chamberlain zeventig jaar. NOTITIE-BOEKJE. De vredesapostel van München. TkouwcUud Tiieuws UIT M IJ N Een hartstochtelijk visscher en een groot natuurvriend. GROOTSCHERMER WIER1NGERWAARD M. J. BRUSSE: VIERDE BLAD. ALKMAARSCH1 COURANT VAN ZATERDAG 18 MAART 1939. Neville Chamberlain, de Britsche minister-president, die door zijn vast beraden optreden enkele maanden ge leden plotseling een zoo druk bespro ken figuur werd, bereikt op 18 Maart den 70-jarigen leeftijd. Wij grijpen deze gelegenheid aan om eenigszins uitvoerig stil te staan bij het leven en de carrière van dezen staatsman, man. Neville Chamberlain, dé groote staats man van het oogenblik, stamt uit een be roemd Engelsch geslacht, dat in de laatste tientallen jaren ten nauwste verbonden is geweest met het binnen- en buitenlandsch beleid van de Engelsche regeering. Neville is de zoon uit het tweede huwelijk van Joe Chamberlain. Rijk geworden als schroeven- fabrikant werd deze burgemeester van Bir- succes. Hij richtte in Birmingham een stads- bank °P eer> instelling, die nog heden mingham en later minister van koloniën. ®eniS ls in haar soort en legde zich tij- s ^n oorlog met al zijn kracht toe op sociaal werk. In 1916 riep Lloyd George hem weg uit Birmingham en benoemde hem tot „director general of national service", een tamelijk vaag omschreven functie, die in hoofdzaak bestond uit het verdeelen van arbeidskrachten over de burgerlijke en mi litaire industrieën. De vervulling ambt was voor Chamberlain geen succes, want reeds na verloop van een jaar gaat hij terug naar Birmingham, dat trouwens te allen tijd voor de Chamberlains een soort toevluchtsoord is geweest. Austen heeft in dit verband gezégd: „Wat ik ook moge wor den, onder alle omstandigheden blijf ik 'n burger van Birmingham". Gekozen in het Lagerhuis. De carrière van Neville Chamberlain ver loopt langs lijnen van geleidelijkheid. Na zijn burgemeesterschap wordt hij gekozen als lid van het Lagerhuis. Natuurlijk al: vertegenwoordiger der Conservatieven. Te zelfdertijd wordt zijn halfbroeder Austen aangezocht om zitting te nemen in het oor logskabinet en op te treden als beheerder van de schatkist, een functie die hij vroe ger ook al eens vervuld had. Enkele jaren later wordt Neville benoemd tot directeur- generaal der- posterijen. In deze functie bleef Chamberlain slechts een jaar werk zaam; het werk beviel hem niet. Zeer wel kom is het hem, wanneer hij reeds het vol gende jaar den sprong kan maken naar het ministerie van gezondheid. Hier kan hij zijn gaven ten volle ontplooien. Sociale ar beid had immers reeds vroeg zijn groote voorliefde. Als minister van gezondheid slaagt hij er in, door handig manoeuvree ren enkele gecompliceerde en lastige wets voorstellen „er door" te krijgen. Maar ook deze vreugde was slechts van korten duur. Baldwin, premier en tevens groot vriend van Chamberlain, droeg Neville het beheer van de schatkist op. Maar voordat hij dit maal eenig positief werk kon doen, viel het kabinet. Toen Baldwin in 1924 wederom optrad als kabinetsformateur, kreeg Austen de portefeuille van buitenlandsche zaken. Ne ville weigerde wederom schatkistbeheerder te worden en verwierf de portefeuille van sociale zaken. Vele wetten kwamen onder zijn bewind tot stand, o.a. een pensioenwet voor wedu wen en weezen, terwijl de woningbouw aan zienlijk werd verbeterd. Door zijn daden Als zoodanig deed hij van zich spreken door de rol, die hij speelde in den Boerenoorlog. Hij was imperialist in hart en nieren. De beide zoons, Austen en Neville, hebben de richtlijnen, door den vader aangegeven, trouw gevolgd. Joe bestemde zijn zoon Austen voor de politiek. Als