BOODE STER
Hij is
er wèg van!
NOTITIE-BOEKJE.
ONS IN D ISCH H O E KJ E.
QemeeHteeadm
Een gesprek met Dr. van
der Sleen.
Als iemand verre reizen
doet
M. J. BRUSSE:
UIT H IJ N
Bezoek bij de Roodhuiden
opperhoofden Tewenitaneken.
NIEMEIJER'S
Lichte aardschokken komen op Ambon herhaaldelijl
voor, zóó vaak, dat men er geen
acht op slaat. B'
URSEM
VIERDE BLAD.
ALKMAARSCHE COURAXfr VAN ZATERDAG 1 APRIL 1939.
Aanbellende aan een huis in een
klein straatje in Haarlem, overdenk ik
by mezelf, dat dit toch eigenlijk geen
omgeving is, waarin je een wereld
reiziger zou zoeken. „Scheikundig Labo
ratorium" staat er op de deur te lezen,
en ook dat rijmt zich al weer heel
slecht zoo denk ik met den man,
met wien ik zoo aanstonds een gesprek
zal hebben. Een wereldreiziger, nou, die
reist door de wereld, zit nu hier en dan
daar, maar zou die er ook nog een eer
zaam laboratorium op na houden, met
alle drukke werkzaamheden, daaraan
verbonden? Midden in mijn overpein
zingen gaat de deur open, verschijnt
een lachend gezicht, en zegt een
lachende stem: „Neemt u mij niet kwa
lijk, dat ik u met zoo'n vroolyk gezicht
open doe, maar, weet u, hier in dit huis
wordt altijd gelachen, en zyn we altijd
vroolijk".
Waarop ik onmiddellijk repliceer:
„Maar zie ik er dan uit om te huilen?"
Dat breekt meteen het ys, m binnen
weinige oogenblikken zitten we tegen
over elkaar, de interviewer en de heer
dr. W. G. N. van der Sleen, Neerland's
meest bekende globetrotter, termijl mevr.
van der Sleen, die haar man op bijna al
zyn reizen vergezelt, het gesprek ver
gemakkelijkt door een voortreffelijk
kopje koffie.
Ik val maar meteen met het opschrift van
de deur in huis: „Heeft U dus eigenlijk een
scheikundig laboratorium, en doet U
wereldreizen in Uw vrijen tijd?"
„Mijn vader had een laboratorium voor
wateronderzoek. Hij heeft my in dat vak
opgevoed, en ik ben gepromoveerd op een
onderwerp over drinkwater. Na dien kwam
ik in het laboratorium van mijn vader, dat
ik nog heb, en dat nog steeds een dozijn
waterleidingen onder controle heeft".
„Hoe bent U dan tot het reizen ge
komen?"
„Toen ik hier in Haarlem leeraar was aan
het gymnasium, kreeg ik een opdracht tot
het instellen van een mineralogisch onder
zoek in Britsch-Indië, en een biologisch on
derzoek in de Roode Zee. Ik vroeg voor die
werkzaamheden verlof aan, maar ik kreeg
het niet; toen heb ik het eenige gedaan, wat
me te doen stond: ik nam subiet ontslag, en
van dien dag af dateert eigenlijk mijn leven
van reizen en omzwervingen. Elk jaar ging
ik er op uit, en als ik thuis kwam, schreef ik
artikelen en boeken, hield ik lezingen over
mijn reizen. Zoo werd mijn leven een aan
eenschakeling van reizen, trekken, schrijven
en lezen. Natuurlijk ben ik met ons eigen
land begonnen, en ik mag zeggen, dat alleen
Thysse Nederland beter kent dan ik".
„Ik geloof, als ik aan Uw buitenlandsche
reizen kom, dat ik het beste kan vragen,
waar U n i e t is geweest."
Gelyk hebt u. Ik ben niet geweest in
China en Japan, want daar is altijd te veel
herrie naar mijn zin, en daar houd ik niet
van; verder interesseert Amerika my niet, de
Vereenigde Staten ten minste, omdat ik met
geloof, dat ze daar schoonheden hebben
natuurschoon bedoel ik die men elders
niet heeft. En ook Alaska kende ik tot nog
toe niet, maar daar ga ik nu dezen zomer
heen, met mijn vrouw. Ik ga namelijk bij
voorkeur naar streken, die in de bizondere
belangstelling staan, of die waard zyn, de
bizondere belangstelling te krijgen.
