ROODE STER
Joharmes Calvijri's sterfdag herdacht.
Hij is
er wèg van!
ONS INDISCH HOE KJ E.
uë
jr£Sl
mm
IQ HAM HtS-CA LVINV5
'"■i
y'r n
De Alkmaarsche Courant
UIT M IJ N
NOTITIE-BOEKJE.
FRUITERS EN KOOPLUI
VIERDE BLAD
ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 27 MEI 193H
Heden is het 375 jaar geleden, dat
te Genève een der grootste figuren
uit de reformatie, Johannes Calvijn,
stierf de man, die in den herfst van
1533 „door God tot gehoorzaamheid
werd gebracht door 'n plotselinge be
keering Van hem kan inderdaad
worden getuigd, dat hij geen vrede
bracht, maar strijd; en deze strijd, op
kerkelijk gebied, streed hij, de
Franschman van geboorte, op Ge-
neefsch gebied.
Men kan Calvijn veeleer beschouwen als
volgeling dan als grondlegger der hervor
ming. Toen hij geboren werd, waren
Lutber en Zwingli reeds vijf en twintig
jaar oud. In Duitschland en Zwitserland
had de hervorming zich reeds sterk ont
wikkeld, voordat Calvijn opgegroeid was
tot man. Dit alles neemt even wei riet weg,
dat hij een plaats heeft ingenomen in de
voorste rijen der aanhangers van de
nieuwe geloofsrichting, die hij met een
werkelijk fanatieken ijver heeft verdedigd
en gepropageerd. Alle onpartijdige beoor
deelaars zijn het er over eens, dat hij in
zijn geloofsijver vaak zijn toevlucht heeft
genomen tot middelen, die, getoetst aan de
hedendaagsche normen en opvattingen,
allerminst de goedkeuring kunnen weg
dragen. Het is waar, dat hij er van over
tuigd was dat hij, door te handelen zooals
hy deed, de uitvoerder was van een
Hoogeren wil. Dit neemt evenwel niet weg,
dat zijn onverzoenlijkheid tegenover zijn
tegenstanders hem meermalen heeft ver
leid tot een wreedheid, die men wellicht
uitsluitend moet bezien in het licht der
zeden van zijn tijd, doch die daarom niet
minder moet worden beschouwd als een
ongewenschte eigenschap in een voorgan
ger der kerk.
De geestelijke ommekeer op
Allerheiligen 1533.
In het begin van zijn levensloop deed
niets voorzien, welke belangrijke rol hij
eenmaal zou spelen op kerkelijk gebied.
Hij werd geboren te Noyon den lOen Juli
1509 als zoon van Gerard Cauvin of Caul-
vin, dii bisschoppelijk secretaris was. Zijn
vader bestemde hem voor de studie, welke
hem van 1523 tot 1528 naar Parijs voerde.
Hij onderscheidde zich reeds spoedig door
zijn scherpen geest, talenkennis en groote
belezenheid. Hij leefde slechts voor de
studie. Daarbij is het humanisme van zijn
tijd niet aan hem voorbijgegaan. Na den
dood van zijn vader studeerde hij huma
niora en rechten aan het Collége de France
te Parijs. In 1532 verschijnt van zijn hand
een rechtskundig commentaar op Seneca's
„De dementia". Er bestr.an nog geen be
paalde aam ijzingen, dat hy het Katholi
cisme den rug zal toekeeren. Of er toen
reeds iets in hem omging, dat hem in de
richting dér hervorming dreef, is alleen
aan hemzelf bekend geweest. Anderhalf
jaar later echter getuigde hij voor het eerst
in het openbaar van zijn ommekeer. Dit
geschiedde in Parijs, op 1 November 1533.
