DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN ONSTREKEN. Reactie op Beck's rede over het algemeen gunstig. Duitsche regeering en pers zwijgen tot nu toe. Polen ontvouwt zijn argumenten Polen antwoordt op het Duitsche memorandum. No. 107 Dit nummer bestaat uit vier bladen. Zaterdag 6 Mei 1939 141e Jaargang tegen de Duitsche opvat tingen. Parijs is verheugd. Wilhelmstrasse weigert elke aanwijzing. De algemeene toestand. Rechtvaardiging der Poolsche politiek. Toch bereid tot onderhandelen ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—, franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN: Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, grcote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/b. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Directeur: C. KRAK. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. In de Poolsche kamer van afgevaar digden waren gisteren bü het uitspre ken der reeds gemelde rede van Beek op de tribune der diplomaten noch de vertegenwoordigers van Duitschland, noch van Italië aanwezig. Wel zag men de vertegenwoordigers van Frankrijk, Engeland, Roemenië, de Ver. Staten en Japan. Onmiddellijk na de rede kwamen de kranten met speciale edities uit. De rede werd door middel van luidsprekers buiten het parlementsgebouw uitge zonden. In diplomatieke kringen te Warschau is men van meening, dat de rede ge matigd was. Beek heeft de deur niet gesloten voor onderhandelingen, daar hij heeft gezegd, dat hij alle vraag stukken tusschen Polen en Duitschland wil regelen langs den weg van weder- keerige overeenkomsten. De Duitsche voorstellen inzake Danzig en inzake iedere schending van de inte griteit van Polen worden duidelijk van de hand gewezen, doch de vorm waarin dit geschiedt, kan moeilijk uitdagend worden genoemd. De Poolsche bladen geven eenstemmig uiting aan hun voldoening. In de opschrif ten zijn eenige passages uit de rede overge nomen, zooals: „Polen laat zich niet van de Oostzee verdringen", „Duitschland moet zijn vredelievendheid toonen" en „Wij ken nen geen vrede tot eiken prijs". De „Wieczor Warszawski" schrijft: „De rede was niet voor het binnenland bestemd. Zij was een waardige en rustige uiteenzet ting van het Poolsche standpunt voor de wereld. De rustige toon vormde een scherpe tegenstelling met den nerveuzen en onge- rusten toon van de rede, die een week ge leden te Berlijn werd uitgesproken. De Polen vergeten hun broeders, die in Duitschland gebleven zijn, niet, doch de kennis van onze verantwoordelijkheid ge biedt ons te verklaren, dat het minimum van het nationale erfdeel, dat thans door den Poolschen staat gevormd wordt, in geen enkel opzicht kan worden vermin derd. Iedere Pool weet dat en voelt, dat dit geen kwestie van politiek, maar van leven of dood is". Te Danzig heeft men met groote aandacht naar de rede van Beek geluisterd. In krin gen, die niet tot de nationaal-socialistische partjj behooren, wijst men op het kalme en gematigde karakter van de rede. In natio naal-socialistische kringen wijst men op de passage, waarin Beek verklaart, dat Polen nooit zal toestaan, dat het van de zee wordt afgesloten en men beschouwt dit deel der rede als een uitdaging. Intusschen meldt een Havas-bericht uit Berlijn, dat de diplomatieke nota van Polen, waarin wordt geantwoord op het Duitsche memorandum, omstreeks zes uur gister avond door den Poolschen zaakgelastigde te Berlijn, Stefan Lubomirski, in de Wilhelm- strasse werd overhandigd. De Poolsche am bassadeur te Berlijn bevindt zich sedert Zondag j.L te Warschau. Inmiddels is de Duitsche ambassadeurte Warschau, von Moltke, na een afwezigheid van bijna een maand, gisteren in de Pool sche hoofdstad teruggekeerd. In Fransche politieke en diplomatieke kringen is men, volgens Havas, van oor deel, dat de rede van Beek in den bestaan- den internationalen toestand een feit is van het grootste gewicht door de opmerkelijke definitie van den grondslag der Poolsche buitenlandsche politiek. Na deze uiteenzet ting, aldus zegt men, vormen de Duitsch- Poolsche betrekkingen en in het bijzonder het vraagstuk-Danzig een toetssteen voor de werkelijke bedoelingen der Duitsche politiek. Men verheugt zich over de volko men overeenkomst tusschen het Poolsche standpunt en dat der Fransche regeering. De aandacht van Fransche diplomatieke kringen is vooral getrokken door de passa ges, waarin Beek betoogde, dat het Britsch- Poolsche verdrag