Dr. van der Sleen
Bijvoorbeeld mijn reis van verleden jaar
naar Zuid-Afrika, en mijn trip naar Lap
land. Dat is een mooi en interessant land!
Het is werkelijk het ideale land voor onze
wandelende jeugd, dat wil zeggen: voor de
werkelijk sportieve wandelende jeugd,
want het grootste gedeelte van onze jeugd
wandelt niet, en is niet sportief.
Maar ik heb daar in Lapland tien dagen
achtereen gezworven zonder één mensch te
zien. En prachtige kleurenfoto's dat ik daar
gemaakt heb Ze hebben zoo de aandacht
getrokken, dat ik van het Prinselijk Paar
een invitatie heb gekregen om ze op Soest-
dijk te laten zien, aan welke uitnoodiging ik
natuurlijk graag heb voldaan."
„Dit jaar staat dus Alaska op het pro
gramma."
Ja. En we verheugen ons er al bij voor
baat op. Dat wordt een heele onderneming,
want we zullen er vyf maanden voor noodig
hebben, en gedurende die vijf maanden
zullen we drie maal drie weken in onze
eigen vouwboot door de wildernis trekken,
mijn vrouw en ik, want we zijn ook van plan
om diep het binnenland van Canada in te
reizen. De heele reis staat al op papier, maar
U hebt er geen idee van, wat er allemaal ge
daan moet worden, voor we op de boot
kunnen stappen. De voorbereiding van
zoo'n reis is echter alweer een sportief ge
noegen op zichzelf".
„In Indië bent U ook geweest?"
„Oost- en West-Indië heb ik bezocht, en
ook Nieuw-Guinea. Drie weken heb ik aan
den Boven Digoel vertoefd, en ik mocht er
weer vandaan ook. Dat overkomt niet ieder
een, die daar eenmaal is!"
„Uw grootste tocht?"
„De Himalaja. Negen maanden heb ik
door dat bergland rondgezworven. Een schit
terend en imponeerend bergmassief."
„En vliegen?"
„Ik mag me erop beroemen, dat ik alle
luchtlijnen in Europa heb bevlogen, zonder
een uitzondering. Ik doe het graag, want ik
vind het vliegtuig als vervoermiddel werke
lijk ideaal. Dat blijkt bijvoorbeeld pas, als
je met de K. L. M. naar Indië vliegt, wat ik
ook heb gedaan. Je ziet dan veel en veel
meer dan met de boot. Gaat U zelf maar na.
Marseille is Rotterdam, Port Said is het
slechtste gat van de heele aarde, nou, dan
komt Colombo nog, en dan is het afgeloopen.
Ga je vliegen, dan kom je eerst in Athene,
met al zijn klassieke schoonheden, vervol
gens in Bagdad, het centrum van het Mo-
hamedanisme, in Jodphur, centrum van den
Hindoeschen godsdienst, in Rangoon, cen
trum van het Boeddhisme en Bangkok, het
sprookje van het Oosten. Neen, dat is wer
kelijk een ideale reis".
„En zoo gaat u met een blijmoedig ge
zicht, ondanks het klimmen der jaren, de
heele wereld door".
i
Dr. van Riemsdijk had voor 't slot van
onze Canadeesche reis een allerpikantste
verrassing voor ons bewaard. En onder weg
in den extra-trein moet hy daar stilletjes
telegrammen over hebben gewisseld met
den Nederlandschen consul-generaal te
Montreal, om dit avontuur nog juist inge
past te krijgen, vóór we aan boord van de
Melita weer huis toe zouden varen naar the
Old Country. Want, verbeeldt u, dat er in
de Nederlandsche kolonie vage geruchten
hadden geloopen van een Hollandsche dame,
die niet alleen de echtgenoote zou wezen
van een Roodhuiden-hoofdman, maar die
door zijn stam ook zélve als Indianen-opper
hoofd, als squah, was uitgeroepen, om de
waardigheid waarmee zij haar koperkleu-
rigen gemaal nu al sedert vele jaren trouw
en verstandig had terzijde gestaan. En ziet,
na een ambtelijk onderzoek was gebleken,
dat dit merkwaardige menschenpaar inder
daad woonde in het Indianendorp Cawghna-
waga. Dat zijn naam voor den stam, dien hij
leidde, American Horse, het Amerikaan-
sche paard, was, en dat de vrouwelijke
Chief inderdaad een Rotterdamsche van
afkomst zou wezen.
