle ge
meenten een plaatselijke organisatie
van particulieren tot stand te brengen,
die een onderdeel zal zijn van de groote
organisatie van de Nederlandsche ver
eeniging".
Het uitgesproken doel van de plaatselijke
organisaties zal niet anders zijn dan die van
de landelijke vereeniging: voorlichting, het
leggen van het verband tusschen de werk
zaamheden van de burgerij en de overheids-
Jinnnlan PflC Jïlc 71111 t Q 51 Ir Wooff i
- «v. wtj
diensten. Pas als ieder zijn taak heeft, is een
sluitend geheel verkregen en zijn wij ver
antwoordelijk, aldus de minister. De centrale
overheid zal zich met betrekking tot het
van Hp TrnRsi'pvf* lurhthc»cnhot»»vs;v,~.
overneiu me* wcucivivijjg net
vraagstuk van de passieve luchtbescherming
van haar taak kwijten.
U wordt opgewekt, zoo besloot de mi
nister, wanneer binnen korten tijd bij mon
de van uw burgemeester u een oproep be
reikt, niet afzijdig te blijven. Zeg ja, wan
neer u gevraagd wordt om mede te dienen,
en wanneer tot u de roepstem uitgaat om uw
gemeenschapszin n u reeds te toonen, ver
leen volle medewerking aan de vorming van
de plaatselijke organisatie van particulieren.
Blijkens de memorie van antwoord In
zake het ontwerp van wet tot vaststelling
van de begrooting van inkomsten en uitga
ven van de rijksafdeeling van het openbaar
lichaam „de Wierigermeer" voor het dienst
jaar 1939, ontmoet het echter geen bezwaar
op gezette tijden mededeeling te doen van
de in de inpoldering gestoken kapitalen.
De bestuurscommissie.
De leden der bestuurscommissie werden
benoemd, nadat Ged. Staten, die in dit ver
band vooral als kenners van de streek moe
ten worden gezien, daarover hadden gead
viseerd.
Bij de samenstelling dier commissie,
die volgens het voorloopig verslag bij
de bevolking weinig bevrediging zou
hebben gewekt, is een zoo ruime
plaats aan bestuurders uit de bevolking
gegeven, als met het oog op de bijzon
dere taak van dat college mogelijk was.
De medewerking van de bevolking aan
de keuze van een deel der leden kende de
wet niet, omdat op dat tijdstip zeker niet
kon worden aangenomen, dat in de Wie
ringermeer reeds een stabiele bevolkings
gemeenschap was gegroeid.
Ook de minister is van meening, dat met
de instelling van een zelfstandige gemeente
niet langer moet worden gewacht dan noo
dig is.
Opgemerkt zij dat uiterlijk op den datum
waarop het gemeentelijk beheer aan het
openbaar lichaam „de Wieringermeer" zal
worden onttrokken het eigenaarsbeheer
van de staatseigendommen, dat thans aan
dat lichaam is opgedragen, terugkeert naar
den minister van financiën.
Blijkens het voorgaande moeten een aan
tal regelingen worden voorbereid alvorens
tot de instelling van een gemeente kan
worden overgegaan. Teneinde de tijdige
instelling daarvan te bevorderen, zal de
minister reeds thans met zijn ambtgenoo-
ten van financiën en van binnenlandsehe
zaken in overleg treden omtrent de voor
bereiding van die regelingen.
Kleine bedrijven.
De minister is ér zich evenwel van bë-:
wuat, dat de inpoldering behalve een latïd-
bouw-ecónomisch belang oök zooveel mo
gelijk een sociaal belang heeft te diénen.
Dit belang wordt bij de uitgifte van de
gronden ook geenszins uit het oog verloren,
hetgeen moge blijken uit het voornemen
om in 1939 en 1940, naast het reeds belang
rijke aantal uitgegeven kleinere bedrijven,
nog 100 bedrijfjes ter grootte van 8 tot 14
H.A. te verpachten.
Gedurende het tijdvak, dat het Jood-
sche werkkamp Nieuwesluis was open
gesteld (voorjaar 1934 tot en met 31
Dec. 1938) werden voor opleiding tot
beroep of ambacht 494 Joodsche uitge
wekenen opgenomen, waarvan er 269
na korter of langer verblijf in het kamp
vertrokken.
