DAM PO „VRAAG EN AANBOD" Schoonmaak tkuilhtwi et raadsel De bedoeling van de Stichting Opbouw uiteengezet. [OOP SUNLIGHT ZEEP rïTTiUiiJ.'i.iJMiidNW.i.'t-m UW KINDJE VERKOUDEN Riverside Drive. Stad en Omgeving Met ied®aleH±aWerki29 kQn veel westelijke en materieele nood gelenigd worden. DERDE BLAD. ALKMAARSCHE COURANT VAN VRIJDAG 17 MAART 1939. Het onlangs hier ter stede op initia tief van den burgemeester gevormde comité Stichting Opbouw had gister belangstellenden opgeroepen tot een openbare vergadering in 't Gulden Vlies, waar verschillende leden van het comité hun inzichten zouden doen ken nen over de vraag hoe h.i. het beste zou kunnen worden voldaan aan den wensch van H.M. de koningin voor geestelijke en moreele herbewapening. Een honderdtal dames en heeren van zeer uiteenloopenden rang en stand en politieke en kerkelijke overtuiging had aan den oproep gehoor gegeven. Centralisatie van hulp welke op zeer verscheiden wijze wordt geboden. De burgemeester, jhr. mr. F. H. van Kinschot, opende met te zeggen, dat de woorden „geestelijke en moreele herbewa pening" den inzet vormden voor den avond, zij hebben gediend tot verhooging van het nationale besef. Overgekomen uit Engeland, klonken zij in de bekende radio rede van H.M. de koningin en zij treffen het verantwoordelijkheidsgevoel, vonden alom weerklank, hebben het nationale ge voel opgevoerd om te helpen lenigen de nooden van dezen tijd en zich zooveel mo gelijk te plaatsen boven de verdeeldheid. De eigenlijke, innerlijke opbouw moet bij ons zelf beginnen. In ieders naaste omge ving valt nood te lenigen; daar trachte men licht te brengen. „Christus avant tout", dit schoone woord van de koningin vond weerklank en men bedacht alom wat er kon worden gedaan. Ook spr. had als hoofd van de burgerij dit idee tot leven te brengen. Hij had een aantal dames en heeren bereid gevonden om te overwegen wat te doen is in dezen. Het terrein voor geestelijke en moreele herbewapening is zeer ruim, zei spr., en wij hebben in de eerste plaats overwogen hoe hier ons arbeidsveld was. Wij kwamen tot de conclusie dat dit door vele belangrijke vereenigingen reeds wordt bewerkt en dat er zeer veel wordt gedaan. Dezen winter ook is er veel gebeurd ter zake van uitdeelingen: Sinterklaas, Kerst feest, brandstoffen, collecte jubileum Ar menraad, enz., en spr. prees zich gelukkig dat in de bevolking dezer stad de idee van geestelijke en moreele herbewapening in toepassing wordt gebracht. Het comité had gemeend, dat een collec te niet noodig was, maar dat het beste zou zijn te komen tot centralisatie van de hulp, welke op zoo verscheiden wijze wordt ge bracht. Wij denken in de eerste plaats aan het geven van werk, vervolgde spr. Van over heidswege wordt daaraan veel gedaan; met het plan-Westhoff b.v. denkt men de werk loosheid te bestrijden. Daarnaast wordt door provincie en gemeente veel in die richting gedaan en dan roepen wij ook de particulieren op om zooveel mogelijk om werk vragende handen tevreden te stellen. De organisaties op kerkelijk gebied kun nen de geestelijke zijde van deze taak voor hare rekening nemen, ook geestelijk opbou wend werk is in Alkmaar noodig. Laten wij allen pogen ook op materieel terrein om de ge*ege.nlleid te verruimen en moge le er °P eigen terrein naar voren brengen wat verlichting kan geven. Daarnaast is er nog de jeugdzorg. De oekomst van de jeugd toch baart inderdaad zorg en wij hebben den plicht haar zoo