U begrijpt hoe wij op den langen weg er
heen in den auto en onder de lange wacht
op de veerboot over de St. Laurence-rivier
zwolgen in herinneringen aan Aimand, Cur-
wood en Karl May, nu wij daar aanstonds
onzen broeder het Roodgezicht, en het
blanke opperhoofd, zijn gemalin, onze op
wachting zouden mogen maken in hun
toofdkwartier van het Indianenkamp. En
at wij reeds oefenden de sacramenteele
agroeting van een lichte buiging onder den
uitroep „how?" die door de gebruikelijke
volgwoorden „do you do?" immers voor den
Indiaan tot een beleediging zou worden,
en hoe hierna de ceremonie van het neuzen,
van het elkander toesteken en licht beroe
ren der neuzen, onzen volkomen ernst en
hoffelijkheidszin zou vereischen. Met, ver
moedelijk, dan het gezamenlijke zuigen aan
de vredespijp, wanneer de heer American
Horse er tenminste niet de voorkeur aan zou
geven zijn verzameling skalpen met de onze
te verrijken. Waarbij wij elkander natuurlijk
reeds aanspraken, beurtelings als Metgezel
van de maan, Vasthand, Steenhart, Grijs-
oog, Leeuw der wildernis of Wapi de Wal
rus.
Maar met dat al was onder den langen
overtocht over den stroom dé schemering
gevallen, en op de onverlichte wegen van
den Indiaanschen oever raakte onze chauf
feur de kluts bedenkelijk kwijt. Na een
wijle remde hij dan ook resoluut vast en
ging in donker op kondschap uit. Weldra
zagen we hem in 't vale schijnsel van een
olielamp terug, toen hy de deur van een
troosteloos inlandsch winkeltje had open
gezet waarop een stelletje triestige, sjo
fele, roodhuidige menschen om hem gingen
samenscholen, blijkbaar tot beraad. Hij
keerde weer en nam uit hun midden een
Indianen-joggie mee. 'n Klein, schrander en
kwiek Roodhuidje, koperkleurig snuitje,
door 't duister priemende schrijlingsche
oogjes, koolzwarte haren, maar daarbij, on
eigenlijk al even schooiërig aangedaan als
onze eigen straatschoffies in Amsterdam. Dat
jong nam nu parmantig als loods de verdere
leiding van den wagen over naast den lako-
nieken bestuurder. Hy liet ons dwars door
drassigheden, plassen en moerassen hotse-
botsen over de knobbelige deining van ver
zonken paden en daaromtrent, door akker
tjes en veldjes heen in den nu volslagen
zwart geworden druipenden waaiavond zon
der lantaarns. En tegen een houten trapje
als aan een steigertje meerden zij onver
hoeds den nydig ronkenden auto toen par
does vast: „Here you are. American Horse!"
riep 't braniënde gidsje. Maar zoodra daar
boven licht werd gemaakt en geroes klonk
van wel even verbouwereerde stemmen,
Ja, wie een pijpje Roode Ster op
steekt, is «wèg" van dit heerlijk
aroma, dezen fijnen smaak! Want
Niemeijer's Roode Ster, zoo mild
en geurig, blinkt uit in kwaliteit.
ZELDZAAM ZACHT EN LICHT IN DE PIJP'
6, 10 en
13 et.
per
hall ons
Ondanks het feit, dat ik al grootvader ben
geworden. Het is inderdaad waar, dat je met
een blijmoedig gezicht en een opgewekt
humeur overal in de wereld terecht kunt.
Vroeger had ik noe wel eens veel een don
keren bril op. Toroat mijn vrouw zei: je
moet je uilebril afzetten, want daar schrik
ken de menschen van. Ze had gelijk. Want
waar je ook komt, als de menschen een
paar lachende oogen zien, heb je ze gewon
nen ook, al is het in het binnenland van
Lapland".
„En elke reis levert een boek op".
„Ja. Dat is wel aardig voor de kinderen,
die dan later nog eens kunnen nagaan,
waar hun ouders allemaal hebben gezwor
ven. Want om rijk te worden moet je
geen boeken gaan schrijven. Als ik het goed
nareken schrijf ik boeken voor een kwartje
per uur".
„Heeft U nooit eens in gevaar verkeerd op
Uw vele reizen?"
