T)amcu&tiek m w m, m mk 'U 'zm m 9*Vf'~ mmm m mmm.m Jtwzlecubciek VOOR ONZE KINDEREN. SCHOOIER RAADSELS. g» ss i l jilfejséé jBl rn Verhaaltjes van kinderen voor kinderen. EEN GRAPPIG KLEURENSPEL VIERDE BLAD. Aan de Dammers! In onze vorige rubriek gaven wij ter oplossing probleem 1590. Stand. Zw. 8 sch. op: 1, 2, 3, 7, 8, 9, 26, 45 en dam op 36. W. 12 sch. op: 12, 1, 18, 19, 28, 30, 32, 34, 37, 39, 40, 49. Oplossing. 1. 19—13 1. 8 19 2. 39—33 2. 36 13 3. 33—29 3. 7 18 4. 30—24 4. 19 39 5. 37—31 5. 45 23 6. 28 8 6. 3 21 7. 4944 7. 26 28 8. 44:4!! Combinaties. Het volgende aardige standje bevat ver rassende mogelijkheden. Zw. 5 sch. op: 14, 17, 19, 24, 28. W. 6 sch. op: 25, 27, 30, 35, 38, 39. Zwart is aan zet en wilde eerst 2832 spelen, maar hij zag dat dan volgde 3833 (zw. 32 21) en 3934 met de niet te par- reeren dreiging 3429! Daarom achtte hij 2429 beter. Maar nu is juist het aardige, dat, wanneer hij dezen zet in den diagramstand speelt direct verlies volgt door 39—33 (zw. 28 39), 27—22 (zw. 17 28), 3833 (zw. 29:38). 3024 (zw. 19:30) en 15 23!! Ook in den volgenden stand is voor wit een mooie combinatie mogelijk omdat zwart als laatsten zet 1823 heeft ge speeld: Zw. 10 sch. op: 2, 4, 8, 11, 14, 17, 19, 21, 23 24 W. 10 sch. op: 28, 33/39, 47, 49. Wit vervolgt nu nl. met: 1. 33—29 1. 24 31 2. 36 7 2. 2:11 (op 23 32 haalt wit door 71 dam.) 3. 28—22 3. 17 28 4. 39—33 4. 28 30 5. 352! Ter oplossing voor deze week: Probleem 1591 van P. Kleute Jr., Was senaar. Zw. 9 sch. op: 6, 8, 9, 19. 23, 29, 35, 36, 39. W. 9 sch. op: 22, 26, 27, 28, 32, 37, 38, 40, 48. In onze volgende rubriek geven wij de oplossing. Oi>ze Vierde April-Opgave. De 35 lettergrepen. De tien bedoelde woorden, die uit de gegeven lettergrepen kond-.i worden ge vormd waren: 1. bagatel 2. eetlepel 3. donderbui 4. lotery 5. linnenkast 6. karbonade 7. Bodegraven 8. etalage 9. begonia 10. Denemarken Verschillende inzenders verklaarden met genoegen naar de oplossing van deze puzzle te hebben gezocht. Onze Nieuwe Opgave. (No. 5 der Apnl- serie) Van letters tot cijfers. Gevraagd wordt de volgende regel ge heel in cijfers in te zenden. abcd x dcba b30baala. Die cijfers in het antwoord zijn dus *8ïï£dï leUers° steUen 'steeds dezelfde C1J Op lossingen (2 p.) liefst zoovroe^ijdig mogelijk, doch uiterlijk tot Vrydag 5 Me. 12 uur aan den Puzzle-Redacteur van de Alkmaarsche Courant, DE KOSTBARE BLOEM door TRUUS KAMPER. Er waren eens twee koningskinderen, een meisje en een jongen, Godelieve en Carel geheten. Zij waren tweelingen en hadden dus gelijke rechten op de troon. Hun ouders dachten er dikwijls over, w,e er toch zou moeten opvolgen. Eindelijk vond de koningin een oplossing en dadelijk riep zy de kinderen bij zich: „Ik heb hier een zeldzame bloem"', zei ze. „Gaat nu naar het bos en zoekt er een zelfde bloem bij. Wie haar het eerst bij mij brengt, zal later koning of koningin worden". De kinderen gingen nu naar het bos en zochten ijverig naar de bloem. Na enige uren zoeken vond Godelieve haar. Maar ze was zo warm en moe, dat ze even onder een boom ging zitten om uit te rusten. Na korte tijd sliep ze echter in en droomde van duizenden bloemen, even mooi als de bloem, die ze gevonden had. Carel was nog steeds aan 't zoeken, maar nergens kon hij de zo begeerde bloem vin den. Totdat hij in de buurt van Godelieve kwam, en haar slapende onder een boom vondmet de bloem! Dus zij had haar gevonden. En