2uittiQ
et raadsel
JCetk S. School
JUcümciaal Tlieuws
JmiUetw
Riverside Drive.
ïtV1Jn (Matth. 16,19). Nooit echter
wordt door den aflaat de zonde zelf ver
geven, nog minder is hij een vrijbrief
om e zondigen. Eerst moet de zonde door
erouw en boete zijn vergeven, anders is
Kwijtschelding van de straf zelfs onmogelijk.
Eenige eigen boete wordt bovendien altijd
dog gevorderd, gebed of aalmoes, vasten.
Wat nu de zielen in het vagevuur betreft,
voor die kunnen we aflaten verdienen bij
wyze van voorbede, meer niet. Over die zie
len immers heeft de kerk geen rechtsmacht
meer. Maar ze vraagt, dat God om haar ge
bed die zielen genadig zij. En ze is er van
overtuigd, dat God haar, Christus' bruid, ook
gaarne wil verhooren. Dat Luther gestreden
heeft tegen de misbruiken in de prediking
van den aflaat, was zijn recht. Zijn fout is 't,
dat hij zelf ook van de ware leer omtrent
den aflaat afgeweken is en daarom de katho
lieke kerk, waarvan hijzelf een kind was,
heeft verlaten. Dat is de oorzaak, dat hij een
geheel geslacht gekweekt heeft van niet-
katholieke christenen. Had hij de eenige
kerk, die Jezus heeft gesticht niet verlaten,
er zou ook thans slechts ééne kerk of ge
meente van Jezus zijn, ook in ons vader
land.
HEILOO
STOMPETOREN
URSEM
EGMOND AAN ZEE
van
-
DERDE BLAD.
VIERDE CONFERENTIE VOOR
NIET KATHOLIEKEN.
Het vagevuur.
Men verzoekt ons opname van het vol
gende:
Deze conferentie werd ingeleid met 'n kor
te uiteenzetting van de leer van de katho
lieke kerk over de gemeenschap van de hei
ligen. Daaronder wordt verstaan de geeste
lijke vereeniging tusschen de leden van de
strijdende, de lijdende en de zegepralende
kerk. Door die leer is de katholieke kerk in
geestelijken zin communistisch zooals geen
ander communisme wezen kan. Ze eischt
eenvoudig alles op en allen. Alleen de ver
doemden in de hel moet ze wel loslaten. Tot
de strijdende kerk op aarde behooren of
zijn geroepen te behooren alle levende men-
schen in deze wereld, omdat ze allen door
Christus' Bloed verlost zijn, bestemd om
eeuwig zalig te worden, en geroepen om tot
die eeuwige zaligheid geleid te worden door
de eenig-ware kerk, die Christus heeft ge
sticht. Maar ook de overledenen vergeet ze
niet, die in Gods liefde zijn gestorven. Im
mers ook hun Hoofd is de Christus, ook zy
behooren tot zijn mystieke lichaam. Van
Jezus hebben ze geleerd, dat er een hemel is,
maar eveneens een vagevuur, waar de zielen
van Gods overleden kinderen, die nog niet
geheel rein zijn hun zondestraffen na dit
leven hebben uit te boeten, om daarna tot
de heerlijkheid van den hemel te worden
toegelaten.
Dat er een vagevuur is of louterings
plaats, waar na dit leven de zielen van Gods
kinderen overgebleven zondestraffen moe
ten uitboeten, leert de k. kerk als door God
geopenbaarde waarheid. Die leer is redelijk.
Niets immers, wat besmet is, kan den hemel
binnengaan. En waar de zwakke mensc'n
zoo dikwijls in dit leven zondigt, is het niet
te verwonderen, dat velen, al zijn ze kinde
ren Gods en hebben ze daardoor recht op
den hemel, toch sterven beladen met kleine
zonden, die dus eerst nog moeten worden
uitgeboet. Toch weten we met zekerheid,
dat er een louteringsplaats is in 't andere
leven slechts uit Gods openbaring, en die
vinden we in de overlevering van de oudste
tijden af, steeds gepredikt en onvervalscht
bewaard door het leergezag van de k. kerk
onder bijstand van den H.Geest, die haar be
loofd is. De bijbel geeft die leer ook steun
o.a. in 2 Macch. 12, 39-46, en Matth. 12,32.
