et raadsel
Nieuwe wegeriverkeersbeschikking
verschenen.
Riverside Drive.
Binnenland
Laatste uitvoeringsbepalingen.
2tu#*9,
fi&f 0
Datum van in werking treden
nog niei bekend.
Acht verschillende
rijbewijzen.
Reglement van orde moet
gewijzigd worden.
Ordeverstoring door n.s.b.ers dient
te worden voorkomen.
Eind Februari 395.782
werkzoekenden.
JmiUelm
van
TWEEDE BLAD.
2.
m
DKW
Nadat in September 1935 een nieuwe
wet inzake het verkeer op den weg, de
z.g. Wegenverkeerswet tot stand was
gebracht, diendén nog de uitvoerings
bepalingen te worden astgesteld, alvo
rens de wet ook in werking zou kunnen
treden.
Thans is de Wegenverkeersbeschik-
king als bijlage tot de Staatscourant
verschenen. De datum van het in wer
king treden der nieuwe verkeersregels
is nog niet bekend gemaakt.
Enkele der belangrijkste nieuwe bepalin
gen laat de K.N.A.C, in het kort hieronder
volgen:
Koplampen. Alle koplampen moe
ten direct worden voorzien van gloeipeertjes
met hulpspiraal, welke door een napje is
afgeschermd. Met ingang van 1 Januari 1943
moeten alle koplampen van een goedge
keurd soort zijn (met rijkskeur) behalve de
koplampen van auto's die na 31 December
1938 zijn ingevoerd of hier te lande worden
vervaardigd. Deze moeten direct van een
goedgekeurde soort (met rijkskeur) zijn.
Na 1 Januari 1942 mogen ook alleen goed
gekeurde gloeilampjes in de koplichten wor
den gebruikt.
Motorrijwielen met een cylinderinhoud
van 60 cm3 of minder behceven geen goed
gekeurde koplampen of gloeilampen te ge
bruiken.
Motorcarriers mogen twee koplichten van
ongelijke verlichtingssterkte hebben. Het
licht met de grootste verlichtingssterkte moet
met ingang van 1 Januari 1942 van een
goedgekeurde soort zijn en met een goedge
keurde gloeilamp worden gebruikt. Ook hier
geldt, dat na 31 December 1938 ingevoerde
of hier vervaardigde motorrijtuigen reeds
terstond van een goedgekeurde soort moe
ten zijn.
Richt ingwij z e r s. Als tweede
stel richtingaanwijzers mag in den vervolge
ook gebruik worden gemaakt van vaste, te
verlichten, pijlen aan de achterzijde of knip
perlichten (clignoteurs). Bestuurders van
motorrijwielen mogen hun voornemen tot
verandering van .-ichting aangeven door
vaste, te verlichten pijlen aan voor- en
achterzijde van het motorrijwiel.
Nummers. De kenteekens der motor
rijtuigen zullen bestaan uit twee letters en
ten hoogste vier cijfers. De cijfers in groe
pen van twee.
Parkeeren. De handrem wordt
voortaan parkeerrem genoemd. De rem-
eischen voor deze rem zijn iets verminderd.
Geluidssignalen. De minimum
sterkte van geluidssignalen is gebracht van
75 op 70 decibel. Het maximum van 95 op 90
decibel. Het maximaal geluid dat een rijdend
of met werkenden motor stilstaand motor
rijtuig mag voortbrengen is gekomen van 85
op 80 decibeL
Kenteeken rijden met aan-
hangwagen(s). Motorrijtuigen die een
aanhangwagen voorttrekken moeten zoo
mogelijk bovenop en anders aan de voor
zijde van het trekvoertuig een bij avond ver
licht kenteeken hebben, bestaande uit een
gelen driehoek op een blauw veld.
Ontheffing maximum snel
heid. Wegen oinnen bebouwde kommen
waarvoor het algen eene maximum snel
heidsgebod van 45 KM/h niet geldt, worden
aangeduid door vierkante blauwe borden
met in witte letters het woord „bebouwde
kom".
