BOODE STER Hij is er wèg van! NOTITIE-BOEKJE. ONS IN D ISCH H O E KJ E. QemeeHteeadm Een gesprek met Dr. van der Sleen. Als iemand verre reizen doet M. J. BRUSSE: UIT H IJ N Bezoek bij de Roodhuiden opperhoofden Tewenitaneken. NIEMEIJER'S Lichte aardschokken komen op Ambon herhaaldelijl voor, zóó vaak, dat men er geen acht op slaat. B' URSEM VIERDE BLAD. ALKMAARSCHE COURAXfr VAN ZATERDAG 1 APRIL 1939. Aanbellende aan een huis in een klein straatje in Haarlem, overdenk ik by mezelf, dat dit toch eigenlijk geen omgeving is, waarin je een wereld reiziger zou zoeken. „Scheikundig Labo ratorium" staat er op de deur te lezen, en ook dat rijmt zich al weer heel slecht zoo denk ik met den man, met wien ik zoo aanstonds een gesprek zal hebben. Een wereldreiziger, nou, die reist door de wereld, zit nu hier en dan daar, maar zou die er ook nog een eer zaam laboratorium op na houden, met alle drukke werkzaamheden, daaraan verbonden? Midden in mijn overpein zingen gaat de deur open, verschijnt een lachend gezicht, en zegt een lachende stem: „Neemt u mij niet kwa lijk, dat ik u met zoo'n vroolyk gezicht open doe, maar, weet u, hier in dit huis wordt altijd gelachen, en zyn we altijd vroolijk". Waarop ik onmiddellijk repliceer: „Maar zie ik er dan uit om te huilen?" Dat breekt meteen het ys, m binnen weinige oogenblikken zitten we tegen over elkaar, de interviewer en de heer dr. W. G. N. van der Sleen, Neerland's meest bekende globetrotter, termijl mevr. van der Sleen, die haar man op bijna al zyn reizen vergezelt, het gesprek ver gemakkelijkt door een voortreffelijk kopje koffie. Ik val maar meteen met het opschrift van de deur in huis: „Heeft U dus eigenlijk een scheikundig laboratorium, en doet U wereldreizen in Uw vrijen tijd?" „Mijn vader had een laboratorium voor wateronderzoek. Hij heeft my in dat vak opgevoed, en ik ben gepromoveerd op een onderwerp over drinkwater. Na dien kwam ik in het laboratorium van mijn vader, dat ik nog heb, en dat nog steeds een dozijn waterleidingen onder controle heeft". „Hoe bent U dan tot het reizen ge komen?" „Toen ik hier in Haarlem leeraar was aan het gymnasium, kreeg ik een opdracht tot het instellen van een mineralogisch onder zoek in Britsch-Indië, en een biologisch on derzoek in de Roode Zee. Ik vroeg voor die werkzaamheden verlof aan, maar ik kreeg het niet; toen heb ik het eenige gedaan, wat me te doen stond: ik nam subiet ontslag, en van dien dag af dateert eigenlijk mijn leven van reizen en omzwervingen. Elk jaar ging ik er op uit, en als ik thuis kwam, schreef ik artikelen en boeken, hield ik lezingen over mijn reizen. Zoo werd mijn leven een aan eenschakeling van reizen, trekken, schrijven en lezen. Natuurlijk ben ik met ons eigen land begonnen, en ik mag zeggen, dat alleen Thysse Nederland beter kent dan ik". „Ik geloof, als ik aan Uw buitenlandsche reizen kom, dat ik het beste kan vragen, waar U n i e t is geweest." Gelyk hebt u. Ik ben niet geweest in China en Japan, want daar is altijd te veel herrie naar mijn zin, en daar houd ik niet van; verder interesseert Amerika my niet, de Vereenigde Staten ten minste, omdat ik met geloof, dat ze daar schoonheden hebben natuurschoon bedoel ik die men elders niet heeft. En ook Alaska kende ik tot nog toe niet, maar daar ga ik nu dezen zomer heen, met mijn vrouw. Ik ga namelijk bij voorkeur naar streken, die in de bizondere belangstelling staan, of die waard zyn, de bizondere belangstelling te krijgen. Dr. van der Sleen Bijvoorbeeld mijn reis van verleden jaar naar Zuid-Afrika, en mijn trip naar Lap land. Dat is een mooi en interessant land! Het is werkelijk het ideale land voor onze wandelende jeugd, dat