Wettelijke invoering
ZeuiMeton
van het staat-van-dienst-boekje.
E AMATEUR
DETECTIVE
Crediet van ruim vijf millioen
gevraagd.
het stemmen bi] volmacht
door militairen.
Regeling voor raadsverkiezingen.
Centrale werkplaatsen en
nieuwe kampen.
Naar het Engelach van
ANTHONY BERKELEY
Devervangingvan militajren
door werkloozen.
Minister verdedigt zijn standp
TWEEDE BLAD
Ingediend is een ontwerp van wet,
houdende voorschriften betreffende het
stemmen bij volmacht door militairen
bij de in 1939 te houden gemeenteraads
verkiezingen.
Ter bevordering van de deelneming van de jonge werkloozen aan de
verschillende vormen van cultureele zorg, heeft de minister van sociale
zaken heden twee wetsontwerpen ingediend.
Het eerste stelt voor een staat-van-dienst-boekje in te voeren voor niet-
leerplichtige mannelijke personen beneden 21 jaar.
Het zal iederen werkgever verboden zijn een jeugdig persoon beneden 21
jaar in dienst te hebben zonder in 't bezit te zijn van diens staat-van-dienst-
boekje. Het ontwerp laat voorts de mogelijkheid het boekje ook in te voeren
voor ouderen tot 25 jaar.
Het andere ontwerp vraagt een crediet van 5.324.000 ter bestrijding van
de kosten, die de verhoogde deelneming van jeugdige werkloozen aan kamp
en cursuswerk zal eischen.
Aan de memorie van toelichting ontlee-
nen wij:
Het komt den minister van sociale zaken
noodzakelijk voor om, gezien den omvang
en den duur van het euvel der werkloos
heid onder de jeugd en de helaas betrekke
lijk geringe deelneming van jeugdige man
nelijke werkloozen aan de voor hen be
staande, van overheidswege gesubsidieerde
voorzieningen als kampwerk, centrale werk
plaatsen, werkobjecten, cursussen e.d., wet
telijke maatregelen te treffen, welke, in het
belang van de handhaving der volkskracht,
een meer intensieve bestrijding van de ge
volgen der jeugdwerkloosheid beoogen. De
meerdere deelneming toch aan de bovenbe
doelde cultureele voorzieningen zal, ook
door middel van daartoe strekkende wette
lijke bepalingen, zooveel mogelijk moeten
worden bevorderd.
Een krachtig middel daartoe ziet de
minister in de invoering van een staat-
van-dienst-boekje voor niet-leerplich-
tige mannelijke personen beneden den
leeftijd van 21 jaar. Door de invoering
daarvan zal het, zoo meent de minister,
mogelijk blijken dien. drang tot., deel
neming aan de verschillende vormen
van jeugdwerkloozenzorg uit te oefe
nen, welke blijkens de practijk zoo zeer
gewenscht, ja, naar de meening van
den minister, noodzakelijk is.
Belangrijke beteekenis.
Het staat-van-dienst-boekje toch heeft
deze beteekenis, dat dit niet slechts "een
overzicht zal geven van den arbeid, welken
die jeugdige persoon in dienst van een
werkgever heeft verricht, doch tevens om
trent zijn activiteit met betrekking tot
deelneming aan voorzieningen, welke mo
gelijk is tijdens een periode van werkloos
heid.
Nu het daarbij aan iederen werkgever
verboden zal zijn een jeugdigen persoon
beneden 21 jaar in diens' te hebben zonder
in het bezit te zijn van een dergelijk, dien
jeugdigen persoon betreffend, boekje, ter
wijl verwacht mag worden, dat de in dat
boekje aangeteekende staat van dienst in
het algemeen een belangrijke factor zal vor
men bij de beoordeeling door den werk
gever van door hem in dienst te nemen
jeugdige personen, mag de functioneele
beteekenis van het staat-van-dienst-boekje
worden gezien in den daarvan voor betrok
kenen uitgaanden stimulans om, meer dan
tot nu toe het geval was, deel te nemen aan
de verschillende activiteiten der zorg voor
de werklooze jeugd, welke deelneming im
mers onderdeel zal uitmaken van den in
het boekje aangeteekenden staat van dienst.