hu zou nooit koning worden? Opeens kreeg Carel een lelijk idee. Als hy z'n zusje eens doodde. Het bos was zo groot niemand zou haar vinden! Als hij dan naar huis ging en vertelde, dat hij Gode lieve kwijt was geraaktdan zou hy tot koning uitgeroepen worden! Langzaam nam hij z'n zwaard uit de schede, bekeek de vlijmscherpe punt, sloop naar Godelieve toe, hief het zwaard op Maar cpeens zag hij de bloem niet meer, hij zag het zwaard niethij keek alleen naar z'n zusje, naar het lange, gol vende goudblonde haar, dat haar gezichtje omkranste, naar het kleine rode mondje en naar de kleine roze handjes, die zo zorge loos de kostbare bloem omvat hielden. Langzaam liet Carel het zwaard weer zakken en vluchtte toen, zonder om te kijken het bos weer in. Na uren kwam hij op het kasteel terug. Hij vond daar z'n vader, z'n moeder en Godelieve in de ridderzaal vereenigd en op een purperen kussen lag heel rein en blank de bloem. „Carel", zei Godelieve, „ik heb de bloem gevondenen toen met een trillend stemmetje vervolgde zij: „Vind je het nu niet naar datdat jij nu geen koning wordt?" Maar Carel antwoordde: „Neen, hoor, jij zult beter regeren, dan ik ooit gedaan zou hebben." En terwijl hij dit zei, wist hij, dat ondanks dat hij het had verloren, hy de overwinnaar was. EEN LANDELIJK TAFREELTJE. door IET HOOGERS. Toen Frits op een morgen naar school wilde gaan, zag hij een klein, mager hondje voor het tuinhek zitten. Eerst lette Frits niet op hem, maar toen hij het hekje opendeed, kwam de hond langzaam naar hem toe, of liever hinkte, want hy hield één poot in de lucht. Daarbij jankte hij zo zielig, dat Frits zyn tas neerzette en eens keek, wat er met het dier aan de hand was. Het was bijna te vies om aan te raken en het zag er uit of het in dagen niet genoeg gegeten had. Er zat een diepe snee in zijn poot en Frits begreep wel, dat het dier er erge last van moest hebben. „Ja, maar wat wil je, ouwe jongen", zei hij. „Waar kom je vandaan en waar hoor je thuis? Wat moet ik met je beginnen? Ik wil je wel zolang meenemen, maar als je baas je dan komt zoeken, kan hij je nergens vinden". Het hondje keek hem aan, alsof hij wel begreep, wat Frits zei. Hij streek als een poes met zijn kop langs Frits' been en jankte toen weer zo klagelijk, dat Frits het dier oppakte, het naar de bijkeuken bracht en het daar in een oude aardappelmand neer zette. Toen ging hij nog even naar binnen, legde het geval vlug aan moeder uit en zei: „Ik heb nu zelf geen tijd, moeder. Wilt u zijn poot schoonwassen en verbinden? Als ik thuiskom, zal ik hem wel verder verzorgen." Hij wist wel, dat zijn moeder het zou doen, want ze hield zelf ook veel van dieren. Toen Frits uit school kwam, lag de hond rustig in de mand met een verbonden poot. Zodra hy Frits zag, sprong hij over eind en probeerde zyn hand te likken. „Ja, ja, ik zie het al", zei Frits lachend. „Moeder heeft je keurig verbonden!" Aan tafel praatten ze over de hond, Schooier noemde Frits hem. Hij wilde hem wel graag houden, tot de baas kwam om hem op te eisen. Eerst voelden vader en moeder er niet veel voor. Ze vonden het een echte straathond, maar Frits zei: „Je zult eens zien, hoe aardig hy eruit ziet, als ik hem helemaal heb gewassen. Ik zal wel zelf voor hem zorgen! We kunnen hem toch houden, tot de werkelijke eigenaar komt." Zo besloten ze eindelijk, dat Schooier by hen mocht blijven. Frits' vader wilde een advertentie in de