Wettelijke invoering ZeuiMeton van het staat-van-dienst-boekje. E AMATEUR DETECTIVE Crediet van ruim vijf millioen gevraagd. het stemmen bi] volmacht door militairen. Regeling voor raadsverkiezingen. Centrale werkplaatsen en nieuwe kampen. Naar het Engelach van ANTHONY BERKELEY Devervangingvan militajren door werkloozen. Minister verdedigt zijn standp TWEEDE BLAD Ingediend is een ontwerp van wet, houdende voorschriften betreffende het stemmen bij volmacht door militairen bij de in 1939 te houden gemeenteraads verkiezingen. Ter bevordering van de deelneming van de jonge werkloozen aan de verschillende vormen van cultureele zorg, heeft de minister van sociale zaken heden twee wetsontwerpen ingediend. Het eerste stelt voor een staat-van-dienst-boekje in te voeren voor niet- leerplichtige mannelijke personen beneden 21 jaar. Het zal iederen werkgever verboden zijn een jeugdig persoon beneden 21 jaar in dienst te hebben zonder in 't bezit te zijn van diens staat-van-dienst- boekje. Het ontwerp laat voorts de mogelijkheid het boekje ook in te voeren voor ouderen tot 25 jaar. Het andere ontwerp vraagt een crediet van 5.324.000 ter bestrijding van de kosten, die de verhoogde deelneming van jeugdige werkloozen aan kamp en cursuswerk zal eischen. Aan de memorie van toelichting ontlee- nen wij: Het komt den minister van sociale zaken noodzakelijk voor om, gezien den omvang en den duur van het euvel der werkloos heid onder de jeugd en de helaas betrekke lijk geringe deelneming van jeugdige man nelijke werkloozen aan de voor hen be staande, van overheidswege gesubsidieerde voorzieningen als kampwerk, centrale werk plaatsen, werkobjecten, cursussen e.d., wet telijke maatregelen te treffen, welke, in het belang van de handhaving der volkskracht, een meer intensieve bestrijding van de ge volgen der jeugdwerkloosheid beoogen. De meerdere deelneming toch aan de bovenbe doelde cultureele voorzieningen zal, ook door middel van daartoe strekkende wette lijke bepalingen, zooveel mogelijk moeten worden bevorderd. Een krachtig middel daartoe ziet de minister in de invoering van een staat- van-dienst-boekje voor niet-leerplich- tige mannelijke personen beneden den leeftijd van 21 jaar. Door de invoering daarvan zal het, zoo meent de minister, mogelijk blijken dien. drang tot., deel neming aan de verschillende vormen van jeugdwerkloozenzorg uit te oefe nen, welke blijkens de practijk zoo zeer gewenscht, ja, naar de meening van den minister, noodzakelijk is. Belangrijke beteekenis. Het staat-van-dienst-boekje toch heeft deze beteekenis, dat dit niet slechts "een overzicht zal geven van den arbeid, welken die jeugdige persoon in dienst van een werkgever heeft verricht, doch tevens om trent zijn activiteit met betrekking tot deelneming aan voorzieningen, welke mo gelijk is tijdens een periode van werkloos heid. Nu het daarbij aan iederen werkgever verboden zal zijn een jeugdigen persoon beneden 21 jaar in diens' te hebben zonder in het bezit te zijn van een dergelijk, dien jeugdigen persoon betreffend, boekje, ter wijl verwacht mag worden, dat de in dat boekje aangeteekende staat van dienst in het algemeen een belangrijke factor zal vor men bij de beoordeeling door den werk gever van door hem in dienst te nemen jeugdige personen, mag de functioneele beteekenis van het staat-van-dienst-boekje worden gezien in den daarvan voor betrok kenen uitgaanden stimulans om, meer dan tot nu toe het geval was, deel te nemen aan de verschillende activiteiten der zorg voor de werklooze jeugd, welke deelneming im mers onderdeel zal uitmaken van den in het boekje aangeteekenden staat van dienst. Die stimulans zal nog kunnen wor den vergroot door te bevorderen, dat de bureaux der arbeidsbemiddeling bij mogelijkheden tot plaatsing van jeug dige personen van den- aangegeven leeftijd in het bedrijf met den staat van dienst van betrokkenen rekening hou den. Behalve het hierboven besproken voor deel, vloeit uit de invoering van een