wil zeggen: voor de werkelijk sportieve wandelende jeugd, want het grootste gedeelte van onze jeugd wandelt niet, en is niet sportief. Maar ik heb daar in Lapland tien dagen achtereen gezworven zonder één mensch te zien. En prachtige kleurenfoto's dat ik daar gemaakt heb Ze hebben zoo de aandacht getrokken, dat ik van het Prinselijk Paar een invitatie heb gekregen om ze op Soest- dijk te laten zien, aan welke uitnoodiging ik natuurlijk graag heb voldaan." „Dit jaar staat dus Alaska op het pro gramma." Ja. En we verheugen ons er al bij voor baat op. Dat wordt een heele onderneming, want we zullen er vyf maanden voor noodig hebben, en gedurende die vijf maanden zullen we drie maal drie weken in onze eigen vouwboot door de wildernis trekken, mijn vrouw en ik, want we zijn ook van plan om diep het binnenland van Canada in te reizen. De heele reis staat al op papier, maar U hebt er geen idee van, wat er allemaal ge daan moet worden, voor we op de boot kunnen stappen. De voorbereiding van zoo'n reis is echter alweer een sportief ge noegen op zichzelf". „In Indië bent U ook geweest?" „Oost- en West-Indië heb ik bezocht, en ook Nieuw-Guinea. Drie weken heb ik aan den Boven Digoel vertoefd, en ik mocht er weer vandaan ook. Dat overkomt niet ieder een, die daar eenmaal is!" „Uw grootste tocht?" „De Himalaja. Negen maanden heb ik door dat bergland rondgezworven. Een schit terend en imponeerend bergmassief." „En vliegen?" „Ik mag me erop beroemen, dat ik alle luchtlijnen in Europa heb bevlogen, zonder een uitzondering. Ik doe het graag, want ik vind het vliegtuig als vervoermiddel werke lijk ideaal. Dat blijkt bijvoorbeeld pas, als je met de K. L. M. naar Indië vliegt, wat ik ook heb gedaan. Je ziet dan veel en veel meer dan met de boot. Gaat U zelf maar na. Marseille is Rotterdam, Port Said is het slechtste gat van de heele aarde, nou, dan komt Colombo nog, en dan is het afgeloopen. Ga je vliegen, dan kom je eerst in Athene, met al zijn klassieke schoonheden, vervol gens in Bagdad, het centrum van het Mo- hamedanisme, in Jodphur, centrum van den Hindoeschen godsdienst, in Rangoon, cen trum van het Boeddhisme en Bangkok, het sprookje van het Oosten. Neen, dat is wer kelijk een ideale reis". „En zoo gaat u met een blijmoedig ge zicht, ondanks het klimmen der jaren, de heele wereld door". i Dr. van Riemsdijk had voor 't slot van onze Canadeesche reis een allerpikantste verrassing voor ons bewaard. En onder weg in den extra-trein moet hy daar stilletjes telegrammen over hebben gewisseld met den Nederlandschen consul-generaal te Montreal, om dit avontuur nog juist inge past te krijgen, vóór we aan boord van de Melita weer huis toe zouden varen naar the Old Country. Want, verbeeldt u, dat er in de Nederlandsche kolonie vage geruchten hadden geloopen van een Hollandsche dame, die niet alleen de echtgenoote zou wezen van een Roodhuiden-hoofdman, maar die door zijn stam ook zélve als Indianen-opper hoofd, als squah, was uitgeroepen, om de waardigheid waarmee zij haar koperkleu- rigen gemaal nu al sedert vele jaren trouw en verstandig had terzijde gestaan. En ziet, na een ambtelijk onderzoek was gebleken, dat dit merkwaardige menschenpaar inder daad woonde in het Indianendorp Cawghna- waga. Dat zijn naam voor den stam, dien hij leidde, American Horse, het Amerikaan- sche paard, was, en dat de vrouwelijke Chief inderdaad een Rotterdamsche van afkomst zou wezen. U begrijpt hoe wij op den langen weg er heen in den auto en onder de lange wacht op de veerboot over de St. Laurence-rivier zwolgen in herinneringen aan Aimand, Cur- wood en Karl May, nu wij daar aanstonds onzen broeder het Roodgezicht, en