zoodanig liet hij hem alle mo gelijke voorrechten genieten. De jongere Neville zooals wij reeds opmerkten: een zoon uit het tweede huwelijk en dus een halfbroeder van Austen kreeg een uit stekende opleiding aan de „public school" te Rugby. Later volgde hij de coileges aan de Universiteit van Birmingham en werd op 21-jarigen leeftijd naar de Bahama eilanden gezonden om daar de leiding van een sisalplantage op zich te nemen. Hier vertoefde hij zeven jaar. Na afloop van dien tijd keerde hij terug naar Engeland en werd opgenomen in de directie van de schroevenfabriek, waarmede zijn vader een vermogen had verdiend. Ook in Neville's aderen stroomde politiek bloed. Gedeeltelijk ging de wensch van „ouden Joe" in vervulling. Zijn zoon Neville was inderdaad handelsman geworden; maar ook in zijn aderen bleek nogal wat politiek bloed te stroomen, want nauwelijks is hij teruggekeerd uit de West, of hij mengt zich politieke aangelegenheden. Aanvankelijk heeft die belangstelling slechts een locaal karakter. De belangen van zijn geboorte stad Birmingham gaan hem ter harte en weldra zien wij hem zitting nemen in hel college van burgemeester en wethouders. Men schreef 1915. De groote wereldbrand was uitgbroken. Elk land had behoefte aan knappe en scherpzinnige koppen. Het valt onder die omstandigheden niet te verwon deren dat men in Engeland de telgen van het roemrijke geslacht Chamberlain niet achteloos voorbijging. Neville werd burge meester van Birmingham. Austen staatsse cretaris van Britsch-Indië, een functie, die hij evenwel niet Ihng bekleedde. Toen be kend werd hoe jammerlijk de toestanden waren in de kazernes van de Britsch-Indi- sch soldaten, die streden in Mesopotamië, moest Austen zich voorloopig terugtrekken van het politieke tooneel, hoewel het vast staat, dat hij zich persoonlijk niets had te verwijten. Neville werkte in stilte, maar had meer heeft Neville Chamberlain getoond, dat „social improvement" voor hem niet was een frase, maar een begrip dat uit het hart kwam. Geregeld stijgt hij hooger op de politieke ladder. Op 62-jarigen leeftijd wordt hy mi nister van financiën in de nationale regee ring. Zyn onmiskenbaar beleid, waardoor het hem vrijwel gelukte het evenwicht te bewaren tusschen inkomsten en uitgaven, effende voor den eminenten staatsman den weg naar de laatste etappe: het premier schap. Recht door zee, wms vu alle rhetoriek. Arthur Neville Chamberlain is voor ons het type van den flegmatieken, in zichzelf gekeerden Engelschman. En toch doet hy nog altijd meer denken aan een school meester dan aan een volksleider. Trouwens alle kenmerkende eigenschappen van den volksmenner zijn hem vreemd. Van gezwol len taal moet hij niets hebben; komt tóch een enkele maal de rhetoriek om den hoek kijken in zijn toespraken, dan geschiedt het omdat dit sausje nu eenmaal nocxüg is by sommige gelegenheden, en Chamberlain, goed politicus als hy is, weet dit. Chamber lain mist het breede gebaar van den gebo ren leider, hij spreekt niet tot de verbeel ding van de massa. Daarvoor is hy te be zonken en te conservatief, maar ook zijn gestalte hniets imponeerend. Zin voor humor, d,_ dikwijls aan het debat een kleurig tintje kan geven, schijnt hij niet te hebben. Cijfers, cijfers en nog eens cijfers, dat is het element van den tegenwoordigen minister-president. Alleen de cijfers spre ken en duidelijke, betrouwbare taal voor hem. In het debat is hij onbevreesd als een leeuw; het partijgescheld laat hem koud onbewogen dient hij zijn tegenstanders van repliek, bestaande uit feiten, logica en een flinke dosis sarcasme. Zijn belangstelling is uiterst veelzijdig. Wanneer een onderwerp in