Van dit aantal keerden 24 leerlingen
naar Duitschland terug, terwijl de overige
245, na voltooiing hunner opleiding naar
verschillende landen vertrokken.
Zeldzaam jubileum. - Den lOen Maart
a.s. zal de heer P. Dijkstra te Sloten (Fr.)
den dag herdenken, waarop hein voor zestig
jaar als 16-jarig jongmensch de functie
werd opgedragen van organist aan de Ned.
Herv. Kerk aldaar.
Naar het Engelsch van Stanley Hart Page
34).
Garrison tilde zijn vrouw op en keerde
zich naar ons toe. ,Neen, dat niet!" zei hij.
„We gaan allemaal naar benedenKom,
liefste, houd je nu een beetje kalm. We
krijgen den brand wel gebluscht. Met een
paar minuten. Blijf je nu rustig bij Connie,
die voor jou en Gladys zorgen zal, tot wij
terug zijn. Dat gaat immers wel, Connie?"
„Ja, schiet maar op! Gauw wat!" riep
mevrouw Abbington.
Garrison zette zijn vrouw op een stoel
Hij rukte zich van haar los en rende de
kajuitstrap af, gevolgd door Flount en mij.
Beneden was de rook nog dikker gewor
den; Vaag zag ik in de verte een groepje
mannen. Dichterbij gekomen kon ik den
kapitein onderscheiden.
„Mooi zoo!" kuchte hij ,ons ziende. „Als
u deze menschen nu kunt aflossen! Ik durf
hen hier niet langer te laten. Ik heb drie
man met een slang door de machinekamer
gestuurd. Ik moet even zien hoe ze het ma
ken".
„Vorderen we iets?" vroeg Garrison.
„We blijven het vuur de baas. Als we er
drie slangen„Verder kon ik niet ver
staan en bereikte strompelend de ruimte,
waar de drie zeelui tegen het vuur streden.
Het was een nauwe ruimte, gedeeltelijk met
bagage gevuld. In den achterwand was een
gat geslagen. Een matroos spoot er door
heen. Een ander hakte een scheidingswand
weg. De derde hing buiten de patrijspoort
om even wat frissche lucht te krijgen.
„Geef mij die slang', schreeuwde ik te
gen den spuitgast. „Ga zelf wat frissche
lucht happen". De man gaf gewillig de
slang aan me over. Door het gat heen zag
ik vurigen rook en vlammen. Ik richtte den
waterstraal midden in het vuur. Flount
kwam met de bijl naast me staan. Maar hij
ging er onhandig mee om. Even later kwam
Garrison met nog een bijl. Maar de schei
dingswand was bijzonder stevig. Garrison
droop van het zweet, toen hij er eindelijk 'n
tweede gat ingehakt had.
„Probeer nu eens daar doorheen te spui
ten" schreeuwde hij aan mijn oor. Het ziet
er leelijk uit, hè?"
Ik knikte. Het gelukte me niet de slang
van het eene in het andere gat te krijgen,
zonder Flount een stortbad te bezorgen. Hij
keek me eve nijdig aan en ging dan door
met zijn werk. We spoten zooveel water
door het gat, dat ik vreesde, dat het schip
zou gaan zinken. Mijn longen dreigden te
barsten. Mijn adem floot door mijn lucht
pijp. Eindelijk nam Garrison de straalpijp
van me over.
„Ga even wat lucht happen. Ik heb het
net gedaan", zei hij.
Ik veegde de tranen uit mijn oogen,
wankelde naar een patrijspoort en stak
mijn hoofd naar buiten. Flount scheen
geen last van den rook te hebben. Hij
bleef doorwerken met zijn bijl. Na enkele
minuten was ik genoeg op adem om naar
Garrison terug te keeren.
„We zijn aan het winnen, Clark!" riep hij.
„Kijk, het dooft al!"
Hij had gelijk. Hoewel het ruim nog vol
rook hing, was de schrikwekkende gloed
aan de andere zijde van den wand vermin
derd. Nu zag ik, dat er ook van boven af
een straal water in het ruim neerdaalde.
„Daar staat King!" riep ik. „En onder
ons móeten ze ook aan het spuiten zijn.
Wonder dat het schip niet volloopt".
