DAM PO
„VRAAG EN AANBOD"
Schoonmaak
tkuilhtwi
et raadsel
De bedoeling van de Stichting Opbouw
uiteengezet.
[OOP SUNLIGHT ZEEP
rïTTiUiiJ.'i.iJMiidNW.i.'t-m
UW KINDJE
VERKOUDEN
Riverside Drive.
Stad en Omgeving
Met ied®aleH±aWerki29 kQn veel westelijke en
materieele nood gelenigd worden.
DERDE BLAD.
ALKMAARSCHE COURANT VAN VRIJDAG 17 MAART 1939.
Het onlangs hier ter stede op initia
tief van den burgemeester gevormde
comité Stichting Opbouw had gister
belangstellenden opgeroepen tot een
openbare vergadering in 't Gulden
Vlies, waar verschillende leden van het
comité hun inzichten zouden doen ken
nen over de vraag hoe h.i. het beste
zou kunnen worden voldaan aan den
wensch van H.M. de koningin voor
geestelijke en moreele herbewapening.
Een honderdtal dames en heeren van
zeer uiteenloopenden rang en stand en
politieke en kerkelijke overtuiging had
aan den oproep gehoor gegeven.
Centralisatie van hulp welke op zeer
verscheiden wijze wordt geboden.
De burgemeester, jhr. mr. F. H. van
Kinschot, opende met te zeggen, dat de
woorden „geestelijke en moreele herbewa
pening" den inzet vormden voor den
avond, zij hebben gediend tot verhooging
van het nationale besef. Overgekomen uit
Engeland, klonken zij in de bekende radio
rede van H.M. de koningin en zij treffen
het verantwoordelijkheidsgevoel, vonden
alom weerklank, hebben het nationale ge
voel opgevoerd om te helpen lenigen de
nooden van dezen tijd en zich zooveel mo
gelijk te plaatsen boven de verdeeldheid.
De eigenlijke, innerlijke opbouw moet bij
ons zelf beginnen. In ieders naaste omge
ving valt nood te lenigen; daar trachte men
licht te brengen.
„Christus avant tout", dit schoone woord
van de koningin vond weerklank en men
bedacht alom wat er kon worden gedaan.
Ook spr. had als hoofd van de burgerij
dit idee tot leven te brengen. Hij had een
aantal dames en heeren bereid gevonden
om te overwegen wat te doen is in dezen.
Het terrein voor geestelijke en moreele
herbewapening is zeer ruim, zei spr., en wij
hebben in de eerste plaats overwogen hoe
hier ons arbeidsveld was. Wij kwamen tot
de conclusie dat dit door vele belangrijke
vereenigingen reeds wordt bewerkt en dat
er zeer veel wordt gedaan.
Dezen winter ook is er veel gebeurd ter
zake van uitdeelingen: Sinterklaas, Kerst
feest, brandstoffen, collecte jubileum Ar
menraad, enz., en spr. prees zich gelukkig
dat in de bevolking dezer stad de idee van
geestelijke en moreele herbewapening in
toepassing wordt gebracht.
Het comité had gemeend, dat een collec
te niet noodig was, maar dat het beste zou
zijn te komen tot centralisatie van de hulp,
welke op zoo verscheiden wijze wordt ge
bracht.
Wij denken in de eerste plaats aan het
geven van werk, vervolgde spr. Van over
heidswege wordt daaraan veel gedaan; met
het plan-Westhoff b.v. denkt men de werk
loosheid te bestrijden. Daarnaast wordt
door provincie en gemeente veel in die
richting gedaan en dan roepen wij ook de
particulieren op om zooveel mogelijk om
werk vragende handen tevreden te stellen.
De organisaties op kerkelijk gebied kun
nen de geestelijke zijde van deze taak voor
hare rekening nemen, ook geestelijk opbou
wend werk is in Alkmaar noodig. Laten wij
allen pogen ook op materieel terrein om de
ge*ege.nlleid te verruimen en moge
le er °P eigen terrein naar voren brengen
wat verlichting kan geven.