staat- van-dienst-boekje mede voort, dat op een voudige en zekere wijze door werkgevers kan worden vastgesteld datgene, wat met betrekking tot den staat van dienst van een jeugdigen persoon voor hem van belang kan zijn. In verband hiermede zullen ook, naar mag worden aangenomen, jeugdige personen, die den besten staat van dienst bezitten, de meeste kans hebben op het ver krijgen van werk. Tot 25 jaar? Ten slotte zal de invoering van een staat- van-dienst-boekje mede dienstbaar zijn te maken aan het verkrijgen van een nader in zicht in het verloop der werkloosheid onder de jeugd. In het wetsontwerp is de invoering van een staat-van-dienst-boekje voorgesteld voor alle niet-leerplichtige, binnen het rijk wonende, mannelijke personen beneden den leeftijd van 21 jaar. Daarnaast echter ware aan de kroon de bevoegdheid te geven om hetgeen ten aanzien van dit boekje is voor geschreven, mede van toepassing te verkla ren ten aanzien van de binnen het Rijk wonende, mannelijke personen van een ouderen leeftijd tot ten hoogste 25 jaar. Deze mogelijkheid tot uitbreiding is, naar de meening van minister, noodig, uit hoofde ven het feit, dat de jarenlange werkloosheid meegebracht heeft, dat de 21- tot en met 24- jarigen den in het staat-van-dienst-boekje gelegen stimulans om bij werkloosheid deel te nemen aan de vorenbedoelde cultureele voorzieningen, voorshands niet zullen kun nen ontbeeren. Aanteekeningen omtrent verdiende loonen en gedragingen van den jeug digen persoon zullen in het staat-van- dienst-boekje niet mogen voorkomen, zoodat dit niet tot onaangenaamheden voor betrokkene kan leiden. De beteekenis van een getuigschrift blijft dus naast het staat-van-dienst -boekje volledig gehandhaafd. Om in dienst van een ander arbeid te ver richten zal'een jeugdig persoon een staat- van-dienst-boekje moeten bezitten; zonder hetwelk hij niet in dienst zal mogen wor den genomen. De aan de voorgestelde wettelijke rege ling, met betrekking tot den jeugdigen per soon, ten grondslag gelegde gedachte is echter geheel op het vrijwillige gebaseerd. Vandaar dat niet de jeugdige persoon verplicht wordt om in het bezit te zijn van een staat-van-dienst-boekje; het wordt hem uitgereikt op zijn verzoek. Slechts zal het den werkgever verboden zijn een jeugdigen persoon in dienst te hebben, zonder dat hij in het bezit is van een dergelijk, dien jeug digen persoon betreffend, boekje. Om redenen van practischen aard is tij dens het dienstverband niet de jeugdige negen nieuwe jongenskampen en vier meisjeskampen te bouwen, in te richten en te exploiteeren. Hierdoor wordt het aantal beschikbare plaatsen voor jon gens van 2000 tot 3000 opgevoerd. Voor meisjes zullen 240 plaatsen beschikbaar zijn. Dit beteekent, dat voor 1939 on geveer 12000 jongens en 480 meisjes een kampperiode van 2-3 maanden kunnen meemaken. 40) Toen hij zoover gekomen was, ging hij plotseling recht op zijn stoel zitten en zijn mond viel wijd open. Hij staarde zonder iets te zien, op zijn vloeiblad en zijn onder kaak zonk hoe langer hoe dieper: de pen houder viel uit zijn hand en maakte een groote vlek op zijn smetteloos manuscript. Zoo bleef hij ongeveer een minuut lang zitten. Dan sprong hij op, rende de kamer uit, de trap op en vloog den hertogelijken slaapkamer, zonder aan te kloppen, bin nen, „Mouse", riep hij, „ik heb een groote domheid begaan Ik ik ik kan niet begrijpen, hoe ik zoo'n voor de hand lig gend bewijs niet gezien heb" Mouse had droefgeestig in zijn notitie boekje zitten snuffelen, toen Chitterwick zoo ongegeneerd bij hem binnen kwam. Nu sprong hij niet minder opgewonden dan Chitterwick op. „Wat?" vroeg hij, „u bent er toch niet in geslaagd om Lynn buiten verdenking te krijgen?" Chitterwick keek hem, over zyn bril, triorpfeerend aan. „Nu, misschien niet hee- lemaal. Maar ik geloof het wel. In ieder geval heb ik een heel bezwarend feit uit den weg geruimd. Een stuk bewijsmateriaal dat de overtuiging aan zijn schuld onmo gelijk zal maken