et raadsel WAS EN VAAT VINDT BIJ PRESTO BAAT Riverside Drive. 'Bmawland PRESTO ZEEPPOEDER SLECHTS 5ct. PER PAK JeuUieton Ruim twee millioen voor den tuinbouw. Kosten N.O.-polder op f 2600 per h.A. berekend. S.s. „Aurora" door bom- splinters getroffen. Aanval gemunt op Franco- mijnentegger. „De toekomst der Ned. Spoorwegen". Pro!. Ooudriaan spreekt. Minister van Boeyen over passieve luchtbescher ming. Plaatselijke organisatie weldra verplicht. Wieringermeerbegrooting voor 1939. Ook kleine bedri]ven. van TWEEDE BLAD. De Staatscourant van gisteravond bevat een beschikking van den minister van economische zaken, waarin be paald wordt, dat uit het landbouw crisisfónds aan hen, die als teler van gewassen van den tuinbouw zijn aan gesloten bij de stichting Nederlandsche groenten- en fruitcentrale en op den dag der uitkeering hun bedrijf nóg uitoefenen, steun zal worden verleend tot een bedrag van ten hoogste 2.100.000. De steun zal worden verleend per hoeveelheid producten, welke in een telkens voor elk product aangegeven tijdvak in 1937 of 1938 zijn geveild. De steuntoeslag wordt niet verleend op producten, welke administratief zijn geveild, op contract zyn verkocht, af wijkend van kwaliteit waren of op een andere dan de verplichte veiling ge veild. Blijkens de memorie van antwoord inzake het ontwerp van wet tot vaststelling van de begrooting van inkomsten en uitgaven van het Zuiderzeefonds voor 1939 is het nog niet mogelijk reeds een inzicht te verkrij gen omtrent de feitelijke kosten van de droogmaking van den Noord-Oostelijken polder; voorloopig kan slechts worden vast gesteld, dat tot nu toe de kosten dooreen genomen beneden de raming van 1935 blij ven, De totale uitgaven voor de Wieringer- meer kunnen op 100 millioen worden ge steld. Intusschen moet worden bedacht, dat een belangrijk deel van het werk is uitgevoerd in de periode van ernstige werkloosheid van 1930 af, zoodat de werkverruiming tot be perking van den werkloosheidssteun heeft bijgedragen en wel blijkens 'n daartoe op gezette berekening tot 'n bedrag van rond 17 millioen. Wordt dit bedrag in mindering gebracht, dan resteert ten laste van de 20.000 H.A. groote Wieringermeer een be drag van 83 millioen of van 4150 per bruto H.A. Wanneer, gelijk de regeering deed bij de overweging van de uitvoering van den N.O.-polder, wordt aangenomen, dat bij een kostprijs van ongeveer 2500 per bruto H.A. aan de drooglegging geen te groot 'Yisicó voor den staat is verbohdep, zou het tekort Op de Wieringermeer, voor zoover dit niet economisch en sociaal direct ver antwoord zou zijn te achten, op 33 millioen gesteld moeten worden of op 1650 per bruto H.A. en 1833 per H.A. cultuur grond. Dat de uitkomsten van de Wieringermeer geen grondslag vormen voor verwachtingen omtrent de volgende polders is bereids bij' dèn N.O.-polder naar voren gekomen. Blijkens het in den aanvang genoem de overzicht der kosten is deze polder begroot op 2600 per bruto H.A., welk cijfer vergeleken moet worden met bet genoemde bedrag van 4150 voor de Wieringermeer. Bij de Kon. Nederlandsche stoom boot-maatschappij is gisteravond om streeks kwart voor tien via Scheve- ningen-haven een telegram van den kapitein van de „Aurora" ontvangen, waarin deze meldt, dat zijn schip werd „aangevallen door zes vliegtuigen rood". Hedenmorgen is echter bij de K. N. S. M. tweede telegram ontvangen van den gezagvoerder van de „Aurora" luidende als volgt: „De Jupiter van Franco hield ons aan, vandaar betrok ken in aanval". Hieruit blijkt dus, dat vliegtuigen het gemunt hadden op dezen mijnleg- ger van Franco's vloot, waarbij het niet kon uitblijven dat ook het Neder- lansche schip getroffen werd. Boven- en onderbrug werden door bom- splinters beschadigd. Niemand werd gewond. Het schip zet zijn reis naar Genua voort. Reuterberichten. Reuter berichtte gisteren van hetBritsche ministerie van marine, dat het Nederland sche s.s. „Aurora" S. O. S.