In de eerste eeuwen van de kerk wordt daar
om reeds in elke H.Mis gebeden voor de
overledenen; in de catacomben lezen we de
grafschriften, die vragen om gebed voor
overleden christenbroeders en christen-
zusters.
De eerste en eigenlijke straf van 't vage
vuur is de tijdelijke scheiding van God en de
berooving van Gods aanschijn, waarnaar da
zielen met alle kracht, die in hen is, verlan
gen, en dat ze na de loutering ook zullen
mogen aanschouwen in eeuwigheid. Ze heb
ben er recht op, maar nu nog niet. Ook ander
.lijden zullen ze daar te dragen hebben naar
den aard van hunne zonden, die ze hier op
aarde nog niet hebben uitgeboet. Hoe die
loutering in bizonderheden plaats heeft,
weten we niet. Alle menschelijke voorstel
ling daarvan is onjuist. Zoo kan men b.v. in
werkelijkheid niet spreken van zooveel jaren
in het vagevuur, er is geen tijd gelijk de
onze. Evenmin is het vagevuur eeuwig. Bij
het vergaan der wereld houdt ook het vage
vuur op te bestaan.
De gemeenschap, die wij hier op aarde
hebben met de zielen in het vagevuur be
staat hierin, dat we die zielen kunnen bij
staan door ons gebed, door goede werken,
door aflaten, en door de H.Mis. We bidden,
dat God die zielen moge verlichten in haar
lijden en toelaten tot het eeuwige licht om
de oneindige voldoening van Christus, die
ook die zielen heeft verlost. We lijden ook
geduldig en dragen ons lijden op aan God
met Christus om voor de straffen van die
zielen te voldoen. We verdienen ook aflaten
voor haar.
De aflaat is bestreden zooals misschien
geen ander leerpunt van de k. kerk; die is
zelfs aanleiding geweest voor de hervorming.
Toch zegt zelfs Luther in zijn 71ste stelling:
Wie tegen den aflaat predikt, zij gevloekt.
Maar er waren misbruikefl bij de prediking
van den aflaat; dat geven ook de katholieken
volmondig toe, en die moesten bestreden
worden, niet de leer zelf, die redelijk, heilig
is, en door God geopenbaard.
®fwal immers is kwijtschelding van
noe ziin' de reeds vet"geven zonden
fen n H en de macht die straf-
wwüi Schat van Christus' oneindige
voldoening kwijt te schelden heeft de k. kerk
a^T,gen van Christus zelf, die tot Zijn
don u1 gezegd heeft: Zoo wat ge ontbin
den zult 0p aarde, zal in de hemelen ont-
Tenslotte wees de spreker nog beknopt op
den bijstand, die we de zielen in het vage
vuur verleenen kunnen door de H.Mis, die is
de onbloedige vernieuwing van het ééne
offer van het kruis, waar Christus door Zijn
zoendood alle voldoening voor de zonde
heeft gegeven aan Zijn Hemelschen Vader.
In de H.Mis past Hij die voldoening toe op
ons, verdient ze niet meer.
Volksonderwijs.
De afdeeling Heiloo van „Volksonder
wijs" hield Donderdagavond in De Rusten
de Jager een propaganda-bijeenkomst, die
gezien het bezoek aan het concert te
Alkmaar bevredigend was.
De voorzitter, ds. H. W. Bloemhoff, open
de en zeide dat er bijna altijd feestver-
gaderingen zijn, zoowel hier als in Alk
maar. Als men 6 avonden in de week zou
willen uitgaan, was daar wel gelegenheid
voor. Dat in aanmerking nemende, bracht
spr. dank aan de vrienden van V. O. die
nog in zóó grooten getale waren opgeko
men. Deze avond, aldus spreker, heeft een
ander karakter.
Spr. weidde uit over de beteekenis van
Volksonderwijs en hij meende te mogen
zeggen, dat het onderwijs in Heiloo op
hoog peil staat. Doch dan is het goed dat
de band tusschen de school en ouders nog
meer versterkt wordt en dat bereikt men
als er samenwerking is. Spr. bracht een
woord van dank aan de onderwijzers(essen)
voor wat zij voor het onderwijs aan de
Volksschool bij uitnemendheid, de open
bare school, deden en beveelt aan om
zoo mogelijk door innige samenwerking
het onderwijs op hooger peil te brengen.