Die stimulans zal nog kunnen wor
den vergroot door te bevorderen, dat de
bureaux der arbeidsbemiddeling bij
mogelijkheden tot plaatsing van jeug
dige personen van den- aangegeven
leeftijd in het bedrijf met den staat van
dienst van betrokkenen rekening hou
den.
Behalve het hierboven besproken voor
deel, vloeit uit de invoering van een staat-
van-dienst-boekje mede voort, dat op een
voudige en zekere wijze door werkgevers
kan worden vastgesteld datgene, wat met
betrekking tot den staat van dienst van een
jeugdigen persoon voor hem van belang
kan zijn. In verband hiermede zullen ook,
naar mag worden aangenomen, jeugdige
personen, die den besten staat van dienst
bezitten, de meeste kans hebben op het ver
krijgen van werk.
Tot 25 jaar?
Ten slotte zal de invoering van een staat-
van-dienst-boekje mede dienstbaar zijn te
maken aan het verkrijgen van een nader in
zicht in het verloop der werkloosheid onder
de jeugd.
In het wetsontwerp is de invoering van
een staat-van-dienst-boekje voorgesteld
voor alle niet-leerplichtige, binnen het rijk
wonende, mannelijke personen beneden den
leeftijd van 21 jaar. Daarnaast echter ware
aan de kroon de bevoegdheid te geven om
hetgeen ten aanzien van dit boekje is voor
geschreven, mede van toepassing te verkla
ren ten aanzien van de binnen het Rijk
wonende, mannelijke personen van een
ouderen leeftijd tot ten hoogste 25 jaar.
Deze mogelijkheid tot uitbreiding is, naar
de meening van minister, noodig, uit hoofde
ven het feit, dat de jarenlange werkloosheid
meegebracht heeft, dat de 21- tot en met 24-
jarigen den in het staat-van-dienst-boekje
gelegen stimulans om bij werkloosheid deel
te nemen aan de vorenbedoelde cultureele
voorzieningen, voorshands niet zullen kun
nen ontbeeren.
Aanteekeningen omtrent verdiende
loonen en gedragingen van den jeug
digen persoon zullen in het staat-van-
dienst-boekje niet mogen voorkomen,
zoodat dit niet tot onaangenaamheden
voor betrokkene kan leiden.
De beteekenis van een getuigschrift
blijft dus naast het staat-van-dienst
-boekje volledig gehandhaafd.
Om in dienst van een ander arbeid te ver
richten zal'een jeugdig persoon een staat-
van-dienst-boekje moeten bezitten; zonder
hetwelk hij niet in dienst zal mogen wor
den genomen.
De aan de voorgestelde wettelijke rege
ling, met betrekking tot den jeugdigen per
soon, ten grondslag gelegde gedachte is
echter geheel op het vrijwillige gebaseerd.
Vandaar dat niet de jeugdige persoon
verplicht wordt om in het bezit te zijn van
een staat-van-dienst-boekje; het wordt hem
uitgereikt op zijn verzoek. Slechts zal het
den werkgever verboden zijn een jeugdigen
persoon in dienst te hebben, zonder dat hij
in het bezit is van een dergelijk, dien jeug
digen persoon betreffend, boekje.
Om redenen van practischen aard is tij
dens het dienstverband niet de jeugdige
negen nieuwe jongenskampen en vier
meisjeskampen te bouwen, in te richten
en te exploiteeren. Hierdoor wordt het
aantal beschikbare plaatsen voor jon
gens van 2000 tot 3000 opgevoerd. Voor
meisjes zullen 240 plaatsen beschikbaar
zijn. Dit beteekent, dat voor 1939 on
geveer 12000 jongens en 480 meisjes een
kampperiode van 2-3 maanden kunnen
meemaken.
