De amateur
detective
Goselings echtscheidingsont-
werp ontmoet veel
critiek.
BÜ0S
tweede blad
„Publieke moraliteit er niet mee gediend".
Diepgaande meenings-
verschillen.
O BROS reepen
voor 5 cent
BROS ALS BESCHUIT
JJen&dorp
volle melk eliocohuh
Guldens kunnen onderling
verschillen.
Toch echt!
Paviljoen op de wereld
tentoonstelling geopend.
Bespoediging onteigenings
procedure.
Werkverschaffingsconflict
De Allcmaarsche Courant
3mi£teiM
Naar het Engelach van
ANTHONY BERKELEY
Aan het voorloopig verslag over het
wetsontwerp tot aanvulling van de bepa
lingen in het burgerlijk wetboek en in het
wetboek van burgerlijk rechtsvordering,
betreffende echtscheiding en ontbinding
van het huwelijk na de scheiding van tafel
en bed ontleenen wij het volgende:
Men verklaarde algemeen den tegen-
woordigen toestand met betrekking tot
de mogelijkheid van echtscheiding bij
onderling goedvinden onbevredigend
te achten. De eerbied voor de wet
eischt, dat ontduiking van haar uit
drukkelijk voorschrift, hetwelk zooda
nige echtscheiding verbiedt, worde
voorkomen. In zooverre was men het
dus eens. Over de wijze, waarop deze
ontduiking behoort te worden tegen
gegaan, bleek een diepgaand meenings-
verschil te bestaan.
Ernstige bezwaren.
Verscheidene leden verklaarden tegen
het wetsontwerp ernstig bezwaar te heb
ben, niet zoozeer om hetgeen het inhoudt
als wel om hetgeen er niet in staat. Zij
zouden met het wetsontwerp op zich zelf
wel kunnen meegaan, indien de daarin
voorgestelde bepalingen werden uitgebreid
met een verruiming van de gronden, waar
op echtscheiding kan worden verkregen, al
zou naar hun overtuiging het ontwerp,
zooals het thans luidt, bij totstandkoming
van zulk een verruiming weinig noodzake
lijk zijn, omdat aan de ontduiking van ar
tikel 263 B. W. dan, zoo niet geheel, dan
toch grootendeels, vanzelf een einde zou
komen.
Zou evenwel een verruiming van
echtscheidingsgronden achterwege blij
ven, dan zou, naar deze leden meen
den, het middel, hetwelk de regeering
wil toepassen om deze ontduiking te
gen te gaan, erger kunnen blijken dan
de kwaal de ontduiking in den
vorm, waarin zij thans plaats vindt
zelf.
Deze leden stelden voorop, dat ook zij
het huwelijk in beginsel beschouwden als
een band voor het leven. Slechts in zeer
bijzondere gevallen mag deze band worden
verbroken. Er kan dan ook geen sprake
van zijn, de beslissing over het al dan niet
in stand houden van het huwelijk over te
laten aan de willekeur van partijen. Aan
liet voorschrift van artikel 263 B. W. zou
den zij dus niet getornd willen zien. Alleen
de rechter zal echtscheiding mogen toe
staan en alleen op bepaalde, in de wet
omschreven of nog te omschrijven gron
den.
Gewenschte echtscheidingsgronden.
Onder deze gronden zou echter in ieder
geval behooren te worden opgenomen het
geval, dat het huwelijk een volslagen
mislukking is geworden.
Zou een zoodanige echtscheidingsgrond in
de wet worden opgenomen, dan verwacht
ten de hier aan het woord zijnde leden, dat
aan de tegenwoordige procespraetijk
stellen en erkennen van gefingeerd over
spel vrijwel dadelijk een einde zal ko
men.
Daarnaast behoort, naar de meneing vsn
deze leden, ook de ongeneeslijke
krankzinnigheid als echtschei
dingsgrond te worden erkend.
Men kan daarbij allerlei voorwaarden
stellen om overijlde ontbinding van het
huwelijk te voorkomen.
Wat de minister thans voorstelt
aldus deze leden komt neer op een
beperking van de mogelijkheid tot
echtscheiding. Het gevolg daarvan zal
echter niet zijn vermeerdering van het
aantal gelukkige huwelijken, doch veel
meer een toeneming van het aantal
onwettige verhoudingen. Daarmee kan
de publieke moraliteit niet gediend zijn.