volkomen vereenigbaar was met het Duitsch-Poolsche niet-aanvals- verdrag van 1934, indien de Duitsche regee ring niet de bijgedachte had de politieke vrijheid van Polen door het veTdrag van 1934 te beknotten. Alle Fransche avondbladen leveren com mentaar op de rede van Beek. De Temps schrijft: De belangrijkste passage in de rede De Wilhelmstrasse weigert kortweg ook maar de geringste aanwijzing te geven voor de ge dragslijn, die Duitschland zal volgen ten aanzien van de rede van Beek. De tekst van Beck's rede is nog niet door het Duitsche Nieuws bureau gepubliceerd, terwijl de avondbladen er peen woord over zeggen. Daarentegen wijden zij veel aandacht atan de besprekin gen, die vandaag en morgen aan het Comomeer tusschen von Rib- bentrop en Ciano worden gevoerd. De „Angriff spreekt over een ernstige waarschuwing van Italië aan Polen. ..Polen heeft de keus. Met de politiek der spilmogend- heden is geen marchandeeren mogelijk." Van semi-officieele zijde wordt medegedeeld, dat het bericht, als zouden Greiser en Förster van middag te Berchtesgaden zijn aangekomen, waar zij een bezoek aan Hitier en von Ribbentrop zou den hebben gebracht, onjuist is. Greiser noch Förster bevindt zich te Berchtesgaden. Wat de militaire voorbereidin gen betreft, is Duitschland onge twijfeld volledig gereed om zoo noodig naar Danzig op te rukken. Men geeft toe, dat Oost Pruisen vol troepen is, zoodat geen buiten gewone maatregelen noodig zou den zijn. Er is echter geen enkele aanwijzing voor een militair op treden op dit oogenblik. is die, welke spreekt van eventueele onder handelingen over een nieuwe Duitsch- Poolsche overeenkomst. Beck's stelling is, dat het onderwerp van een nieuwe over eenkomst de vrede zou zijn en dat daarvoor twee voorwaarden vervuld moeten worden: vredelievende bedoelingen en vreedzame methoden. Beek heeft daaraan toegevoegd, dat de vrede tot eiken prijs voor Polen niet bestaat. Deze taal is tegelijkertijd verzoe nend, waardig en krachtig. Zij laat de deur open voor een vreedzame regeling op rede lijken grondslag, maar verwerpt iedere op lossing, welke Polen van de Oostzee zou verdringen, een aanslag op zijn politieke onafhankelijkheid zou beteekenen en on- vereenigbaar met zijn belangen zou zijn. Volgens de Paris Soir is de rede krachtig, duidelijk en knap, en levert zij het bewijs, dat men krachtig kan zijn zonder agressief Duitschland en de rede van Beeft. Nu de rede van Beek bekend geworden is en tevens de nota van de Poolsche re geering in Berlijn gepubliceerd is, interes seert de wereld zich hoofdzakelijk voor de houding en het standpunt van Duitschland. De commentaren, welke in al de andere landen op Beck's redevoering gegeven worden, mogen dan belangwekkend genoeg zijn, om ze te lezen het Duitsche stand punt is veel belangrijker. Echter, tot op dit oogenblik bijna 24 uur na het uitspreken van de rede heeft Hitier, die op Berchtesgaden de rede heeft beluisterd en bestudeerd, nog steeds geen commentaar gegeven en zelfs nog geen officieele instructies gegeven aan zijn medewerkers. Politieke kringen in Berlijn willen dan ook den schijn wekken, niets te weten van de bewoordingen van het Poolsche an - woord. Zij betoogen, dat „de ^gelegen heid haar normaal beloop zal hebtoen voll- gens het door het rijk opgestelde Plan- Welk dat opgestelde plan is, leert ons de volgende uiteenzetting: Hitier zal de me thode kiezen van „afmatting van het ze nuwgestel en het moreel", welke metho de in 1938 beproefd is gebleken, doch welke eenige maanden vereischt, om vruchten af te werpen. Erg duidelijk is dat natuurlijk niet, maar waarschijnlijk zal men er in Duitschland mee bedoelen, dat eerste de Duitsche pers actief moet worden (op de bekende ma nier) en dat daarbij het geheele Duitsch- Poolsche probleem teruggebracht moet worden tot de kwestie met Dantzig, welke een goede basis van uitgang zou verschaf fen voor de Duitsche propaganda. De Duitsche Diplomatisch-Politische Korrespondenz heeft de rede van Beek zeer uitvoerig besproken en aan het slot zich aldus uitgedrukt: „In Duitschland heeft men sterk den indruk, dat zekere redevoeringen, die niet alleen door onverantwoordelijke Poolsche politici en militairen gehouden werden, en geheim gehouden maatregelen, die in de grensdistricten werden genomen een maar al te duidelijke taal spreken. De Engelsche blanco-cheque heeft blijk baar geleid tot psychologische nawerkin gen, waarvan men niet weet