Aanduiding „Ei n d e v o o r-
r a n g". Het einde van een voorrangsweg
wordt aangeduid door het vierkante bordje
met oranje middenveld als in gebruik om
een voorrangsweg aan te duiden, doch thans
met een zwarte balk er doorheen.
Aanduiding „Autowe g". Er
komt een nieuw bord „Autoweg" bestaande
uit een rond blauw bord met een wit figuur
tje van een auto. De beteekenis van dit bord
is, dat de betreffende weg gesloten is voor
rijwielen, wagens, rij- en trekdieren en vee
en dat voor de hoofdrijbaan een stopverbod
geldt.
Halve stationneer- en stop
verboden. De wet kent reeds borden,
waarbij het parkeeren voor slechts een
zijde van den weg verboden werd. Overeen
komstige borden komen er thans voor de
stationneer- en stopverboden.
Parallelwegen in 2 rich
tingen berijdbaar. Om onnoodig
oversteken van sneiverkeerswegen te voor
komen, zullen verschillende parallelwegen
en rijwielpaden ook al zijn ter weerszij
den van de hoofdverkeersbaan zulke wegen
gelegen voor het verkeer in twee rich
tingen worden opengesteld. Zulks wordt dan
aangeduid door rechthoekige blauwe bor
den met in witte letters het opschrift „in
rijden toegestaan" (voor alle verkeer) of
„inrijden voor wielrijders toegestaan" (al
leen voor rijwielen).
Hoogte en plaats der ver
keersborden. Voor de hoogte der
verkeersborden is thans slechts een maxi
mum gegeven, terwijl een aanbeveling is
opgenomen lage plaatsing toe te passen. (De
K.N.A.C. kwam aan de hand van practische
proeven tot een gewenschie hoogte van 0,75
m voor de onderzijde van het bord indien
aangebracht buiten bebouwde kommen).
Er worden meer uitvoerige richtlijnen
gegeven omtrent de plaatsing van borden
bfj tijdelijke omleggingen en bij werken in
uitvoering. Een verbod of gebod voor een
weg moet na iederen zijweg door een bord
van normale grootte werden herhaald.
R ij b e w ij z e n. Er komen 8 soorten
rijbewijzen t.w.:
1. Voor motorrijwielen zonder zijspan.
2. Voor motorrijwielen met of zonder
zijspan.
3. Voor motorrijtuigen op 3 wielen, uit
gezonderd motorrijwielen met zijspan en
motorrijtuigen, a) ingericht voor het
vervoer van meer dan 7 personen, b)
bestemd of gebezigd voor het vervoer
van personen tegen vergoeding, c) in
gericht voor het vervoer van goederen,
d) waardoor een aanhangwagen, geen
kampeer- of kofferwagen zijnde, wordt
voortbewogen.
4. Voor motorrijtuigen op 3 wielen,
anders dan genoemd onder 2 en 3.
5. Voor motorrijtuigen op 4 of meer
wielen met een eigen gewicht van ten
hoogste 3500 kg, voorzien van luchtban
den en niet behoorende tot de onder 2
van a—d genoemde motorrijtuigen.
6. Voor motorrijtuigen op 4 of meer wie
len met een eigen gewicht van ten
hoogste 3500 kg, voorzien van luchtban
den, met uitzondering van voertuigen
ingericht voor vervoer van meer dan 7
personen, van samenstellen van trekker
en oplegger en van voertuigen die een
aanhangwagen voorttrekken (geen kam
peer- of kofferwagens zijnde).
7. Voor motorrijtuigen op 4 of meer wie
len, voor zoover niet genoemd onder 5
en 8.
8 Voor motorrijtuigen, die aan bepaalde,
in verband met een lichamelijk gebrek
van den bestuurder, noodzakelijke in
het bewijs omschreven, eischen voldoen.
