De amateur detective Goselings echtscheidingsont- werp ontmoet veel critiek. BÜ0S tweede blad „Publieke moraliteit er niet mee gediend". Diepgaande meenings- verschillen. O BROS reepen voor 5 cent BROS ALS BESCHUIT JJen&dorp volle melk eliocohuh Guldens kunnen onderling verschillen. Toch echt! Paviljoen op de wereld tentoonstelling geopend. Bespoediging onteigenings procedure. Werkverschaffingsconflict De Allcmaarsche Courant 3mi£teiM Naar het Engelach van ANTHONY BERKELEY Aan het voorloopig verslag over het wetsontwerp tot aanvulling van de bepa lingen in het burgerlijk wetboek en in het wetboek van burgerlijk rechtsvordering, betreffende echtscheiding en ontbinding van het huwelijk na de scheiding van tafel en bed ontleenen wij het volgende: Men verklaarde algemeen den tegen- woordigen toestand met betrekking tot de mogelijkheid van echtscheiding bij onderling goedvinden onbevredigend te achten. De eerbied voor de wet eischt, dat ontduiking van haar uit drukkelijk voorschrift, hetwelk zooda nige echtscheiding verbiedt, worde voorkomen. In zooverre was men het dus eens. Over de wijze, waarop deze ontduiking behoort te worden tegen gegaan, bleek een diepgaand meenings- verschil te bestaan. Ernstige bezwaren. Verscheidene leden verklaarden tegen het wetsontwerp ernstig bezwaar te heb ben, niet zoozeer om hetgeen het inhoudt als wel om hetgeen er niet in staat. Zij zouden met het wetsontwerp op zich zelf wel kunnen meegaan, indien de daarin voorgestelde bepalingen werden uitgebreid met een verruiming van de gronden, waar op echtscheiding kan worden verkregen, al zou naar hun overtuiging het ontwerp, zooals het thans luidt, bij totstandkoming van zulk een verruiming weinig noodzake lijk zijn, omdat aan de ontduiking van ar tikel 263 B. W. dan, zoo niet geheel, dan toch grootendeels, vanzelf een einde zou komen. Zou evenwel een verruiming van echtscheidingsgronden achterwege blij ven, dan zou, naar deze leden meen den, het middel, hetwelk de regeering wil toepassen om deze ontduiking te gen te gaan, erger kunnen blijken dan de kwaal de ontduiking in den vorm, waarin zij thans plaats vindt zelf. Deze leden stelden voorop, dat ook zij het huwelijk in beginsel beschouwden als een band voor het leven. Slechts in zeer bijzondere gevallen mag deze band worden verbroken. Er kan dan ook geen sprake van zijn, de beslissing over het al dan niet in stand houden van het huwelijk over te laten aan de willekeur van partijen. Aan liet voorschrift van artikel 263 B. W. zou den zij dus niet getornd willen zien. Alleen de rechter zal echtscheiding mogen toe staan en alleen op bepaalde, in de wet omschreven of nog te omschrijven gron den. Gewenschte echtscheidingsgronden. Onder deze gronden zou echter in ieder geval behooren te worden opgenomen het geval, dat het huwelijk een volslagen mislukking is geworden. Zou een zoodanige echtscheidingsgrond in de wet worden opgenomen, dan verwacht ten de hier aan het woord zijnde leden, dat aan de tegenwoordige procespraetijk stellen en erkennen van gefingeerd over spel vrijwel dadelijk een einde zal ko men. Daarnaast behoort, naar de meneing vsn deze leden, ook de ongeneeslijke krankzinnigheid als echtschei dingsgrond te worden erkend. Men kan daarbij allerlei voorwaarden stellen om overijlde ontbinding van het huwelijk te voorkomen. Wat de minister thans voorstelt aldus deze leden komt neer op een beperking van de mogelijkheid tot echtscheiding. Het gevolg daarvan zal echter niet zijn vermeerdering van het aantal gelukkige huwelijken, doch veel meer een toeneming van het aantal onwettige verhoudingen. Daarmee kan de publieke moraliteit niet gediend zijn. Sommige leden waren het gevoelen toe gedaan, dat de minister met behulp van dit wetsontwerp de op den godsdienst