De rector der Universiteit, Nicolaas Cop,
met wien Calvijn zeer bevriend was, had
o.a. tot taak om op Allerheiligen (1 No
vember) in de Mathurins te Parijs voor
alle hoogleeraren, studenten en belangstel
lenden een rede te houden van godsdien-
stigen aard. Daar Cop hoogleeraar was in
de medicijnen, liet hij naar algemeen
wordt aangenomen de rede opstellen
door Calvijn, wat geen bezwaar opleverde,
daar beide vrienden het eens waren ten
opzichte van het te behandelen onderwerp
(de*Zaligsprekingen) Het uitspreken dezer
van reformatorische de- kbeelden door
drenkte rede verwekte een geweldige be
roering. welke Cop en Calvyn noopte te
vluchten.
Genève, .oevluchtsoord der Fran-
sche hervormde uitgewekenen.
Over Straatsburg week Calvijn uit naar
Bazel, toen reeds een bolwerk der her
vorming. Daar woonde hij onder den
schuilnaam Martinus Lucanius en schreef
hij, in 1535, zijr „Institutio christianae
religionis" of evangelische geloofsleer. In
het voorjaar van 1536 vertoeft hij eenigen
tijd aan het hof van hertogin Renata van
Ferrara; ten slotte komt hij, einde Juli van
datzelfde jaar, op zijn doorreis van
Frankrijk naar Bazel, in de stad waar hij
■*?Rcv»rr
AVNO ATAT5 -f
bijna zijn geheele verdere leven zou door
brengen en waar hy ook zou sterven;
Genève. Het bestuur dezer stad begunstig
de de hervorming en verleende steun aan
de protestantsche predikers. Een zijner
vrienden, Farel, haalde hem over om zich
voorgoed in Genève te vestigen, waar de
kerkelijke organisatie alles te wenschen
overliet. In vereeniging met Farel ont
wierp hij de artikelen welke de kiem zou
den worden van de latere Geneefsche
kerkorde en waarin aan de kerk de streng
ste zedentucht werd opgedragen. Deze
tucht echter viel bij een groot deel der
burgerij weinig in den smaak; en dit nog
te minder, omdat zij was ingesteld niet
door een der eigen poorters, doch door
„een vreemdeling". In Februari 1538 werd
de meerderheid van den raad anti-Cal-
vijnsch en kort daarop werden de hervor
mers verbannen. Calvijn week uit naar
Straatsburg, waar hy in 1540 in het huwe
lijk trad met Idelette de Bure. Hier
maakte hy ook kennis met Melanchton;
doch zijn geestelijke vader bleef Bucer, de
Elzasser hervormer, op wiens verzoek hij
naar Straatsburg was gekomen. Door
Bucer kwam Calvyn tot de avondmaalsleer
en de leer der praedestinatie, welke den
uitverkorene en der verworpene tegen
over elkaar stelt als bekeerde en onbe
keerde.
Calvyn komt aan de macht.
In Genève had inmiddels een ommekeer
plaats geahd; Calvijn's party was weder
aan de macht gekomen en Calvijn keerde
terug op 13 September 1541. Thans had hij
de handen vrij en zijn wil gold vrijwel als
wet, zoowel voor de geestelijke als voor
de wereldlijke overheid. Star al? graniet
hield Calvijn vast aan zijn zedentucht. Om
te kunnen begrijpen, waarom de bevolking
van Genève zich zoo sterk verzette tegen
de strenge opvattingen van Calvijn, laten
wij hier enkele feiten volgen, welke een
min of meer strenge straf na zich sleep
ten: het opzeggen van het „requiescat in
pace" op het graf van een dierbaren over
ledene; zich laten waarzeggen; dansen;
leven maken onder de preek, enz. Een
vrouw van 70 haalde zich Calvijn's onge
nade op den hals, omdat zij wilde trouwen
met een jongen van 25; een barbier, om
dat hy een priester had getonsureerdeen
burger, omdat hij had gezegd dat de paus
een brave man was, een ander, omdat hy
zich er niet mee kon vereenigen dat an
dersdenkenden in Genève ter dood werden
gebracht. Verder verbood Calvyn het
gebruik van bepaalde doopnamen; hy
stelde zelf een lijst op van de namen, die
niet geoorloofd waren. Dat men specifiek
katholieke namen verbood is desnoods nog
te begrijpen; doch dat men den naam
Claudius uitbande, omdat deze herinnerde
aan een heilige, die in vroeger tijden een
buitengewone vereering genoot in Genève
en omstreken, was toch wel zeer vèr ge
zocht. Zekere Ami Chappuis, die zijn zoon
„Claude" wilde doen doopen, kreeg van
den predikant ten antwoord, dat dit niet
ging; hy mocht wel.... Abraham heeten!