mo gelijk te brengen in de maatschappij op die plaats, waar zij behoort. Opbouw van het jeugdwerk ligt zeer zeker op het terrein van geestelijke en moreele herbewapening. Minister Romme heeft hedenavond ge sproken over stempelplicht en over de nood zaak om bezigheid te geven ter vervanging van het hangen in de stempellokalen. In Alkmaar zou spr. graag de beschikbare krachten zien samenwerken tot het brengen van verlichting van den materieelen en geestelijken nood. Laten wij allen bezield zijn van de ge dachte dat wij door moreele en geestelijke herbewapening ons zelf en onzen naaste van dienst kunnen zijn. Aanpakken, er is genoeg te doen! Dr. Hofstee was van meening dat niets verlammender werkt dan niets te doen. Willen wij de wereld verbeteren, dan moeten wij met ons zelf beginnen en een goed voorbeeld zal navolging vinden, het zelfrespect aankweeken. Wij hebben in ie geschiedenis onzer stad de voorbeelden van wat samenwerking vermag. Het spreekwoord zegt: „Help u zelf, dan helpt u God". Thans moeten wij ons zelf helpen. Spr. waarschuwde tegen snoep- en rook- lust, tegen overdrijving van uitgaven en sport; dit alles kweekt geen voldoening. Beter is te streven naar het goed doen in eigen kring, zelfbeheersching en beperking in het leven. Wij moeten werk trachten te vinden voor hen die werken willen. We moeten trachten Alkmaar mooi en aantrekkelijk te maken, vreemdelingenver keer steunen en bevorderen, onze uitgaven zooveel mogelijk in eigen stad besteden, den ondernemingsgeest aankweeken, niet „kankeren". Spr. stelde de vraag of de gemeente het tonnenstelsel niet zou kunnen opheffen en of de huiseigenaren niet zouden kunnen meewerken aan het verschaffen van werk door verbetering en vernieuwing van wo ningen. In dit verband was spr. verheugd dat eindelijk de restauratie der Groote Kerk ter hand zal worden genomen. Wij moeten trachten iets voor anderen te zijn. Mej. S. H. de Glee vond het prettig iets te kunnen vertellen van wat op de huishoudschool in de laatste jaren is be reikt met geven van gratis naaicursussen aan de vrouwen van werkloozen, waarbij tal van dames van buiten de huishoud school trouw hielpen. Het eerste jaar was het succes overwel digend. Vele vrouwen kwamen behalve om te leeren naaien, ook om van gedachten te wisselen over verschiLende onderwerpen, vooral over geestelijke. Het tweede jaar zijn weder zes wekelijk- sche lessen gegeven in prettige sfeer, waar na velen met eigengemaakte kleeren naar huis gingen. Het derde jaar vroeg men om méér lessen en wij waren daartoe gaarne bereid, mits de belanghebbenden zelf kon den zorgen voor stoffen. Zulks gebeurde, zoodat we twee cursussen konden geven. 1 Wrijl dan (ceel. rug en borstje tn mei Dampo. Wonderlijk zooals dit helpt' Pol 50 ct Tube 40 cl. Doos 30 cl. Ook dezen winter ging het weer zoo en men vroeg zelfs reeds weder om een nieu wen cursus. Voor spr. stond het vast, dat de deelneemsters aan dergelijke cursus sen gesterkt worden voor haar vaak zoo zware taak in het gezin van den werklooze en wij zoo zei mej. de Glee voelen onze taak in dezen als een roeping. Zij vroeg of een soortgelijke taak ook niet door andere groepen kan worden ter hand genomen. Dit zou een daad zijn, den naam van offer waard en tot het offer moet men zich kunnen en willen opwerken op de verschillende terreinen des levens. Wij kun nen trachten iets voor een ander te zijn, vaak door kleinigheden op moreel en geeste lijk