En al dien tijd lag het heel duidelijk voor onsvoor u, mij, de politie, voor allemaal. En toch heeft nie mand het gezien! Lieve hemel, hoe kan dat bestaan!" „Wat is het dan in 's hemels naam?" „Wel, dat fleschje", zei Chitterwick. „Als de man, die de plaats van majoor Sinclair innam, de hall dadelijk na mij verliet, ter wijl juffrouw Sinclair nog in leven was een feit, dat zeker door de getuigen, die mij zagen weggaan, bevestigd kan worden hoe kan dan, zooals de politie denkt, de majoor zelf dat fleschje in haar reeds le- venlooze vingers gelegd hebben?" De twee mannen keken elkaar aan. „Kolossaal", fluisterde Mouse. „Hoe is 't' mogelijk!" „Heel eenvoudig", pochte Chitterwick, „en toch zoo ingewikkeld". „Dat is de redding van Lynn", grijnsde Mouse. „Ik geloof het ook", grijnsde Chitter wick eveneens. „Het is nu tenminste on doenlijk voor de rechters, om de mogelijk heid van zelfmoord uit te schakelen". Weer zagen zij elkaar aan. „Maar wie heeft het dan in haar hand gestopt?" zei Mouse. Chitterwick's onderkaak zakte nu nog dieper, dan zooeven in de werkkamer van zijn tante. Zijn lorgnet viel van zijn neus. en hij gaapte den ander eenvoudig aan. „Goeie genade", hijgde Chitterwick. .Daar heb ik nog heelemaal niet aan ge dacht". persoon, doch de werkgever houder van het staat-van-dienst-boekje. De bij het boekje behcorende kaart dient om bij controle aan te toonen, dat het boekje aan den jeugdigen persoon, wien het betreft, is teruggegeven, b.v. omdat deze de daarin gestelde aantee keningen wil doen overbrengen op de om trent dien jeugdigen persoon door de be voegde instantie aangehouden persoons kaart. Het staat-van-dienst-boekje zal vanwege den minister worden uitgereikt door het betrokken agentschap van den socialen jeugddienst. De jeugdregistratie, welke tot nu toe, bij wijze van proef, in eeen beperkt aantal ge meenten werkte, ware daartoe over het ge- heele land uit te breiden. Blijkens de wettelijke regeling wordt in het staat-van-dienst-boekje slechts aantee- kening gehouden van objectieve gegevens omtrent datgene, wat van belang is met be trekking tot den staat van dienst van den- ïe, wie het betreft. Nieuwe plannen. Het aangevraagde crediet zal de mo gelijkheid openen om in den loop van 1939 naast de 20 bestaande kampen, Voor de nieuw te bouwen en voor het uit breiden van de bestaande kampen zal de benoodigde grond door het rijk worden aan gekocht. Het subsidiepercentage in de kos ten der kampen, daaronder begrepen de dienstbodenopleiding, kan worden gebracht op 85 percent. Er zullen zes kampwerk plaatsen, functionneerend als centrale werk plaatsen, in de kampen worden gebouwd en uitgerust. Enkele nieuwe (kleinere) kamp werkplaatsen worden gebouwd en geëxploi teerd en bestaande kamp'werkplaatsen ver beterd en uitgebreid. De 42 reeds bestaan de centrale werkplaatsen zullen worden uitgebreid en verbeterd. Daarnaast zullen vier nieuwe centrale werkplaatsen worden opgericht, waardoor het aantal in die werk plaatsen beschikbare plaatsen wordt opge voerd tot ongeveer 4400. Het doen uitvoe ren van daartoe geschikte plaatselijke werk objecten voor jeugdigen wordt gestimu leerd, zoodat het aantal daarbij tewerkge- stelden van ongeveer 2000 tot 4000 kan wor den opgevoerd. Het aantal deelnemers aan het (Dalton)cursuswerk en de lessen van het Instituut voor Individueel onderwijs wordt van 3000 tot 9000 opgevoerd. Naast de zeven reeds bestaande interna ten voor dienstboden-opleiding worden drie nieuwe dergelijke internaten opgericht, waardoor het aantal beschikbare plaatsen wordt opgevoerd van 430 tot 650. Dit betee kent, dat ongeveer 2000 meisjes in die inter naten tot dienstbode zullen kunnen worden opgeleid. Ongeveer 1000 meisjes zullen door middel van de plaaselijke cursussen tot dienstbode kunnen worden opgeleid. De jeugdregistratie over het geheele land wordt uitgebreid en de noodige propaganda ge voerd voor deelneming aan de genoemds cultureele voorzieningen. SCHRIFTELIJK BEANTWOORDE