Sommige leden waren het gevoelen toe
gedaan, dat de minister met behulp van dit
wetsontwerp de op den godsdienst van een
gedeelte van ons volk gebaseerde opvatting,
dat het huwelijk onverbreekbaar is, zoo
veel mogeliik aan de rest van ons volk wil
opdringen. Daartegen hadden zij bezwaar.
Juist in deze tijden, waarin eendracht meer
dan nooit noodig is, moet men er voor wa
ken de verschillen in ons volk te vergroo-
ten.
Instemming.
Enkele leden achtten het wetsontwerp
overbodig.
Vele andere leden juichten de indiening
van het ontwerp toe. Het zal aan de „groote
leugen" inderdaad een einde maken Dat
daardoor nieuwe vormen van ontduiking
in de hand gewerkt zouden worden, konden
deze leden niet inzien.
Wat betreft het voorstel om ongenees
lijke krankzinnigheid als echtscheidings
grond te erkennen, merkten deze leden op,
dat de ongeneeslijkheid wel zeer moeilijk
vast te stellen is.
Verscheidene van deze leden wezen er
bovendien op, dat de Heilige Schrift niet
veroorlooft.krankzinnigheid^als grond voor
echtscheiding te erkennen.
De beschouwing, dat men niet een be
paalde opvatting van het huwelijk met be
hulp yan de wet moet opdringen aan ge
deelten van de bevolking, die deze opvat
ting niet deelen, beantwoordden de hier
aan het woord zijnde leden met de opmer
king, dat het niet mogelijk is, aan alle op
vattingen over het huwelijk gelijke rechten
toe te kennen. Deed men dat, dan ware een
wettelijke regeling nauwelijks denkbaar. En
indien er één onderwerp is, dat een wette
lijke regeling niet kan ontberen, is het toch
zeker wel het huwelijk, althans voor zoo
ver het de burgerrechtelijke gevolgen be
treft. De eenige voor ons land aanvaard
bare regeling nu is een zoodanige, welke
op naar het oordeel van deze leden
christelijke beginselen berust
BIJ UWEN WINKELIER OF IN ONZE VERKOOPFILIALEN EN DEPOTS
In den laatsten tijd bereiken den rijks
muntmeester te Utrecht voortdurend be
richten, dat er valsche guldens en rijks
daalders in omloop zouden zijn. Splinter
nieuw van uiterlijk, doch herkenbaar aan
het teeken dat links onderaan van het wa
pen voorkomt en afwijkt Van het teeken
op de oudere munten.
Om deze ongerustheid weg te nemen zij
het volgende medegedeeld:
Onze munten dragen alle, behalve de
vierkante nikkelen stuivers, twee teekens,
te weten het zoogenaamde muntteeken, een
mercuriusstaf, te beschouwen als een fa
brieksmerk, ten bewijze dat zij in de munt
te Utrecht zijn gemaakt, en een muntmees-
terteeken. Iedere muntmeester voert zijn
eigen teeken op de munten die onder zijn
directoraat worden geslagen. De vorige di
recteur van 's rijks munt, die van 1909 tot
1933 muntmeester geweest is. had als munt-
meesterteeken een zeepaardje, terwijl te
genwoordig als zoodanig een druiventrosje
voorkomt.
De munten na 1933 geslagen dragen dus
dit teeken. Wanneer over eenige jaren een
nieuwe muntmeester optreed;, zal deze
wederom een ander teeken aannemen. Ook
dan komen weer stukken in circulatie, die
derhalve alleen in dit opzicht zullen afwij
ken van de soecie, die thans aan 's rijks
munt geslagen wordt.
Even goed als het jaartal verschillend is
bij stukken, die in de verschillende jaren
geslaeen worden, wijken de muntmeester-
teekens af op specie onder de diverse
muntmeesters vervaardigd. Van valschheid
is derhalve absoluut geen sprake.
De Nederlandsche gezant te
Washington, dr. A. Loudon, heeft
heden het Nederlandsche paviljoen
op de wereldtentoonstelling te New-
York geopend. Drieduizend menschen
woonden de plechtigheid bij. Na de
toespraak van den gezant werd het
Wilhelmus gezongen. De plechtigheid
werd naar Europa uitgezonden.
De- Nederlandsche gezant te Washington
jhr.' dr. A. Loudon, hield een toespraak
en zeide hierin het zeer te oetreuren, dat
Z.Exc. minister Steenberghe verhinderd
was bij de opening aanwezig te zijn.