De kosten voor de rijbewijzen zullen nader
worden bepaald. Ingevolge de Wegenver
keerswet zijn de rijbewijzen 5 jaar geldig.
Medische keuring. Voor het ver
krijgen van een rijbewijs is een medische
keuring vereischt, door een anderen arts
dan den huisarts. Er is een uitgebreide lijst
samengesteld van minimum eischen op
medisch terrein.
Enkele normale eischen zijn als volgt:
Minimum gezichtsscherpte met beide
oogen 3/4 (na correctie met ten hoogste
6 of -j- 6) met een minimum van 1/10
op het slechtste oog.
Huoren van fluisterstem op 4 M. af
stand door de beide ooren samen,
Eenzijdige totale doofheid veroorzaakt
geen ongeschiktheid mits t andere oor
de fluisterstem op 4 M. verstaat.
Voor bestuurders van autobussen, touring
cars, vrachtauto's en auto's met aanhang
wagens gelden zwaardere medische eischen
dan voor anderen. In sommige gevallen kan
een specialistisch onderzoek vereischt wor
den, Tegen een afwijzende medische ver
klaring kan men in beroep komen bij den
minister van Waterstaat,
Examen voor rijvaardigheid.
In de beschikking is een uitvoerige lijst op
genomen aan welke eischen men voor het
theoretisch en practisch examen moet kun
nen voldoen. De duur van het examen
wordt bepaald op ten minste 45 minuten,
waarvan ten minste 15 minuten voor het
theoretisch gedeelte.
Oude rijbewijzen geldig. Zij,
die reeds in het bezit van geldige rijbewijzen
of van rijbewijzen niet ouder dan 5 jaar,
waarvan alleen de geldigheidsduur is ver-
loopen, behoeven geen keuring of rijvaar-
digheidsproef te ondergaan.
Voor rijbewijs 1 is een oud rijbewijs b
vereischt, voor de overige rijbewijzen een
oud rijbewijs a.
Nochtans kan altijd nog een nieuwe rij-
vaardigheidsproef worden vereischt, indien
er reden is om aan te nemen, dat de aan
vrager van een rijbewijs niet aan de ge
stelde eischen van geschiktheid en be
kwaamheid voldoet.
Voorloopige oefenvergun
ning. Bestuurders van motorrijtuigen op
2 of 3 wielen, kunnen voorloopige oefen
vergunning voor 30 dagen Krijgen van den
burgemeester van hun, woonplaats. Deze
vergunning geldt alleen voor speciaal aan
gewezen wegen en voor. voertuigen, waarbij
besturen onder toezicht niet mogelijk is.
- JVy - -
V o e r t u ig b e wij z en. De opgave van
een nummer voor een motorrijtuig geschiedt
voortaan door afgifte van een voertuig-
bewijs door den inspécteur-generaal van het
verkeer. Het voertuigbewijs wordt niet af
gegeven dan wanneer blijkt, dat het voer
tuig aan bepaalde eischèn voldoet en hier
te lande is vervaardigd of op regelmatige
wijze is ingevoerd.
Voor het onderzoek naar bovengenoemde
eischen worden in nader door den minister
te bepalen districten bureaux opgericht.
Het voertuigbewijs met het daarbij behoo
rende kenteeken (nummer) blijft bij het
motorrijtuig. Bij verandering van eigenaar
wordt het voertuigbewijs op den nieuwen
eigenaar overgeschreven.
Op het voertuigbewijs komen behalve de
naam en het adres van den eigenaar en de
technische gegevens van het voertuig tevens
voor het gewicht, een opgave van de ver
schuldigde motorrijtuigenbelasting voor dat
voertuig, eventueel rijverbod voor b-wagen,
max. wieldruk, enz.
De kosten voor het verkrijgen van een
voertuigbewijs zullen nader door den minis
ter van Waterstaat woiden vastgesteld.