gebied. Draagt elkanders lasten. De heer G. Chr. Dun geloofde, dat het gemakkelijker is te zeggen wat we n i e t moe ten doen dan wat wel moet gebeuren. Het is uiterst moeilijk om te handelen in den geest van de radio-rede van H.M. de konin gin. Spr. had begrepen, dat de nadruk wel zeer bijzonder valt op het woord „geestelijk", al is zeer zeker het lenigen van stoffelijken nood niet uit te schakelen. Dit komt echter pas in de tweede plaats. Tal van instanties in Rijk, provincie, gemeente en kerk doen al veel in dezen en het zal niet gemakkelijk zijn nieuw terrein te vinden, wat nog niet bearbeid is. De geestelijke herbewapening blijve num mer één en daarin hebben wij allen een taak. Draagt elkanders lasten, zei H.M. en dit beteekent het dragen van elkanders lasten mogelijk te maken. De verschillende men- schen dragen hun lasten verschillend, zei spr., dit nader met een voorbeeld duidelijk makend. Wij allen hebben de taak om de lasten voor anderen „recht te leggen", waarbij het in de eerste plaats gaat om den inzet van ons zelf, om een bemoedigend woord, het bijbrengen van de gedachte: „Men denkt aan mij met mijn zorg en smart". Dan komt er een andere geestesgesteldheid en valt de last zooveel lichter te dragen. Het opheffen uit de geestelijke depressie kan krachtig mee werken tot leniging van de moderne nooden; dan zal het werk weer met nieuwe kracht worden vervuld. Als voorbeeld van wat gedaan zou kunnen worden, noemde spr. het bezorgen van een paar genoegelijke dagen aan de vrouwen van de werkloozen. Het meeleven in anderer leed is niet altijd gemakkelijk, maar het ge loof kan hierbij helpen. Talrijk zijn zij, die behoefte hebben aan bewijzen van meeleven, zei spr., het per soonlijk in aanraking komen met anderer lij den zal het leven verrijken. Zeer velen zou den hun zwaren levensweg met blijdschap kunnen vervolgen, als gevonden zouden kun nen worden de wagens om den last mee te dragen. Breng werk en zelfvertrouwen. De heer W. van de Vall stelde vast, dat H.M. in duidelijke woorden een woord sprak tot het Nederlandsche volk, van hart tot hart. Hare woorden om te zetten in da den zal de taak zijn van het volk zelf. Als er ooit een tijd vroeg om daden in ons volks bestaan, dan is het de tijd van heden. Nooit waren we zoo op eenheid aangewezen als nu. Hoe komen we tot verwerkelijking van de groote gedachte in de rede van de koningin? Door te trachten te handelen in den geest van hare woorden. Een groote ziekte heeft de maatschappij aangeraakt en is er diep in doorgedrongen. Dat is de ziekte der werk loosheid. De tijden dringen ons in de richting tot strijd tegen die kwaal, welke de getrof fenen zich doet voelen als ontwortelden dezer maatschappij. Hoe kunnen wij hen in onze stad helpen? De gedachten van het comité, zei spr., gingen in de eerste plaats uit naar de huis vrouw, die zoo'n zwaar deel van den levens last heeft te dragen: we vroegen ons af of het niet mogelijk was haar een paar zor genvrije dagen in de vrije natuur te bren gen. Dit zal een daad vereischen. Datzelfde geldt voor het zoeken van werk voor onze werklooze jeugd. Spr. dacht hier aan de plantsoenen van Alkmaar. Niet noodig hebben wij nog een lief dadigheidsinstelling in onze stad, maar wel het brengen van eenig zelfvertrouwen bij de werkloozen door hen de gedachte bij te brengen, dat ook zij behooren tot het Neder landsche volk en dat is te verkrijgen door hen te verschaffen het thans zooveel