krant zetten en dan moesten ze maar afwachten, wat er ge beurde. Eerst gebeurde er niets. Er kwam niemand op de advertentie en toen vader een twede advertentie zette, kwam er nog niemand. De slager keek Schooier eens aan en zei: „Ik geloof, dat hij van die zigeunertroep is, die hier geregeld door het dorp trekt. Ze geven kermisvoorstellingen en ik heb dit dier al een paar maal achter de wagens zien lopen. Hij is zeker verdwaald!" Frits was allang blij, want die zigeuners zouden hier niet gauw terugkomen en dan kon hy Schooiertje houden. Hy was van de hond gaan houden en dat het omgekeerde het geval was, kon een klein kind zien. Schooier holde Frits elke dag tegemoet, als hy uit school kwam. Hij onthield heel goed, dat Frits hem had geholpen. Hij was nu niet meer te herkennen. Hij glansde mooi, want hy werd geregeld geborsteld en gekamd en hij kreeg ook voldoende te eten. En niemand in huis dacht er aan, dat Schooier misschien weer eens naar zijn ouden baas zou terug keren. Toen de zigeuners kwamen. Maar toen, het was al bijna een jaar later, kwam de zigeunertroep weer in het dorp. 's Morgens vroeg rolden de wagens over de straat en plotseling werd Schooier onrustig. Hy holde door de tuin langs het hek, blafte en kefte nijdig en vloog toen weer in huis. Niemand lette er op, maar de volgende dag was Schooier weg. Ze zochten hem overal en konden hem nergens vinden. Frits was wanhopig. Maar waar hij ook zocht en hoe hy ook riep, de hond was en bleef weg. Die avond wandelde Frits nog een eindje om met een vriend. Ze kwamen ook langs het kermis terrein. En plotseling schoot Schooier uit een van de wagens op hen af. Achter hem aan kwam een donkere zigeuner, die meteen begon te razen en zei, dat hij zijn hond in een vreemde tuin had gezien en dat hy hem meteen had meegenomen. Frits vertelde alles en vroeg of hij Schooier mocht houden, maar daar wilde de zigeuner niets van weten. En zo ging Frits zonder hond naar huis, terwijl Schooier hevig jankend in een woonwagen werd opgesloten. Maar heel laat die avond hoorde Frits opeens een gemorrel aan het tuinhekje en even later een klagelijk gejank aan de voordeur. Meteen sprong hy uit zyn bed, sloop op zijn tenen naar beneden cn ja Je zult wel niet begrijpen, wat de bedoeling van deze tekeningen is. Het lijkt heel raar om twee beelden door elkaar te tekenen, maar het grappige is, dat we als we door een bepaald glas kijken, maar één van de twee tekeningen kunnen zien. Dat komt hierdoor: als we door een gekleurd glas kijken, doet het voor ons oog dienst als kleurenfilter. Alle kleuren uit het „witte" licht, dat op het voorwerp valt, worden door dit kleurenfilter doorgelaten, be halve de kleur, die het glas zelf heeft. Als we dus op een wit stuk papier een tekening maken met rood potlood en we bekijken die tekening door een stukje groen gelatine, zul len we de tekening heel goed kun nen zien. Maar als we dan een stuk rood gelatine nemen is er niets meer van de tekening te zien en lijkt het blad papier onbeschreven. Met een groene tekening is het juist omgekeerd. Hiervan zullen we nu bij deze „film" gebruik maken. Eerst tekenen we het eerste plaatje na op een vel wit papier en de lijnen, die hier zwart zijn maken wij rood, de lijnen die hier grijs zyn, maken we groen. Als we nu om de beurt door een stuk rood en een stuk groen gelatinepapier kijken, zien we door het groene, hoe Jan en Jaap, de twee lingen, netjes