van een gedeelte van ons volk gebaseerde opvatting, dat het huwelijk onverbreekbaar is, zoo veel mogeliik aan de rest van ons volk wil opdringen. Daartegen hadden zij bezwaar. Juist in deze tijden, waarin eendracht meer dan nooit noodig is, moet men er voor wa ken de verschillen in ons volk te vergroo- ten. Instemming. Enkele leden achtten het wetsontwerp overbodig. Vele andere leden juichten de indiening van het ontwerp toe. Het zal aan de „groote leugen" inderdaad een einde maken Dat daardoor nieuwe vormen van ontduiking in de hand gewerkt zouden worden, konden deze leden niet inzien. Wat betreft het voorstel om ongenees lijke krankzinnigheid als echtscheidings grond te erkennen, merkten deze leden op, dat de ongeneeslijkheid wel zeer moeilijk vast te stellen is. Verscheidene van deze leden wezen er bovendien op, dat de Heilige Schrift niet veroorlooft.krankzinnigheid^als grond voor echtscheiding te erkennen. De beschouwing, dat men niet een be paalde opvatting van het huwelijk met be hulp yan de wet moet opdringen aan ge deelten van de bevolking, die deze opvat ting niet deelen, beantwoordden de hier aan het woord zijnde leden met de opmer king, dat het niet mogelijk is, aan alle op vattingen over het huwelijk gelijke rechten toe te kennen. Deed men dat, dan ware een wettelijke regeling nauwelijks denkbaar. En indien er één onderwerp is, dat een wette lijke regeling niet kan ontberen, is het toch zeker wel het huwelijk, althans voor zoo ver het de burgerrechtelijke gevolgen be treft. De eenige voor ons land aanvaard bare regeling nu is een zoodanige, welke op naar het oordeel van deze leden christelijke beginselen berust BIJ UWEN WINKELIER OF IN ONZE VERKOOPFILIALEN EN DEPOTS In den laatsten tijd bereiken den rijks muntmeester te Utrecht voortdurend be richten, dat er valsche guldens en rijks daalders in omloop zouden zijn. Splinter nieuw van uiterlijk, doch herkenbaar aan het teeken dat links onderaan van het wa pen voorkomt en afwijkt Van het teeken op de oudere munten. Om deze ongerustheid weg te nemen zij het volgende medegedeeld: Onze munten dragen alle, behalve de vierkante nikkelen stuivers, twee teekens, te weten het zoogenaamde muntteeken, een mercuriusstaf, te beschouwen als een fa brieksmerk, ten bewijze dat zij in de munt te Utrecht zijn gemaakt, en een muntmees- terteeken. Iedere muntmeester voert zijn eigen teeken op de munten die onder zijn directoraat worden geslagen. De vorige di recteur van 's rijks munt, die van 1909 tot 1933 muntmeester geweest is. had als munt- meesterteeken een zeepaardje, terwijl te genwoordig als zoodanig een druiventrosje voorkomt. De munten na 1933 geslagen dragen dus dit teeken. Wanneer over eenige jaren een nieuwe muntmeester optreed;, zal deze wederom een ander teeken aannemen. Ook dan komen weer stukken in circulatie, die derhalve alleen in dit opzicht zullen afwij ken van de soecie, die thans aan 's rijks munt geslagen wordt. Even goed als het jaartal verschillend is bij stukken, die in de verschillende jaren geslaeen worden, wijken de muntmeester- teekens af op specie onder de diverse muntmeesters vervaardigd. Van valschheid is derhalve absoluut geen sprake. De Nederlandsche gezant te Washington, dr. A. Loudon, heeft heden het Nederlandsche paviljoen op de wereldtentoonstelling te New- York geopend. Drieduizend menschen woonden de plechtigheid bij. Na de toespraak van den gezant werd het Wilhelmus gezongen. De plechtigheid werd naar Europa uitgezonden. De- Nederlandsche gezant te Washington jhr.' dr. A. Loudon, hield een toespraak en zeide hierin het zeer te oetreuren, dat Z.Exc. minister Steenberghe verhinderd was bij de opening aanwezig te zijn. Vervolgens las de gezant een boodschap voor van den NederlartdSchen ministerpre