40)
Toen hij zoover gekomen was, ging hij
plotseling recht op zijn stoel zitten en zijn
mond viel wijd open. Hij staarde zonder
iets te zien, op zijn vloeiblad en zijn onder
kaak zonk hoe langer hoe dieper: de pen
houder viel uit zijn hand en maakte een
groote vlek op zijn smetteloos manuscript.
Zoo bleef hij ongeveer een minuut lang
zitten. Dan sprong hij op, rende de kamer
uit, de trap op en vloog den hertogelijken
slaapkamer, zonder aan te kloppen, bin
nen,
„Mouse", riep hij, „ik heb een groote
domheid begaan Ik ik ik kan niet
begrijpen, hoe ik zoo'n voor de hand lig
gend bewijs niet gezien heb"
Mouse had droefgeestig in zijn notitie
boekje zitten snuffelen, toen Chitterwick
zoo ongegeneerd bij hem binnen kwam. Nu
sprong hij niet minder opgewonden dan
Chitterwick op.
„Wat?" vroeg hij, „u bent er toch niet in
geslaagd om Lynn buiten verdenking te
krijgen?"
Chitterwick keek hem, over zyn bril,
triorpfeerend aan. „Nu, misschien niet hee-
lemaal. Maar ik geloof het wel. In ieder
geval heb ik een heel bezwarend feit uit
den weg geruimd. Een stuk bewijsmateriaal
dat de overtuiging aan zijn schuld onmo
gelijk zal maken En al dien tijd lag het
heel duidelijk voor onsvoor u, mij, de
politie, voor allemaal. En toch heeft nie
mand het gezien! Lieve hemel, hoe kan dat
bestaan!"
„Wat is het dan in 's hemels naam?"
„Wel, dat fleschje", zei Chitterwick. „Als
de man, die de plaats van majoor Sinclair
innam, de hall dadelijk na mij verliet, ter
wijl juffrouw Sinclair nog in leven was
een feit, dat zeker door de getuigen, die mij
zagen weggaan, bevestigd kan worden
hoe kan dan, zooals de politie denkt, de
majoor zelf dat fleschje in haar reeds le-
venlooze vingers gelegd hebben?"
De twee mannen keken elkaar aan.
„Kolossaal", fluisterde Mouse. „Hoe is 't'
mogelijk!"
„Heel eenvoudig", pochte Chitterwick,
„en toch zoo ingewikkeld".
„Dat is de redding van Lynn", grijnsde
Mouse.
„Ik geloof het ook", grijnsde Chitter
wick eveneens. „Het is nu tenminste on
doenlijk voor de rechters, om de mogelijk
heid van zelfmoord uit te schakelen".
Weer zagen zij elkaar aan.
„Maar wie heeft het dan in haar hand
gestopt?" zei Mouse.
Chitterwick's onderkaak zakte nu nog
dieper, dan zooeven in de werkkamer van
zijn tante. Zijn lorgnet viel van zijn neus.
en hij gaapte den ander eenvoudig aan.
„Goeie genade", hijgde Chitterwick.
.Daar heb ik nog heelemaal niet aan ge
dacht".
persoon, doch de werkgever houder van het
staat-van-dienst-boekje. De bij het boekje
behcorende kaart dient om bij controle aan
te toonen, dat het boekje aan den jeugdigen
persoon, wien het betreft, is teruggegeven,
b.v. omdat deze de daarin gestelde aantee
keningen wil doen overbrengen op de om
trent dien jeugdigen persoon door de be
voegde instantie aangehouden persoons
kaart.
Het staat-van-dienst-boekje zal vanwege
den minister worden uitgereikt door het
betrokken agentschap van den socialen
jeugddienst.
De jeugdregistratie, welke tot nu toe, bij
wijze van proef, in eeen beperkt aantal ge
meenten werkte, ware daartoe over het ge-
heele land uit te breiden.
Blijkens de wettelijke regeling wordt in
het staat-van-dienst-boekje slechts aantee-
kening gehouden van objectieve gegevens
omtrent datgene, wat van belang is met be
trekking tot den staat van dienst van den-
ïe, wie het betreft.
Nieuwe plannen.