Vervolgens las de gezant een boodschap
voor van den NederlartdSchen ministerpre
sident, dr. H. Colijn, waarin deze de groeten
overbracht van Nederland aan de vrienden
in de Ver. Staten. Voortgaande met zijn
toespraak wees dr. Loudon er op, dat de
tentoonstelling beoogt de verdraagzaamheid
en samenwerking te bevorderen. Na de toe
spraak van den gezant hieven de aanwezige
Nederlanders het Wilhelmus aan. De direc
teur-generaal der tentoonstelling, Grover
Whalen, begroette vervolgens dr. Loudon en
de aanwezige Nederlandsche autoriteiten.
Bij deze gelegenheid heeft tevens de voor
zitter der internationale kamer van koop
handel, Thomas Watson, het standbeeld ont
huld voor Pieter Stuyvesant, den gouver
neur van Nieuw-Amsterdam in de 17e eeuw.
WERKKAMP „DE AREND" DOOR
MINISTER ROMME GEOPEND.
Na het schipperskamp op IJsselsteyn ge
opend te hebben, heeft minister Romme
gistermiddag te Nunspeet het werkkamp
„De Arend" van het Rotterdamsche instituut
voor de rijpere jeugd geopend.
N. S. B. DOET MEE AAN AMSTER-
DAMSCHE RAADSVERKIEZINGEN.
Het „Nationale Dagblad" deelt mede,
dat de N. S. B. alleen in Amsterdam aan
de raadsverkiezingen zal deelnemen.
Ingediend is een wetsontwerp houdende
nadere wijziging van de onteigeningswet.
Ter toelichting schrijven de ministers van
waterstaat, van justitie en van sociale za
ken o.a.: de regeering heeft het vraagstuk
in studie genomen, of het tempo van de uit
voering van werken, ondernomen in ver
band met de werkloosheidsbestrijding of de
werkverruiming, niet kan worden bespoe
digd door het verkorten van het tijdsver
loop, waarin door onteigening de beschik
king over de noodige onroerende goederen
kan worden verkregen. In de Staten-Gene-
rnal is deze aangelegenheid herhaaldelijk
ter sprake gebracht.
Bij de onteigening, gelijk deze plaats
vindt volgens de titels, die nu reeds een
versneld verloop waarborgen, kunnen in
hoofdzaak twee phasen worden onderschei
den, allereerst de tervisielegging van de
plannen, waarop, gehoord de ingekomen
vertoogen en bezwaren, de eindaanwijzing
van de te onteigenen perceelen volgt. In de
tweede plaats de dagvaarding van de onwil
lige eigenaren en de daaropvolgende uit
spraak van de onteigening door den rech
ter. Nadat de te onteigenen perceelen door
deskundigen zijn onderzocht, kan inmiddels,
na zekerheidstelling, tot voorloopige inbe
zitneming worden overgegaan.
De tweede phase kan echter soms aan
merkelijk worden bekort.
In de gevallen, waarin de ondernemer
van het voorgenomen werk dit wenscht,
ware hem de bevoegdheid te geven om het
gerechtelijk onderzoek door deskundigen
ter begrooting van de schade reeds aan
stonds in te leiden, nadat uit de ter visieleg
ging der stukken zal zijn gebleken, welke
perceelen naar aanvankelijk oordeel ten be
hoeve van het werk verkregen moeten wor
den. Het belangrijkste voordeel, bestaat
hierin, dat de onteigenende partij veel eer
der dan thans mogelijk is, de beschikking
over de noodige terreinen zal kunnen ver
krijgen door voorloopige inbezitneming
overeenkomstig de artikelen 54a en volgen
de der onteigeningswet.
Aan de voorloopige inbezitneming, die
dient om aan het goed zijn nieuwe bestem
ming te kunnen geven, l hoor* een deug
delijk Onderzoek door deskundigen vooraf
te gaan. Een onvermijdelijk nadeel is ech
ter, dat in practijk het onderzoek geruimen
tijd kan vorderen. Bij omvangrijke onteige
ningen zal veelal een zeer groot aantal za
ken gelijktijdig bij den rechter aanhangig
worden gemaakt.
HENRI WALLIG OVERLEDEN.
In den ouderdom van 56 jaar is gisteren
te Antwerpen overleden de Amsterdamsche
cabaretier Henri Wallig, Na aanvankelijk
in het diamantvak werkzaam te zijn ge
weest, betrad Henri Wallig het tooneel. Ge
durende enkele jaren was hij bedrijfsleider
bij het theater Tuschinski te Amsterdam,
waar hij belast was met het engageeren van
artisten. Vervolgens begaf hij zich naar In-
dië, waar hij een cabaret vestigde. Na vier
jaar keerde hij evenwel naar het moeder
land terug, waar hij twee jaar geleden aan
de Weteringschans te Amsterdam het „Ca
baret der Onbekenden" stichtte. Hier liet
hij, evenals dit reeds elders in het buiten
land geschiedde, debutanten optreden; uit
dit cabaret zijn vaak goede krachten voort
gekomen.