(Applaus).
Hierna werd de kinderoperette „Wortel
kindertjes" opgevoerd. Het was voor de
samenstelster mevr. KeuningBoelhouwer,
onder wier leiding de zang was ingestu
deerd, een avond van groot genot, omdat
spel en zang van de kleine peuters zoo
goed tot hun recht kwamen. Koddig was
het kaasje en toen aan het einde 2 peuters
naar voren kwamen en zeiden: „Wij komen
volgend jaar terug", groeide het applaus
aan tot een ovatie, speciaal voor mevr.
Keuning. Tot het welslagen droeg ook bij
de mooie belichting der tooneelen, werk
van de firma P. Zwaag alhier.
Als spreker trad op de heer van der
Sluys uit Haarlem met het onderwerp:
De openbare school en de geestelijke her
bewapening. Aangezien de spreker vele
kinderen in de zaal zag, richtte hij, de on
derwijzer, zijn speech zoodanig in, als ver
telde hij aan kinderen en dit gelukte won
derwel. Met een voorbeeld uit de klas
kinderen die elkaar niet willen aankijken
lichtte hij de noodzakelijkheid van het
koninklijke woord ^geestelijke herbewa
pening is noodig" toe. De menschen, die
elkaar niet willen aankijken, richten veel
heid van scholen op en versplinteren ons
volk reeds van kinderen af. Met voor
beelden lichtte de spreker toe hoe hierdoor
millioenen worden verkwist die èn voor
beter onderwijs èn voor kleinere klassen
èn voor verheffing van duizenden werk-
loozen konden worden gebruikt: geestelijke
herbewapening.
De geestelijke herbewapening moet bij
het „grut" beginnen. Al de kleine schooltjes
kosten handen vol geld. In heel Zeeland is
er geen enkele school meer met zes on
derwijskrachten.
Van de leuze: „De school aan de ouders"
bleef niets over. In de „Christelijke" scho
len regeert het schoolbestuur de r. k. scho
len zijn voor 95 pet. in handen van kerkbe
sturen, pastoors en congregaties. Spreker
was niet tegen de bijzondere school voorde
kinderen van die ouders, voor wie het echt
een gewetenszaak is.
Als er op een bijzondere school in den
Haag (een „Christelijke") meer vrij wordt
gevraagd voor den 1-Mei dag voor
den 31 Augustus, vindt spreker ook typee
rend voor den gewetens-eisch. Onwaar
achtige motieven beslissen vaak bij de
keuze voor de school en dat moest anders
zijn en moet anders worden. De bijzondere
school is een propaganda-middel voor de
kerk.
Daarna ging spr. over tot de behande
ling van zijn onderwerp, bezien uit het in
tellectueel, moreel en religieus gezichts
punt.
De intellectueele ontwikkeling blijft een
groote plaats innemen, het onderwijs moet
goed zijn.
De opvoeding loopt onder het onderwijs
door, is nooit opzettelijk, maar dient zich
meestal zóó maar aan.
Het religieuse vindt spreker zóó teer, dat
men als ouders dat niet graag uit handen
geeft en hij waarschuwde er voor,, het
jonge kinderhart te overladen en daardoor
straks ongevoelig te maken voor den
godsdienst. Het bestuur van „De Dage
raad" bestond eenmaal louter uit oud-leer
lingen der Christelijke school, ze hadden
zich „tegen-gegeten".
De dogmatische vraagstukken gaan het
bevattingsvermogen van het kind zeer verre
te boven.
Spr. vond het bijzonder onderwijs niet
het juiste antwoord op de Kaïnsvraag: „Ben
ik mijns broeders hoeder?"
Neen, de openbare school vervult den
wensch van onze koningin, uitgesproken in
den oproep naar geestelijke herbewapening
van ons volk, waarom spr. deze school „de
school voor allen" noemde.
De voorzitter dankte dan mevrouw
Keuning voor wat zij de vergadering schonk
in de „Wortelkindertjes", iedereen genoot
er van en hij hoopte, dat dit niet de laatste
maal was, dat zij haar gewaardeerde mede
werking zou verleenen. Wat den spreker
betrof, ook dezen een woord van hartelijken
dank voor zijn heldere uiteenzetting. Moge
lijk had iemand hi'ér of daar iets op te
merken (de politiek kwam er helaas nog
even bij!) maar grosso modo was de ontwik
keling van het betoog eenvoudig, boeiend en
overtuigend.