sident, dr. H. Colijn, waarin deze de groeten overbracht van Nederland aan de vrienden in de Ver. Staten. Voortgaande met zijn toespraak wees dr. Loudon er op, dat de tentoonstelling beoogt de verdraagzaamheid en samenwerking te bevorderen. Na de toe spraak van den gezant hieven de aanwezige Nederlanders het Wilhelmus aan. De direc teur-generaal der tentoonstelling, Grover Whalen, begroette vervolgens dr. Loudon en de aanwezige Nederlandsche autoriteiten. Bij deze gelegenheid heeft tevens de voor zitter der internationale kamer van koop handel, Thomas Watson, het standbeeld ont huld voor Pieter Stuyvesant, den gouver neur van Nieuw-Amsterdam in de 17e eeuw. WERKKAMP „DE AREND" DOOR MINISTER ROMME GEOPEND. Na het schipperskamp op IJsselsteyn ge opend te hebben, heeft minister Romme gistermiddag te Nunspeet het werkkamp „De Arend" van het Rotterdamsche instituut voor de rijpere jeugd geopend. N. S. B. DOET MEE AAN AMSTER- DAMSCHE RAADSVERKIEZINGEN. Het „Nationale Dagblad" deelt mede, dat de N. S. B. alleen in Amsterdam aan de raadsverkiezingen zal deelnemen. Ingediend is een wetsontwerp houdende nadere wijziging van de onteigeningswet. Ter toelichting schrijven de ministers van waterstaat, van justitie en van sociale za ken o.a.: de regeering heeft het vraagstuk in studie genomen, of het tempo van de uit voering van werken, ondernomen in ver band met de werkloosheidsbestrijding of de werkverruiming, niet kan worden bespoe digd door het verkorten van het tijdsver loop, waarin door onteigening de beschik king over de noodige onroerende goederen kan worden verkregen. In de Staten-Gene- rnal is deze aangelegenheid herhaaldelijk ter sprake gebracht. Bij de onteigening, gelijk deze plaats vindt volgens de titels, die nu reeds een versneld verloop waarborgen, kunnen in hoofdzaak twee phasen worden onderschei den, allereerst de tervisielegging van de plannen, waarop, gehoord de ingekomen vertoogen en bezwaren, de eindaanwijzing van de te onteigenen perceelen volgt. In de tweede plaats de dagvaarding van de onwil lige eigenaren en de daaropvolgende uit spraak van de onteigening door den rech ter. Nadat de te onteigenen perceelen door deskundigen zijn onderzocht, kan inmiddels, na zekerheidstelling, tot voorloopige inbe zitneming worden overgegaan. De tweede phase kan echter soms aan merkelijk worden bekort. In de gevallen, waarin de ondernemer van het voorgenomen werk dit wenscht, ware hem de bevoegdheid te geven om het gerechtelijk onderzoek door deskundigen ter begrooting van de schade reeds aan stonds in te leiden, nadat uit de ter visieleg ging der stukken zal zijn gebleken, welke perceelen naar aanvankelijk oordeel ten be hoeve van het werk verkregen moeten wor den. Het belangrijkste voordeel, bestaat hierin, dat de onteigenende partij veel eer der dan thans mogelijk is, de beschikking over de noodige terreinen zal kunnen ver krijgen door voorloopige inbezitneming overeenkomstig de artikelen 54a en volgen de der onteigeningswet. Aan de voorloopige inbezitneming, die dient om aan het goed zijn nieuwe bestem ming te kunnen geven, l hoor* een deug delijk Onderzoek door deskundigen vooraf te gaan. Een onvermijdelijk nadeel is ech ter, dat in practijk het onderzoek geruimen tijd kan vorderen. Bij omvangrijke onteige ningen zal veelal een zeer groot aantal za ken gelijktijdig bij den rechter aanhangig worden gemaakt. HENRI WALLIG OVERLEDEN. In den ouderdom van 56 jaar is gisteren te Antwerpen overleden de Amsterdamsche cabaretier Henri Wallig, Na aanvankelijk in het diamantvak werkzaam te zijn ge weest, betrad Henri Wallig het tooneel. Ge durende enkele jaren was hij bedrijfsleider bij het theater Tuschinski te Amsterdam, waar hij belast was met het engageeren van artisten. Vervolgens begaf