uit school naar huis lopen, en zodra we het rode stuk op de tekening leggen, zien we, hoe ze daarna Indiaantje gaan spelen. Op het twede plaatje zie je een Tiroler jongen, Seppl, die Knödel eet, een bekend gerecht in Tirol. Deze tekening is minder eenvoudig, dan de vorige. We kunnen een gedeelte van de tekening houden. Alleen de hand met een warme bol, de hand op de buik, het hoofd en de schaal met bollen moet veranderen. Het lichaam van Seppl, de stoel, de tafel en de schaal zelf kunnen voor beide plaatjes gebruikt worden. Dit alles tekenen we dus zwart, want dat kunnen we zowel door het groene als door het rode gelatinepapier zien. Van hetgeen op dit plaatje grijs is getekend, worden de bollen, de hand met de vork en het naar voren ge bogen hoofd rood; de hand op de buik en het naar achteren gestrekte hoofd worden groen. Als we nu dus een stuk groen ge kleurde gelatine op de tekening leggen, zien we dat Seppl aan het eten is. Leggen we daarna een stuk rode gelatine op de tekening, dan zien we, hoe Seppl voldaan met zyn hand op zijn buik zit na te genieten van het lekkere eten. We zien hem dus voor en na de maaltijd. Wan neer we afwisselend snel naar de tekening kijken, lijkt het net een film. Seppl eet, Seppl heeft gegeten enz. Wie er kan tekenen kan natuur lijk net zoveel verschillende plaat jes maken, als hy wil. De anderen hoeven alleen maar een paar pren tjes te kleuren, dan is het toch ook nog leuk om ze door gekleurd glas of door gelatine fce bekijken. Pro beer het maar eens, je zult zien, wat een plezier je ermee zult hebben! hoor, net wat hij had gedacht, daar stond Schooier voor de deur. Heel zacht maakte Frits de deur open en liet de hond erin, die meteen vrolijk tegen hem opsprong en daar na blij keffend om hem heen sprong. Frits begreep wel, dat het dier was weggelopen uit de woonwagen en hij was zo blij, dat hij hem terug had, dat hij hem mee naar zijn kamer nam. Daar liet hij hem die nacht slapen op het kleedje voor zyn bed. De volgende morgen vertelde hy alles aan zijn vader en vroeg, wat hij moest doen. Toen zei zijn vader: We zyn nu allemaal al aan Schooier gehecht. Je moet straks maar eens naar zijn vroegeren baas gaan en vragen of je hem mag houden, omdat de hond toch zelf is teruggekomen. Geef hem maar een gulden, misschien is hy daar te vreden mee". En het ging net als vader had gezegd. Eerst wilde de zigeuner niet toe geven, maar toen Frits zei: „Dan koop ik hem, hier hebt u een gulden", zei de man: „Nou voor uit dan, dat beest is toch zijn kost niet waard!" En zo was Schcoier nu wer kelijk het eigendom van Frits en hoefde hij niet meer bang te zyn, dat iemand de hond van hem zou afnemen. EEN EGEL STERKEF DAN EEN MENS. Ook in ons land schuilen in sommige weidevelden of in struikgewas die kleine, gevaarlijke slangen, die we adders noemen. Niet alleen mensen, maar ook dieren zijn niet veilig voor de beet van deze slangen. Veel dieren gaan aan de beet van den adder dood. Alleen de egel voelt er bijna niets van. Dit kleine stekeldier, dat zich zo vijan dig kan oprollen en dan aan alle kanten al leen nog maar stekels laat zien is geen ge makkelijke prooi voor een adder. De enige plek, waar hij kwetsbaar is is by de neus en de bek. Als de adder dus gauw is, kan hij een egel daar treffen en dat gebeurt dan ook nog wel eens, al komt het niet veel voor. Maar zelfs al wordt de egel gebeten en krygt hij daardoor zoveel gif