Daarna volgde een geslaagde verloting.
Er kwamen nog enkele nieuwe leden voor
Volksonderwijs. Al met al was het een
mooie avond.
Ver. Land- en Tuinbouwers.
Donderdagavond vergaderden de leden
van de Vereeniging van Land- en Tuin
bouwers, afd. „Schermer", in café Renses,
onder voorzitterschap van den heer Jb. de
Boer Cz.
Ingekomen was een brochure: „Bodem
en bemesting", door ir. Rietsema.
Art. 7 van den beschrijvingsbrief werd
uitvoerig besproken, nadat de heer C.
Madderom eenige inlichtingen had gege
ven. Daar echter alleen de groote lijnen
nog maar uitgestippeld waren, werd op
voorstel van den voorzitter besloten, den
afgevaardigde naar de algemeene verga
dering vrij mandaat te geven. Het voorstel
van de afd. Heer-Hugowaard-Zuid, om de
minimumprijzen te verhoogen, werd door
de leden gesteund. Benoemd tot afgevaar
digden werden de heeren J. Madderom
en J. Schilder, tot plaatsvervanger de
heer P. Kalis.
^DKW
De heer C. Wonder brak een lans voor
het aanschaffen door de afdeeling van een
aardappel-denatureermachine.
De heer Vaalburg gaf een verklaring
van het feit, dat dit punt van de agenda
nog niet in de bestuursvergadering was
besproken, en gaf verder inlichtingen
over de capaciteit en den prijs. Na zeer
uitvoerige besprekingen besloot men, zoo
spoedig mogelijk een machine met hand
kracht te koopen, welke bij den heer Jb.
Bakker gestationneerd zal worden. De
huurprijs voor leden wordt 2% ct. per
100 K.G. aardappelen, voor niet-leden
3 X ct.
Met een woord van dank sloot de voor
zitter daarna de bijeenkomst.
Coöperatieve Boerenleenbank.
Woensdag vergaderde de Coöperatieve
Boerenleenbank afdeeling Ursem ten huize
van den heer G. Oudejans onder voorzitter
schap van den heer J. Veldboer, directeur.
De heer Veldboer opende met een woord
van welkom.
De kassier deed vervolgens voorlezing van
de goedgekeurde rekening en balans over
het jaar 1938. De ontvangsten en uitgaven
bedroegen 164858,64.. Bezittingen en schul
den 159920,47, het saldo winst 243.08.
Rekening en balans werden met algemeene
stemmen door de algemeene vergadering
definitief goedgekeurd.
De heer Jb. Vet, afgevaardigde naar de
alg. vergadering te Utrecht, bracht vervol
gens een keurig verslag uit, waarvoor de
directeur hem dank bracht, hetgeen met
applaus door de vergadering werd beves
tigd.
Aan de orde was de verkiezing van een
bestuurslid voor den heer J. Veldboer, direc
teur, die periodiek moest aftreden. De heer
C. Schaap werd benoemd en dankte voor het
vertrouwen.
De heer A. van Diepen, lid van den Raad
van Toezicht, deelde mede niet meer voor
een herbenoeming in aanmerking te willen
komen met het oog op zijn hoogen leeftijd.
Door het bestuur weid bij monde van den
kassier aanbevolen den heer N. Oud, die on
der dankzegging voor het vertrouwen zijn
benoeming aannam.
Staande de vergadering nam de heer G.
Koelemeij ontslag als lid van het bestuur.
Het bestuur achtte het gewenscht, dat in
deze vacature wederom een niet-katholiek
benoemd zou worder. en beval daarvoor den
heer P. Koelemeij aan, die benoemd werd.
Tot afgevaardigde werd benoemd de heer
J. Vet.
Bij de rondvraag stelde de heer S. Veld
boer voor de beide oud-bestuursleden een
blijk van waardeering aan te bieden. Uit de
vergadering kwamen stemmen op, dat dit
dan een stoffelijk blijk zou zijn, waarop de
heer van den Heuvel voorstelde dit aan het
bestuur over te laten, wat met algemeene
stemmen werd aangenomen.