Het aangevraagde crediet zal de mo
gelijkheid openen om in den loop van
1939 naast de 20 bestaande kampen,
Voor de nieuw te bouwen en voor het uit
breiden van de bestaande kampen zal de
benoodigde grond door het rijk worden aan
gekocht. Het subsidiepercentage in de kos
ten der kampen, daaronder begrepen de
dienstbodenopleiding, kan worden gebracht
op 85 percent. Er zullen zes kampwerk
plaatsen, functionneerend als centrale werk
plaatsen, in de kampen worden gebouwd en
uitgerust. Enkele nieuwe (kleinere) kamp
werkplaatsen worden gebouwd en geëxploi
teerd en bestaande kamp'werkplaatsen ver
beterd en uitgebreid. De 42 reeds bestaan
de centrale werkplaatsen zullen worden
uitgebreid en verbeterd. Daarnaast zullen
vier nieuwe centrale werkplaatsen worden
opgericht, waardoor het aantal in die werk
plaatsen beschikbare plaatsen wordt opge
voerd tot ongeveer 4400. Het doen uitvoe
ren van daartoe geschikte plaatselijke werk
objecten voor jeugdigen wordt gestimu
leerd, zoodat het aantal daarbij tewerkge-
stelden van ongeveer 2000 tot 4000 kan wor
den opgevoerd. Het aantal deelnemers aan
het (Dalton)cursuswerk en de lessen van
het Instituut voor Individueel onderwijs
wordt van 3000 tot 9000 opgevoerd.
Naast de zeven reeds bestaande interna
ten voor dienstboden-opleiding worden drie
nieuwe dergelijke internaten opgericht,
waardoor het aantal beschikbare plaatsen
wordt opgevoerd van 430 tot 650. Dit betee
kent, dat ongeveer 2000 meisjes in die inter
naten tot dienstbode zullen kunnen worden
opgeleid. Ongeveer 1000 meisjes zullen
door middel van de plaaselijke cursussen
tot dienstbode kunnen worden opgeleid. De
jeugdregistratie over het geheele land wordt
uitgebreid en de noodige propaganda ge
voerd voor deelneming aan de genoemds
cultureele voorzieningen.
SCHRIFTELIJK BEANTWOORDE
VRAGEN.
Op vragen van den heer van Vessem
(n.s.b.) naar aanleiding van de laatstelijk
door de regeering getroffen buitengewone
militaire maatregelen hebben de ministers
Colijn en van Dijk o.m. geantwoord, dat de
door de regeering getroffen buitengewone
militaire maatregelen zijn bedoeld als voor
zorgsmaatregel in verband met latent oor
logsgevaar, los van iedere onmiddellijke
dreiging; zij dienen tevens als overgangs
maatregel, ten einde voor te bereiden het
opvoeren van de vredessterkte van de
krijgsmacht, waardoor grooter waarborg
wordt verkregen, dat een mobilisatie onge
stoord kan verloopen, en voorts bezwaren
van maatschappelijken aard, welke verbon
den zijn aan het buitengewoon onder de
wapenen roepen van dienstplichtigen, wor
den ondervangen.
Toen hij weer in de werkkamer van zijn
tante zat, ging hij aan zijn overzicht ver
der.
De door Mouse gestelde vraag had hem
totaal van de wijs gebracht en zij beiden
hadden allerlei antwoorden overwogen en
weer verworpen. Had de moordenaar een
medeplichtige? Dat had Chitterwick al eens
eerder in overweging genomen, doch hij
had die gedachte weer laten varen. Sinds
Moresby had gezegd, dat er vier getuigen
bereid waren, er een eed op te doen, dat
niemand, vanaf het weggaan van den rood
harige tot de tusschenkomst van Chitter
wick, naar het tafeltje van de oude dame
toegegaan zou zijn, leek de mogelijkheid
van een medeplichtige volkomen uitgescha
keld. Dat leek nog altijd zoo; maar wie kon,
daar de roodharige het onmogelijk had
kunnen doen, dan juffrouw Sinclair het
fleschje in de reeds levenlooze vingers
hebben gegeven?