-seinen had uitge zonden, waarin gemeld werd, dat het schip werd aangevallen. De Britsche torpedobootjager „Ivan- hoe" die op weg was van Palma de Majorca naar Gibraltar, heeft toen opdracht gekregen een onderzoek in te stellen, doch voor deze bodem ter plaatse, aankwam, bevond hij, dat de „Jupiter", 'n mijnenlegger van de vloot van Franco, de „Aurora" had gepraaid. Later werd vernomen, dat men het Nederlandsche schip had toegestaan zijn reis naar Genua te vervolgen. De aanval blijkt gemunt te zijn geweest op de Jupiter. Het gebeurde geschiedde op 26 mijl Z. Z. O. van Palos. Op den jaardag der Rotterdamsche Ka mer van Koophandel heeft de president der N.V. Ned. Spoorwegen, prof. dr. ir. J. Gou- driaan, gister gesproken over „De toekomst der Nederlandsche Spoorwegen". Wie verwachtingen Over die toekomst wil uitspreken moet beginnen met een analyse van het heden en van het jongste verleden. De bedrijfsresultaten der Nederlandsche Spoorwegen over de laatste jaren zijn niet rooskleurig. De verliezen over 1935, 1936 en 1937 beliepen resp. 28, 30 en 32 millioen. Over 1938 zal het verlies vermoedelijk onge veer 22,5 millioen zijn. Voor optimisme is daardoor echter geen enkele reden. De oogenschijnlijke verbetering van het Resul taat is uitsluitend toe te schrijven aan de financieele reorganisatie welke per 1 Jan. 1938 heeft plaats gevonden. Als gevolg van de inkrimping gedurende de laatste tien jaar is de leeftijdsopbouw van het spoorwegper soneel zeer ongunstig. De indruk, welke de gepubliceerde verlies- saldi op de publieke opinie maken, acht spr. voor het bedrijf hoogst ongunstig en be drijfseconomisch gesproken hoogst onrecht vaardig. De spoorwegen hebben de laatste 10 jaar onder moeilijke omstandigheden moeten werken. Het moderne verkeer eischt snelle en frequente verbindingen en het is niet mogelijk deze langs de rail tot stand te brengen, indien langs denzelfden rail ook de stoptreinen moeten worden vervoerd met hun veel geringere gemiddelde snelheid, waarbij nog komt, dat de kleine stations veelal op geruimen afstand liggen van de bebouwing, zoodat het belang van spoorweg bedrijf en publiek in dezelfde mate wordt gediend, wanneer men dit verkeer over draagt aan de bus. Het belangenconflict ont staat eerst wanneer de bus, met de eerste twee taken niet tevreden, zich voor een klei ner of grooter deel tracht meester te maken van het verkeer tusschen de spoorwegsta tions. Dat de spoorweg deze anti-economische ontwikkeling niet uit eigen kracht kan be strijden, is een gevolg van de zeer lage tarieven der wilde bussen, die een veel grooter aantal passagiers per bus-K.M. kun nen bereiken. Het is dit parasitaire wilde bussenvervoer, dat alleen goedkooper is zoolang de spoor nog rijdt en waarschijnlijk duurder dan het spoorwegvervoer zal worden wanneer de spoor wordt opgeheven (spr. toonde dit na der aan), dat door de spoorwegen bestreden wcrdt. Het spoorwegverkeer heeft er geen belang bij om via dochterondernemingen het autovervoer van personen ter hand te ne men indien daar tegenover slechts de muur vaste en duurzame zekerheid bestond, dat het parasitaire deel van het busvervoer radicaal werd onderdrukt. Mocht deze zekerheid niet kunnen worden verkregen aldus spr. dan vrees ik, dat de directie der N. S. in een tamelijk snel tempo voorstellen zal moeten indienen tot rigoreuze in krimping van het spoorwegnet. Men mag het publiek niet in den waan laten dat het duurzaam mogelijk zal zijn beide middelen van vervoer in vrije con currentie naast elkaar op een zelfde traject op economische wijze te exploiteeren. Het ingrijpen van den minister van jus titie gedurende de periode van 5 tot 14 No vember 1938 heeft uiterst interessant fei tenmateriaal geleverd over de derving aan inkomsten door de spoorwegen tengevolge van het wilde-bus-verkeer. Op het traject Amsterdam—Den Haag v.v. steeg de ver koop van enkele reiskaarten