De heer C. Schaap had op de agenda ge
mist de benoeming van een afgevaardigde
naar het kringbestuur. Deze aangelegenheid
zou nader door het bestuur onder het oog
worden gezien.
De heer D. Aaij Pzn. informeerde naar den
rentestandaard en of de boete voor afwezige
leden werd gehandhaafd. Verder sprak dit
lid zijn verwondering uit over het kleine
bedrag aan voorschotten dat in 1938
door de bank was uitgegeven. Dit achtte hij
niet in het belang van de bank noch in dat
van de leden en hoopte, dat het nieuwe be
stuur hier bijzondere aandacht aan zou
schenken.
Vervolgens dankte de heer Veldboer zijn
medeleden en den kassier voor de prettige
samenwerking en de leden voor de on
dervonden medewerking en hoopte, dat het
nieuwe bestuur de bank tot nog grooteren
bloei zou brengen.
Schoorsteenbrand.
Donderdag brak er tijdens de afwezig
heid van de bewoners brand uit bij den heei
Jb. Kuiper te Noordijk. Dank zij de spoe
dige hulp der buren kon deze bijtijds ge-
bluscht worden, anders was het perceel
vooral met het oog op den krachtigen wind
geheel afgebrand. De oorzaak is vermoede
lijk een schoorsteengebrek. Behalve wat
materieele schade en wat waterschade is een
en ander gelukkig goed afgeloopen.
Wel animo.
Voor de betrekking van gemeenteveld
wachter te Ursem hebben zich 41 personen
aangemeld. In verband met het groote wo
ninggebrek zal de benoeming waarschijnlijk
nog wel eenigen tijd op zich laten wachten.
Nutsavond.
Voor het Departement Egmond der
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
hield de heer C. ten Bruggencate uit
Heiloo Woensdagavond een lezing met
lichtbeelden over „Land en Volk van
Indië".
De voorzitter der afdeeling, de heer
E. Vogelenzang uit Egmond aan den Hoef,
heette de leden en belangstellenden uit
Egmond aan Zee en Egmondbinnen wel
kom.
Op vlotte, onderhoudende wijze vertel
de de heer ten Bruggencate van land en
volk. Na een korte bespreking der geogra
fische ligging aan de hand van enkele
kaartjes, waarbij hij speciaal wees op het
gevaar, dat het dichtbij gelegen Japan
voor onze koloniën beteekent, wees hij er
allereerst op hoe weinig men Indië nog
kent in ons land, dat er toch zulk een
groot belang bij heeft. Hij noemde daar
van enkele frappante voorbeelden, waar
uit bleek, dat men b.v. geen begrip heeft
van de afstanden, terwijl toch b.v. Su-
matra een lengte heeft gelijk aan de af
stand AmsterdamAlgiers. Ook de bevol
king kent men niet en men vergeet
meestal, dat in Indië niet één volk leeft,
maar verscheidene bevolkingsgroepen, die
soms zelfs vijandig tegenover elkaar
staan, zooals b.v. de Atjehers en de Ba
takkers. Ook klimaat, neerslag, planten
groei en dierenwereld zijn in het eene
deel van Indië geheel anders dan in het
andere deel.
Aan de hand van verscheidene prach
tige lichtbeelden vertelde de heer ten
Bruggencate hierna allerlei bijzonder
heden over de verschillende volken en
streken, Java met zijn vruchtbaarheid,
Atjeh met z'n nette, Mohammedaansche
bevolking, Batak, vlak bij Atjeh en toch
weer een geheel ander land, met een
meer heidensche bevolking, Minankabau,
een eldorado voor de dames, waar de
vrouw de baas is enz.
Met groote waardeering gewaagde hij
van het werk van den Alkmaarschen
dokter Thijssen, die Indië doortrekt om
de zieke inheemsche bevolking te genezen,
speciaal van oogziekten. Zijn groote op
offering en belangeloosheid voor een
oogoperatie rekent hij 2 cent hebben
hem bemind gemaakt bij de inlandsche
bevolking, hetgeen ook de aanhankelijk
heid aan het Nederlandsche bestuur zeer
ten goede komt.
Aardige staaltjes vertelde hij ook van
de rechtspraak door de hoofden, bijge
staan door een Nederlandschen contro
leur. Overbodig bleek die bijstand niet,
waar men b.v. 2 inlanders wegens het
lichten van fuiken tot den strop wilde
veroordeelen!