hij zich naar In- dië, waar hij een cabaret vestigde. Na vier jaar keerde hij evenwel naar het moeder land terug, waar hij twee jaar geleden aan de Weteringschans te Amsterdam het „Ca baret der Onbekenden" stichtte. Hier liet hij, evenals dit reeds elders in het buiten land geschiedde, debutanten optreden; uit dit cabaret zijn vaak goede krachten voort gekomen. IN DRONKENSCHAP TE WATER GERAAKT. Iersche stoker verdronken. Een 38-jarige Iersche stoker, John Fur- long, wilde zich gistermiddag omstreeks drie uur aan boord begeven van het En- gelsche s.s. „Caduceus", dat in de haven van Delfzijl ligt. De man. die onder invloed van sterken drank verkeerde, kwam te vallen en ge raakte te water. Na enkele minuten wis ten havenarbeiders in samenwerking met toegeschoten personen, den drenkeling uit het water te halen. Gedurende eenigen tijd hebben twee geneesheeren daarop kunstmatige ademhaling toegepast, het geen evenwel niet meer mocht baten. Vragen aan den minister. De heer van Lienden (S. D. a p heeft aan den minister van sociale zake de volgende vragen gesteld: n 1. Heeft de minister kennis genome van de moeilijkheden met de arbeider uit de gemeente Emmen in de CentralS Rijkswerkverschaffing in Diever? 2. Is de minister bereid de geschorste arbeiders in hun gerechtvaardigden wensch, om wekelijks naar huis te kun nen gaan, tegemoet te komen? 3. Is de minister bereid, om in over leg met het gemeentebestuur van Emmen de uitvoering van in deze gemeente aan wezige werkobjecten te bevorderen waardoor spoedig de betrokken arbeiders in de omgeving van hun woonplaats tewerkgesteld kunnen worden? GEDENKSTEEN VOOR OUD-MINISTER LELT ONTHULD. Minister Colijn verricht de plechtigheid. Gistermiddag is op initiatief van de ver- eeniging jubileumfonds der eerste H.B.S. met vijfjarigen cursus in den gevel van het perceel Leidschegracht 39, te Amsterdam, een gedenksteen onthuld ter nagedachtenis van wijlen den minister van waterstaat, dr. C. Lely, wiens naam in Nederland en daar buiten zal blijven voortleven als van den ent werper van het grootsche plan tot af sluiting en gedeeltelijke droogmaking der Zuiderzee. Bij de plechtigheid waren o.m. aanwezig dr. Colijn, minister van Buuren, de com missaris der koningin in de provincie Noord holland, mr. dr. a. baron Roëll en de bur gemeester van Amsterdam dr. W. de Vlugt. De voorzitter van de vereeniging jubi leumfonds dr. S. Ch. Bokhorst, herinnerde eraan, dat dr. Lely van 1866 tot 1871 leerling der eerste H.B.S. met vijfjarigen cursus was geweest en vervolgens gaf hij het woord aan den secretaris mr. K. Jansma, die een overzicht gaf van leven en werken van dr. C. Lely, die in dit huis geboren was en daar verscheidene jaren van zijn leven had door gebracht. Na mr. Jansma was het woord aan minis ter Colijn, voor het onthullen van den ge denksteen. In een gevoelvolle rede stelde hij de beteekenis van Lely, den bekenden waterbouwkundige, in het volle licht, Na zijn toespraak onthulde dr. Colijn den ge denksteen, die voorstelt het portret in relief van dr. Lely, met ter linkerzijde de omtrek ken van de Zuiderzee in haar oude gedaante en ter rechterzijde het IJselmeer met de in polderingen zooals deze eruit zullen zien, als het geheele plan Lely in de toekomst zal -zijn uitgevoerd. DIEFSTAL VAN BIJNA DRIEDUIZEND GULDEN. De Amsterdamsche politie is op zoek naar een 20-jarig meisje en haar 23-jari gen verloofde, die verdacht worden van diefstal. Het meisje zou met medeweten van haar verloofde op bezoek zijn geweest in de woning van een vriend in den om trek van den Weteringschans, vanwaar zij een zakje, inhoudende 23 sieraden, ter waarde van 1500 en een kistje tafel zilver, een waarde vertegenwoordigende van 1000.en voorts nog 200.aan bankpapier en een fototoestel zou hebben medegenomen. Gisteravond heeft de gedupeerde jon geman bij de politie van het bureau Stad houderskade aangifte van dezen diefstal gedaan. Het vermoeden bestaat, dat het meisje en haar verloofde, beiden te Amsterdam woonachtig, op weg zijn naar Zuid- Frankrijk. is het EENIGE DAGBLAD met een EIGEN STADSKARAKTER. Dat is de GROOTSTE WAARDE voor den adverteerderl TeL 3320. 