VRAGEN. Op vragen van den heer van Vessem (n.s.b.) naar aanleiding van de laatstelijk door de regeering getroffen buitengewone militaire maatregelen hebben de ministers Colijn en van Dijk o.m. geantwoord, dat de door de regeering getroffen buitengewone militaire maatregelen zijn bedoeld als voor zorgsmaatregel in verband met latent oor logsgevaar, los van iedere onmiddellijke dreiging; zij dienen tevens als overgangs maatregel, ten einde voor te bereiden het opvoeren van de vredessterkte van de krijgsmacht, waardoor grooter waarborg wordt verkregen, dat een mobilisatie onge stoord kan verloopen, en voorts bezwaren van maatschappelijken aard, welke verbon den zijn aan het buitengewoon onder de wapenen roepen van dienstplichtigen, wor den ondervangen. Toen hij weer in de werkkamer van zijn tante zat, ging hij aan zijn overzicht ver der. De door Mouse gestelde vraag had hem totaal van de wijs gebracht en zij beiden hadden allerlei antwoorden overwogen en weer verworpen. Had de moordenaar een medeplichtige? Dat had Chitterwick al eens eerder in overweging genomen, doch hij had die gedachte weer laten varen. Sinds Moresby had gezegd, dat er vier getuigen bereid waren, er een eed op te doen, dat niemand, vanaf het weggaan van den rood harige tot de tusschenkomst van Chitter wick, naar het tafeltje van de oude dame toegegaan zou zijn, leek de mogelijkheid van een medeplichtige volkomen uitgescha keld. Dat leek nog altijd zoo; maar wie kon, daar de roodharige het onmogelijk had kunnen doen, dan juffrouw Sinclair het fleschje in de reeds levenlooze vingers hebben gegeven? Een gesprek van een half uur had geen resultaat opgeleverd. Tenslotte spraken zy af, dat Chitterwick zich door den niets vermoedenden Moresby zekerheid moest verschaffen omtrent twee hoofdpunten, ten eerste, of zijn vier getuigen werkelijk ten volle overtuigd waren en ten tweede of juffrouw Sinclair inderdaad reeds bewus teloos moest geweest zijn, toen het fleschje in haar hand gedrukt werd. Na die afspraak het was een paar minuten over eenen was Chitterwick weer aan het werk ge gaan. Pas een uur later was hij klaar met zijn samenvatting. Toen hij het nog eens doorlas, moest hij bekennen, dat hij een document had samengesteld, dat zeker niet onbelangrijk was. Aan de memorie van toelichting ontlee- nen wij het volgende: Het onder de wapenen roepen van een groot aantal militairen heeft tengevolge, dat velen van hen, indien geen bijzondere maatregelen worden getroffen, verstoken zullen worden van de uitoefening van het kiesrecht voor de a.s. gemeenteraadsver kiezingen. Het verdient aanbeveling hier voor een voorziening te treffen. Vooral in kleine gemeenten, waar een stem minder dan in groote plaatsen in de massa opgaat, kan het niet-deelnemen zelfs van een gering aantal kiezers van overwegenden invloed zijn. De minister van Binnenlandsche Zaken meent deze voorziening te kunnen vinden door aan de bepalingen van de kieswet, welke het stemmen bij volmacht mogelijk maken, eenige uitbreiding te geven. Hy had zulks reeds gaarne vóór de verkiezingen van de Provinciale Staten willen voorstel len, doch toenmaals was de tijd voor het treffen van de daarvoor onmiskenbare wettelijke voorziening te kort. Wil immers een voorziening het beoogd effect sorteeren, dan kunnen de tegenwoordige bepalingen der kieswet niet alle toepassing vinden. Het thans aangeboden ontwerp voor ziet in een en ander. In groote lijnen zal de gang van zaken aldus zijn, dat de kiesgerechtigde militair, die op den dag der stemming in werkelijken dienst is in een andere gemeente dan in die, op welker kiezers lijst hij voorkomt, door tusschenkomst van een door of vanwege den minister van defensie aan te wijzen officier schriftelijk een verzoek indient om bij volmacht te stemmen. Het verzoek moet den burgemeester der gemeente, op welker kiezerslijst de militair voorkomt, uiterlijk tien dagen vóór den dag der stemming be reiken. Vervolgens wordt de in het verzoek