Ook de namen Aimé en Martin werden
verboden. Uit April en Mei 1546 dagtee-
kenen de besluiten om de herbergen te
vervangen door vijf „abbayes", waar nie-
Geen wonder, dat een rooker
„wèg" is van zoo n smakelijk pijpje
Roode Ster Tabak! De geurigste,
lekkerste rooktabak!
NIEMEIJER'S
'ZHDZAAM ZACHT EN UCHI IN Vt ftiP'
mand iets te eten of te drinken kreeg, die
daarover niet den zegen des Hemels af
smeekte; de bijbel moest er altijd bij de
hand liggen: vloeken en ongepaste taal
werden streng gestrkft. Deze inrichtingen
ter bevordering der 'goede zeden in dc stad
Genève bleken geen succes; vóór het einde
van Juni waren zij dan ook reeds opge
heven.
De zwartste bladzijde in Calvijn's
levensgeschiedenis.
Dat dit ingrijpen in het openbare zoowel
als in net particuliere leven der Geneef
sche burgers tot verzet leidde, omdat van
hun vrijheid weinig overbleef, is begrijpe
lijk. Veel ernstiger evenwel was, dat
Calvijn er niet voor terugdeinsde zijn opvat
tingen ten aanzien van godsdienst en
levenswandel pok door middel van het vuur
en het beulszwaard te doen eerbiedigen.
Tal van terechtstellingen in Genève moeten
middellijk of onmiddellijk aan zijn drijven
worden toegeschreven. Tusschen 1542 en
1546 werden in Genève ten slotte slechts
een klein stadje niet minder dan 58 men-
schen ter dood veroordeeld en 76 verban
nen. Erkend moet worden, dat 34 dezer
doodvonnissen werden uitgesproken wegens
deelneming aan een samenzwering en op
grond van verdenking van toovenary in
verband met het uitbreken van een pest
epidemie in 1545.
De zwartste vlek evenwel, die op Cal
vijn's naam rust, is wel wat een zijner ge
schiedschrijvers noemt: de tragedie van
Servet. Prof. dr. L. Knappert zegt hiervan:
„Michaël Servet, een Spanjaard, medicus en
ontdekker van den bloedloop, was als theo
loog antitrinitariër. Hij schreef „Christianis-
mi restitutio" en zond dit werk aan Calvijn
zeiven toe, die zyn verbolgenheid daarover
niet verborg. Servet had de lichtzinnigheid
of onnoozelheid zich binnen Genève te
wagen (13 Augustus 1553), werd aanstonds
gevangen genomen en veroordeeld; 27 Oc-
tober 1553 volgde zyn vuurdood." Cynisch
kan de brief worden genoemd, dien Calvijn
den 20en Augustus 1553 schreef aan den
meergenoemden Farel: „Ik hoop dat het
vonnis in elk geval zal uitloopen op het uit
spreken van de doodstraf, doch dat men de
wreedheid in de tenuitvoerlegging zal ver
mijden".