het blanke opperhoofd, zijn gemalin, onze op wachting zouden mogen maken in hun toofdkwartier van het Indianenkamp. En at wij reeds oefenden de sacramenteele agroeting van een lichte buiging onder den uitroep „how?" die door de gebruikelijke volgwoorden „do you do?" immers voor den Indiaan tot een beleediging zou worden, en hoe hierna de ceremonie van het neuzen, van het elkander toesteken en licht beroe ren der neuzen, onzen volkomen ernst en hoffelijkheidszin zou vereischen. Met, ver moedelijk, dan het gezamenlijke zuigen aan de vredespijp, wanneer de heer American Horse er tenminste niet de voorkeur aan zou geven zijn verzameling skalpen met de onze te verrijken. Waarbij wij elkander natuurlijk reeds aanspraken, beurtelings als Metgezel van de maan, Vasthand, Steenhart, Grijs- oog, Leeuw der wildernis of Wapi de Wal rus. Maar met dat al was onder den langen overtocht over den stroom dé schemering gevallen, en op de onverlichte wegen van den Indiaanschen oever raakte onze chauf feur de kluts bedenkelijk kwijt. Na een wijle remde hij dan ook resoluut vast en ging in donker op kondschap uit. Weldra zagen we hem in 't vale schijnsel van een olielamp terug, toen hy de deur van een troosteloos inlandsch winkeltje had open gezet waarop een stelletje triestige, sjo fele, roodhuidige menschen om hem gingen samenscholen, blijkbaar tot beraad. Hij keerde weer en nam uit hun midden een Indianen-joggie mee. 'n Klein, schrander en kwiek Roodhuidje, koperkleurig snuitje, door 't duister priemende schrijlingsche oogjes, koolzwarte haren, maar daarbij, on eigenlijk al even schooiërig aangedaan als onze eigen straatschoffies in Amsterdam. Dat jong nam nu parmantig als loods de verdere leiding van den wagen over naast den lako- nieken bestuurder. Hy liet ons dwars door drassigheden, plassen en moerassen hotse- botsen over de knobbelige deining van ver zonken paden en daaromtrent, door akker tjes en veldjes heen in den nu volslagen zwart geworden druipenden waaiavond zon der lantaarns. En tegen een houten trapje als aan een steigertje meerden zij onver hoeds den nydig ronkenden auto toen par does vast: „Here you are. American Horse!" riep 't braniënde gidsje. Maar zoodra daar boven licht werd gemaakt en geroes klonk van wel even verbouwereerde stemmen, Ja, wie een pijpje Roode Ster op steekt, is «wèg" van dit heerlijk aroma, dezen fijnen smaak! Want Niemeijer's Roode Ster, zoo mild en geurig, blinkt uit in kwaliteit. ZELDZAAM ZACHT EN LICHT IN DE PIJP' 6, 10 en 13 et. per hall ons Ondanks het feit, dat ik al grootvader ben geworden. Het is inderdaad waar, dat je met een blijmoedig gezicht en een opgewekt humeur overal in de wereld terecht kunt. Vroeger had ik noe wel eens veel een don keren bril op. Toroat mijn vrouw zei: je moet je uilebril afzetten, want daar schrik ken de menschen van. Ze had gelijk. Want waar je ook komt, als de menschen een paar lachende oogen zien, heb je ze gewon nen ook, al is het in het binnenland van Lapland". „En elke reis levert een boek op". „Ja. Dat is wel aardig voor de kinderen, die dan later nog eens kunnen nagaan, waar hun ouders allemaal hebben gezwor ven. Want om rijk te worden moet je geen boeken gaan schrijven. Als ik het goed nareken schrijf ik boeken voor een kwartje per uur". „Heeft U nooit eens in gevaar verkeerd op Uw vele reizen?" Een breede glimlach gaat aan het vol komen onverwachte antwoord vooraf: „Ja wel. Geregeld. Eiken dag. Ik rijd in mijn auto per jaar ongeveer 20.000 K.M. door ons goeie vaderland, als ik aan mijn lezingen bezig ben. Dan verkeer je doorloopend in gevaar, zelfs al mist het niet. Maar als je, zooals ik de vorige week, 's nachts