ge vraagde artikel: werk. Laten wij beseffen in welken zwaren tijd wij thans leven en den bodem bewerken voor het verkrijgen van een nieuwen, gezon den geest, een geest van eenheid van heel ons volk. Naastenliefde is noodzakelijk. Mevr. Paleari (voorzitster v/dafd. Alk maar van den r.k. vrouwenbond) constateer de, dat de uitdrukking van geestelijke herbe wapening erop wijst, dat er iets is verloren gegaan en dat is naastenliefde. We moeten ons thans zelf onderzoeken en ons bezinnen op daden van naastenliefde. Materieele steun is niet altijd en overal noodig, ook geestelijke hulp moet er geboden worden: kinderen van armen onder onze hoede nemen, kraamvrouwen verzorgen, enz., enz. Noodig is anderen zooveel mogelijk hiertoe aan te sporen. Spr. beval het houden van retraite ernstig aan. Ten aanzien van het verleenen van mate rieelen steun zouden kleine groepen kunnen worden gevormd, die echter niet in een soort armenzorg zouden mogen vervallen. Spr. gaf aan, hoe gewerkt kan worden om de midde len bij.' n te brengen tot het verschaffen van materieelen steun en hoe die zou kunnen worden geboden. Groote tact is daarbij noodig, en slechts ware naastenliefde kan dit doen, zonder hen te kwetsen, die buiten hun schuld arm zijn. Er is haast bij, zei spr., de nood is groot en er is groote vrees, dat hij nog zal stijgen. De Stichting Opbouw vraagt aller steun. De laatste spreker, de heer mr. A. Koel- ma, secretaris van de gemeente Alkmaar, zei dat het verschijnsel van het enthousias me na de radiorede der koningin wel eenige verklaring vereischt. Zij wil ons voe ren naar grootere eenheid. In onze geschie denis is zooiets wel vaker voorgekomen, als er een drang was naar een rustpunt in 's lands bestuur, een drang om elkaar te vinden. De drang van onzen tijd in die richting is anders. Als wij beschouwen wat de aan dacht trekt, zien we dat het gaat om gewone dingen, om vanzelfsprekende dingen: er kenning en leniging van nood. Maar het is juist de ervaring, dat die gewone dingen des dagelijkschen levens vaak zoo moeilijk te onderkennen zijn. In de beweging voor geestelijke en moreele herbewapening is het 't bijzondere, dat wij die dingen weer willen leeren zien. Het woord van H. M. werd gesproken op een moment, dat het reeds onbewust in velen leefde. Overal ziet men met belangstelling uit naar de practische beteekenis ervan, be seffende dat er iets gedaan moet worden. In onze stad nu wil de Stichting Opbouw de handen ineen doen slaan door allen die op het beoogde terrein werken. Tal van organisaties hebben reeds instemming ermee betuigd, echter zijn er ook nog die wilden afwachten. Dat is niet erg, mits zij maar niet b 1 ij v e n wachten, want enthousiasme is noodig. Erger is, dat er zijn, die zeiden: „Wat hebben wij ermee te maken?" Ieder heeft er mee te maken of kan ermee te maken krijgen, zei spr., de kwestie gaat iedereen aan en daarom moet de Stichting bij haar werk een beroep op allen kunnen doen. Gevaarlijk is de groep van hen, die zeg gen: „Wij doen al zooveel". Onze bedoeling is geenszins, zei spr., ook maar éénige orga nisatie als overbodig te verklaren, maar wel om te doen wat tot dusver anderen nog niet deden. Zij wil het middelount zijn van hen, die naar het woord van H. M. willen mee werken aan de geestelijke en moreele her bewapening van ons volk. Spr. zette vervol gens uiteen op welke wijze de Stichting haren arbeid wil opvatten, gebaseerd op samenwerking, die zal