Er kan geen twijfel aan bestaan, of bij
alles wat hij deed of liet doen cijferde Cal
vijn zyn eigen persoonlijkheid weg; hij
meende te handelen in het belang van God
en Zijn dienst. Daartoe was geen middel
hem te hard en te onmenscheüjk een op
vatting, waarmede de twintigste eeuw niet
kan instemmen. Voor de Hervorming is hij
echter een krachtig baanbreker geweest en
op haar leer heeft hij een onuitwischbaren
stempel gedrukt, zoowel door zijn voorbeeld
als door zijn geschriften. In zyn laatste
levensjaren zijn tal van teleurstellingen, ook
in den familiekring, Calvijn's deel geworden
Primitief Pontveer.
De aanleg van wegen is voor de ont
wikkeling van een land van groote betee-
kenis. Bekend gp Java is de groote weg
van Daendels. die dit land in zijn geheele
lengte doorsnijdt. Die weg is ruim 100 jaar
geleden met veel moeite aangelegd. Een
groot aantal rivieren moest daarbij wor
den overbrugd. Die bruggen waren van
hout gemaakt en rustten op zware pijlers,
ook van hout. Vaak werden ze door band
jirs weggeslagen, zoodat ze vernieuwd
moesten worden. Dat ging met eigenaar
dige bezwaren gepaard. De bevolking n.L
meende, dat die pylers op kinderhoofden
moesten staan, omdat er anders geen
zegen op zou rusten en ze toch weer weg
zouden slaan. Ook in Europa heeft het ge
loof aan menschenoffers by' belangrijke
werken bestaan. Het overblijfsel van die
offers ziet men bijv. aan in steen gehouwen
lachende kinderhoofden, die thans voor
versiering van gebouwen dienen.
In de „Buitengewesten" (de omineuse
naam voor het geweldige gebied dat buiten
Java is gelegen), zyn de laatste tientallen
jaren veel wegen aangelegd. Plaatsen, die
vroeger uiterst moeilijk bereikt konden
NKIIOJEIE
prtf iil j
L'
I -llfflW I
111 J
.....aui'
f
Een wegwijzer op Celebes.
worden dagen, ja weken waren er voor
noodig kan men thans per auto in even
veel uren bezoeken. Ook daar kruisen
breede rivieren die wegen. De aanleg van
bruggerT is uiterst kostbaar. Daarom maak
te men er gebruik van ponten. Ze beston
den uit eenige aan elkaar vastgemaakte
prauwen, waarover een dek was gelegd.
Langs goten, gemaakt van uitgeholde
boomstammen, kwam de auto er op. Voor
de pont stond een bord. waarop vermeld,
dat de auto voor het oprijden moest wor
den gelost. Dit met het oog op de geringe
draagkracht. Men trof ook wel van die
borden bij bruggen aan. Er stond dan op,
dat de passagiers moesten uitstappen en
niet weer mochten instappen vóór Je auto
op haar eentje die brug was gepasseerd.
Op Celebes moest ik eens op een pont
een rivier passeeren. Die pont maakte een
nogal soliden indruk. Dichtbij gekomen zag
ik in een der prauwen een flinke hoop klei
liggen. De veerman vertelde mij, dat die
prauw wat lek was en dat de aarde diende
om het lekken te stoppen. Mijn vertrou
wen in de reparatie was niet erg groot.
By het oversteken drong het water binnen,
in het begin heel langzaam. Maar midden
in de rivier begon
het te borrelen en
spoelde de modder
weg. De pauw maakte
hoe langer hoe meer
water. Maar da
veerman trok zich van
het geheele geval
niets aan en werkta
de pont kalm langs de
rottankabel over de ri
vier. Ik dacht: „Soeda,
in de Oost komt alles
terecht en dit zal ook
wel terecht komen."
Zonder ongelukken be
reikten wij den over
kant. Toen de auto de
steile oever had be
klommen, stond die
eene prauw ruim half
vol water en zou de
pont het gewicht van
de auto niet langer
hebben kunnen dragen.