om twee uur in een dikken mist van Delfzijl naar Groningen moet rijden, dan ben je méér in gevaar dan bijvoorbeeld te midden van de wilde dieren. Als je zoo'n tocht doorstaan hebt, dan tel je stroomversnellingen niet meer, of een beer die boven op je tent valt". „Een beer op Uw' tent?" „Ja, dat overkwam me ergens in Canada. We lagen in onze tent rustig te slapen, toen er plotseling iets zwaars boven op ons viel, en de heele tent mee nam. Ik gaf een schreeuw, en begon in behoorlijk krachtig Nederlandsch uit te varen, want ik dacht, dat mijn vrouw me schopte in haar slaap. Dat ben ik zoo gewend, weet U. Maar blijk baar is het dier van de consequenties van zijn daad geschrokken, want het verdween ijlings in de duisternis. Den volgenden ochtend zagen we pas aan de sporen, dat het een beer was geweest. Maar in ernst, als je tien dagen in Lapland zwerft, zonder een mensch te zien, dan vraag je jezelf toch wel eens af, wat je moet doen, als een van beiden ziek wordt. Natuurlijk loop je groote risico's, maar daaraan moet je maar niet denken". Het was kwart over één op 8 Januari 1898. Buiten plaste een tropische regen bui. Men zat gezellig aan den middag- disch. Plotseling klonk een dof gerommel als van een verre donderbui. De bodem begon te Schokken en tg, golven. Steenen huizen en muren stortten met donderend geweld neer, kasten sloegen krakend tegen den grond, vallend glaswerk en kapotte ruiten rinkelden, welke geluiden over stemd werden door de angst- en noodkre ten van stervenden en gewonden, van vrouwen en kinderen. Een hevige paniek brak los. Wie nog loopen kon, snelde naar buiten om daar in den neerstroomenden regen veilig te zijn. Velen waren verlamd van schrik, konden zich ondanks het doodsgevaar niet bewegen! Binnen enkele seconden was de stad één groote pinhoop geworden! Bijna 500 men schen waren gedood of zwaar gewond. De overlevenden richtten afdaken en tenten op, waar ze zoo goed het ging bivak keerden. De „Esplanade (het groote plein der stad )leek één groot legerkamp. De dooden konuen niet worden gekist, omdat de tijd er voor ontbrak. (Het heet- vochtige tropische klimaat in Indië bevor dert in sterke mate de ontbindin0, waarom begrafenissen daar steeds binnen plm. 24 uur na overlijden worden gehouden). Ia matten en lakens gewikkeld werden 2e begraven. Pas na ruim vier maanden eindigden de schokken geheel. Van alle kanten kwamen giften binnen om den nood zoo goed mo gelijk te leenigen, ook uit het moederland.'- H. M. de Koningin ging voor met een groote gift. De bekende geoloog dr. R. D. M. Ver beek stelde een onderzoek in. Het bleek hem, dat de hoofdplaats op een plaats stond, bijzonder ongunstig gelegen met het oog op aardberingen. Men dacht aan verplaatsing, maar dat was om verschillende redenen onmogelijk. Hij drong er op aan om geen steenen ver diepingshuizen meer te bouwen, maar ge bouwen van lichte materialen en met niei te zware daken: men was de lessen uit hei verleden vergeten en had te zwaar, U „solied" gebouwd! De bastions en de zware muren van het zeer oude fort, indertijd door de Oost- Indische „Compagnie" gebouwd, hadden, de aardbeving doorstaan. Hierbij de foto van een der stevige bastions van het fort, gelegen aan de schitterend mooie baai! H. F. TILLEMA. Een vroolyke lach over het door de zon van de geheele wereld gebruinde gezicht doet alle sombere gedachten weer op slag verdwijnen. „Risico, natuurlijk risico, maar als er aan een reis geen moeilijkheden zijn verbonden, is 't niet aardig meer. Hoe meer moeilijkheden, hoe liever, want dan wordt het reizen pas een kunst, een bij uitstek sportieve prestatie, wat het toch altijd blijven moet." Andere