en derde klasse met meer dan 100 pet., het aantal retours met 19 pet., tusschen Amsterdam en Utrecht stegen de enkele reizen met ruim 35 pet., retours met 18 pet. op grond van deze cij fers mag men veilig aannemen, dat de spoorwegontvangsten op de aangetaste tra jecten over het geheele land zijn gedaald met minstens 25 pet., of tusschen de 6 en 10 millioen gulden. Diverse maatregelen zijn in voorberei ding, die kunnen worden samengevat in de formule: grooter snelheid, grootere fre quentie, kleinere eenheden. Ten aanzien van de controle wil men gaan in de richting van het Zwitsersche stelsel, om niet alleen de ingangscontrole maar ook de uitgangscontrölè op de sta tions geheel op te heffen, wat echter slechts bereikt'kan worden Wannéér alle rijtuigen zijn voorzien Van op elkaar aansluitende doorgangen. Prof. Goudriaan .besprak uitvoerig den achteruitgang van het goederenvervoer, veroorzaakt door de economische crisis, 't vervoer per vrachtauto door ondernemingen zelf, het vervoer te water en het feit dat men geen beschikking had over de vrijheid in de vrachttarieven, die door het oude art. 31 van het spoorwegnet Zeer aan banden was gelegd. Voor de toekomst der Nederlandsche spoorwegen is het volstrekt noodzakelijk, dat zoo spoedig mogelijk de rentabiliteit van het bedrijf wordt hersteld. De onder gang van het Nederlandsche spoorwegbe drijf zou een ontzaglijken terugval betee nen in de evolutie van het geheele ver- voersaparaat. Geen ander vervoermiddel kan met de spoorwegen concurreeren voor wat betreft vervoerskwaliteit, bedrijfsze kerheid en veiligheid. De directie van den N. S. beschouwt den motor op den weg geenszins als haar vijand maar veeleer als een bondgenoot. ZES verschillende persen staan altijd klaar voor UW DRUKWERK. DRUKKERIJ COS!ER. ALKMAAKSUHt COURANT. TEL. 3320. Door de Nederlandsche vereeniging voor luchtbescherming worden enkele radio-voor drachten gegeven over het vraagstuk der luchtbescherming. De minister van binnen- landsche zaken, de heer van Boeyen, heeft gisteravond, ter inleiding van deze voor drachten, een kort woord voor de microfoon gesproken. De minister zeide o.m., dat ons volk be paalde uitnemende eigenschappen bezit en dat een van die kenmerken is, dat het ge meenschapszin heeft. De wetenschap, dat deze eigenschap een kenmerk is van ons volk, geeft een gevoel van veiligheid en zekerheid, ook wanneer moeilijke omstandigheden dreigen. Die wetenschap kan echter ook ten ge volge hebben, dat wij de gevaren, die ons omringen, niet tijdig onderkennen, aldus de minister. Hierom is een planmatige werkverdeeling t.a.v. de luchtbescherming noodzakelijk. De passieve luchtbescherming valt in twee stukken uiteen, de overheidsbescherming en de zelfbescherming. De wetgever en de regeering hebben meer dan eens duidelijk uitgesproken, dat pas sieve luchtbescherming een zaak is van over heid en volk te samen. Een goed deel van ons volk begint zijn verantwoordelijkheid reeds te verstaan. Verwacht mag daarom worden, dat de burgemeester nauwelijks een beroep op art. 12 van de wet, betreffende de bescherming van de bevolking tegen lucht aanvallen, zullen behoeven te doen, waarin hun deb evoegdheid is gegeven, een ieder te verplichten, die medewerking te geven, die zij noodig achten. Ieder een taak. Niettemin is het noodig breede krin gen van ons volk er van te doordringen, dat een ieder een taak heeft te ver richten. Overheid en volk hebben beiden een roeping. De overheid zal, op grond van wettelijke voorschriften, indien luchtaanvallen dreigen o.m. zorg hebben te dragen voor de waar schuwing en alarmeering van de bevolking. De taak, die de politie, brandweer, genees kundige- en reinigingsdienst hebben te ver richten, dienen van tevoren behoorlijk ge regeld te zijn. De organisatie van de hulp diensten, als reddings- en ontsmettings- ploegen, moeten tevoren onherroepelijk vast staan. De verduisteringsmaatregelen