Aan het eindverslag over het voorstel
van den heer van Lanschot c.s. tot wij
ziging van het reglement van orde is het
volgende ontleend:
Eenige leden achtten de toelichting: „de
ervaring heeft geleerd, dat deze versterking
van de bevoegdheden van den voorzitter
noodig is"; zeer onvoldoende. „Immers", zoo
zeiden ze, „nooit is huns inziens gebleken,
dat de bedoelde versterking noodig was.
Veeleer achtten deze leden aanleiding aan
wezig om in het reglement van orde zoo
danige wijzigingen aan te brengen, dat de
machtsuitoefening van den voorzitter binnen
de juiste grenzen wordt gehouden, hetgeen
met tal van recente voorbeelden uit de par
lementaire practijk in de Eerste Kamer zou
kunnen worden geadstrueerd.
Wat betreft ontwerp-artikel 16c, dat den
voorzitter de bevoegdheid geeft, een lid der
Kamer van de bijwoning der vergadering
van dit staatscollege uit te sluiten, zoo oor
deelden deze leden zulks in strijd met de
grondwet.
In het algemeen, legt volgens deze leden
dit voorstel in handen van den voorzitter
„een bevoegdheid, welke tot ernstige mis
standen aanleiding zou kunnen geven."
N.s.b. en democratische vrijheid.
Tegen het voorgestelde artikel 16f, hou
dende, wat de uitsluiting, bedoeld in artikel
16c, op voorstel van den yoorzitter door de
Kamer kaï worden verlengd voor een tijd,
die zelfs den geheelen verderen duur der
zitting, dus tot en met de sluiting er van in
September, kan beslaan, gelden huns inziens
uiteraard in nog sterkere mate de grond
wettelijke bezwaren, hierboven tegen het
voorgestelde artikel 16c ingebracht.
Tenslotte betoogden zij dat dit „voorstel
is ingediend uitsluitend door vertegenwoor
digers van alle in dé Eerste Kamer ver
tegenwoordigde democratische partijen en
de conclusie gewettigd is, dat het is gericht
tegen de nationaal-socialistische beweging".
„De ontworpen wijziging beoogt klaarblijke
lijk den vertegenwoordigers dier beweging
te beletten vrijelijk het woord van het door
hen ingevolge de grondwet in de Kamer
vertegenwoordigd Nederlandsche volk in de
Kamer te doen klinken. Tegen deze schen
ding van de grondwet, tegen deze nieuwe
phase van de „dictatuur der democraten",
wenschen deze leden, vertegenwoordigers
der nationaal-socialistische beweging, ten
scherpste te protesteeren".
Orde noodzakelijk.
Zeer vele leden konden zich met de
geoefende critiek in geenen deele ver
eenigen. In de eerste plaats betoogden zij.
dat uit de gebeurtenissen van den laat-
sten tijd wel degelijk is gebleken, dat
het reglement van orde aanvulling be
hoeft.
Zij verklaarden dat elke bevoegdheid, met
name die tot bijwoning van een parlemen
taire vergadering, wordt gegeven ter ver
wezenlijking van een bepaald doel. Wordt
die bevoegdheid echter aangewend in strijd
met dat doel, dan is ingrijpen daartegen
alleszins gewettigd. Beoogd wordt hier het
nemen van ordemaatregelen; er moet orde
zijn in het parlement om behoorlijk te kun
nen beraadslagen.
Ongrondwettig kunnen volgens deze
leden, de ontworpen maatregelen van
orde niet zijn, waar de grondwet er van
uitgaat, dat de Staten-Generaal hun
arbeid behoorlijk kunnen verrichten en
verzekering daarvan in de lijn der grond
wet ligt.
Resumeerend verklaarden zeer vele
leden, dat, ofschoon zij de noodzakelijk
heid van het voorstel betreurden, de aan
neming ervan in de gegeven omstandig
heden aanbeveling verdiende.