in zijn lichaam, dat een mens ervan (lood zou gaan, dan kan dat voor hem nog geen kwaad. Pas als vijf adders he dier zouden bijten, zou hy zich een paar dagen lang onbehagelijk voelen, maar zelfs aan die grote hoeveelheid gif, zou hy niet dood gaan. Hieruit volgt, dat het van groot belang is om te weten te komen, welke stof den egel zo sterk maakt, dat hy al dit gif kan ver dragen. Lange tijd nam men aan, dat het een stof in het bloed moet zijn. Als het nu zou lukken om deze stof te vinden zouden we daarmee een uitstekend middel tegen slangebeten gevonden hebben. Maar het is niet een stof in het bloed, die de egel zo sterk maakt. Waarschijnlijk ligt de beschut ting tegen het gif in het buitengewoon grote weerstandsvermogen in de lichaamscellen van een egel. Dit weerstandsvermogen is zo groot, dat ook andere giften absoluut geen uitwerking hebben op den egel. Zo heeft men na onderzoekingen gevon den, dat een egel 29 maal zoveel nicotine kan verdragen dan een heel sterk mens en dat er nog veel meer dingen waren, die een mens tegronde richten en waarbij een egel zich nog heel goed voelt. Een paar jaar geleden ontdekte een Frans geleerde, dat de egel ook het gif van den hagedis kan verdragen. De gilahagedis is de enige hagedis, die gevaarlijk is. Het dier leeft in Amerika. Deze hagedis bracht by een beet 5 miligram gif in het lichaam van een egel en deze voelde zich daarbij vrij goed. Pas toen hij door 6 gilahagedissen werd gebeten ging de egel dood. Met andere woorden kan hij het gif van deze vergiftige hagedis nog beter verdragen dan dat van den adder. Men heeft door allerlei proeven uitge rekend, dat de egel honderdmaal meer weer standsvermogen heeft dan een mens, als je de lichaamsgrootte van een egel en die van een mens met elkaar vergelijkt. Dat zou je toch niet denken van dit kleine diertje. Het is nog niet bekend, hoe de egel zo sterk is geworden. Men neemt wel aan, dat het dier langzamerhand aan de inwerking van gif gewend is geraakt en er daarom zo goed tegen kan. Maar dat moet dan toch al heel lang geleden zyn geweest toen er nog veel vergiftige dieren bestonden, die nu waarschijnlijk al zijn uitgestorven. Tegenwoordig heeft dat grote weerstands vermogen hem nog alleen tegen den adder te beschermen, want de gilahagedis komt niet in dezelfde streken voor als de egeL 1. Een woord bestaat uit 25 letters. Wie zich wil scheren, heeft allereerst een 8, 9, 10, 11, 7, 12, 13, 21, 8, nodig. Elke soldaat moet leren 17, 3, 4, 14, 19, 5, 11, 22. Een 20, 1, 2, 23, 5, is een muziekinstru ment. 25, 12, 18, 21, 15 en 6, 11, 11, 1 zyn twee kleuren. 24, 7, 25, 19, 24 is een getal. Het geheel is iets, dat dezer dagen in Alkmaar is gehouden. 2. Verborgen vissen. Het joch aaide zijn kleine hondje. Dit touw is wonderbaar sterk. Van voren was de auto mooi, maar van achter zag zij er versleten uit. Hij heeft door te zwaar te tillen zijn armspier ingescheurd. Tot ongeveer half zeven zal ik thuis blijven. Iedereen sta pal ingeval de nood aan den man komt. 3. Met welke motieven komt men het snelste vooruit? OPLOSSINGEN. De oplossingen van de raadsels uit het vorig nummer zijn als volgt: 1. Hoge boomen vangen veel wind. 2. Raadsels oplossen is een prettig werk. 3. Klaproos. (De steen die 6 pond woog de helft van zijn gewicht, woog 12 pond, omdat die 6 pond natuurlijk de andere helft van het gewicht vormen).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 15