dienen in een oogwenk genomen te kunnen worden. De opleiding van personeel is noodig. De materiaal-voorziening eischt groote zorgen. Doch ook het volk heeft een taak. Het dient ervan doordrongen te worden, dat de zelf bescherming, de bescherming van eigen huis, niet alleen een moreele plicht is, doch ook uit een oogpunt van zelfbehoud volstrekt noodig is. De minister achtte zelfbescherming in vele opzichten mogelijk. De Néderlandsohe ver eeniging voor luchtbescherming wijst in dezen den weg. Zij geeft voorlichting, zij geeft inlichtingen over de gevaren, die uit luchtaanvallen voortvloeien, de gevolgen daarvan en hoe deze te bestrijden. „Gelukt het aller belangstelling voor deze organisatie te wekken, gelukt het ook, dat de locale overheid volstrekt hare roeping met betrekking tot het vraagstuk van de passieve luchtbescherming verstaat, staat het ook vast, dat de centrale overheid de verplich tingen, welke haar door de wet zijn opge legd, vervult, en zij zal dat doen, dan zijn alle krachten mobiel gemaakt, die, mits er harmonische samenwerking bestaat, tot veel in staat zijn". Verplichte organisatie. „Spoedig zal in de wettelijke voor schriften worden neergelegd de plicht van de burgemeesters om in alle ge meenten een plaatselijke organisatie van particulieren tot stand te brengen, die een onderdeel zal zijn van de groote organisatie van de Nederlandsche ver eeniging". Het uitgesproken doel van de plaatselijke organisaties zal niet anders zijn dan die van de landelijke vereeniging: voorlichting, het leggen van het verband tusschen de werk zaamheden van de burgerij en de overheids- Jinnnlan PflC Jïlc 71111 t Q 51 Ir Wooff i - «v. wtj diensten. Pas als ieder zijn taak heeft, is een sluitend geheel verkregen en zijn wij ver antwoordelijk, aldus de minister. De centrale overheid zal zich met betrekking tot het van Hp TrnRsi'pvf* lurhthc»cnhot»»vs;v,~. overneiu me* wcucivivijjg net vraagstuk van de passieve luchtbescherming van haar taak kwijten. U wordt opgewekt, zoo besloot de mi nister, wanneer binnen korten tijd bij mon de van uw burgemeester u een oproep be reikt, niet afzijdig te blijven. Zeg ja, wan neer u gevraagd wordt om mede te dienen, en wanneer tot u de roepstem uitgaat om uw gemeenschapszin n u reeds te toonen, ver leen volle medewerking aan de vorming van de plaatselijke organisatie van particulieren. Blijkens de memorie van antwoord In zake het ontwerp van wet tot vaststelling van de begrooting van inkomsten en uitga ven van de rijksafdeeling van het openbaar lichaam „de Wierigermeer" voor het dienst jaar 1939, ontmoet het echter geen bezwaar op gezette tijden mededeeling te doen van de in de inpoldering gestoken kapitalen. De bestuurscommissie. De leden der bestuurscommissie werden benoemd, nadat Ged. Staten, die in dit ver band vooral als kenners van de streek moe ten worden gezien, daarover hadden gead viseerd. Bij de samenstelling dier commissie, die volgens het voorloopig verslag bij de bevolking weinig bevrediging zou hebben gewekt, is een zoo ruime plaats aan bestuurders uit de bevolking gegeven, als met het oog op de bijzon dere taak van dat college mogelijk was. De medewerking van de bevolking aan de keuze van een deel der leden kende de wet niet, omdat op dat tijdstip zeker niet kon worden aangenomen, dat in de Wie ringermeer reeds een stabiele bevolkings gemeenschap was gegroeid. Ook de minister is van meening, dat met de instelling van een zelfstandige gemeente niet langer moet worden gewacht dan noo dig is. Opgemerkt zij dat uiterlijk op den datum waarop het gemeentelijk beheer aan het openbaar lichaam „de Wieringermeer" zal worden onttrokken het eigenaarsbeheer van de staatseigendommen, dat thans aan dat lichaam is opgedragen, terugkeert naar den minister van financiën. Blijkens het voorgaande moeten een aan tal regelingen worden voorbereid alvorens tot de instelling van een gemeente kan