De directeur van den rijksdienst der
Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbemid
deling deelt mede, dat blijkens door het
Centraal Bureau voor de Statistiek ver
strekte voorloopige gegevens in de week
20 t/m 25 Februari 1939 bij gesubsidieerde
vereen igingen met werkloozenkas waren
aangesloten 576.073 personen (waaronder
75.561 landarbeiders).
Van de 500.512 verzekerden, buiten de
landarbeiders, was het werkloosheidsper
centage 24,6 (in de vorige verslagweek, 6 t/m
11 Februari 1939, was dit percentage 27,2).
Van de 576.073 verzekerden, met inbegrip
van de landarbeiders, was het werkloos
heidspercentage 23,8 (vorige verslagweek
27,0)
In de overeenkomstige verslagweek van
Februari was het werkloosheidspercentage
voor alle verzekerden in de laatste jaren als
volgt (tusschen haakjes zijn vermeld de
percentages, indien de landarbeiders buiten
beschouwing worden gelaten).
1932 27,6 (26,7)
1933 33,4 (33,7)
1934 26,9 (28,0)
1935 32,6 (34,6)
1936 33,3 (35,4)
1937 29,4 (30,9)
1938 27,8 (28,8)
1939 23,8 (24,6)
Gp 25 Februari 1939 waren by de
organen der openbare arbeidsbemidde
ling ingeschreven 395.782 werkzoeken
den, waarvan ér 377.609 werkloos waren
(n.1. 362.995 mannen en ï.4,614.vrouwen).
Van de geheel werklooze verzekerden ont
vingen er in de verslagweek 28.389 uitkee-
ring uit een werkloozenkas.
Blijkens voorloopige opgave van den
directeur-generaal van de werkverschaffing
en steunverleening bedroeg op 25 Februari
1939 het aantal tewerkgestelde werkloozen
72.430 en het aantal gesteunde werkloozen
151.787, tezamen 224.217 verzorgden. (Hier
onder bevindt zich een aantal verzekerden,
wier steun bestaat uit een aanvulling van
de uitkeering uit hun werkloozenkas).
Het verschil tusschen het aantal bij de
organen der arbeidsbemiddeling ingeschre
ven werkloozen en het aantal personen, door
verzekering, steun en werkverschaffing ge
holpen, wordt mede hierdoor verklaard, dat
onder het aartal verzorgden (dij zijn in
hoofdzaak kostwinners van gezinnen) de
werklooze gezinsleden niet worden mede-
geteld. Dezen zyn echter wel als werk
zoekende bij een arbeidsbeurs ingeschreven.
Blijkens mededeeling van het werkfonds
waren op 25 Februari 1939 bij werken, die
met behulp van dit fonds worden uitge
voerd, direct en indirect werkzaam ongeveer
6.640 arbeiders. Bovendien is voor een aan
tal arbeiders, dat kan worden geraamd op
ruim 3 300, als gevolg van bedoelde werken
werkgelegenheid ontstaan.
Naar bat Engelsch van Stanley Hart Page
41)
Schipper Johnson zweeg en keek me af
wachtend aan.
„Waarom niet?" vroeg ik gewillig.
„Och, waarom niet?" herhaalde hij. „Dat
is nou juist de reden, waarom ik zei, dat
jullie gek zyn, met op dat eiland te blij
ven. Henry, dat zei ik al, was een harde
zeeman. En zijn bemanning ook. Een troep
jonge duivels. Ze hadden vaak beweerd,
dat als ze verdronken, ze dengene, dienaar
hdh botten zou zoeken, zouden beheksen.
Ze wilden in hun schip begraven blijven,
als het zonk. Geen uitvaart en zoo meer,
als ze een zeemansgraf hadden gevonden!"