schrift aangewezen gemachtigde opgeroepen ten einde zich persoonlijk ter secretarie te vervoegen om de volmacht aan te nemen. Verschijnt de gemachtigde niet op de(n) aangewezen dag(en), of neemt hy de vol macht niet aan, dan verliest de aanwijzing haar kracht en wordt het bij den burge meester ingediende verzoekschrift terug gezonden aan den militair, die, indien het hem gelukt op den dag der stemming verlof te krijgen, alsdan immers zelf nog kan stem men. Bij aanneming van de volmacht wordt het by den burgemeester ingediende exem plaar van het verzoekschrift door den ge machtigde mede-onderteekend en door den burgemeester of den door dezen aangewezen ambtenaar gewaarmerkt. Dit exemplaar geldt alsdan als het origineel der volmacht. Bij een in voorbereiding zijnde wijziging van de kieswet zal worden overwogen, in hoeverre het mogelijk is een regeling van overeenkomstigen aard als thans voorgesteld in de kieswet te incorporeer en. VERGADERING VAN EXPLOITANTEN VAN RADIOCENTRALES. De bond van exploitanten van radiocen trales (Berc.) hield gisteren een ledenver gadering in de groote zaal van „Kras" te Amsterdam, aan welke vergadering, als naar gewoonte, een materialenbeurs was verbonden. De vergadering werd door plm. tweehonderd leden bezocht. Mededeeling werd gedaan van requesten, die in samen werking met de N.C.R.V., de V.A.R.A. en de vereeniging van leiders van gemeentelij ke radiodistributiebedrijven zullen worden verzonden aan de ministers van binnen landsche zaken en sociale zaken, in verband met de omstandigheid, dat in sommige ge meenten een bedrag op de wekelijksche uitkeeringen van armlastigen en werkloo zen wordt gekort, indien deze een aanslui ting hebben op de radiocentrale. Reques- tranten zyn van oordeel, dat men de ge- steunden hierin vrij dient te laten. Dedutcies over den moordenaar Dat hij een buitengewoon, intelligent, bekwaam en zelfverzekerd man was. Een plan te ontwerpen, zoodat moord voor zelf moord wordt aangezien, het zoo te doen, dat de politie het eenvoudig doorzien moet en tegelijkertijd de verdenking op een an der schuiven en dan het plan zonder hin dernissen ten uitvoer te brengen, eischt een combinatie van intelligentie en vast beradenheid, die nog zelden door een mis dadiger overtroffen is Dat hij by den dood van juffrouw Sin clair en van den majoor belang moest heb ben, bij dien van de vrouw echter meer. (P.S. Dit maakt het terrein, waarop wij moeten zoeken, beduidend kleiner). Dat hy met juffrouw Sinclair in contact moet hebben gestaan, hetzij persoonlijk of schriftelijk, of met een van haar huisge- nooten en evenzoo met majoor Sinclair. (P.S. Ook dit zou de opheldering gemak kelijker kunnen maken). Dat men voorop kan stellen, dat hy, om dit plan aan te durven en uit te voeren, een hoogen dunk moest hebben van zijn too- neelspelerscapaciteiten en dat 'lij zich hier op blijkbaar kon verlaten Dat hy, naar zyn stem door de telefoon te oordeelen, een man van goeden huize was, die een goede opvoeding had genoten. Dat hij zich voor Eccles uitgaf, toonde verder nog aan, dat hy goed op de hoogte was met het leven van den majoor. Zou men hem misschien onder de vrienden uit den Oxford-tyd moeten zoeken? Maar wal voor belang kon zoo'n vriend bij den dood van juffrouw Sinclair hebben? Op vragen van den heer au. (S. D. A. P.) betreffende de verv a van onder de wapenen geroepen plichtigen, die voor ontheffing v 'ensU buitengewonen werkelijken dienst jn den merking komen door werklooze dienst p311" tigen heeft de heer van Dijk, minister defensie als volgt geantwoord: Van De gronden zijn geen andere a deze, dat ter vervanging van onder 7 wapenen geroepen dienstplichtigen dl voor ontheffing in aanmerking w 6 en derhalve niet werkloos zjjn, dienjtü plichtigen worden opgeroepen v," voorkeur na vrijwillige aanmelding J" die, werkloos zijnde, tot nuttigen arbeid worden bestemd. De minister acht door den getroff maatregel de werkloozen allerminst 7^ getroffen. waar Indien