IN DRONKENSCHAP TE WATER
GERAAKT.
Iersche stoker verdronken.
Een 38-jarige Iersche stoker, John Fur-
long, wilde zich gistermiddag omstreeks
drie uur aan boord begeven van het En-
gelsche s.s. „Caduceus", dat in de haven
van Delfzijl ligt.
De man. die onder invloed van sterken
drank verkeerde, kwam te vallen en ge
raakte te water. Na enkele minuten wis
ten havenarbeiders in samenwerking met
toegeschoten personen, den drenkeling
uit het water te halen. Gedurende eenigen
tijd hebben twee geneesheeren daarop
kunstmatige ademhaling toegepast, het
geen evenwel niet meer mocht baten.
Vragen aan den minister.
De heer van Lienden (S. D. a p
heeft aan den minister van sociale zake
de volgende vragen gesteld: n
1. Heeft de minister kennis genome
van de moeilijkheden met de arbeider
uit de gemeente Emmen in de CentralS
Rijkswerkverschaffing in Diever?
2. Is de minister bereid de geschorste
arbeiders in hun gerechtvaardigden
wensch, om wekelijks naar huis te kun
nen gaan, tegemoet te komen?
3. Is de minister bereid, om in over
leg met het gemeentebestuur van Emmen
de uitvoering van in deze gemeente aan
wezige werkobjecten te bevorderen
waardoor spoedig de betrokken arbeiders
in de omgeving van hun woonplaats
tewerkgesteld kunnen worden?
GEDENKSTEEN VOOR OUD-MINISTER
LELT ONTHULD.
Minister Colijn verricht de
plechtigheid.
Gistermiddag is op initiatief van de ver-
eeniging jubileumfonds der eerste H.B.S.
met vijfjarigen cursus in den gevel van het
perceel Leidschegracht 39, te Amsterdam,
een gedenksteen onthuld ter nagedachtenis
van wijlen den minister van waterstaat, dr.
C. Lely, wiens naam in Nederland en daar
buiten zal blijven voortleven als van den
ent werper van het grootsche plan tot af
sluiting en gedeeltelijke droogmaking der
Zuiderzee.
Bij de plechtigheid waren o.m. aanwezig
dr. Colijn, minister van Buuren, de com
missaris der koningin in de provincie Noord
holland, mr. dr. a. baron Roëll en de bur
gemeester van Amsterdam dr. W. de Vlugt.
De voorzitter van de vereeniging jubi
leumfonds dr. S. Ch. Bokhorst, herinnerde
eraan, dat dr. Lely van 1866 tot 1871 leerling
der eerste H.B.S. met vijfjarigen cursus was
geweest en vervolgens gaf hij het woord
aan den secretaris mr. K. Jansma, die een
overzicht gaf van leven en werken van dr.
C. Lely, die in dit huis geboren was en daar
verscheidene jaren van zijn leven had door
gebracht.
Na mr. Jansma was het woord aan minis
ter Colijn, voor het onthullen van den ge
denksteen. In een gevoelvolle rede stelde
hij de beteekenis van Lely, den bekenden
waterbouwkundige, in het volle licht, Na
zijn toespraak onthulde dr. Colijn den ge
denksteen, die voorstelt het portret in relief
van dr. Lely, met ter linkerzijde de omtrek
ken van de Zuiderzee in haar oude gedaante
en ter rechterzijde het IJselmeer met de in
polderingen zooals deze eruit zullen zien,
als het geheele plan Lely in de toekomst
zal -zijn uitgevoerd.
DIEFSTAL VAN BIJNA DRIEDUIZEND
GULDEN.
De Amsterdamsche politie is op zoek
naar een 20-jarig meisje en haar 23-jari
gen verloofde, die verdacht worden van
diefstal. Het meisje zou met medeweten
van haar verloofde op bezoek zijn geweest
in de woning van een vriend in den om
trek van den Weteringschans, vanwaar
zij een zakje, inhoudende 23 sieraden, ter
waarde van 1500 en een kistje tafel
zilver, een waarde vertegenwoordigende
van 1000.en voorts nog 200.aan
bankpapier en een fototoestel zou hebben
medegenomen.