Daarnaast is er nog de jeugdzorg. De
oekomst van de jeugd toch baart inderdaad
zorg en wij hebben den plicht haar zoo mo
gelijk te brengen in de maatschappij op die
plaats, waar zij behoort. Opbouw van het
jeugdwerk ligt zeer zeker op het terrein
van geestelijke en moreele herbewapening.
Minister Romme heeft hedenavond ge
sproken over stempelplicht en over de nood
zaak om bezigheid te geven ter vervanging
van het hangen in de stempellokalen. In
Alkmaar zou spr. graag de beschikbare
krachten zien samenwerken tot het brengen
van verlichting van den materieelen en
geestelijken nood.
Laten wij allen bezield zijn van de ge
dachte dat wij door moreele en geestelijke
herbewapening ons zelf en onzen naaste
van dienst kunnen zijn.
Aanpakken, er is genoeg te doen!
Dr. Hofstee was van meening dat
niets verlammender werkt dan niets te
doen. Willen wij de wereld verbeteren, dan
moeten wij met ons zelf beginnen en een
goed voorbeeld zal navolging vinden, het
zelfrespect aankweeken. Wij hebben in ie
geschiedenis onzer stad de voorbeelden van
wat samenwerking vermag.
Het spreekwoord zegt: „Help u zelf, dan
helpt u God". Thans moeten wij ons zelf
helpen.
Spr. waarschuwde tegen snoep- en rook-
lust, tegen overdrijving van uitgaven en
sport; dit alles kweekt geen voldoening.
Beter is te streven naar het goed doen in
eigen kring, zelfbeheersching en beperking
in het leven. Wij moeten werk trachten te
vinden voor hen die werken willen.
We moeten trachten Alkmaar mooi en
aantrekkelijk te maken, vreemdelingenver
keer steunen en bevorderen, onze uitgaven
zooveel mogelijk in eigen stad besteden,
den ondernemingsgeest aankweeken, niet
„kankeren".
Spr. stelde de vraag of de gemeente het
tonnenstelsel niet zou kunnen opheffen en
of de huiseigenaren niet zouden kunnen
meewerken aan het verschaffen van werk
door verbetering en vernieuwing van wo
ningen. In dit verband was spr. verheugd
dat eindelijk de restauratie der Groote
Kerk ter hand zal worden genomen.
Wij moeten trachten iets voor
anderen te zijn.
Mej. S. H. de Glee vond het prettig
iets te kunnen vertellen van wat op de
huishoudschool in de laatste jaren is be
reikt met geven van gratis naaicursussen
aan de vrouwen van werkloozen, waarbij
tal van dames van buiten de huishoud
school trouw hielpen.
Het eerste jaar was het succes overwel
digend. Vele vrouwen kwamen behalve om
te leeren naaien, ook om van gedachten te
wisselen over verschiLende onderwerpen,
vooral over geestelijke.
Het tweede jaar zijn weder zes wekelijk-
sche lessen gegeven in prettige sfeer, waar
na velen met eigengemaakte kleeren naar
huis gingen. Het derde jaar vroeg men om
méér lessen en wij waren daartoe gaarne
bereid, mits de belanghebbenden zelf kon
den zorgen voor stoffen. Zulks gebeurde,
zoodat we twee cursussen konden geven.
1 Wrijl dan (ceel. rug en borstje tn mei
Dampo. Wonderlijk zooals dit helpt'
Pol 50 ct Tube 40 cl. Doos 30 cl.
Ook dezen winter ging het weer zoo en
men vroeg zelfs reeds weder om een nieu
wen cursus. Voor spr. stond het vast, dat
de deelneemsters aan dergelijke cursus
sen gesterkt worden voor haar vaak zoo
zware taak in het gezin van den werklooze
en wij zoo zei mej. de Glee voelen
onze taak in dezen als een roeping.
Zij vroeg of een soortgelijke taak ook niet
door andere groepen kan worden ter hand
genomen. Dit zou een daad zijn, den naam
van offer waard en tot het offer moet
men zich kunnen en willen opwerken op de
verschillende terreinen des levens. Wij kun
nen trachten iets voor een ander te zijn,
vaak door kleinigheden op moreel en geeste
lijk gebied.
Draagt elkanders lasten.