het parlement moet worden behandeld, verdiept Cham berlain zich eerst in diepgaande studies vóór het ontwerp aan de leden van het parlement wordt voorgelegd. Hij kan zwij gen als het graf, hetgeen blijkt uit de vol gende anecdote. De schoolvoeding. Deze week wordt voor het laatst schoolvoeding verstrekt. Deze proef heeft thans ruim drie maanden geduurd en mag volkomen geslaagd heeten. Tien kin deren ontvingen drie maal per week in school een warmen maaltijd. Dit kon, door de welwillende medewerking van vijf dames, die om beurten een week lang het eten bereidden. De kosten werden vergoed door de gemeente. Het is te hopen, dat in het najaar deze nuttige instelling zal worden voortgezet. De geachte afgevaardigde zal toch niet Toen Chamberlain in 1931 benoemd was tot minister van financiën, werd hem van alle kanten, door leden van het parlement en journalisten, gevraagd, iets mede te dee- len over de begrooting, welke hij zou in dienen. Ijverig begon Chamberlain tus schen zijn papiertjes te zoeken, maar kon het gezochte niet vindentot eindelijk, daar scheen hij het te hebben. In gespan nen verwachting luisterde het auditorium van het Lagerhuis. Wat zou er komen Triomfantelijk begon Chamberlain voor te lezen: „De geachte afgevaardigde zal wel niet verwacht hebben, dat ik iets over de komende begrooting zal loslaten". Een oogenblik was men verbijsterd door dit antwoord. Toen weerklonk '-n daverend gelach door het Huis. Dat Chamberlain een taak heeft, die hem van den vroegen morgen tot den laten avond in beslag neemt, zal niemand ont kennen. Toch heeft hij nog tijd voor lief hebberijen. In zijn vacantie of vrijen tijd gaat hij bij voorkeur uit visschen, daarbij trouw terzijde gestaan door zijn parapluie en zijn vrouw Anny, die ook bij zijn poli- tieken arbeid steeds zijn steun en mede werkster is. Hij is een echte natuurvor- scher en houdt bijzonder veel van bloemen en planten. Tijdens de ernstige financieele crisis van 1932 vond hij nog den tijd een ingezonden stuk aan de „Times" te zenden over een klein vogeltje, dat hij voor het eerst in Hyde Park had gezien. Daar kan men hem vrijwel iederen mórgen zien, op de och tendwandeling, soms geheel verdiept in het Poldervergadering. De vergadering van dijkgraaf en heem raden met hoofdingelanden werd Donder dagmiddag 4 uur onder leiding van dijkgraaf Haringhuizen gehouden. De dijkgraaf deelde mede, dat de over eenkomst betreffende de onderpaden aan den Westfrieschen dijk met het Hoogheem raadschap is aangegaan. Er zal nog een kleine uitbreiding plaats hebben. Op een vraag van den heer Blaauboer of er ver andering in het plan is gekomen, zeide de voorzitter, dat de heer E. Wonder verzocht heeft om ook zijn kluft er in op te nemen. Dit gaat dan voor rekening van den belang hebbende. Medegedeeld werd, dat de duikers aan den Barsingerweg gereed zijn. Het dag. bestuur is met den aankoop van een vrachtauto nog niet geslaagd. De onder vinding heeft wel wat doen overhellen naar de gedachte om een nieuwe auto te koopen. Er is een gebruikte auto te koop voor 1300. De kosten van een nieuwe 4-tons auto worden geraamd op 2100, zoodat het dag. bestuur dit voordeeliger vond. Na nog eenige discussie werd aan 't dag. bestuur machtiging gegeven om naar eigen goeddunken te handelen. Met den heer C. B. Blaauboer is overleg gepleegd en nu zal er een hek worden ge plaatst tot aan het perceel Böttger. De publieke voetpaden vanaf de perceelen nabij Oudesluis langs den dijk tot aan den Molenweg worden opgeheven. Dit is ook 't geval langs den Oostdijk vanaf het perceel Breed aan de Nieuwesluis tot aan den Westfrieschen dijk. De Bp.rsinger weg vaart is