Een breede glimlach gaat aan het vol
komen onverwachte antwoord vooraf: „Ja
wel. Geregeld. Eiken dag. Ik rijd in mijn
auto per jaar ongeveer 20.000 K.M. door ons
goeie vaderland, als ik aan mijn lezingen
bezig ben. Dan verkeer je doorloopend in
gevaar, zelfs al mist het niet. Maar als je,
zooals ik de vorige week, 's nachts om twee
uur in een dikken mist van Delfzijl naar
Groningen moet rijden, dan ben je méér in
gevaar dan bijvoorbeeld te midden van de
wilde dieren. Als je zoo'n tocht doorstaan
hebt, dan tel je stroomversnellingen niet
meer, of een beer die boven op je tent valt".
„Een beer op Uw' tent?"
„Ja, dat overkwam me ergens in Canada.
We lagen in onze tent rustig te slapen, toen
er plotseling iets zwaars boven op ons viel,
en de heele tent mee nam. Ik gaf een
schreeuw, en begon in behoorlijk krachtig
Nederlandsch uit te varen, want ik dacht,
dat mijn vrouw me schopte in haar slaap.
Dat ben ik zoo gewend, weet U. Maar blijk
baar is het dier van de consequenties van
zijn daad geschrokken, want het verdween
ijlings in de duisternis. Den volgenden
ochtend zagen we pas aan de sporen, dat
het een beer was geweest. Maar in ernst,
als je tien dagen in Lapland zwerft, zonder
een mensch te zien, dan vraag je jezelf toch
wel eens af, wat je moet doen, als een van
beiden ziek wordt. Natuurlijk loop je groote
risico's, maar daaraan moet je maar niet
denken".
Het was kwart over één op 8 Januari
1898. Buiten plaste een tropische regen
bui. Men zat gezellig aan den middag-
disch. Plotseling klonk een dof gerommel
als van een verre donderbui. De bodem
begon te Schokken en tg, golven. Steenen
huizen en muren stortten met donderend
geweld neer, kasten sloegen krakend tegen
den grond, vallend glaswerk en kapotte
ruiten rinkelden, welke geluiden over
stemd werden door de angst- en noodkre
ten van stervenden en gewonden, van
vrouwen en kinderen. Een hevige paniek
brak los. Wie nog loopen kon, snelde naar
buiten om daar in den neerstroomenden
regen veilig te zijn. Velen waren verlamd
van schrik, konden zich ondanks het
doodsgevaar niet bewegen!
Binnen enkele seconden was de stad één
groote pinhoop geworden! Bijna 500 men
schen waren gedood of zwaar gewond.
De overlevenden richtten afdaken en
tenten op, waar ze zoo goed het ging bivak
keerden. De „Esplanade (het groote plein
der stad )leek één groot legerkamp.
De dooden konuen niet worden gekist,
omdat de tijd er voor ontbrak. (Het heet-
vochtige tropische klimaat in Indië bevor
dert in sterke mate de ontbindin0, waarom
begrafenissen daar steeds binnen plm. 24
uur na overlijden worden gehouden). Ia
matten en lakens gewikkeld werden 2e
begraven.
Pas na ruim vier maanden eindigden de
schokken geheel. Van alle kanten kwamen
giften binnen om den nood zoo goed mo
gelijk te leenigen, ook uit het moederland.'-
H. M. de Koningin ging voor met een
groote gift.
De bekende geoloog dr. R. D. M. Ver
beek stelde een onderzoek in. Het bleek
hem, dat de hoofdplaats op een plaats
stond, bijzonder ongunstig gelegen met het
oog op aardberingen.
Men dacht aan verplaatsing, maar dat
was om verschillende redenen onmogelijk.
Hij drong er op aan om geen steenen ver
diepingshuizen meer te bouwen, maar ge
bouwen van lichte materialen en met niei
te zware daken: men was de lessen uit hei
verleden vergeten en had te zwaar, U
„solied" gebouwd!
De bastions en de zware muren van het
zeer oude fort, indertijd door de Oost-
Indische „Compagnie" gebouwd, hadden,
de aardbeving doorstaan.
Hierbij de foto van een der stevige
bastions van het fort, gelegen aan de
schitterend mooie baai!