Een gesprek van een half uur had geen
resultaat opgeleverd. Tenslotte spraken zy
af, dat Chitterwick zich door den niets
vermoedenden Moresby zekerheid moest
verschaffen omtrent twee hoofdpunten, ten
eerste, of zijn vier getuigen werkelijk ten
volle overtuigd waren en ten tweede of
juffrouw Sinclair inderdaad reeds bewus
teloos moest geweest zijn, toen het fleschje
in haar hand gedrukt werd. Na die afspraak
het was een paar minuten over eenen
was Chitterwick weer aan het werk ge
gaan. Pas een uur later was hij klaar met
zijn samenvatting. Toen hij het nog eens
doorlas, moest hij bekennen, dat hij een
document had samengesteld, dat zeker niet
onbelangrijk was.
Aan de memorie van toelichting ontlee-
nen wij het volgende:
Het onder de wapenen roepen van een
groot aantal militairen heeft tengevolge,
dat velen van hen, indien geen bijzondere
maatregelen worden getroffen, verstoken
zullen worden van de uitoefening van het
kiesrecht voor de a.s. gemeenteraadsver
kiezingen. Het verdient aanbeveling hier
voor een voorziening te treffen. Vooral in
kleine gemeenten, waar een stem minder
dan in groote plaatsen in de massa opgaat,
kan het niet-deelnemen zelfs van een gering
aantal kiezers van overwegenden invloed
zijn.
De minister van Binnenlandsche Zaken
meent deze voorziening te kunnen vinden
door aan de bepalingen van de kieswet,
welke het stemmen bij volmacht mogelijk
maken, eenige uitbreiding te geven. Hy
had zulks reeds gaarne vóór de verkiezingen
van de Provinciale Staten willen voorstel
len, doch toenmaals was de tijd voor het
treffen van de daarvoor onmiskenbare
wettelijke voorziening te kort. Wil immers
een voorziening het beoogd effect sorteeren,
dan kunnen de tegenwoordige bepalingen
der kieswet niet alle toepassing vinden.
Het thans aangeboden ontwerp voor
ziet in een en ander.
In groote lijnen zal de gang van
zaken aldus zijn, dat de kiesgerechtigde
militair, die op den dag der stemming
in werkelijken dienst is in een andere
gemeente dan in die, op welker kiezers
lijst hij voorkomt, door tusschenkomst
van een door of vanwege den minister
van defensie aan te wijzen officier
schriftelijk een verzoek indient om
bij volmacht te stemmen. Het verzoek moet
den burgemeester der gemeente, op welker
kiezerslijst de militair voorkomt, uiterlijk
tien dagen vóór den dag der stemming be
reiken. Vervolgens wordt de in het verzoek
schrift aangewezen gemachtigde opgeroepen
ten einde zich persoonlijk ter secretarie te
vervoegen om de volmacht aan te nemen.
Verschijnt de gemachtigde niet op de(n)
aangewezen dag(en), of neemt hy de vol
macht niet aan, dan verliest de aanwijzing
haar kracht en wordt het bij den burge
meester ingediende verzoekschrift terug
gezonden aan den militair, die, indien het
hem gelukt op den dag der stemming verlof
te krijgen, alsdan immers zelf nog kan stem
men. Bij aanneming van de volmacht wordt
het by den burgemeester ingediende exem
plaar van het verzoekschrift door den ge
machtigde mede-onderteekend en door den
burgemeester of den door dezen aangewezen
ambtenaar gewaarmerkt. Dit exemplaar
geldt alsdan als het origineel der volmacht.
Bij een in voorbereiding zijnde wijziging
van de kieswet zal worden overwogen, in
hoeverre het mogelijk is een regeling van
overeenkomstigen aard als thans voorgesteld
in de kieswet te incorporeer en.
VERGADERING VAN EXPLOITANTEN
VAN RADIOCENTRALES.