worden overgegaan. Teneinde de tijdige instelling daarvan te bevorderen, zal de minister reeds thans met zijn ambtgenoo- ten van financiën en van binnenlandsehe zaken in overleg treden omtrent de voor bereiding van die regelingen. Kleine bedrijven. De minister is ér zich evenwel van bë-: wuat, dat de inpoldering behalve een latïd- bouw-ecónomisch belang oök zooveel mo gelijk een sociaal belang heeft te diénen. Dit belang wordt bij de uitgifte van de gronden ook geenszins uit het oog verloren, hetgeen moge blijken uit het voornemen om in 1939 en 1940, naast het reeds belang rijke aantal uitgegeven kleinere bedrijven, nog 100 bedrijfjes ter grootte van 8 tot 14 H.A. te verpachten. Gedurende het tijdvak, dat het Jood- sche werkkamp Nieuwesluis was open gesteld (voorjaar 1934 tot en met 31 Dec. 1938) werden voor opleiding tot beroep of ambacht 494 Joodsche uitge wekenen opgenomen, waarvan er 269 na korter of langer verblijf in het kamp vertrokken. Van dit aantal keerden 24 leerlingen naar Duitschland terug, terwijl de overige 245, na voltooiing hunner opleiding naar verschillende landen vertrokken. Zeldzaam jubileum. - Den lOen Maart a.s. zal de heer P. Dijkstra te Sloten (Fr.) den dag herdenken, waarop hein voor zestig jaar als 16-jarig jongmensch de functie werd opgedragen van organist aan de Ned. Herv. Kerk aldaar. Naar het Engelsch van Stanley Hart Page 34). Garrison tilde zijn vrouw op en keerde zich naar ons toe. ,Neen, dat niet!" zei hij. „We gaan allemaal naar benedenKom, liefste, houd je nu een beetje kalm. We krijgen den brand wel gebluscht. Met een paar minuten. Blijf je nu rustig bij Connie, die voor jou en Gladys zorgen zal, tot wij terug zijn. Dat gaat immers wel, Connie?" „Ja, schiet maar op! Gauw wat!" riep mevrouw Abbington. Garrison zette zijn vrouw op een stoel Hij rukte zich van haar los en rende de kajuitstrap af, gevolgd door Flount en mij. Beneden was de rook nog dikker gewor den; Vaag zag ik in de verte een groepje mannen. Dichterbij gekomen kon ik den kapitein onderscheiden. „Mooi zoo!" kuchte hij ,ons ziende. „Als u deze menschen nu kunt aflossen! Ik durf hen hier niet langer te laten. Ik heb drie man met een slang door de machinekamer gestuurd. Ik moet even zien hoe ze het ma ken". „Vorderen we iets?" vroeg Garrison. „We blijven het vuur de baas. Als we er drie slangen„Verder kon ik niet ver staan en bereikte strompelend de ruimte, waar de drie zeelui tegen het vuur streden. Het was een nauwe ruimte, gedeeltelijk met bagage gevuld. In den achterwand was een gat geslagen. Een matroos spoot er door heen. Een ander hakte een scheidingswand weg. De derde hing buiten de patrijspoort om even wat frissche lucht te krijgen. „Geef mij die slang', schreeuwde ik te gen den spuitgast. „Ga zelf wat frissche lucht happen". De man gaf gewillig de slang aan me over. Door het gat heen zag ik vurigen rook en vlammen. Ik richtte den waterstraal midden in het vuur. Flount kwam met de bijl naast me staan. Maar hij ging er onhandig mee om. Even later kwam Garrison met nog een bijl. Maar de schei dingswand was bijzonder stevig. Garrison droop van het zweet, toen hij er eindelijk 'n tweede gat ingehakt had. „Probeer nu eens daar doorheen te spui ten" schreeuwde hij aan mijn oor. Het ziet er leelijk uit, hè?" Ik knikte. Het gelukte me niet de slang van het eene in het andere gat te krijgen, zonder Flount een stortbad te bezorgen. Hij keek me eve nijdig aan en ging dan door met zijn werk. We spoten zooveel water door het gat, dat ik vreesde, dat het schip zou gaan zinken. Mijn longen dreigden te barsten. Mijn adem floot door mijn lucht pijp. Eindelijk nam Garrison de straalpijp van me over. „Ga even wat lucht happen. Ik heb het net gedaan", zei hij. Ik veegde de tranen uit mijn oogen, wankelde naar een patrijspoort en stak mijn hoofd naar buiten. Flount scheen geen last van den rook te hebben. Hij bleef doorwerken met zijn