H. F. TILLEMA.
Een vroolyke lach over het door de zon
van de geheele wereld gebruinde gezicht
doet alle sombere gedachten weer op slag
verdwijnen. „Risico, natuurlijk risico, maar
als er aan een reis geen moeilijkheden zijn
verbonden, is 't niet aardig meer. Hoe meer
moeilijkheden, hoe liever, want dan wordt
het reizen pas een kunst, een bij uitstek
sportieve prestatie, wat het toch altijd blijven
moet."
Andere plichten roepen dr. van der Sleen
weer. De telefoon rinkelt, aan den anderen
kant vraagt iemand inlichtingen over een
klein havenplaatsje ergens aan de kust van
equatoriaal Afrika; onze gastheer verstrekt
ze zonder eenige aarzeling, want hij kent
het haventje, zooals hij practisch alle haven
tjes ter wereld kent, en zooals men daar
kent zijn altijd lachende gezicht, en zijn
haast spreekwoordelijke opgewektheid.
Neerland's blijmoedige wereldreiziger-
scheikundige-schry ver-journalist zet zich
weer achter een stapel paperassen: „Boek
nummer zooveel. Moet morgen klaar zijn!"
De voltallige raad der gemeente Ursem
vergaderde Donderdag onder leiding van
burgemeester van den HeuveL Na opening
en lezing der notulen werd zonder eenige
discussie een voorstel aangenomen, strek
kende tot wijziging en aanvulling van de
verordening, regelende de salariëering van
den ambtenaar ter secretarie in dien geest,
dat hierin met zooveel woorden tot uitdruk
king komt, dat naast de jaarwedde als amb
tenaar geen aanspraak zal kunnen worden
gemaakt op een vergoeding als agent van
de arbeidsbemiddeling. Ook een voorstel
strekkende tot aanwijzing van de tooneel-
zaal van den heer Jac. Mulder als stem-
locaal voor alle verkiezingen werd zonder
hoofdelijke stemming aangenomen. Inge
trokken werd een raadsbesluit, strekkende
verdween 't Roodhuiden-kind ook weer als
een schim in den donkeren regen over het
kamp.
Inmiddels had onze hooggespannen ver
wachting den eersten knauw te pakken ge
kregen. Want van de bonte voorstelling
omtrent een echt Indianendorp was niet
veel meer overgebleven dan een droef
geestig armoedige indruk dier ongezellig
wijd verspreide en verdoolde houten huis
jes, grauw en verveloos in den natten sche
mer, met wat schrale akkertjes er omheen.
En nergens scheen nog lampenschijn door
de blikkerend zwarte vensters.
Maar nu werd boven ons op het bordesje
een gazen deur opengedaan, en een vrien
delijk bejaard dametje keek benieuwd over
't hek. Heel zeker was zy de echtgenoote van
Annias Tewenitaneken, bijgenaamd het
Amerikaansche Paard, beaamde zij glim
lachend op onze vragen. Ja, ja, zelve mee
Indiaansch opperhoofd. Het elegante kleine
vrouwtje zag er heel eenvoudig maar wél
verzorgd uit in een donker katoenen japon
netje, en coeur uitgesneden, op witte schoen
tjes, en haar lief blank gezichtje onder het
strak gekapte grijze haar was één en al ern
stige innemendheid.
Zij noodde ons aanstonds gastvrij binnen in
haar woning een vrij ruim houten huis,
zooals de huizen van goed gestelde arbei
dersgezinnen in Amerika veelal zijn: een
dichte verandah, een paar kamers, een keu
ken, hier alles Hollandsch proper onderhou
den en gezellig huiselijk ingericht. Maar
dan ook zonder een spoor van voor onzen
zin fantastisch Indianen-stijL
Zoodra de Indian Squah vernam dat wij
haar 1 andgen00ten en ten deele zelfs stad-
gen00ten uit haar geboorteplaats waren,
toen bloosde het aardige teere vrouwtje van
blyde verrassing en haar kinderlijke oogen
werden vochtig. Even bedremmeld veront
schuldigde zij zich, dat ze de gewoonte om
Hollandsch te spreken toch wel kwijt was
geraakt en ons dus in het Engelsch te woord
stond al schreef zij ook trouw haar Hol
landsche brieven aan de familie en liet zij
zich zoo goed mogelijk op de hoogte houden
van nieuwe Hollandsche boeken.