De heer G. Chr. Dun geloofde, dat het
gemakkelijker is te zeggen wat we n i e t moe
ten doen dan wat wel moet gebeuren. Het
is uiterst moeilijk om te handelen in den
geest van de radio-rede van H.M. de konin
gin. Spr. had begrepen, dat de nadruk wel
zeer bijzonder valt op het woord „geestelijk",
al is zeer zeker het lenigen van stoffelijken
nood niet uit te schakelen. Dit komt echter
pas in de tweede plaats. Tal van instanties
in Rijk, provincie, gemeente en kerk doen al
veel in dezen en het zal niet gemakkelijk
zijn nieuw terrein te vinden, wat nog niet
bearbeid is.
De geestelijke herbewapening blijve num
mer één en daarin hebben wij allen een
taak.
Draagt elkanders lasten, zei H.M. en dit
beteekent het dragen van elkanders lasten
mogelijk te maken. De verschillende men-
schen dragen hun lasten verschillend, zei
spr., dit nader met een voorbeeld duidelijk
makend.
Wij allen hebben de taak om de lasten
voor anderen „recht te leggen", waarbij het
in de eerste plaats gaat om den inzet van
ons zelf, om een bemoedigend woord, het
bijbrengen van de gedachte: „Men denkt aan
mij met mijn zorg en smart". Dan komt er
een andere geestesgesteldheid en valt de last
zooveel lichter te dragen. Het opheffen uit
de geestelijke depressie kan krachtig mee
werken tot leniging van de moderne nooden;
dan zal het werk weer met nieuwe kracht
worden vervuld.
Als voorbeeld van wat gedaan zou kunnen
worden, noemde spr. het bezorgen van een
paar genoegelijke dagen aan de vrouwen van
de werkloozen. Het meeleven in anderer
leed is niet altijd gemakkelijk, maar het ge
loof kan hierbij helpen.
Talrijk zijn zij, die behoefte hebben aan
bewijzen van meeleven, zei spr., het per
soonlijk in aanraking komen met anderer lij
den zal het leven verrijken. Zeer velen zou
den hun zwaren levensweg met blijdschap
kunnen vervolgen, als gevonden zouden kun
nen worden de wagens om den last mee te
dragen.
Breng werk en zelfvertrouwen.
De heer W. van de Vall stelde vast,
dat H.M. in duidelijke woorden een woord
sprak tot het Nederlandsche volk, van hart
tot hart. Hare woorden om te zetten in da
den zal de taak zijn van het volk zelf. Als
er ooit een tijd vroeg om daden in ons volks
bestaan, dan is het de tijd van heden. Nooit
waren we zoo op eenheid aangewezen als nu.
Hoe komen we tot verwerkelijking van de
groote gedachte in de rede van de koningin?
Door te trachten te handelen in den geest
van hare woorden. Een groote ziekte heeft
de maatschappij aangeraakt en is er diep in
doorgedrongen. Dat is de ziekte der werk
loosheid. De tijden dringen ons in de richting
tot strijd tegen die kwaal, welke de getrof
fenen zich doet voelen als ontwortelden
dezer maatschappij. Hoe kunnen wij hen in
onze stad helpen?
De gedachten van het comité, zei spr.,
gingen in de eerste plaats uit naar de huis
vrouw, die zoo'n zwaar deel van den levens
last heeft te dragen: we vroegen ons af of
het niet mogelijk was haar een paar zor
genvrije dagen in de vrije natuur te bren
gen. Dit zal een daad vereischen.
Datzelfde geldt voor het zoeken van werk
voor onze werklooze jeugd. Spr. dacht hier
aan de plantsoenen van Alkmaar.
Niet noodig hebben wij nog een lief
dadigheidsinstelling in onze stad, maar wel
het brengen van eenig zelfvertrouwen bij de
werkloozen door hen de gedachte bij te
brengen, dat ook zij behooren tot het Neder
landsche volk en dat is te verkrijgen door
hen te verschaffen het thans zooveel ge
vraagde artikel: werk.
Laten wij beseffen in welken zwaren tijd
wij thans leven en den bodem bewerken
voor het verkrijgen van een nieuwen, gezon
den geest, een geest van eenheid van heel
ons volk.