bijna uitgediept. Met de begrooting zal het vrij goed uit komen. De post materiaal is overschreden, doch van 't arbeidsloon is iets overgebleven, zoo dat de overschrijding een paar honderd gulden zal bedragen. In aansluiting daarop zeide de voorzitter, dat het wel wel dienstig is om in het najaar ook de vaart in de Buurt vanaf den Bar singerweg tot Walingsweg onder handen te nemen en ook de Molensloot. Een plan is nog niet opgemaakt, doch in beginsel werd machtiging gevraagd. Een groote moeilijk heid zal wel zijn om de specie kwijt te raken. De bedoeling zou zijn om een ter- voeren der eenden. En nauwelijks een uur later staat hij in het Lagerhuis om zijn be leid te verdedigen, lastigen opponenten van repliek te dienen of verklaringen af te leg gen, waarop de geheele wereld gespannen heeft gewacht en die voor de toekomst van beslissenden invloed kunnen zijn. Arthur Neville Chamberlain mag dan een aarts cijferaar zijn, een nuchter logisch denker als geen anderhij is in dezelfde mate idealist. In de afgeloopen maanden hebben wij hem leeren kennen als een onvermoeid voorvechter van den vredeeen idealist, die met beide been'en op den grond staat. rein te huren om de bagger daarop te be waren tot dat het droog is en dan daarmee eenige slootjes te dempen. Algemeen kon men met dit voorloopig plan instemmen. De 's was in orde bevonden. Dooi 3ed. Staten werd goedgekeurd het bestuit nzake zekerheidstelling van den penningmeester. Het volgende punt was bespreking over dracht van de aandeelen der N.V. Mij. voor Gemeentecrediet. In een vorige vergadering was ter sprake gebracht de 5 aandeelen, groot ieder 1000, te verkoopen en dan de schuld bij de Nuts- spaarbank af te lossen. De beurswaarde is thans 160 Er is nu een circulaire ingekomen, waar bij wordt voorgesteld de aandeelen over te dragen aan de Algemeene Friesche Levens- verzekerings Maatschappij. Voor elk aandeel kunnen twee obligatiën worden verkregen tegen 3 Het dag. bestuur wilde thans obligatiën nemen. We kunnen later zien of we schulden zullen aflossen. Na eenige discussie verkreeg 't dag. be stuur machtiging om desnoods de obligatiën te verkoopen tegen ten minste 90 procent. Het laatste punt betreft een verzoek van het gemeentebestuur om op de dorsch van het Polderhuis twee nieuwe arrestanten lokalen te mogen bouwen. Het dag. bestuur stelde voor op het verzoek in te gaan onder voorwaarde, dat de gemeente later het onderhoud voor haar rekening neemt en dat het gemaakt zal worden in overleg met het polderbestuur. Verder ligt het dan in de bedoeling om de oude plaats uit te breken en in te richten voor fietsenstalling. Algemeen goedgevon den. Ten slotte wilde de dijkgraaf nog in her innering brengen dat veel boomen door de iepenziekte zijn weggeraakt. Er ligt nog heel wat hout opgestapeld, dat voor 1 April ontschorst moet zijn. Ook het hout in huis geborgen moet ontschorst zijn. Anders blijft het gevaar bestaan. De wettelijke voorschriften moeten toe gepast worden. De hoofdingelanden worden opgewekt om zooveel mogelijk mede te werken, dat het hout niet blijft liggen. De heer A. Rot vroeg inlichtingen over het eventueel dempen van een sloot tus schen zijn land en het perceel trambaan, dat nog aan den heer Borst toebehoort. De dijkgraaf lichtte toe, dat de slooten niet gedempt mogen worden. Er zal dus eerst een verzoek bij het polderbestuur inge diend moeten worden. Een dergelijk ver zoek zal rijpelijk worden overwogen, waar bij de belangen van den polder en ook van de belanghebbenden in 't oog gehouden zullen worden. De heer Blaauboer bracht het Polderhuis ter sprake, waarover hij ook reeds eerder met den dijkgraaf en