Gisteravond heeft de gedupeerde jon
geman bij de politie van het bureau Stad
houderskade aangifte van dezen diefstal
gedaan.
Het vermoeden bestaat, dat het meisje
en haar verloofde, beiden te Amsterdam
woonachtig, op weg zijn naar Zuid-
Frankrijk.
is het EENIGE DAGBLAD met een
EIGEN STADSKARAKTER.
Dat is de GROOTSTE WAARDE voor den
adverteerderl TeL 3320.
35)
„Ik weet waar u geweest bent en dat
men het met een hertog op een accoordje
heeft gegooid om u in te palmen en weet
u", ging Moresby sarcastisch verder, ik kan
maar niet gelooven, dat ze met u krijgertje
wilden spelen".
„Ik heb toch niet gezegd, dat ik mijn
verklaring wil intrekken, antwoordde Chit-
terwick met de hem nog restende waardig
heid. „Dat moet u niet denken, maar aan
den anderen kant, kunt u zich toch wel
voorstellen, dat ik niet de oorzaak wil zijn,
dat een onschuldige ter dood veroordeeld
wordt, niet waar?"
„Net zoo min, als wij", verzekerde Mo
resby hem. „Maar laten wij nog eens ern
stig over de zaak praten. Wat heeft dan
eigenlijk uw meening over ons vogeltje
doen veranderen?"
Chitterwick was in een moeilijk geval.
Het zou dwaas zijn als hij zei, dat de vrien
den van den majoor dezen als een van van
eer hadden afgeschilderd: daar zou Mores
by heelemaal geen belang in stellen. Het
was dat voelde Chitterwick zeer goed
evenzoo doelloos, om zijn theorie uiteen te
zetten, dat de heele geschiedenis niets an
ders was, dan een complot tegen den ma
joor en dat de man, dien hij n.b. zelf gezien
had, alleen maar voor majoor speelde, na
dat hij hem, juist gedurende de bewuste
tijdsruimte, van den aardbodem had doen
verdwijnen.
Verer wilde hij zijn ontdekkingen, die
hij dien middag in Piccadilly had gedaan,
niet prijs geven; bovendien waren die niet
onaanvechtbaar, als zij niet door andere
bewijzen werden gesteund en de practische
Moresby zou ze zeker met een schouderop
halen, van de baan schuiven. „Er zijn een
heeleboel kleinigheden, maar een ding in
het bijzonder, die mij aan het twijfelen ge
bracht hebben", zei Chitterwick, de waar
heid ten spijt, „of juffrouw Sinclair toch
zelfmoord heeft gepleegd en juist door het
vergif ben ik op die gedachte gekomen".
„Zoo?" zeide Moresby. Hij trok een ge
zicht als een professor, die de langdradig-
ste van zijn studenten moest aanhooren.
„Voor zoover ik mij de werking van
blauwzuur kan herinneren", ging Chitter
wick door, „zou ik denken, dat het, in zoo'n
hoeveelheid als in ons geval, veel sneller
werkt. Ik heb de tijden nauwkeurig nage
gaan en zoodoende vastgesteld dat er onge
veer 22 minuten verloopen zijn, van het
oogenblik dat ik de hand boven het kopje
zag, tot den dood van juffrouw Sinclair.
Hebt u eigenlijk een aanwijzing, dat zij in
derdaad haar koffie op dronk?"
„Heelemaal niet", zei Moresby vroolijk.
„Dat vind ik een beetje te veel verlangd.
Maar ik moet u zeggen, dat wij daar min
der mee inzitten, dan u, blijkbaar".
„En hebt u een of ander bewijs, wan
neer de man die ik zag, de hall verliet?"
hield Chitterwick vol.
„Majoor Sinclair?" zei Moresby onschul
dig. „Ja zeker dat hebben we, hij verliet de
hall bijna direct, nadat u aan de telefoon
geroepen wed. Daarvoor hebben wij vier
getuigen. Een groepje aan een van de ta
feltjes in de buurt, zag u verdwijnen en
even daarna den majoor".
„Zoo, zoo", zei Chitterwick ernstig. Hij
begreep er nu heelemaal niets meer van.
'Het antwoord van Moresby had het raadsel
nog moeilijker gemaakt; inplaats van het
op te helderen.
„Bovendien", zei Moresby „bent u bereid
om te zweren, dat er niemand voor u naar
haar toegegaan is. Neen ik geloof heusch
mijnheer Chittewick dat u gerust kunt zijn.