Toen, meteen, ging zij ons voor, en pre
senteerde ons hartelijk aan haar gemaal,
den Roodhuiden-hoofdman. Hij was een zeer
indrukwekkende verschijning, machtig groot
van gestalte en herculisch van borst, zooals
hij daar langzaam en waardig opstond uit
zyn leunstoel en ons trouwhartig de hand
reikte. Een imponeerende voornaamheid was
zijn wezen aangeboren, van een verras
sende, fier mannelijke schoonheid dit zoo
zelfbewust gedragen hoofd met het nog
welige, glanzend ravenzwarte haar boven het
diep gebruinde, warm doorbloosde gezicht
van een wonderlijk hartstochtelijke, doch
wel weemoedig ingetogen expressie, een
wilskrachtig beheerscht, maar prachtig be
dwingend Cesarsmasker, waarin de gloed
van de oogen door de lange zwarte wimpers
werd verteederd tot een edele goedheid.
Een om te heerschen en te leiden uitver
koren mensch van edel ras in onstuimig
heid door innerlijke oerkracht wijs en mee-
doogend g|worden. Een opperhoofd bij de
gratie van zijn natuurlijke overmacht over
duizenden, die hem blindelings gehoor
zamen en eerbiedig vereeren. Maar nu
een historische figuur geworden, overgeble
ven uit den tijd toen de Indianen nog de ge
bieders waren in het wereldrijk Amerika;
talrijk genoeg in aantal om eerbied af te
dwingen; om door hun onvervaardheid als
strijders met primitieve wapenen angst aan
te jagen aan een ieder, die het ongenood
wagen dorst binnen te dringen door de gren
zen van hun eindelooze gebieden.
Want zoo was het in vroeger tijden, toen
de mensch in die onbegrensde wildernis
sen zyn eigen lot in handen nam en ervan
maken kon wat zijn natuurlijke krachten
hem veroorloofden. In den tijd van de woud-
loopers, van de verkenners, de pelsjagers,
de toovenaars en wonderdoeners, de spro
ken vertellers, de helden in den strijd, die
in hun sagen voortbestaan zóó heel an
ders dan moderne sensatie-schrijvers voor
de jeugd er achter hun bureaux van
hebben verzonnen in de hoofdsteden van
Europa.
Maar die tijden zijn lang voorbij. Nu zoe
ken de menschen, hoe moeizaam ook, naar
een vreedzaam, gemakkelijk, veilig bestaan.
zóo gebonden aan wetten en conventies,
zoo zonder fantasie en avontutir, zoo plat en
nuchter alledaagsch, dat zy alleen bij hun
dichters en droomers nog wat romantiek
kunnen opdoen. En in deze wereldbeschou
wing moest het natuurleven in de wildernis
ook tot een einde worden gebracht. De
overmachtige hebzucht van de slimme en
schijnheilige bleekgezichten heeft de In
dianen binnen afgepaalde kampen terugge
dreven, getemd en er als museumstukken
geconserveerd.
Hoe tragisch in dezen staat van dulde-
looze ballingschap, van gedwongen machte
loosheid by armoede, sjofelheid en ver
veling, van stage verwording onder zijn
langzaam verkwijnend en uitstervende ras,
was de zóó oerkrachtig en opstandig geble
ven figuur van den fieren chief American
Horse, gekooid in deze kleine, tè knus-ge
zellige burgermanswoning.
Zwijgzaam volgde het opperhoofd ons
naar de bescheiden ontvangkamer, en even
gebogen in zijn overweldigende heerschers-
gestalte, liet hy aanvankelijk zyn nog altyd
bekoorlijk gracieuse blanke vrouwtje aan
het woord, al aanstonds over haar wel heel
romantische sprookje met den grootmach-
tigen aanvoerder en over haar ervaringen
daarin als Hollandsche dame in zijn rustieke
Indianenbestaan, de eerste jaren van hun
huwelijk nog midden in het samenleven
met den stam.
Weldra werd onder dit bewogen vertellen
de natuur toch weer sterker dan de leer,
voegde zy er onbewust een enkel Hol
landsch woord, een enkele typisch Holland
sche uitdrukking in tot eindelijk het
heele gesprek ongemerkt in de toch vertrou
welijker moedertaal was overgegaan. En even
verteederd opziende naar haar gemaal, zei
zij ons, dat the Chief het Nederlandsch in
hoofdzaken wel kon volgen wat hij met
een goedertieren knikje van zijn machtige
hoofd glimlachend beaamde.
Een volgenden keer vertel ik u een en
ander van onze gesprekken met de beide
Indiaansche opperhoofden na.
Nadruk verboden.