plichten roepen dr. van der Sleen weer. De telefoon rinkelt, aan den anderen kant vraagt iemand inlichtingen over een klein havenplaatsje ergens aan de kust van equatoriaal Afrika; onze gastheer verstrekt ze zonder eenige aarzeling, want hij kent het haventje, zooals hij practisch alle haven tjes ter wereld kent, en zooals men daar kent zijn altijd lachende gezicht, en zijn haast spreekwoordelijke opgewektheid. Neerland's blijmoedige wereldreiziger- scheikundige-schry ver-journalist zet zich weer achter een stapel paperassen: „Boek nummer zooveel. Moet morgen klaar zijn!" De voltallige raad der gemeente Ursem vergaderde Donderdag onder leiding van burgemeester van den HeuveL Na opening en lezing der notulen werd zonder eenige discussie een voorstel aangenomen, strek kende tot wijziging en aanvulling van de verordening, regelende de salariëering van den ambtenaar ter secretarie in dien geest, dat hierin met zooveel woorden tot uitdruk king komt, dat naast de jaarwedde als amb tenaar geen aanspraak zal kunnen worden gemaakt op een vergoeding als agent van de arbeidsbemiddeling. Ook een voorstel strekkende tot aanwijzing van de tooneel- zaal van den heer Jac. Mulder als stem- locaal voor alle verkiezingen werd zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Inge trokken werd een raadsbesluit, strekkende verdween 't Roodhuiden-kind ook weer als een schim in den donkeren regen over het kamp. Inmiddels had onze hooggespannen ver wachting den eersten knauw te pakken ge kregen. Want van de bonte voorstelling omtrent een echt Indianendorp was niet veel meer overgebleven dan een droef geestig armoedige indruk dier ongezellig wijd verspreide en verdoolde houten huis jes, grauw en verveloos in den natten sche mer, met wat schrale akkertjes er omheen. En nergens scheen nog lampenschijn door de blikkerend zwarte vensters. Maar nu werd boven ons op het bordesje een gazen deur opengedaan, en een vrien delijk bejaard dametje keek benieuwd over 't hek. Heel zeker was zy de echtgenoote van Annias Tewenitaneken, bijgenaamd het Amerikaansche Paard, beaamde zij glim lachend op onze vragen. Ja, ja, zelve mee Indiaansch opperhoofd. Het elegante kleine vrouwtje zag er heel eenvoudig maar wél verzorgd uit in een donker katoenen japon netje, en coeur uitgesneden, op witte schoen tjes, en haar lief blank gezichtje onder het strak gekapte grijze haar was één en al ern stige innemendheid. Zij noodde ons aanstonds gastvrij binnen in haar woning een vrij ruim houten huis, zooals de huizen van goed gestelde arbei dersgezinnen in Amerika veelal zijn: een dichte verandah, een paar kamers, een keu ken, hier alles Hollandsch proper onderhou den en gezellig huiselijk ingericht. Maar dan ook zonder een spoor van voor onzen zin fantastisch Indianen-stijL Zoodra de Indian Squah vernam dat wij haar 1 andgen00ten en ten deele zelfs stad- gen00ten uit haar geboorteplaats waren, toen bloosde het aardige teere vrouwtje van blyde verrassing en haar kinderlijke oogen werden vochtig. Even bedremmeld veront schuldigde zij zich, dat ze de gewoonte om Hollandsch te spreken toch wel kwijt was geraakt en ons dus in het Engelsch te woord stond al schreef zij ook trouw haar Hol landsche brieven aan de familie en liet zij zich zoo goed mogelijk op de hoogte houden van nieuwe Hollandsche boeken. Toen, meteen, ging zij ons voor, en pre senteerde ons hartelijk aan haar gemaal, den Roodhuiden-hoofdman. Hij was een zeer indrukwekkende verschijning, machtig groot van gestalte en herculisch van borst, zooals hij daar langzaam en waardig opstond uit zyn leunstoel en ons trouwhartig de hand reikte. Een imponeerende voornaamheid was zijn wezen