bijl. Na enkele minuten was ik genoeg op adem om naar Garrison terug te keeren. „We zijn aan het winnen, Clark!" riep hij. „Kijk, het dooft al!" Hij had gelijk. Hoewel het ruim nog vol rook hing, was de schrikwekkende gloed aan de andere zijde van den wand vermin derd. Nu zag ik, dat er ook van boven af een straal water in het ruim neerdaalde. „Daar staat King!" riep ik. „En onder ons móeten ze ook aan het spuiten zijn. Wonder dat het schip niet volloopt". De door ons afgeloste matrozen kwamen nu terug. We waren blij, dat zij het blus- schingswerk van ons overnamen. Verblind en snakkend naar adem strompelden we de gang door. „Laten we naar het dek gaan", hijgde Garrison. In den salon was het rustiger geworden. Mevrouw Garrison was bedaard. Miss Dy- keman was tot de conclusie gekomen, dat het leven nog de moeite waard was. „Gar- ry!" riep mevrouw Garrison, haar man om den hals vallend. „Ik ben zoo blij, dat je terug bent. Je gezicht is heelemaal zwart. Ben je niet gewond?" „Neen", antwoordde Garrison. „Maar ik moet wat frissche lucht hebben". „Laat hem maar gaan, Dot", zei me vrouw Abbington. „De kapitein zegt ook, dat de brand bijna gebluscht is. Is dat zoo Garry?" „Ja", -riep Garrison over zyn schouder en snelde naar het dek. We liepen kapitein Arnold bijna omver. Hij stond namelijk vlak voor de deur naar het sloependek omhoog te kijken. Hij her stelde zijn evenwicht en keek nogmaals verwonderd naar het sloependek. „Wat is er aan de hand?" vroeg ik. „Iemand zendt een radiogram uit", ant woordde hij. We luisterden even. Duidelijk hoorden we het gesputter van den zender. Het toe stel stond in een hut achter de brug. We bleven luisteren, maar het gesputter hield meteen op. „Stuurt hij een S. O. S. bericht uit?" vroeg Garrison. „Niet op mijn bevel", antwoordde de ka pitein. Ik heb er een uitgestuurd zoodra de brand ontdekt was. En de marconist is be nedén bezig met een brandslang, ten min ste daar behoort hy te zijn. Hij is tevens bootsman en ik denk niet dat hij mijn or ders zou veronachtzamen". Ik voelde me over dat radiobericht niet op mijn gemak. „Drommels, ik moet weten wie dat bericht uitstuurt!" riep ik uit, „Dezen kant uit, meneer", zei de kapi tein. „Dat is de kortste weg naar de brug" We klauterden naar het sloependek. De radiohut was vlak achter ons, maar de in gang was aan den anderen kant. Ik zag licht onder de deur uitkomen, toen ik er met den kapitein vlakbij gekomen was. Buiten de deur bleven we staan en keken naar binnen. Met zijn rug naar ons toe stond dr. Innes over tafel gebogen met eenige papieren voor zich. Opeens keerde hij zich om. „En, mijnheer, wat voert u hier uit?" vroeg de kapitein stroef. Innes keek ons een oogenblik minzaam aan. „Waar is de marconist heen?" „Die staat beneden te blusschen", riep Garrison. „Wat moet jij hier aan de radio, Innes?" „Pardon!" zei Innes, gekrenkt door den toon van Garrison. „Wat is er tegen? Ik hoorde de radio knetteren en kwam hier heen om te hooren welke schepen zich met ons in verbinding hadden gesteld. Maar er was hier niemand. Ik heb net de berichten gelezen, die hier staan aangeteekend". Kapitein Arnold nam hem scherp op. „Ik dacht, dat u aan het spuiten was in 't ruim achter de machinekamer". Innes fronste de wenkbrauwen steeds somberder. „Ik houd er niet van op die manier on dervraagd te worden", zei hij met nijdig flikkerende oogen. „Ik wil terstond toege ven, dat ik het ruim heb helpen blusschen. Waarom zou ik dat niet erkennen? Maar ik kreeg mijn longen zoo vol rook, dat ik hard behoefte had aan wat buitenlucht". „U zegt dus, dat u die boodschap niet afgezonden hebt?" vroeg ik. Dr. Innes keek me nijdig aan. „Ik ver moed, dat u als speurder optreedt, mijn heer Clark", zei hij. „Natuurlijk heb ik geen bericht afgronden. Ik kan met dit malle ding niet eens overweg. Wilt u soms nog iets meer weten?" (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 6