den burgemeester ge sproken had. Zooals bekend wordt dit gebouw ten dienste gesteld voor polder en gemeente. De gemeente betaalt hier huur voor. Volgens den heer Blaauboer zou het later kunnen gebeuren wanneer een jongere gene ratie in het bestuur kwam, dat men zou zeggen: „laat de gemeente zelf maar een huis bouwen". Is er misschien iets op te vinden dat dit kan worden voorkomen? De voorzitter zeide, dat de historie reeds meebrengt, dat het gezamenlijk gebruikt zal worden. Wij van onzen kant kunnen daaromtrent wel zekerheid geven, doch een later bestuur zou 't kunnen veranderen. Dit is toch niet denkbaar. Er kan alleen schade uit voortvloeien. Toch wilde de voorzitter er wel eens over denken of er iets op gevonden kan worden. Verder vroeg de heer Blaauboer hoe 't dag. bestuur denkt om enkele boomen te rooien op smalle plaatsen. De dijkgraaf wilde hierover over leg plegen met den Provincialen Water staat. In vino veritas. (In den wïjn is de waarheid.) Onlangs, bij 't opruimen van mijn boeken kast, vond ik een oud vergeeld boekske, waarin een even naïef als geestdriftig poëet zoowaar alle beroemde wijnoogsten, al.e crus, uit het land van Médoc op rijm heeft bezongen en tot de meest lyrische lyriek herleid 't Was daar bij ons achter de Noord-Hol- landsche duinen een stormachtig £ul^ Maartsche dag met vlagen van hagel. En begrip wijn, dat is immers: de zuidelijke zomerzon opgebotteld, had in al dit kil hui veringwekkends een zondige bekoring vooi mij. Vermoedelijk vooral, omdat de stroo men van nattigheid, die onze tuin niet a kunnen verzwelgen, den kelder drie voe er. diep hadden onder gezet, waarin nu de p an ken van de wijnrekken mijner bevoorrechte voorgangers woest en ledig ronddreven. Dus las ik gretig voort over dien S0"6" drank, uit rijp gestoofde druiven gepers n achter de rijmsels ontdekte ik, als zoo maai een simpel prozaisch aanhangsel: een pro es sorale rede, door een dankbaren leerling ge stenografeerd, die een zekere hooggeleerde Barbius juist honderd jaren geleden te or deaux voor zijn studenten heeft gehou e over niets meer of minder dan den inv oea van den Wijn op de beschaving. De wereld geschiedenis, bekeken dus door het wyng heen. En curieuser historie-beschouwing e u licht nooit genoten. Hierom wil ik t ve. dietschen, om er u voor dit weekeind 6oe gunstig op te onthalen. En ik hoop, da u deze rare wijsbegeerte dan even welig zu zwelgen als ik boven mijn ontredderoen kelder. Want al dadelijk leerde ik ik er vw wonderlijk toepasselijk uit, dat de cf'^y zorg van IT- nch eveneens na den zoitav or is geweest om op de droogvallende aarde weer een wijngaard te poten, opdat het drui vensap hem toch schaloos mocht stellen voor zóó veel ontbering door water. Ik zal 't op mijn erfje probeeren. En dan trad daar, zoo maar in ons van plassen blikkerende, druipende en in dezen jaartijd door penetrante koeienmest-geuren vervulde boerenland, de jonge Bacchus zelf op: „stralend van jeugd en schoonheid, met den krans van wingerdranken om de slapen, rechtop staande op den zegewagen, die door purper-en-goud gevlekte panters voortge trokken wordt, omringd van dansende bacchanten, wier uitgelaten loflied op-schalt naar de triomfeerende, drieste godheid". Ach, en dan onze Harger boereknotsen! Vervolgens in den collegetoon vervallend, doceerde de hoogleeraar: „zóó verbeeldden zich de Ouderen de macht van den wijn, door alle waarachtige dichters verheerlijkt, van Anacreon en Horatius af, tot in onze dagen. Waar Bacchus, 't van leven dronken pleegkind der Muzen, den wijnstok tot bloeikracht ge wekt heeft, daar gaat nog altijd zijn bezie ling en zijn vurige blijdschap van uit