Ook van de verschillende steden als
Batavia, Medan, Deli enz. en het leven
der Europeanen in Indië werden nog tal
van bijzonderheden verteld.
Een warm applaus beloonde hem voor
zijn inderdaad boeiende, interessante en
van groote kennis van Indië getuigende
lezing.
Met een hartelijk woord van dank aan
den spreker sloot de voorzitter, de heer
Vogelenzang dezen avond.
H
Naar het Engelsch van Stanley Hart Page
43)
„Breng me naar boven, Archie riep ze.
Ik bracht miss Dykeman op dezelfde Ka
mer, waar Garrison zijn vrouw gebrac
had. Door Flount en King gesteund volgde
mevrouw Abbington. Dr. Innes was diu
bezig opwekkende middelen toe te dienen.
Ik verliet het vertrek en rende de r p
weer af. Mijn bloed kookte van woede.
Voordat ik zelf goed wist, wat ik wi
was ik al buiten en rende den heuve
naar het bosch. .Achter me hoorde ik
deur dichtslaan. Iemand riep me bU rny
naam. Ik holde door. Onder de dichte boo-
men begon ik spijt te krijgen van rnyn
overhaasting. Ik durfde geen licht ma Ken.
Met vooruitgestoken handen baande
op den tast een weg door het donker.
Eindelijk bereikte ik het strand,
nagaan, of iemand het eiland soms
liet. Het wrak scheen me als een mag
te trekken. Ik volgde den vagen omtreK
van de baai naar de uiterste punt v an
eiland.
Het was gevaarlijk. De klippen waren
onregelmatig en een val beteekende vrij
wel zeker den dood. Ik bleef zoover moge
lijk van den rand af. Het was een opluch
ting, toen ik de punt van het eiland be
reikte. Hoewel ik het niet zien kon, wist ik,
dat het wrak nu onder me in de donkere
kreek moest liggen. Ik zocht een plekje tus
schen de rotsen, waar ik, in den rug ge
dekt, over zee kon uitkijken. In de verte
flikkerde regelmatig het licht van den
vuurtoren in Midway. Maar de oppervlak
te van het water was zoo donker, dat ik er
aan wanhoopte, daarop een boot te kunnen
ontdekken. Ik bleef een half uur. Eindelijk
hoorde ik eenig geluid achter me. Met in
gehouden adem keek ik over een rotsblok
heen. Tusschen de boomen bewoog zich 'n
lichtje.
„Hallo, Clark, waar zit je ergens?"
Met een zucht van verlichting herkende
ik de stem van King. Ik liet mijn zaklan
taarn flikkeren om hem den weg te wijzen.
Innes en Flount bleken by hem te zijn. Ma-
pes eveneens.
„Ik begon bang te worden, dat het spook
je'meegenomen had", zei King. „Heb je een
boot gezien?"
„Geen snars gezien, behalve den vuur
toren en de branding onder me".
„Neem me niet kwalijk, maar ik geloof,
dat we tegen windmolens vechten", zei
Innes. „Ik wed, dat ik me binnen drie mi
nuten zoo in dit bosch verbergen kan, dat
niemand me vindt, voordat het dag wordt.
En wat een boot betreft, ik geloof niet, dat
er een, als het zoo donker is, te onder
scheiden valt".
We vonden, dat hij gelijk had.
„En, al zie je een spook, dan kun je er
immers nog niet op schieten", zei King
luchtig.
We keerden door het bosch by het licht
onzer lantaarns terug. King en Flount had
den ieder een geweer van het jacht over
den schouder.
„Waar is Abbington?" vroeg ik opeens.
„Onvindbaar", smaalde Flount. „Ver
moedelijk gevlucht".
„Dan moet hij weggezwommen zijn", zei
King lachend. „We zitten hier op een
eiland".
„Ja, dat weet ik wel", snauwde Flount.
Toen we thuiskwamen, waren de dames
al wat bekomen van den schrik Abbing
ton ook, maar op een andere manier. Hy
was dronken. Hij scheen al zijn dankbaar
heid vergeten. Hij was tegen iedereen on
hebbelijk. We stopten hem in bed.
„Ik wist wel, dat jullie niets zouden vin
den", zei Garrison hoofdschuddend. „Ik
snap er niets van. Het is duivelswerk!