of daarbij de Poolsche mentaliteit werd miskend of dat er nadrukkelijk rekening mede werd ge houden. De redevoering van den Poolschen minister van buitenlandsche zaken is met de verschillende bijkomende verschijnse len voor het Duitsche volk in ieder geval een bevestiging, dat de wensch der Duit sche leiding, uitgaande van het „realpoli- tische" streven van maarschalk Pilsudski ook voor de toekomst een verhouding te vinden van vertrouwen en oprechte sa menwerking der beide naties, thans geen weerklank meer vindt in een daarmede in overeenstemming zijnden goeden wil." Erg vriendelijk is dit commentaar niet! Al even vriendelijk is het commentaar van de National Zeitung te Essen, die- o.m. het volgende schreef: „De Poolsche verklaring is blijven ste ken in de poging de feiten uit den weg te gaan en door verwringing der historische feiten de schuld aan de Duitsch-Poolsche spanning van de eigen schouders af te wentelen. Deze poging is te meer mislukt daar de verwijzing van den Poolschen mi nister van buitenlandsche zaken naar de begrippen van internationale achting en nationale eer in een zeer dubbelzinnig licht geraakt is, wanneer men daar tegen over de feiten stelt, welke bescherming, aldus vraagt het blad, geniet de eer, het leven en het bezit der Duitsche minderheid in Polen? Hoeveel Duitsche boeren hebben in deze laatste weken in Polen de „vredelievende" methoden der Poolsche politiek aan eigen lijf moeten ondervinden? Voor wie heeft Beek gesproken? Voor de Britsche omsin geling tegenover het Rijk, voor de Pool sche chauvinisten, die sinds maanden met toenemende aanmatiging ophitsen tegen het rijk? In plaats van een gebaar heeft men in den Sejm slechts een „balancieren" beleefd tusschen aanmatiging en verlegen heid." te zijn. Hitier heeft gesproken als een man, die eischt. Beek antwoordt als een man, die wel andere dingen heeft beleefd en niet in opwinding geraakt. Hij wijkt niet voor on rechtvaardige eischen. Hij sluit de deur niet voor verlangens, voor zoover die redelijk willen zijn. Hy is bereid om te strijden en bereid om te praten en men wil gelooven, dat met de Duitschers nog gesproken kan worden. De Intransigeant schrijft eveneens, dat de deur voor onderhandelingen open is geble ven. Het staat thans aan Hitier te zeggen, of hij een nieuwe schending wil, en in dat geval zal hij zien, dat Polen, gesteund door Engeland en Frankrijk, zich tegen die schen ding zal verzetten. Indien hij daarentegen de nieuwe crisis wil oplossen door redelijke voorstellen, zonder eenige offers van Polen te vragen, thl hij de regeering te Warschau bereid vinden al zijn voorstellen te bestu- deeren. De Poolsche regeering voorzag sinds verscheidene jaren, dat de moeilijkheden, die de uitoefening der functies van den Volkenbond in Dantzig ontmoette, een verwarden toestand in het leven zouden roepen, welken het van belang was op te hel deren in het belang van Polen en Duitschland. Sedert verscheidene jaren gaf de Poolsche regeering te verstaan, dat er aanleiding bestond om over te gaan tot oprechte besprekingen hierover. De Duitsche regeering echter neigde er toe zich daaraan te onttrekken en beperkte zich er toe te constateeren, dat de Duitsch-Poolsche betrekkin gen geen moeilijkheden behoorden te ontmoeten op grond van Dantzigsche problemen. Wat meer is, de Duitsche regeering had meer dan eens verze keringen gegeven aan de Poolsche regeering ten aanzien van de vrije stad Dantzig. Ten aanzien hiervan zal het voldoende zijn, wanneer herinnerd wordt aan de verklaring, die door den rijkskanselier op 20 Februari 1938 werd afgelegd. Openlijk verklaarde de rijkskanselier aan den Rijksdag ten opzichte van Dantzig: „De Poolsche staat eerbiedigt de nationale voorwaarden in dien staat en deze stad en Duitschland eerbiedigt de rechten van Polen. Zoo werd het mogelijk den weg te openen naar een overeenstemming, die, uitgaande van Dantzig, thans in staat heeft gesteld, ondanks de pogingen van sommige vredesverstoorders, definitief het gif weg te nemen uit de Duitsch- Poolsche betrekkingen en een oprechte en vriendschappelijke samenwerking in te luiden". Het Duitsche voorstel na September 1938. Eerst na de gebeurtenissen van Sep tember 1938 deed de Duitsche regeering Polen het voorstel om over te gaan tot besprekingen ten aanzien van een wijzi ging in den toestand te Dantzig en over doorgangswegen tusschen het Duitsche Rijk en Oost-Pruisen. Het Poolsche standpunt komt o. a. neer op de volgende punten: 1. De Poolsche regeering stelde voor een gemeenschappelijke, Poolsch-Duitsche garantie te geven aan het afzonderlijke bestaan van de vrije stad Dantzig, welker regime ge grondvest zou worden eenerzijds op de volledige vrijheid van binnen- landsch bestaan der plaatselijke be volking en anderzijds op de eerbie diging van de rechten en belangen van Polen. 