Sedert wij elkaar voor het laatst zagen, is
er nog heel wat bewijsmateriaal bij geko
men. Wij hebben intusschen niet minder
dan drie apothekers in Londen gevonden,
die den majoor van de foto's uit de kran
ten herkenden en die hem als den man
aanwezen, die bij hen kwam, om blauw
zuur te koopen, juist een dag, voordat de
misdaad werd begaan. Wat denkt u daar
van?"
„Goeie genade", ontviel Chitterwick.
„Nu ziet u de zaak weer in een ander
licht, niet waar?"
„Het is inderdaad, buitengewoon merk
waardig", zei Chitterwick voorzichtig. „En
heeft een van de drie hem werkelijk iets
verkocht?"
„Neen, dat niet", moest Moresby toege
ven. „Wij hebben den kerel niet gevonden
die het hem verkocht heeft, ofschoon wij
ons geen moeite hebben bespaard en alle
gifrecepten in Londen in een cirkel van 50
mijl, hebben nagezien".
„En wat besluit u daaruit?" vroeg Chit
terwick belangstellend.
„Ik voor mij geloof, dat de menschen,
die het hem verkochten, nu eenvoudig niet
met de waarheid naar voren durven ko
men. Zij weten dat zij niet correct handel
den en dat er moeilijkheden komen, wie
den majoor het blauwzuur verkocht, maar
tenslotte hebben wij het bewijs dat hij het
koopen wilde en dat is in ons geval vol
doende".
„Lieve hemel", zei Chitterwick zachtjes
en kort daarop ging hij weg. Moresby's af
scheid was misschien niet zoo hartelijk als
zyn begroeting bij den aanvang van het
bezoek. Chitterwick kreeg den indruk, dat
zoolang hij maar de getuigenis aflegde, die
van hem verlangd werd en eenvoudig ver
telde wat hij gezien had, Moresby bereid
was om hem zijn domme zorgen én beden
kingen te vergeven.
Chitterwick kwam een half uur voor den
afgesproken tijd in Charing Cross en hoe
kan men een half uur beter benutten, dan
door in stapels antieke boeken te grasdui
nen?
Intusschen zat, in Chiswick, in haar
groote eenvoudige kamer, met aan den
eenen kant een spinet en aan den anderen
kant een witte Perzische kat, een oude da
me, met lila keelbandjes, die trilden van
emotie, heel gelukkig in het vooruitzicht
van het genoegen en de eer, dat eindelijk
na 50 jaar weer eens een heusche hertog
haar drempel zou overschrijden.
HOOFDSTUK X.
Een fantastische theorie.
Chitterwick had zijn eerste plichten als
gastheer vervuld, en zijn gasten naar hun
kamers gebracht, waar zy zich voor het
diner kleedden; nu nam zij zijn encyclo-
paedie en zocht het blauwzuur op. Wat er
over geschreven stond, deed hem zijn hoofd
schudden.
Terwijl hij zich verkleedde, dacht hy nog
eens over alles na.
Het heele geval zag er na het experiment
van vandaag anders uit; dat stond vast. Dit
feit vervulde Chitterwick met een gemengd
gevoel van vreugde en schrik. Hy ver
heugde zich en niet zoo'n klein beetje
dat er toch iets, dat de onschuld van den
majoor zou kunnen bewijzen, scheen te ko
men opdagen, nog wel niets positiefs, maar
toch een schijntje van hoop. Hij was ge
schrokken, omdat nu alles zich opeens nog
raadselachtiger liet aanzien dan eerst;
want niet alleen leek de schuld van den
majoor aanvechtbaar neen, het had er nu
allen schijn van, dat de man als de ma
joor tenminste onschuldig was die de rol
van majoor speelde, eveneens onschuldig
was.
Chitterwick begon er met de anderen
over, toen ze, na het eten, in de huiskamer
by elkaar zaten.
Om het personeel hadden zij onder het
eten iedere toespeling op het geval verme
den en toen zij klaar waren, had juffrouw
Chitterwick voorgesteld om hen drieën al
leen te laten, zoodat zij ongestoord over
de moeilijkheden zouden kunnen beraad
slagen. Judith en Mouse wilden daar ech
ter niets van hooren en zeiden dat zij mis
schien haar levenservaring zouden kunnen
gebruiken, om enkele duistere punten op
te helderen. Stralend van dankbaarheid
bleef tante Chitterwick dus, en haar neef
viel het op, dat zij hem nog nooit zoo goed
had behandeld als nu. (Wordt vervolgd).
was teruggekeerd; van