in de menschen ja, zelfs nog steeds in onze lamentabel vernuchterde dagen". Is 't niet prachtig van pathos, voor zoo'n bejaarden Bordeauxen professor, om zijn discipelen van 'n eeuw geleden van den wijngeest te bezielen? Inderdaad, en dan gaat deze wijze, heel stellig gelaafd door de melk voor de grijsaards, doceerende voort om uit de oudste historie te bewijzen: „dat beschaving onafscheidelijk is van den wijn bouw". „Zoodra er menschen wegtrokken uit de landstreken, waar de druif groeit, volgde immers aanstonds de scheiding in twee rassen Zij, die Wijn dronken, en de ver- wordelingen, die hiervan verstoken blijven. Waar de wijnstok in eere bleef, behielden de volken hun kracht naar lichaam en geest door het gebruik van het levenwekkende druivensap, dat hun de harten blij maakte, hun ergernissen wegnam, hun illusies op wekte, hun angsten kalmeerde, hun energie- aanvuurde en een universeele grootheid gaf aan hun genie. Het ras dat wijn drinkt is één en ondeelbaar gebleven als de Waarheid zc'f, en de lijd en do atmosferische invloeden hel. ben geen afbreuk kunnen doen aan zijn ken merkende eigenschappen. Terwijl het ras, dat deze landstreken ver liet, er allen goeden smaak jammerlijk bij verloor, gedoemd tot het lijden van alle ziek ten en kwalen, door het gemis van de na tuurlijke opwekking van de maag met het heulsap van den wijn. Deze aan den wijnstok ontrouwen begonnen, o gruwel! stooksels van gebrande granen, aftreksels van thee of safraan, elders de wrange sappen van appe len, kersen of peren te drinken, weer an deren raakten jammerlijk verslaafd aan gistingsproducten van gerst, maïs, van aard appelen zelfs. En door den verderfelijken invloed van deze helsche vochten vormden zich van die talrijke bijrassen, die zoo leelijk van aanschijn zijn en van ziel als de leugen zelf, en die de menschheid onteeren door hun verworden en kwalijke zeden. Ja, zelfs nam de huid de kleur aan van de dranken, die de menschen zich aanwenden te drinken. Hierdoor hebben de Bourguignons de frischroode tint van den wijn op hun wangen behouden, terwijl de thee de Chinee- zen zoo geel heeft gemaakt, en het bleeke bier de menschen in het Noorden zoo vaai, en de maïs-stooksels de Roodhuiden om hun blankhuid hebben gebracht. Het was dan ook het wijn-ras (in Europa de bewoners van Athene, Rome, Florence en Parijs) dat de beschaving over de wereld verspreid heeft en voorgegaan is in al wat goed was en schoon. Mogelijk hebben door de eeuwen heen Engeland, Duitschland, Rus land, Holland en Noord-Amerika ook wel enkele min of meer geciviliseerde menschen voortgebracht, maar de volkeren als zoo danig zijn daar nog altijd barbaarsch. Waar tegenover in Griekenland, Italië en bijna geheel Frankrijk de mensch bekleed is met de souvereiniteit van de gedachte. En 't is alleen door het verbeterd verkeer, dat be doelde barbaarsche naties steeds meer gaan teren op de levenssappen, waarmee de druif Frankrijk gelaafd heeft. Waarom anders zouden die verwordelin- gen, (deze professorale oratie is 100 jaar oud, M.J.B.) zoo verschillend van afkomst, van geloof en zeden, in hun taal, hun letterkun de, hun cehouwbiirgen. hun kleedij, hun omgangsvormen en waar1*1 al niet meer. zoo slaafs de Parijsche voorbeelden navol gen? Waarom bootsen zij zoo hopeloos de Fransche gelijkheid, vrijheid en broeder schap na? Omdat zij allemaal in mindere mate de Fransche wijnen gebruiken. Daar in vinden zij de kiem voor de betere ge voelens. En dat is een zegen voor die volkeren, die elkander haten en elkaar alles misgunnen. Want hun karakters zijn zoo wrang, zoo zuur en zoo hittig als de gemeene dranken, waarvan hun lijven en