moeten brengen tot méér eenheid, waardoor de belangstelling wcrdt gemobiliseerd en omgezet in arbeid. Spr. hoopte, dat de geest van hetgeen be oogd wordt, dezen avond duidelijk is gewor den en deed een beroep op ieder om even tueel opgekomen of alsnog opkomende plannen ter verwezenlijking van het doel ter kennis van het comité te brengen. Aan den uitgang der zaal werd een col lecte gehouden ter bestrijding van de onkos ten van den avond. BOND VAN BOERINNEN EN PLATTELANDSVROUWEN. Woensdagmorgen kwamen de afgevaar digden van den Bond van Boerinnen en andere Plattelandsvrouwen in café Cen traal alhier voor de prov. algemeene verga dering bijeen. De presidente, mevr. Waiboer (Anna- Paulowna) verwelkomde de vele bezoek sters, speciaal mevr. Teekens-Kunst, hoofd bestuurslid van het Witte Kruis, waarna mevr. Pijper (gew. secretaresse) een over zicht van de najaarsbijeenkomst gaf. Op het punt, voorstellen aan de directie van het P.E.N. had mevr. de Boer (Aartswoud) een opmerking, welke tot wijziging in de notulen leidde. Daarna gaf de presidente een overzicht van de besprekingen per brief met het P.E.N., welke thans op een dood punt zijn geloopen. Mevr. Bommezij was van oordeel, dat men moet trachten met de directie in con tact te komen. Mevr. Teekens gaf den raad een deskundige in den arm te nemen, die de voorstellen van den Boerinnenbond kon verdedigen. Mevr. v. d. Wal de Boer was van meening, dat men het verzoek aan de directie om in Alkmaar de besprekingen te houden, moest laten varen, en zelf naar Bloemendaal, zooals gevraagd was, moet trekken. Ook was zij van oordeel, dat de genen die van de electriciteit gebruik ma ken het pad moeten effenen voor de nog duistere streken, en dit moeten bekostigen. Besloten werd, zich nog eens tot de direc tie te wenden, om tot een vergelijk "te ko men. Eenige mededeelingen werden gedaan, o.a. was er een circulaire uitnoodigend tot het bijwonen van een driedaagschen cursus te Beetsterzwaag. Nadat mevr. Rol-Bus (Starnmeer) een uitgebreid verslag van het congres te Utrecht had gegeven, kreeg mevr. Teekens het woord, over het plan tot stichting van het „Beatrixfonds". Spr. begon hare rede met haar kijk op de man nen. Uit langdurige ervaring, uit haar gym nasium-studententijd, en ook in het maat schappelijk leven, wist zij, dat men des kundig moest zijn, om als vrouw iets te kunnen bereiken. Daarom had zij de op richting van den bond toegejuicht, en meer en meer had zij bij het gadeslaan a den arbeid der vrouwen, respect gekregen voor hun energie om maatschappelijke toestan den ten goede te beïnvloeden. „Draagt uw hart hoog, vrouwen van het platteland, als gij u van uw positie bewust zijt, kunt ge weten, hoe een verantwoordelijke taak de uwe is", riep ze uit. Het Beatrixfonds beoogt belangrijk en mooi werk. Prof. Ruitinga zei steeds, dat door de sociale wetten een man zich ver oorloven kan ziek te zijn, een huisvrouw nimmer. Daarom zijn de Ver. van huisver zorging zoo dringend noodzakelijk. Goed® krachten zijn er voor noodig, het financieel® gedeelte brengt vele moeilijkheden. Dus moet samenwerking gezocht worden met andere organisaties. De besturen van huis verzorging moeten uit vrouwen bestaan. Spr. betreurde, dat de vergaderingen van het Witte Kruis zoo slecht bezocht worden, daar immer het bestuur uit heeren bestaat. Een provinciale commissie is samengesteld om het huisverzorgingsvraagstuk te bestu deer en. Spr. herdacht wijlen