De bond van exploitanten van radiocen
trales (Berc.) hield gisteren een ledenver
gadering in de groote zaal van „Kras" te
Amsterdam, aan welke vergadering, als
naar gewoonte, een materialenbeurs was
verbonden. De vergadering werd door plm.
tweehonderd leden bezocht. Mededeeling
werd gedaan van requesten, die in samen
werking met de N.C.R.V., de V.A.R.A. en
de vereeniging van leiders van gemeentelij
ke radiodistributiebedrijven zullen worden
verzonden aan de ministers van binnen
landsche zaken en sociale zaken, in verband
met de omstandigheid, dat in sommige ge
meenten een bedrag op de wekelijksche
uitkeeringen van armlastigen en werkloo
zen wordt gekort, indien deze een aanslui
ting hebben op de radiocentrale. Reques-
tranten zyn van oordeel, dat men de ge-
steunden hierin vrij dient te laten.
Dedutcies over den
moordenaar
Dat hij een buitengewoon, intelligent,
bekwaam en zelfverzekerd man was. Een
plan te ontwerpen, zoodat moord voor zelf
moord wordt aangezien, het zoo te doen,
dat de politie het eenvoudig doorzien moet
en tegelijkertijd de verdenking op een an
der schuiven en dan het plan zonder hin
dernissen ten uitvoer te brengen, eischt
een combinatie van intelligentie en vast
beradenheid, die nog zelden door een mis
dadiger overtroffen is
Dat hij by den dood van juffrouw Sin
clair en van den majoor belang moest heb
ben, bij dien van de vrouw echter meer.
(P.S. Dit maakt het terrein, waarop wij
moeten zoeken, beduidend kleiner).
Dat hy met juffrouw Sinclair in contact
moet hebben gestaan, hetzij persoonlijk of
schriftelijk, of met een van haar huisge-
nooten en evenzoo met majoor Sinclair.
(P.S. Ook dit zou de opheldering gemak
kelijker kunnen maken).
Dat men voorop kan stellen, dat hy, om
dit plan aan te durven en uit te voeren, een
hoogen dunk moest hebben van zijn too-
neelspelerscapaciteiten en dat 'lij zich hier
op blijkbaar kon verlaten
Dat hy, naar zyn stem door de telefoon
te oordeelen, een man van goeden huize
was, die een goede opvoeding had genoten.
Dat hij zich voor Eccles uitgaf, toonde
verder nog aan, dat hy goed op de hoogte
was met het leven van den majoor. Zou
men hem misschien onder de vrienden uit
den Oxford-tyd moeten zoeken? Maar wal
voor belang kon zoo'n vriend bij den dood
van juffrouw Sinclair hebben?
Op vragen van den heer au.
(S. D. A. P.) betreffende de verv a
van onder de wapenen geroepen
plichtigen, die voor ontheffing v 'ensU
buitengewonen werkelijken dienst jn den
merking komen door werklooze dienst p311"
tigen heeft de heer van Dijk, minister
defensie als volgt geantwoord: Van
De gronden zijn geen andere a
deze, dat ter vervanging van onder 7
wapenen geroepen dienstplichtigen dl
voor ontheffing in aanmerking w 6
en derhalve niet werkloos zjjn, dienjtü
plichtigen worden opgeroepen v,"
voorkeur na vrijwillige aanmelding J"
die, werkloos zijnde, tot nuttigen arbeid
worden bestemd.
De minister acht door den getroff
maatregel de werkloozen allerminst 7^
getroffen. waar
Indien de onder de wapenen zHn(fc
dienstplichtigen, die voor ontheffing in aan
merking komen, weer tot hun arbeid kun"
nen tarugkeeren, komen uit dien hoofd"
geen plaatsen in het bedrijfsleven beschik6
baar, weshalve niet kan worden ingezien"
waarom vele werkloozen voor geruimentiid
de kans zouden kunnen verliezen opnieuw
een plaats in het bedrijfsleven te vinden
Degenen, die zich vrijwillig voor ver
vanging aanmelden, komen rekening
houdende met de functie, waarvoor zij ge
durende hun eersten oefentijd zijn 0pge"
leid in de eerste plaats in aanmerking
onder de wapenen geroepen. Aldus is van
den aanvang af de opzet geweest, zoodat
uit dien hoofde geen wijziging in de ont
worpen regeling behoeft te worden geI
bracht. De plaatsen, welke aldus niet kun
nen worden vervuld, dienen te worden in
genomen door daartoe op te roepen werk
looze dienstplichtigen, omdat anders wer-
kenden, die wellicht met groot moeite een
plaats in het bedrijfsleven hebben verkre
gen, onnoodig op bevel van de overheid
hun plaats moeten verlaten. Daarop mogen
niet de maatregelen der overheid gericht
zyn.