Naastenliefde is noodzakelijk.
Mevr. Paleari (voorzitster v/dafd. Alk
maar van den r.k. vrouwenbond) constateer
de, dat de uitdrukking van geestelijke herbe
wapening erop wijst, dat er iets is verloren
gegaan en dat is naastenliefde.
We moeten ons thans zelf onderzoeken en
ons bezinnen op daden van naastenliefde.
Materieele steun is niet altijd en overal
noodig, ook geestelijke hulp moet er geboden
worden: kinderen van armen onder onze
hoede nemen, kraamvrouwen verzorgen, enz.,
enz. Noodig is anderen zooveel mogelijk
hiertoe aan te sporen. Spr. beval het houden
van retraite ernstig aan.
Ten aanzien van het verleenen van mate
rieelen steun zouden kleine groepen kunnen
worden gevormd, die echter niet in een soort
armenzorg zouden mogen vervallen. Spr. gaf
aan, hoe gewerkt kan worden om de midde
len bij.' n te brengen tot het verschaffen
van materieelen steun en hoe die zou kunnen
worden geboden. Groote tact is daarbij
noodig, en slechts ware naastenliefde kan dit
doen, zonder hen te kwetsen, die buiten hun
schuld arm zijn. Er is haast bij, zei spr., de
nood is groot en er is groote vrees, dat hij
nog zal stijgen.
De Stichting Opbouw vraagt aller steun.
De laatste spreker, de heer mr. A. Koel-
ma, secretaris van de gemeente Alkmaar,
zei dat het verschijnsel van het enthousias
me na de radiorede der koningin wel
eenige verklaring vereischt. Zij wil ons voe
ren naar grootere eenheid. In onze geschie
denis is zooiets wel vaker voorgekomen,
als er een drang was naar een rustpunt in
's lands bestuur, een drang om elkaar te
vinden.
De drang van onzen tijd in die richting
is anders. Als wij beschouwen wat de aan
dacht trekt, zien we dat het gaat om gewone
dingen, om vanzelfsprekende dingen: er
kenning en leniging van nood. Maar het is
juist de ervaring, dat die gewone dingen
des dagelijkschen levens vaak zoo moeilijk
te onderkennen zijn.
In de beweging voor geestelijke en moreele
herbewapening is het 't bijzondere, dat wij
die dingen weer willen leeren zien. Het
woord van H. M. werd gesproken op een
moment, dat het reeds onbewust in velen
leefde. Overal ziet men met belangstelling
uit naar de practische beteekenis ervan, be
seffende dat er iets gedaan moet worden.
In onze stad nu wil de Stichting Opbouw
de handen ineen doen slaan door allen die
op het beoogde terrein werken. Tal van
organisaties hebben reeds instemming ermee
betuigd, echter zijn er ook nog die wilden
afwachten. Dat is niet erg, mits zij maar
niet b 1 ij v e n wachten, want enthousiasme
is noodig.
Erger is, dat er zijn, die zeiden: „Wat
hebben wij ermee te maken?" Ieder heeft
er mee te maken of kan ermee te maken
krijgen, zei spr., de kwestie gaat iedereen
aan en daarom moet de Stichting bij haar
werk een beroep op allen kunnen doen.
Gevaarlijk is de groep van hen, die zeg
gen: „Wij doen al zooveel". Onze bedoeling
is geenszins, zei spr., ook maar éénige orga
nisatie als overbodig te verklaren, maar wel
om te doen wat tot dusver anderen nog niet
deden. Zij wil het middelount zijn van hen,
die naar het woord van H. M. willen mee
werken aan de geestelijke en moreele her
bewapening van ons volk. Spr. zette vervol
gens uiteen op welke wijze de Stichting
haren arbeid wil opvatten, gebaseerd op
samenwerking, die zal moeten brengen tot
méér eenheid, waardoor de belangstelling
wcrdt gemobiliseerd en omgezet in arbeid.
Spr. hoopte, dat de geest van hetgeen be
oogd wordt, dezen avond duidelijk is gewor
den en deed een beroep op ieder om even
tueel opgekomen of alsnog opkomende
plannen ter verwezenlijking van het doel ter
kennis van het comité te brengen.