de onder de wapenen zHn(fc dienstplichtigen, die voor ontheffing in aan merking komen, weer tot hun arbeid kun" nen tarugkeeren, komen uit dien hoofd" geen plaatsen in het bedrijfsleven beschik6 baar, weshalve niet kan worden ingezien" waarom vele werkloozen voor geruimentiid de kans zouden kunnen verliezen opnieuw een plaats in het bedrijfsleven te vinden Degenen, die zich vrijwillig voor ver vanging aanmelden, komen rekening houdende met de functie, waarvoor zij ge durende hun eersten oefentijd zijn 0pge" leid in de eerste plaats in aanmerking onder de wapenen geroepen. Aldus is van den aanvang af de opzet geweest, zoodat uit dien hoofde geen wijziging in de ont worpen regeling behoeft te worden geI bracht. De plaatsen, welke aldus niet kun nen worden vervuld, dienen te worden in genomen door daartoe op te roepen werk looze dienstplichtigen, omdat anders wer- kenden, die wellicht met groot moeite een plaats in het bedrijfsleven hebben verkre gen, onnoodig op bevel van de overheid hun plaats moeten verlaten. Daarop mogen niet de maatregelen der overheid gericht zyn. LOON-INDEXCIJFERS OVER HET - TWEEDE HALFJAAR 1938. De vierde aflevering van het maand schrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek brengt de nieuwste cijfers over de toonbeweging in ons land, waarbij het gemiddelde loon in de periode 1926-1930 als basis is genomen. Het indexcijfer van de gemiddelde uur verdiensten van 4 groepen industriearbei ders (metaal-, myn-, textiel-, bouwarbei ders) bedroeg over het 1ste en 2dé halfjaar 1938 resp. 87.3 en 88.1, het jaarcijfer over 1938 87.7. De laagste stand sedert 1926 werd bereikt in het 2de halfjaar 1936, toen dit indexcijfer 82.1 bedroeg. i Het indexcijfer der contractloon en van 24 groepen arbeider^ kwarrtin het 1ste: halfjaar 1938 óp 88.7 én is in de tweede helft des ja ars onveranderd gebleven (laagste stand 84.2 in 1936). Het indexcijfer van de gemiddelde week- verdiensten van vaste havenarbeiders te Amsterdam en Rotterdam steeg in de beide halfjaren van 1938 resp. tot 92.8 en 94.9; het jaarcijfer 1938 bedroeg 93.8. Het 1ste half jaar 1935 bracht hier den laagsten stand n.1, 82.4. Indien men evenals voor de loonen ook voor het Amsterdamsche indexcijfer van de kosten van levensonderhoud de periode 1926-1930 als basis neemt, dan bedroeg dit cijfer gemiddeld over 1938 83.1 tegen 79.1 over 1936. NEDERLANDSCHE WERKLOOSHEIDS- RAAD 25 JAAR. De Nederlandsche werkloosheidsraad, die op 19 Juni a.s. een kwart-eeuw zal hebben bestaan, kwam gistermiddag voor de laatste maal in deze 25-jarige periode bijeen in een vergaderzaal van het departement van so ciale zaken, onder voorzitterschap van den heer H. de Bordes, oud-burgemeester van Bussum. Deze hield hierbij een toespraak waarin hy wees op de beteekenis van den raad. Dat wij tamelijk zeker weten, hoe hij er uit ziet. Hij moet even groot zyn alleen een beetje smaller dan de majoor, met een op vallenden haviksneus, hij moet veel op hem lijken. Hij kan rood haar hebben, de mo gelijkheid van een pruik is niet uitgesloten opvallend door den neus spreken of schoon hy dit wel gedaan kan hebben, om meer op Eccles te lijken een paar jaar jonger dan de majoor zijn dit is mijn indruk, weet het echter niet zeker en in zijn heele doen en laten verstrooid en non chalant. (P.S. Ook dit is mijn persoonlij ken, tamelyk oppervlakkigen indruk). Dat door al die aanwijzingen het niet onmogelijk zou zijn, hem te identificeeren, als de verdenking uit andere bron sterk genoeg was. (PS. De neus is natuurlijk een goed herkenningsteeken). Gissingen naar de methode enhet doel van den moordenaar. Dat de moeilijkheid is, dat eerst na <je terechtstelling van den majoor het heele voordeel voor hem aan het daglicht zal ko men Dat, als men rekening houdt met de bijna geniale manier waarop het plan is uitge* dacht, men nog een geniale manier van vergiftiging zal hebben op te lossen (Wordi vervolgd)-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 6