zielen zijn doortrokken. Het wonder van Bacchus, die de barbaarsche volkeren beschaaft en zelfs de tijgers temt, dat zij hem de voeten lekken, hetzelfde mirakel herhaalt zich in onze dagen". In de geschiedenis van alle landen vindt deze wijndoortrokken professor den invloed van het druivensap of het gemis hiervan als verklaring voor alle gebeurtenissen. Ook wij komen aan de beurt. „De Hollanders" zoo toast hij voort, als zwraiende met zijn wijnglas „zij hebben altijd bier gedronken om hun dorst te les- schen. Maar evenzeer hebben zij steeds den wijn gebruikt als den eenigen verkwikken- den drank bij uitnemendheid, die op hun feesten nooit mocht ontbreken. In de gou den eeuw consumeerden zij wijn uit groote roemers tot heil van hun handel, hun weten schap en de kunsten. Wanneer een gast in een eerzaam huis kwam, werd hem onmid dellijk een blad met karaffen Bordeaux, Spaansche wijnen en port voorgezet. De Hol- landsche boer, die rijke voortbrenger van boter en kaas, dronk de streelend zoete wij nen van Bergerac en Clairac. En de koop lieden waren gewend in hun sociëteiten minstens een halve flesch fijnen wijn te drinken in de zwijgzame uren van hun whist- en omberpartijtjes. Maar tegenwoordig begint het gulle pre senteerblad in onbruik te geraken, uitgezon derd bij de patricische families, die trouw blijven aan de voorvaderlijke zeden. De boer drinkt veel minder wijn. Trouwens, over 't algemeen wordt de Hollandsche disch armelijker en mist men daarop de flesch wijn, die vroeger warmte gaf aan de koude, bloedarme samenkomsten van deze Bataven, hun geest opvroolijkte, hun scherpzinnigheid aanspitste en hun hart sterker liet kloppen, waardoor zij in staat waren tot de meest grootsche daden. Het aantal naar Holland uitgevoerde oks hoofden wijn vermindert schrikbarend. Dit brengt heden en toekomst van Holland in gevaar. Laat Nederland toch oppassen. Zoo lang het onzen wijn bij stroomen heeft ge dronken, is het een groot, edel land geweest. Maar reeds komen de onheilen. De hersens van zijn notabelen waren door het drinken van bier en jenever niet meer bij. Hierdoor heeft België zich kunnen losscheuren. Toch beschikt dit land nog over rijke bronnen van welvaart. Daarom: laten de Hollanders weer moed scheppen en hun energie aanvuren door de eenige bemoediging die de goden aan den mensch hebben geschonken. Voor hen dreigt het gevaar uit Engeland. Laat Nederland nooit vergeten dat de Engelsche aristocratie, die met zoo eerbiedwaardige diplomatie regeert, Médoc-wijnen drinkt, terwijl het Engelsche volk dat de ruggesteun is van het gouvernement, zich laaft met edele port wijnen. Menschen, wier hersenen van bier en jenever doortrokken zijn, kunnen de ver nuftig gesponnen draden der hoogere poli tiek nooit ontwarren!" Tegenover zoo'n opgetogen wijn-filosofie staat een barbaarsche zoon der westerstran- den, waar immers slechts aardappelen zou den groeien, zwarte jeneverstokerijen en dor helmgras, bibberend van koude beredeneerd heid in de Maartsche buien te snakken naar een teug zonnekoestering, een dronk zoelte en lachende klaarheid van blauwe luchten, naar de aroma's van zuidelijken bloei, die de druiven uit de lente en den zomer hebben gepuurd, om ook ons, verwordelingen, wat gloed, wat gisting te brengen in het trage kikkerbloed wat kleur in onze vale wan gen. Want door de wijsheid van dezen Bordeauxen professor van honderd jaren ge leden is hij zich zoo juist bewust geworden van zijn gruwelijke degeneratie als een van het wijngaard-afvallige bijras der Bataven. Met een kelder vol van niets dan troebel water! Nadruk verboden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 13