Morgenochtend gaan we weg".
„Ik geloof werkelijk, dat dit het beste
is", zei King ernstig. „Als we geen dames
bij ons hadden, zou het iets anders zijn.
Maar nog zoo'n schok en dan raken haar
zenuwen heelemaal van streek. Ik wil wel
toegeven, dat ik vanavond een kwaad
uurtje heb gehad".
„Juist", bromde Garrison. „Enfin, ik heb
zooveel mogelijk gezorgd, dat ze vannacht
niet gestoord zullen worden. Ze slapen alle
drie by elkaar op onze kamer. Ik heb de
luiken gesloten en beloofd, den heelen
nacht voor de deur de wacht te houden".
„Keurig, Garry", zei Flount, zijn hand
grijpend. „Ik blijf je gezelschap houden".
Dat was volkomen in strijd met mijn be
doelingen ten opzichte van Garrison's vei
ligheid. „Ik blijf er ook bij", zei ik daarom
meteen.
Ook de anderen boden zich aan om de
wacht te houden.
„Het is onzin, allemaal op te blijven", zei
ik. „Laten we om beurten waken. De eerste
drie uur mijnheer Garrison en ik, dan King
en dr. Innes en Flount met Mapes de laat
ste wacht".
Dat werd aangenomen. Ik bleef dus met
Garrison voor de deur op wacht. Er ge
beurde niets en Innes met King namen de
wacht over. Ik trok mijn schoenen uit en
wierp me gekleed op bed. Ik zocht radeloos
naar een oplossing. Tegen den tocht op het
jacht naar New York zag ik erg op. De
heenreis was al zoo onfortuinlijk geweest.
Ongetwijfeld zou ons een nog grooter on
geluk op den terugweg overkomen. De
grauwe dag was reeds aangebroken, toen ik
Mapes en Flount hun wacht hoorde betrek
ken. Ik sprong uit bed en vernam, dat In
nes en King het al net zoo rustig hadden
gehad als Garrison en ik.
Voordat ik weer in bed stapte, keek ik
nog.eens uit mijn raam. Het was windstil
en de hemel was bewolkt. Ik kon over de
open plek tot aan het bosch toe kijken.
Naar rechts lag het strand. Daar waren de
rotsen niet meer dan een paar meter hoog.
Ik kon Thumcab Eiland nog net zien.
Juist wilde ik me van het venster afwen
den, toen mijn aandacht plotseling werd
getrokken.
Ik had gezien hoe een man zijn hoofd
even boven de rotsen omhoog 3tak en ter
stond weer terugtrok. Ik holde mijn kamer
uit en trof Mapes en Flount in de gang op
hun post. Ik bedacht me terstond, dat de
man op de rotsen in het nadeel was, om
dat hij niet vermoedde gezien te zijn. Als
ik alarm maakte, zou hij het bemerken. Ik
besloot dus slechts één persoon mee te ne
men, dien ik volkomen kon vertrouwen.
De deur van King was niet op slot. Hij lag
onder een enkelen deken op zijn bed, zon
der schoenen en jas.
,Wat is er aan de hand?" vroeg hy, da
delijk wakker.
„Ik meen ons spook gezien te hebben.
Gaat u mee?"
Hij trok haastig zijn schoenen en jas aan,
greep zijn geweer en ging mee.
Snel renden we de open plek over naar
een boschje vlak bij de klippen.
„Daar heeft hy zijn hoofd boven uit ge
stoken", fluisterde ik. „Mogelijk houdt hij
zich daar nog ergens verborgen".
„Laten we gaan kijken. Geen tijd ver
liezen!"
Omzichtig beklommen we de rotsen en
keken daar over den rand omlaag. Nie
mand te zien. Niemand kon zich schuil
houden op het vry vlakke strand.
,Weg!" zei King. „Waar zou hy heen
zijn?"
„Het wrak zou de eenige schuilplaats
bieden", meende ik. King knikte en zwij
gend liepen we snel het bosch in.
„Ik hoop, dat jullie voorzichtig zult zyn
met die vuurwapens!"
De stem, die de stilte brak, deed me bij
na omvallen van verbazing. Ik keerde me
om. Achter ons stond Christopher Hand!
(Wordt vervolgd).
w