35) „Ik weet waar u geweest bent en dat men het met een hertog op een accoordje heeft gegooid om u in te palmen en weet u", ging Moresby sarcastisch verder, ik kan maar niet gelooven, dat ze met u krijgertje wilden spelen". „Ik heb toch niet gezegd, dat ik mijn verklaring wil intrekken, antwoordde Chit- terwick met de hem nog restende waardig heid. „Dat moet u niet denken, maar aan den anderen kant, kunt u zich toch wel voorstellen, dat ik niet de oorzaak wil zijn, dat een onschuldige ter dood veroordeeld wordt, niet waar?" „Net zoo min, als wij", verzekerde Mo resby hem. „Maar laten wij nog eens ern stig over de zaak praten. Wat heeft dan eigenlijk uw meening over ons vogeltje doen veranderen?" Chitterwick was in een moeilijk geval. Het zou dwaas zijn als hij zei, dat de vrien den van den majoor dezen als een van van eer hadden afgeschilderd: daar zou Mores by heelemaal geen belang in stellen. Het was dat voelde Chitterwick zeer goed evenzoo doelloos, om zijn theorie uiteen te zetten, dat de heele geschiedenis niets an ders was, dan een complot tegen den ma joor en dat de man, dien hij n.b. zelf gezien had, alleen maar voor majoor speelde, na dat hij hem, juist gedurende de bewuste tijdsruimte, van den aardbodem had doen verdwijnen. Verer wilde hij zijn ontdekkingen, die hij dien middag in Piccadilly had gedaan, niet prijs geven; bovendien waren die niet onaanvechtbaar, als zij niet door andere bewijzen werden gesteund en de practische Moresby zou ze zeker met een schouderop halen, van de baan schuiven. „Er zijn een heeleboel kleinigheden, maar een ding in het bijzonder, die mij aan het twijfelen ge bracht hebben", zei Chitterwick, de waar heid ten spijt, „of juffrouw Sinclair toch zelfmoord heeft gepleegd en juist door het vergif ben ik op die gedachte gekomen". „Zoo?" zeide Moresby. Hij trok een ge zicht als een professor, die de langdradig- ste van zijn studenten moest aanhooren. „Voor zoover ik mij de werking van blauwzuur kan herinneren", ging Chitter wick door, „zou ik denken, dat het, in zoo'n hoeveelheid als in ons geval, veel sneller werkt. Ik heb de tijden nauwkeurig nage gaan en zoodoende vastgesteld dat er onge veer 22 minuten verloopen zijn, van het oogenblik dat ik de hand boven het kopje zag, tot den dood van juffrouw Sinclair. Hebt u eigenlijk een aanwijzing, dat zij in derdaad haar koffie op dronk?" „Heelemaal niet", zei Moresby vroolijk. „Dat vind ik een beetje te veel verlangd. Maar ik moet u zeggen, dat wij daar min der mee inzitten, dan u, blijkbaar". „En hebt u een of ander bewijs, wan neer de man die ik zag, de hall verliet?" hield Chitterwick vol. „Majoor Sinclair?" zei Moresby onschul dig. „Ja zeker dat hebben we, hij verliet de hall bijna direct, nadat u aan de telefoon geroepen wed. Daarvoor hebben wij vier getuigen. Een groepje aan een van de ta feltjes in de buurt, zag u verdwijnen en even daarna den majoor". „Zoo, zoo", zei Chitterwick ernstig. Hij begreep er nu heelemaal niets meer van. 