aangeboren, van een verras sende, fier mannelijke schoonheid dit zoo zelfbewust gedragen hoofd met het nog welige, glanzend ravenzwarte haar boven het diep gebruinde, warm doorbloosde gezicht van een wonderlijk hartstochtelijke, doch wel weemoedig ingetogen expressie, een wilskrachtig beheerscht, maar prachtig be dwingend Cesarsmasker, waarin de gloed van de oogen door de lange zwarte wimpers werd verteederd tot een edele goedheid. Een om te heerschen en te leiden uitver koren mensch van edel ras in onstuimig heid door innerlijke oerkracht wijs en mee- doogend g|worden. Een opperhoofd bij de gratie van zijn natuurlijke overmacht over duizenden, die hem blindelings gehoor zamen en eerbiedig vereeren. Maar nu een historische figuur geworden, overgeble ven uit den tijd toen de Indianen nog de ge bieders waren in het wereldrijk Amerika; talrijk genoeg in aantal om eerbied af te dwingen; om door hun onvervaardheid als strijders met primitieve wapenen angst aan te jagen aan een ieder, die het ongenood wagen dorst binnen te dringen door de gren zen van hun eindelooze gebieden. Want zoo was het in vroeger tijden, toen de mensch in die onbegrensde wildernis sen zyn eigen lot in handen nam en ervan maken kon wat zijn natuurlijke krachten hem veroorloofden. In den tijd van de woud- loopers, van de verkenners, de pelsjagers, de toovenaars en wonderdoeners, de spro ken vertellers, de helden in den strijd, die in hun sagen voortbestaan zóó heel an ders dan moderne sensatie-schrijvers voor de jeugd er achter hun bureaux van hebben verzonnen in de hoofdsteden van Europa. Maar die tijden zijn lang voorbij. Nu zoe ken de menschen, hoe moeizaam ook, naar een vreedzaam, gemakkelijk, veilig bestaan. zóo gebonden aan wetten en conventies, zoo zonder fantasie en avontutir, zoo plat en nuchter alledaagsch, dat zy alleen bij hun dichters en droomers nog wat romantiek kunnen opdoen. En in deze wereldbeschou wing moest het natuurleven in de wildernis ook tot een einde worden gebracht. De overmachtige hebzucht van de slimme en schijnheilige bleekgezichten heeft de In dianen binnen afgepaalde kampen terugge dreven, getemd en er als museumstukken geconserveerd. Hoe tragisch in dezen staat van dulde- looze ballingschap, van gedwongen machte loosheid by armoede, sjofelheid en ver veling, van stage verwording onder zijn langzaam verkwijnend en uitstervende ras, was de zóó oerkrachtig en opstandig geble ven figuur van den fieren chief American Horse, gekooid in deze kleine, tè knus-ge zellige burgermanswoning. Zwijgzaam volgde het opperhoofd ons naar de bescheiden ontvangkamer, en even gebogen in zijn overweldigende heerschers- gestalte, liet hy aanvankelijk zyn nog altyd bekoorlijk gracieuse blanke vrouwtje aan het woord, al aanstonds over haar wel heel romantische sprookje met den grootmach- tigen aanvoerder en over haar ervaringen daarin als Hollandsche dame in zijn rustieke Indianenbestaan, de eerste jaren van hun huwelijk nog midden in het samenleven met den stam. Weldra werd onder dit bewogen vertellen de natuur toch weer sterker dan de leer, voegde zy er onbewust een enkel Hol landsch woord, een enkele typisch Holland sche uitdrukking in tot eindelijk het heele gesprek ongemerkt in de toch vertrou welijker moedertaal was overgegaan. En even verteederd opziende naar haar gemaal, zei zij ons, dat the Chief het Nederlandsch in hoofdzaken wel kon volgen wat hij met een goedertieren knikje van zijn machtige hoofd glimlachend beaamde. Een volgenden keer vertel ik u een en ander van onze gesprekken met de beide Indiaansche opperhoofden na. Nadruk verboden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 11