2. De Poolsche regeering was be reid met de Duitsche regeering alle nadere regelingen te bestudeeren, die van technisch standpunt het door gaand verkeer per spoor en langs den weg van personen, die zich van Duitsch rijksgebied naar Oost-Prui sen begaven, zouden kunnen vereen voudigen en vergemakkelijken. De Poolsche regeering liet zich leiden door de gedachte alle mogelijke facilitei ten te verleenen, welke de Duitsche on derdanen in staat zouden stellen om met een minimum van hinderpalen over Poolsch gebied heen te reizen. De Pool sche regeering legde den nadruk op haar voornemen om op de meest vrijzinnige wijze de Duitsche desiderata te dien op zichte te behandelen, met slechts tot reserve, dat Polen geen afstand zou kun nen doen van zijn souvereiniteit over het gebied, waardoorheen de betrokken ver bindingswegen zouden gaan. Ten slotte wees de Poolsche regeering er op, dat haar houding ten aanzien van de verbin dingsfaciliteiten door Pommeren heen afhankelijk was van de houding ten aan zien van de vrije stad Dantzig. Geen antwoord voor 28 April. De Poolsche regeering ontving geen formeel antwoord gedurende een geheele maand. Eerst op 28 April vernam zij door de redevoering van den rijkskanselier, evenals door het memorandum van de Duitsche regeering, dat het enkele feit van het bestaan van tegenvoorstellen in plaats van onvoorwaardelijk aanvaarding van de mondeling van Duitsche zijde ge dane voorstellen door Duitschland be schouwd werd als een weigering om te onderhandelen. Het spreekt vanzelf, dat onderhan delingen, waarbij een staat eischen formuleert, terwijl de ander zich ver plicht ziet ze zonder wijziging noch reserves te aanvaarden, geen onder handelingen vormen en evenmin in overeenstemming zouden kunnen zijn met de vitale belangen en de waar digheid van den Poolschen staat. In dit verband bestaat er aanleiding om er op te wijzen, dat de Poolsche regeering niet in staat was zich uit te spreken over een Poolsch-Duitsch-Hon- gaarsche garantie van de onafhankelijk heid van Slowakije, waarop het genoemde Duitsche memorandum op een algemeene wijze een toespeling maakt en die de rijkskanselier in zijn rede van 28 April preciseert, gezien het feit, dat een derge lijk voorstel nooit tevoren onder dien vorm was gedaan aan de Poolsche regee ring. Overigens kan men zich moeilijk voor stellen hoe een dergelijke garantie in overeenstemming zou kunnen worden ge bracht met het politieke en militaire protestoraat van Duitschland over Slo wakije, dat enkele dagen tevoren was afgekondigd, nog voordat Duitschland zijn voorstellen aan Polen voorlegde. De Poolsch-Britsche garantie. 3. De Poolsche regeering wijst als volkomen ongegrond alle verwijten bezwaren van de hand ten aanzien van de zgn. onvereenigbaarheid van de wederzydsche Poolsch-Britsche garan tie van 1939 en de Poolsch-Duitsche verklaring van 1934. Deze garantie heeft een zuiver defensief karakter en bedreigt Duitschland in niets gelijk dit ook het geval is met het Poolsch Fransche bondgenootschap, welks ver- eenigbaarheid met de verklaring van 1934 door Duitschland werd erkend. Door de Poolsche regeering te verwijten zich gebonden te hebben tot het waarbor gen van de onafhankelijkheid van Groot- Brittannië en door dat te beschouwen als een verbreking door Polen van de verkla ring van 1934, laat Duitschland na rekening te houden met zyn eigen verplichtingen ten aanzien van Italië, waarover de rijkskanse lier op 30 Januari 1939 heef gesproken en in het bijzonder met zijn verplichtingen je gens Slowakije, vervat in het accoord van 18 en 23 Maart 1939. De Duitsche waarbor gen jegens Slowakije stooten Polen niet uit, zooals zelfs voortvloeit uit de bepalin gen van het bewuste accoord. Wat betreft de vestiging van garnizoenen en verster kingen in West-Slowakije, deze waren hoofdzakelijk tegen Polen gericht. Gelijk blykt uit hetgeen voorafgaat, had de Duitsche regeerings geenszins het recht om eenzijdig de verklaring van 1934 buiten

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 1