Aan den uitgang der zaal werd een col
lecte gehouden ter bestrijding van de onkos
ten van den avond.
BOND VAN BOERINNEN EN
PLATTELANDSVROUWEN.
Woensdagmorgen kwamen de afgevaar
digden van den Bond van Boerinnen en
andere Plattelandsvrouwen in café Cen
traal alhier voor de prov. algemeene verga
dering bijeen.
De presidente, mevr. Waiboer (Anna-
Paulowna) verwelkomde de vele bezoek
sters, speciaal mevr. Teekens-Kunst, hoofd
bestuurslid van het Witte Kruis, waarna
mevr. Pijper (gew. secretaresse) een over
zicht van de najaarsbijeenkomst gaf. Op
het punt, voorstellen aan de directie van
het P.E.N. had mevr. de Boer (Aartswoud)
een opmerking, welke tot wijziging in de
notulen leidde.
Daarna gaf de presidente een overzicht
van de besprekingen per brief met het
P.E.N., welke thans op een dood punt zijn
geloopen.
Mevr. Bommezij was van oordeel, dat
men moet trachten met de directie in con
tact te komen. Mevr. Teekens gaf den raad
een deskundige in den arm te nemen, die
de voorstellen van den Boerinnenbond kon
verdedigen. Mevr. v. d. Wal de Boer was
van meening, dat men het verzoek aan de
directie om in Alkmaar de besprekingen te
houden, moest laten varen, en zelf naar
Bloemendaal, zooals gevraagd was, moet
trekken. Ook was zij van oordeel, dat de
genen die van de electriciteit gebruik ma
ken het pad moeten effenen voor de nog
duistere streken, en dit moeten bekostigen.
Besloten werd, zich nog eens tot de direc
tie te wenden, om tot een vergelijk "te ko
men. Eenige mededeelingen werden gedaan,
o.a. was er een circulaire uitnoodigend tot
het bijwonen van een driedaagschen cursus
te Beetsterzwaag. Nadat mevr. Rol-Bus
(Starnmeer) een uitgebreid verslag van
het congres te Utrecht had gegeven, kreeg
mevr. Teekens het woord, over het plan
tot stichting van het „Beatrixfonds". Spr.
begon hare rede met haar kijk op de man
nen. Uit langdurige ervaring, uit haar gym
nasium-studententijd, en ook in het maat
schappelijk leven, wist zij, dat men des
kundig moest zijn, om als vrouw iets te
kunnen bereiken. Daarom had zij de op
richting van den bond toegejuicht, en meer
en meer had zij bij het gadeslaan a den
arbeid der vrouwen, respect gekregen voor
hun energie om maatschappelijke toestan
den ten goede te beïnvloeden. „Draagt uw
hart hoog, vrouwen van het platteland, als
gij u van uw positie bewust zijt, kunt ge
weten, hoe een verantwoordelijke taak de
uwe is", riep ze uit.
Het Beatrixfonds beoogt belangrijk en
mooi werk. Prof. Ruitinga zei steeds, dat
door de sociale wetten een man zich ver
oorloven kan ziek te zijn, een huisvrouw
nimmer. Daarom zijn de Ver. van huisver
zorging zoo dringend noodzakelijk. Goed®
krachten zijn er voor noodig, het financieel®
gedeelte brengt vele moeilijkheden. Dus
moet samenwerking gezocht worden met
andere organisaties. De besturen van huis
verzorging moeten uit vrouwen bestaan.
Spr. betreurde, dat de vergaderingen van
het Witte Kruis zoo slecht bezocht worden,
daar immer het bestuur uit heeren bestaat.
Een provinciale commissie is samengesteld
om het huisverzorgingsvraagstuk te bestu
deer en. Spr. herdacht wijlen dr. Dooyer,
inspecteur van de Volksgezondheid. Bij de
rcomschen is de opoffering veel grooter.