dr. Dooyer, inspecteur van de Volksgezondheid. Bij de rcomschen is de opoffering veel grooter. Noodig is, dat ook wij meer belangloos het goede doel helpen verwezenlijken. Nadruk kelijk wees spr. af concentratie op het ge bied van huisverzorging in den Boerinnen- bond. Iedere afdeeling heeft haar eigen eischen, welke op zich zelf behandeld moe- Nü is het tijd om alle goederen, die ge durende de schoonmaak te voorschijn komen, op te ruimen. Onze rubriek ad 0.35 per 5 regels, uitsluitend voor 2e hands goederen, verschijnt WOENSDAGS EN ZATERDAGS /Naar het Engelscb van Stanley Hart Page 42) Ik begon te vermoeden, dat Hand zijn beruchte handigheid in het namaken va" handschrift te hulp had geroepen. Maar dat durfde ik niet zeggen. Flount ergerde zich aan Abbington, die hem voor den gek hield. Ik kwam hem hulp. „Ik heb juist het buitenkansje gehad, de geschiedenis van ons spook uit de ^eer hand van zijn eigen broer te hooren „Dat klinkt interessant, zei King hulp vaardig. „Vertel eens op!" Onder het vertellen kwam Mapes een mand hout voor den open haard bin nen. Hy zette dien neer en bleef wachten, tot ik uitverteld was. Toen ik Waar w wendde hij zich met groote beslist ei Garrison. „Mijnheer Garrison, ik heb het n:iet a- delyk willen zeggen, omdat ik wis me zoudt uitlachen, maar ik heb he gezien". „Toch waar?" riep ik uit. „Ja, mijnheer. Op den eersten dag, dat ik op het eiland was. Fishy was al weg en ik was bezig, de motorboot klaar te maken om er mee uit te varen. Ik hoorde toen ook de pompen van den schoener gaan en ik liep naar de achterzijde van het booten huis, waar je de Westzijde van het eiland kunt overzien. En daar lag de schoener en er was een bemanning op aan het werk". „Dus dat is hetzelfde, wat Mei en de an deren ook gezien hebben. En wat heb je toen gedaan, Mapes?" „Ik schreuwde en wuifde hen toe. Daar op liep ik zoo hard mogelijk naar den an deren kant van het eiland. Toen ik de klip pen afdaalde, was de schuit verdwenen". „Misschien lag ze achter een van de an dere eilandjes". „Geen mogelijkheid op. Er bestaat geen boot, die zoo gauw kan varen, dat ze ach ter die eilandjes zou kunnen komen in den tijd, waarin ik het eiland overliep". „Misschien is ze het eiland omgevaren en lag op een plek, waar je haar niet kon zien". „Geen denken aan, mijnheer Clark. Van die klippen af kun je beide kanten van het eiland heelemaal overzien. De eenige plek, die je niet zien kunt, is de inham. En daar kon de schuit evenmin heengegaan zijn. Neen, die was gewoonweg spoorloos ver dwenen". Garrison lachte schor. „Wil je ons wijs maken, Mapes, dat je een spookschip ge zien hebt?" „Ik zeg niet, dat het een spookschip was wierp Mapes hem tegen. „Ik zeg alleen dat ik een boot zag en dat die verdween. Mis schien gezonken". „Als we de lui hier uit de buurt moeten gelooven, dan zijn op diezelfde plek twee schepen gezonken", zei ik. „Maar we voelen er niets voor, hen te gelooven", gromde Garrison. „Ik zal eens vertellen wat we doen gaan!" Hij sloeg met zijn vuist op tafel. „We zullen dat spook vannacht bewaken! Als niemand met me mee wil gaan, dan ga ik alleen!" We beloofden hem om beurten onzen bij stand. Misschien was het vreemd, maar ik voelde mijn nekharen omhoog rijzen. HOOFDSTUK XIX. Spokenjacht „Garry, jij gaat niet op uitkijk staan naar dat spook!" Mevrouw Garrison zei het zoo beslist, dat alle protesten van haar man vruchte loos werden vooral toen ik me aan haar zijde