LOON-INDEXCIJFERS OVER HET -
TWEEDE HALFJAAR 1938.
De vierde aflevering van het maand
schrift van het Centraal Bureau voor de
Statistiek brengt de nieuwste cijfers over
de toonbeweging in ons land, waarbij het
gemiddelde loon in de periode 1926-1930 als
basis is genomen.
Het indexcijfer van de gemiddelde uur
verdiensten van 4 groepen industriearbei
ders (metaal-, myn-, textiel-, bouwarbei
ders) bedroeg over het 1ste en 2dé halfjaar
1938 resp. 87.3 en 88.1, het jaarcijfer over
1938 87.7. De laagste stand sedert 1926 werd
bereikt in het 2de halfjaar 1936, toen dit
indexcijfer 82.1 bedroeg. i
Het indexcijfer der contractloon en van 24
groepen arbeider^ kwarrtin het 1ste: halfjaar
1938 óp 88.7 én is in de tweede helft des
ja ars onveranderd gebleven (laagste stand
84.2 in 1936).
Het indexcijfer van de gemiddelde week-
verdiensten van vaste havenarbeiders te
Amsterdam en Rotterdam steeg in de beide
halfjaren van 1938 resp. tot 92.8 en 94.9; het
jaarcijfer 1938 bedroeg 93.8. Het 1ste half
jaar 1935 bracht hier den laagsten stand n.1,
82.4.
Indien men evenals voor de loonen ook
voor het Amsterdamsche indexcijfer van de
kosten van levensonderhoud de periode
1926-1930 als basis neemt, dan bedroeg dit
cijfer gemiddeld over 1938 83.1 tegen 79.1
over 1936.
NEDERLANDSCHE WERKLOOSHEIDS-
RAAD 25 JAAR.
De Nederlandsche werkloosheidsraad, die
op 19 Juni a.s. een kwart-eeuw zal hebben
bestaan, kwam gistermiddag voor de laatste
maal in deze 25-jarige periode bijeen in een
vergaderzaal van het departement van so
ciale zaken, onder voorzitterschap van den
heer H. de Bordes, oud-burgemeester van
Bussum. Deze hield hierbij een toespraak
waarin hy wees op de beteekenis van den
raad.
Dat wij tamelijk zeker weten, hoe hij er
uit ziet. Hij moet even groot zyn alleen een
beetje smaller dan de majoor, met een op
vallenden haviksneus, hij moet veel op hem
lijken. Hij kan rood haar hebben, de mo
gelijkheid van een pruik is niet uitgesloten
opvallend door den neus spreken of
schoon hy dit wel gedaan kan hebben, om
meer op Eccles te lijken een paar jaar
jonger dan de majoor zijn dit is mijn
indruk, weet het echter niet zeker en in
zijn heele doen en laten verstrooid en non
chalant. (P.S. Ook dit is mijn persoonlij
ken, tamelyk oppervlakkigen indruk).
Dat door al die aanwijzingen het niet
onmogelijk zou zijn, hem te identificeeren,
als de verdenking uit andere bron sterk
genoeg was. (PS. De neus is natuurlijk
een goed herkenningsteeken).
Gissingen naar de methode
enhet doel van den
moordenaar.
Dat de moeilijkheid is, dat eerst na <je
terechtstelling van den majoor het heele
voordeel voor hem aan het daglicht zal ko
men
Dat, als men rekening houdt met de bijna
geniale manier waarop het plan is uitge*
dacht, men nog een geniale manier van
vergiftiging zal hebben op te lossen
(Wordi vervolgd)-