Noodig is, dat ook wij meer belangloos het
goede doel helpen verwezenlijken. Nadruk
kelijk wees spr. af concentratie op het ge
bied van huisverzorging in den Boerinnen-
bond. Iedere afdeeling heeft haar eigen
eischen, welke op zich zelf behandeld moe-
Nü is het tijd om alle goederen, die ge
durende de schoonmaak te voorschijn komen,
op te ruimen.
Onze rubriek
ad 0.35 per 5 regels, uitsluitend voor 2e
hands goederen, verschijnt
WOENSDAGS EN ZATERDAGS
/Naar het Engelscb van Stanley Hart Page
42)
Ik begon te vermoeden, dat Hand zijn
beruchte handigheid in het namaken va"
handschrift te hulp had geroepen. Maar
dat durfde ik niet zeggen.
Flount ergerde zich aan Abbington, die
hem voor den gek hield. Ik kwam hem
hulp.
„Ik heb juist het buitenkansje gehad, de
geschiedenis van ons spook uit de ^eer
hand van zijn eigen broer te hooren
„Dat klinkt interessant, zei King hulp
vaardig. „Vertel eens op!"
Onder het vertellen kwam Mapes
een mand hout voor den open haard bin
nen. Hy zette dien neer en bleef wachten,
tot ik uitverteld was. Toen ik Waar w
wendde hij zich met groote beslist ei
Garrison.
„Mijnheer Garrison, ik heb het n:iet a-
delyk willen zeggen, omdat ik wis
me zoudt uitlachen, maar ik heb he
gezien".
„Toch waar?" riep ik uit.
„Ja, mijnheer. Op den eersten dag, dat ik
op het eiland was. Fishy was al weg en
ik was bezig, de motorboot klaar te maken
om er mee uit te varen. Ik hoorde toen
ook de pompen van den schoener gaan en
ik liep naar de achterzijde van het booten
huis, waar je de Westzijde van het eiland
kunt overzien. En daar lag de schoener en
er was een bemanning op aan het werk".
„Dus dat is hetzelfde, wat Mei en de an
deren ook gezien hebben. En wat heb je
toen gedaan, Mapes?"
„Ik schreuwde en wuifde hen toe. Daar
op liep ik zoo hard mogelijk naar den an
deren kant van het eiland. Toen ik de klip
pen afdaalde, was de schuit verdwenen".
„Misschien lag ze achter een van de an
dere eilandjes".
„Geen mogelijkheid op. Er bestaat geen
boot, die zoo gauw kan varen, dat ze ach
ter die eilandjes zou kunnen komen in den
tijd, waarin ik het eiland overliep".
„Misschien is ze het eiland omgevaren
en lag op een plek, waar je haar niet kon
zien".
„Geen denken aan, mijnheer Clark. Van
die klippen af kun je beide kanten van het
eiland heelemaal overzien. De eenige plek,
die je niet zien kunt, is de inham. En daar
kon de schuit evenmin heengegaan zijn.
Neen, die was gewoonweg spoorloos ver
dwenen".
Garrison lachte schor. „Wil je ons wijs
maken, Mapes, dat je een spookschip ge
zien hebt?"
„Ik zeg niet, dat het een spookschip was
wierp Mapes hem tegen. „Ik zeg alleen dat
ik een boot zag en dat die verdween. Mis
schien gezonken".
„Als we de lui hier uit de buurt moeten
gelooven, dan zijn op diezelfde plek twee
schepen gezonken", zei ik.
„Maar we voelen er niets voor, hen te
gelooven", gromde Garrison. „Ik zal eens
vertellen wat we doen gaan!" Hij sloeg met
zijn vuist op tafel. „We zullen dat spook
vannacht bewaken! Als niemand met me
mee wil gaan, dan ga ik alleen!"
We beloofden hem om beurten onzen bij
stand. Misschien was het vreemd, maar ik
voelde mijn nekharen omhoog rijzen.
HOOFDSTUK XIX.
Spokenjacht
„Garry, jij gaat niet op uitkijk staan naar
dat spook!"
Mevrouw Garrison zei het zoo beslist,
dat alle protesten van haar man vruchte
loos werden vooral toen ik me aan haar
zijde schaarde. Ik moest op slot van zaken
toch ook voor zijn veiligheid zorgen.