schaarde. Ik moest op slot van zaken toch ook voor zijn veiligheid zorgen. Garrison keek woedend naar Wally Ab- bington. Die jonge man had ons geheim door een achteloos woord aan de dames verraden. Het liep tegen negen uur en het werd dus tijd, dat we op wacht gingen. Flount vond de oplossing. „Dat spook wordt in elk geval gevan gen", zei hij. „Ik laat niet toe, dat het de dames nog langer schrik aanjaagt. Robert jij bent getrouwd; jij moet dus op jezelf passen. Mijheer Clark, Mapes en ik zullen hem wel gaan vangen". „Op mij kun je ook rekenen", zei King. „Op mij ook", riep dr. Innes kortweg. Abbington was de eenige, die niets zei. Hij keek zijn vrouw vragend aan. „Hmvindt u niet, dat iemand Bob be hoort te helpen om voor de dames te zor gen?" vroeg hij. „Het gaat toch niet aan, ze onbeschermd hier te laten?" „O, als jij op haar past ,dan zal haar ze ker geen kwaad overkomen", smaalde Flount. „Maarheb ik dan geen gelijk?" vroeg Abington flauwtjes. Ik begon me af te vragen, of het wel weer goed zou zijn, hem alleen met Gar rison achter te laten. „Ik geloof, dat ze het hier best zonder u kunnen stellen", zei ik, niet al te beleefd „Mijnheer Garrison heeft drie matrozen en kan er nog meer krijgen. En aan is Riley er ook nog". „Ga jij maar mee, Wally", zei mevrouw Garrison liefjes. „We willen je het genoe gen van die jacht niet graag onthouden". „Hoeveel geweren hebben we?" vroeg ik. „Ik heb een pistool; maar de anderen?" Innes had er ook een en ik wist, dat Mapes gewapend was. Flount, King en Ab bington hadden echter niets. „Er zijn een paar geweren op het jacht", zei Garrison. „Ik heb zelf nog een pistool, maar dat moest ik maar hier houden. Ik zal die geweren laten halen". Hij verliet de kamer. King ging naast den haard staan en koos daar een stevig stuk van het brandhout uit. „Ik heb hier al meer naar gekeken", zei hij. „Ik denk wel, dat ik hiermee ieder spook tot rust kan brengen. Wat denk je ervan, Clark?'" „Ik zou je liever niet tegenkomen", zei ik lachend. We bleven wachten, tot de geweren van het jacht gehaald waren. Ik stond in ge dachten verzonken tegen de tafel midden in het vertrek, toen iemand me bij mijn mouw greep. Ik keek op en zag Flount bleek en gejaagd voor me staan. En hij richtte zijn blik op een der vensters aan de achterzijde. Op hetzelfde oogenblik klonk een doordringende gil. Ik keek met een schok naar dat venster. Bijna kon ik geen adem meer krijgen. Omlijst door de raamspijlen vertoonde zich het afschuwe lijkste gezicht, dat ik nog ooit, zelfs in mijn droomen, aanschohwd had. Het voor hoofd was krijtwit. De glazen oogen puilden uit. Een starre grijnslach liet de lange tan den bloot. Langs een der bleeke kaken hing een bundel zeewier; het afschuwelijke ge zicht scheen op het water te drijven. „Blijf weg van de beenderen!" klonk de holle spookachtige stem. „Blijf weg van de beenderen! Blijf weg van de beende ren!" Het gelaat voor het venster verdween. Mevrouw Garrison was flauw gevallen. Miss Dykeman kreeg een zenuwtoeval en mevrouw Abbington was er niet veel beter aan toe. „Mijn., mijn taschje!" hijgde ze doods benauwd. Ik nam het van tafel, opende het, haal de er haar flacon reukzout uit en reikte dien aan haar over. Ik moet erkennen, dat mijn hand beefde. Garrison tilde zyn vrouw op en bracht haar naar boven. Ik zorgde voor miss Dykeman. Flount dribbel de om mevrouw Abbington heen. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 9