De door ons afgeloste matrozen kwamen
nu terug. We waren blij, dat zij het blus-
schingswerk van ons overnamen. Verblind
en snakkend naar adem strompelden we de
gang door.
„Laten we naar het dek gaan", hijgde
Garrison.
In den salon was het rustiger geworden.
Mevrouw Garrison was bedaard. Miss Dy-
keman was tot de conclusie gekomen, dat
het leven nog de moeite waard was. „Gar-
ry!" riep mevrouw Garrison, haar man om
den hals vallend. „Ik ben zoo blij, dat je
terug bent. Je gezicht is heelemaal zwart.
Ben je niet gewond?"
„Neen", antwoordde Garrison. „Maar ik
moet wat frissche lucht hebben".
„Laat hem maar gaan, Dot", zei me
vrouw Abbington. „De kapitein zegt ook,
dat de brand bijna gebluscht is. Is dat zoo
Garry?"
„Ja", -riep Garrison over zyn schouder en
snelde naar het dek.
We liepen kapitein Arnold bijna omver.
Hij stond namelijk vlak voor de deur naar
het sloependek omhoog te kijken. Hij her
stelde zijn evenwicht en keek nogmaals
verwonderd naar het sloependek.
„Wat is er aan de hand?" vroeg ik.
„Iemand zendt een radiogram uit", ant
woordde hij.
We luisterden even. Duidelijk hoorden
we het gesputter van den zender. Het toe
stel stond in een hut achter de brug. We
bleven luisteren, maar het gesputter hield
meteen op.
„Stuurt hij een S. O. S. bericht uit?"
vroeg Garrison.
„Niet op mijn bevel", antwoordde de ka
pitein. Ik heb er een uitgestuurd zoodra de
brand ontdekt was. En de marconist is be
nedén bezig met een brandslang, ten min
ste daar behoort hy te zijn. Hij is tevens
bootsman en ik denk niet dat hij mijn or
ders zou veronachtzamen".
Ik voelde me over dat radiobericht niet
op mijn gemak. „Drommels, ik moet weten
wie dat bericht uitstuurt!" riep ik uit,
„Dezen kant uit, meneer", zei de kapi
tein. „Dat is de kortste weg naar de brug"
We klauterden naar het sloependek. De
radiohut was vlak achter ons, maar de in
gang was aan den anderen kant. Ik zag
licht onder de deur uitkomen, toen ik er
met den kapitein vlakbij gekomen was.
Buiten de deur bleven we staan en keken
naar binnen. Met zijn rug naar ons toe
stond dr. Innes over tafel gebogen met
eenige papieren voor zich. Opeens keerde
hij zich om.
„En, mijnheer, wat voert u hier uit?"
vroeg de kapitein stroef.
Innes keek ons een oogenblik minzaam
aan. „Waar is de marconist heen?"
„Die staat beneden te blusschen", riep
Garrison. „Wat moet jij hier aan de radio,
Innes?"
„Pardon!" zei Innes, gekrenkt door den
toon van Garrison. „Wat is er tegen? Ik
hoorde de radio knetteren en kwam hier
heen om te hooren welke schepen zich met
ons in verbinding hadden gesteld. Maar er
was hier niemand. Ik heb net de berichten
gelezen, die hier staan aangeteekend".
Kapitein Arnold nam hem scherp op.
„Ik dacht, dat u aan het spuiten was in 't
ruim achter de machinekamer".
Innes fronste de wenkbrauwen steeds
somberder.
„Ik houd er niet van op die manier on
dervraagd te worden", zei hij met nijdig
flikkerende oogen. „Ik wil terstond toege
ven, dat ik het ruim heb helpen blusschen.
Waarom zou ik dat niet erkennen? Maar
ik kreeg mijn longen zoo vol rook, dat ik
hard behoefte had aan wat buitenlucht".
„U zegt dus, dat u die boodschap niet
afgezonden hebt?" vroeg ik.
Dr. Innes keek me nijdig aan. „Ik ver
moed, dat u als speurder optreedt, mijn
heer Clark", zei hij. „Natuurlijk heb ik
geen bericht afgronden. Ik kan met dit
malle ding niet eens overweg. Wilt u soms
nog iets meer weten?"
(Wordt vervolgd).