„Toch ging ik met een neef van me, toen
het water wat rustiger geworden was, met
een vlet erop uit. We waren er heelemaal
beduusd van, toen we de „Nancy" daar in
die kreek zagen liggen. We schreeuwden,
maar kregen geen antwoord. We roeiden
dichterbij. Niemand te zien. We besloten
aan boord te klimmen. We vonden nie
mand, totdat we in het vooronder kwamen.
Daar lagen ze met hun vieren verdronken.
Ik wilde Flem Deddy optillen. En opeens
hoor ik Henry's stem. Blijf van die been
deren af!" Ik liet Flem los. En toen
schreeuwde Henry weer, maar zoo hol en
akelig, dat ik begreep dat hij dood was".
„En wat toen?"
„Er vandoor gegaan", zei Johnson lako-
niek. „Als ik ook maar één vin gehad had,
was ik naar Engeland gezwommen!"
Hij wachtte weer en er steeg een brul
lend gelach op, waarin ik me plichtmatig
mengde.
„Nou maat", vervolgde sch:pper John
son. „Je moogt nu denken, dat we het ons
verbeeld hebben, zooals ze dat hier ook
dachten. Maar een paar lui zijn er op uit
gegaan om de lijken te bergen. Ze brachten
niets anders terug dan een stel lijkbleeke
gezichten! Henry had ze ook weggejaagd!
Als je nu toch nog met den geest van Hen
ry Johnson den gek wilt steken, dan moet
je je gang maar gaan. Maar Henry krijgt
je te pakken, joggie!"
„Maar", zei ik. „Het is nu al zoo lang ge
leden. Bijna zeventig jaar!"
„Maakt geen verschil", zei de man, die
de kleinzoon van Flem Dibber was. „Ik ben
Mei Dibber en de geest van mijn grootva
der spookt ook op dat eiland rond. Ze zijn
er allemaal nog. We hebben ze zelf ge
zien".
„Wat?" vroeg ik, verbluft door die stoute
bewering.
„Ik vertel je de zuivere waarheid", zei
Mei heftig. „We v "ren op het Spookeiland
aan het werk in het huis van mijnheer
Garrison. Het was mistig weer en we had
den den heelen dag al een pomp aan het
werk gehoord in de buurt van het wrak.
Eindelijk gingen we er met ons allen heen.
De mist begon op te trekken. We stonden
boven op de klip, waar we het pompen
goed konden hooren. Opeens kwam er een
scheur in den mist. We zagen de „Nancy"
zonder masten liggen. En op het dek was
een troep mannen bezig. Toen trok de mist
weer dicht. Een paar minuten later trok
de mist weer op ende „Nancy" was ver
dwenen!"
„Misschien is het wel een motorboot ge
weest, die in den mist verdwaald was", op
perde ik.
„Heelemaal geen misschien!" schreeuwde
Mei. „De wind draaide naar het Westen en
de mist trok vlug op. Moeras Eiland kwam
in zicht, maar de „Nancy" was nergens op
zee te zien. En voordat de „Nancy" ver
dween, hoorden we schipper Johnson bo
vendien schreeuwen: „Blijf weg van die
gebeenten!"
Ik stond op en met een woord van dank
voor de verhalen, als was ik erg onder den
indruk, ging ik naar buiten en liep daar
meteen iemand tegen het lijf. Het was een
jonge man met een koffer. Tot mijn groote
verbazing liet hij den koffer vallen en
greep me hartelijk bij de hand. „Hallo",
riep hij. „Zeker erg verbaasd me hier te
zien! Ik sta er zelf verwonderd over!"
Ik herinnerde me zijn gezicht heel vaag,
maar kon het toch niet thuisbrengen. „Het
spijt me erg", begon ik. „Maar ik weet..."
Opeens wist ik het. Dat was Wallace
Hyatt Abbington. Maar hij was wèl ver
zorgd en zag er keurig uit.
„Zeg, was dat de „Dorothy" soms, die ik
aan den steiger heb zien liggen?"