Garrison keek woedend naar Wally Ab-
bington. Die jonge man had ons geheim
door een achteloos woord aan de dames
verraden. Het liep tegen negen uur en het
werd dus tijd, dat we op wacht gingen.
Flount vond de oplossing.
„Dat spook wordt in elk geval gevan
gen", zei hij. „Ik laat niet toe, dat het de
dames nog langer schrik aanjaagt. Robert
jij bent getrouwd; jij moet dus op jezelf
passen. Mijheer Clark, Mapes en ik zullen
hem wel gaan vangen".
„Op mij kun je ook rekenen", zei King.
„Op mij ook", riep dr. Innes kortweg.
Abbington was de eenige, die niets zei.
Hij keek zijn vrouw vragend aan.
„Hmvindt u niet, dat iemand Bob be
hoort te helpen om voor de dames te zor
gen?" vroeg hij. „Het gaat toch niet aan,
ze onbeschermd hier te laten?"
„O, als jij op haar past ,dan zal haar ze
ker geen kwaad overkomen", smaalde
Flount.
„Maarheb ik dan geen gelijk?" vroeg
Abington flauwtjes.
Ik begon me af te vragen, of het wel
weer goed zou zijn, hem alleen met Gar
rison achter te laten.
„Ik geloof, dat ze het hier best zonder
u kunnen stellen", zei ik, niet al te beleefd
„Mijnheer Garrison heeft drie matrozen en
kan er nog meer krijgen. En aan is Riley
er ook nog".
„Ga jij maar mee, Wally", zei mevrouw
Garrison liefjes. „We willen je het genoe
gen van die jacht niet graag onthouden".
„Hoeveel geweren hebben we?" vroeg ik.
„Ik heb een pistool; maar de anderen?"
Innes had er ook een en ik wist, dat
Mapes gewapend was. Flount, King en Ab
bington hadden echter niets.
„Er zijn een paar geweren op het jacht",
zei Garrison. „Ik heb zelf nog een pistool,
maar dat moest ik maar hier houden. Ik
zal die geweren laten halen".
Hij verliet de kamer. King ging naast
den haard staan en koos daar een stevig
stuk van het brandhout uit.
„Ik heb hier al meer naar gekeken", zei
hij. „Ik denk wel, dat ik hiermee ieder
spook tot rust kan brengen. Wat denk je
ervan, Clark?'"
„Ik zou je liever niet tegenkomen", zei
ik lachend.
We bleven wachten, tot de geweren van
het jacht gehaald waren. Ik stond in ge
dachten verzonken tegen de tafel midden
in het vertrek, toen iemand me bij mijn
mouw greep. Ik keek op en zag Flount
bleek en gejaagd voor me staan. En hij
richtte zijn blik op een der vensters aan
de achterzijde. Op hetzelfde oogenblik
klonk een doordringende gil. Ik keek met
een schok naar dat venster. Bijna kon ik
geen adem meer krijgen. Omlijst door de
raamspijlen vertoonde zich het afschuwe
lijkste gezicht, dat ik nog ooit, zelfs in
mijn droomen, aanschohwd had. Het voor
hoofd was krijtwit. De glazen oogen puilden
uit. Een starre grijnslach liet de lange tan
den bloot. Langs een der bleeke kaken hing
een bundel zeewier; het afschuwelijke ge
zicht scheen op het water te drijven.
„Blijf weg van de beenderen!" klonk de
holle spookachtige stem. „Blijf weg van
de beenderen! Blijf weg van de beende
ren!"
Het gelaat voor het venster verdween.
Mevrouw Garrison was flauw gevallen.
Miss Dykeman kreeg een zenuwtoeval en
mevrouw Abbington was er niet veel beter
aan toe.
„Mijn., mijn taschje!" hijgde ze doods
benauwd.
Ik nam het van tafel, opende het, haal
de er haar flacon reukzout uit en reikte
dien aan haar over. Ik moet erkennen, dat
mijn hand beefde. Garrison tilde zyn
vrouw op en bracht haar naar boven. Ik
zorgde voor miss Dykeman. Flount dribbel
de om mevrouw Abbington heen.
(Wordt vervolgd).