'Het antwoord van Moresby had het raadsel nog moeilijker gemaakt; inplaats van het op te helderen. „Bovendien", zei Moresby „bent u bereid om te zweren, dat er niemand voor u naar haar toegegaan is. Neen ik geloof heusch mijnheer Chittewick dat u gerust kunt zijn. Sedert wij elkaar voor het laatst zagen, is er nog heel wat bewijsmateriaal bij geko men. Wij hebben intusschen niet minder dan drie apothekers in Londen gevonden, die den majoor van de foto's uit de kran ten herkenden en die hem als den man aanwezen, die bij hen kwam, om blauw zuur te koopen, juist een dag, voordat de misdaad werd begaan. Wat denkt u daar van?" „Goeie genade", ontviel Chitterwick. „Nu ziet u de zaak weer in een ander licht, niet waar?" „Het is inderdaad, buitengewoon merk waardig", zei Chitterwick voorzichtig. „En heeft een van de drie hem werkelijk iets verkocht?" „Neen, dat niet", moest Moresby toege ven. „Wij hebben den kerel niet gevonden die het hem verkocht heeft, ofschoon wij ons geen moeite hebben bespaard en alle gifrecepten in Londen in een cirkel van 50 mijl, hebben nagezien". „En wat besluit u daaruit?" vroeg Chit terwick belangstellend. „Ik voor mij geloof, dat de menschen, die het hem verkochten, nu eenvoudig niet met de waarheid naar voren durven ko men. Zij weten dat zij niet correct handel den en dat er moeilijkheden komen, wie den majoor het blauwzuur verkocht, maar tenslotte hebben wij het bewijs dat hij het koopen wilde en dat is in ons geval vol doende". „Lieve hemel", zei Chitterwick zachtjes en kort daarop ging hij weg. Moresby's af scheid was misschien niet zoo hartelijk als zyn begroeting bij den aanvang van het bezoek. Chitterwick kreeg den indruk, dat zoolang hij maar de getuigenis aflegde, die van hem verlangd werd en eenvoudig ver telde wat hij gezien had, Moresby bereid was om hem zijn domme zorgen én beden kingen te vergeven. Chitterwick kwam een half uur voor den afgesproken tijd in Charing Cross en hoe kan men een half uur beter benutten, dan door in stapels antieke boeken te grasdui nen? Intusschen zat, in Chiswick, in haar groote eenvoudige kamer, met aan den eenen kant een spinet en aan den anderen kant een witte Perzische kat, een oude da me, met lila keelbandjes, die trilden van emotie, heel gelukkig in het vooruitzicht van het genoegen en de eer, dat eindelijk na 50 jaar weer eens een heusche hertog haar drempel zou overschrijden. HOOFDSTUK X. Een fantastische theorie. Chitterwick had zijn eerste plichten als gastheer vervuld, en zijn gasten naar hun kamers gebracht, waar zy zich voor het diner kleedden; nu nam zij zijn encyclo- paedie en zocht het blauwzuur op. Wat er over geschreven stond, deed hem zijn hoofd schudden. Terwijl hij zich verkleedde, dacht hy nog eens over alles na. Het heele geval zag er na het experiment van vandaag anders uit; dat stond vast. Dit feit vervulde Chitterwick met een gemengd gevoel van vreugde en schrik. Hy ver heugde zich en niet zoo'n klein beetje dat er toch iets, dat de onschuld van den majoor zou kunnen bewijzen, scheen te ko men opdagen, nog wel niets positiefs, maar toch een schijntje van hoop. Hij was ge schrokken, omdat nu alles zich opeens nog raadselachtiger liet aanzien dan eerst; want niet alleen leek de schuld van den majoor aanvechtbaar neen, het had er nu allen schijn van, dat de man als de ma joor tenminste onschuldig was die de rol van majoor speelde, eveneens onschuldig was. Chitterwick begon er met de anderen over, toen ze, na het eten, in de huiskamer by elkaar zaten. Om het personeel hadden zij onder het eten iedere toespeling op het geval verme den en toen zij klaar waren, had juffrouw Chitterwick voorgesteld om hen drieën al leen te laten, zoodat zij ongestoord over de moeilijkheden zouden kunnen beraad slagen. Judith en Mouse wilden daar ech ter niets van hooren en zeiden dat zij mis schien haar levenservaring zouden kunnen gebruiken, om enkele duistere punten op te helderen. Stralend van dankbaarheid bleef tante Chitterwick dus, en haar neef viel het op, dat zij hem nog nooit zoo goed had behandeld als nu. (Wordt vervolgd). was teruggekeerd; van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 6