„HmjaMaar u wilt toch niet
oversteken naarstotterde ik.
Abbington gooide het hoofd achterover
en begon hartelijk te lachend.
„Of ik naar Pijlpunt-Eiland ga?" vroeg
hij met een duw tegen mijn ribben. „Dat
zal waar zijn! Terugkomst van den verlo
ren zoon! Een nieuw leven begonnen!
Drommels, wat heb ik het koud. Ben met
een open wagen hierheen geraden. Waar
om noodig je me niet aan boord?"
Hij stak zijn arm door den mijne en sa
men begaven we ons naar den steiger. Ik
trachtte mijn verwarring te verbergen. Hoe
was hij uit de gevangenis gekomen? Waar
haalde hij de brutaliteit vandaan, om de
Garrisons naar Maine te volgen? Hij moest
toch wel weten, dat zijn vrouw bij hen lo
geerde?
Hy scheen mijn gedachten te raden. „Je
weet zeker niet, hoe je het h'bt?" vroeg
hij lachend. „Ik ben heusch niet uit de ge
vangenis losgebroken. En ik kom me hier
ook niet indringen. Ik ben op een zeer be
hoorlijke manier vrijgelaten en Bob Garri
son heeft me geld gestuurd en een uitnoo-
diging, hem hier te komen bezoeken. Bob
is een reuzekerel! Hij heeft meer dan wie
ook aan mijn bekeering gedaan. Nu heb ik
alleen mijn vrouw nog maar te overtuigen,
dat ik witter dan sneeuw schoongewasschen
ben. Dat zal wel lukken!
Ik voelde me op den terugtocht niet erg
op mijn gemak. Hoewel hij in een opge
togen stemming verkeerde, vroeg ik me
toch angstig af, wat zijn komst op het
eiland te weeg zou brengen. Het werd er
ger, dan ik gevreesd had. Abbington viel
de zitkamer, waar allen bij elkaar waren
binnen en groette iedereen uitbundig. Hij
was beslist niet verlegen.
Mevrouw Abbington werd doodsbleek.
King, die er niets van snapte, was de eeni
ge, die niet pijnlijk verrast was. Abbington
sloeg Garrison joviaal op den schouder.
„Duizendmaal bedankt, ouwe jongen!!"
riep hy uit. „Dat is nu werkelijk het beste,
wat je ooit voor me gedaan hebt. Je hebt
een heel nieuw mensch van me gemaakt.
Ik weet niet, hoe je te bedanken".
„O, dat is wel goed, Wally", zei Garrison
bedaard. „Ik ben blij, je hier te hebben".
Er dreigde een akelig stilzwijgen, maar
Abbington wist daar wel raad op. Hij be
gon een grappig relaas van zijn verblijf in
de gevangenis en lachte hartelijk over het
idee, dat men hem van moord had kunnen
verdenken.
„Zeg, Connie", zei mevrouw Garrison,
„we moeten heusch boven het werk af
gaan maken. Je moet weten, Wally, dat on
ze dienstboden ons in den steek gelaten
hebben en we moeten onze vingers stuk
werken den heelen dag door. Je excuseert
ons wel, niet waar? Kom, Gladys, je moet
ook je deel doen, klein nest!"
Ik loosde een zucht van opluchting, toen
mevrouw Abbington door haar gastvrouw
handig meegetroond was. Abbington haal
de een brief te voorschijn en reikte dien aan
Garrison over. „Ik heb nog nooit een brief
ontvangen, die zóó welkom was", zei bij-
„Bob, het was geweldig van je. Je weet
niet, hoe ik dit waardeer!"
Vervolgens wendde Abbington zich tot
Flount, die openlijk zyn wrevel toonde.
Garrison nam mij ter zijde.
„Dat is mijn handschrift op die enve
loppe", zei hij. „Maar ik heb het voor den
drommel toch niet geschreven!"
(Wordt vervolgd).