Onze man had dus een
goed oog gehad op de
hoeveelheid stopmate
riaal! Ik vertel er nog
by, dat die rivieren in
Celebes berucht zijn
om krokodillen.
Hier en daar stonden
wegwijzers met opga
ven van afstanden.
Deze waren daar niet
groot. De langste
slechts 135 km. Te Me-
dan (Sumatra) staat
een dergelijke paal,
waarop als grootste af
stand ruim 600 km. is
vermeld. Ja, Indië is
een groot land.
Zijn ingespannen geestelijke arbeid sloopte
zjjn lichamelijke krachten vóór den tijd eri
op 27 Mei 1564 ontsliep deze merkwaardige
man, wiens naam als ontembaar strijder
voor het Prctes'-rtsche geloof bewaard zal
blijven.
(Nadruk verboden.)
is het EENIGE DAGBLAD met een
EIGEN STADSKARAKTER.
Dat is de GRUOXSTE WAARDE voor den
adverteerder! TeL 3320.
't Behoort tot de oude Betuwsche over
leveringen, dat als een boerezoon trouwt,
een of twee hectaren boomgaard voor hem
worden beplant. Over tien, twaalf, veertien
jaar, tegen dat hun grootste werkkracht
weer wat vermindert, hebben zij dan uit de
opbrengst van 't fruit een jaarlijksch inko
men van een a twee duizend gulden. Zoo
bewaren zij dus met recht een appeltje voor
den dorst. En inmiddels maakt de veeteelt,
t vee dat in den boogerd graast, hun ge
regelde en veel minder wisselvallige bestaan
uitAl zijn de vette jaren van voorheen
uit beide bedrijven ook hier al weer lang
door de magere opgevolgd.
De fruitboeren in de Betuwe houden hun
boomgaarden als regel zelf in gebruik. Maar
er zijn er ook, die ze verpachten voor een
reeks van jaren. En in heel de streek is
iedereen natuurlijk 't heele jaar door uiterst
benieuwd: eerst naar den bloei, dan hoe de
vrucht zich gezet heeft, hierna hoe 't fruit
wast en rijpt. Want hier hangen gróóte be
langen van af. En vanzelf moet daarbij we.
onderscheiden worden tusschen het zachte
fruit, waartoe kersen en krozen, zwarte en
roode bessen, abrikozen, frambozen en
aardbeien behooren en 't harde van de
appelen en peren.
De kersen zullen vermoedelijk niet vroeg
zijn dit jaar, al kan warmte de komst mis
schien verhaasten. Duitschland was vroeger
de grootste opkooper van ons fruit. Toen
heeft eerst de valuta verscheiden menschen
vrijwel geruïneerd en sedert is das Reich
grootendeels van de markt verdwenen. Ook
de uitvoer naar Engeland is zeer vermin
derd.
De groothandel koopt soms in bloei; ook
wel halfwas, of enkele dagen vóór den
pluk. En het komt voor hem dus maar aan
op een juiste schatting. De commissionnairs
en de opkoopers gaan dan de boomgaarden
in. kijken de boomen na of ze goed geladen
zijn, of de grond vet is of niet en op dit
alles baseeren zij hun bod. Maar wil de
fruiter dan zes verrel hebben voor een el,
vraagt hij wijd over den korf, dan duurt
't nog wel eens 'n paar dagen tot hy zaken
doet Dikwijls krijgt hij zoo vier, vijf op
koopers tegelijk, die koopen willen wat
mee den prijs regelt. Zij schatten hier en
daar een boom, berekenen er de opbrengst
van zoo'n twaalf boomen, om tot een be
somming van 't totaal aantal te komen: hon
derd vijftig, zeventig, tachtig stuks. Ze zul
len vermoedelijk goed uitwassen. Dan wordt
dat zooveel duizend pond a 5, 6, 7 cent op
't hout, plus vier a vyf centen plukloon.
Hierbij werd vooral vroeger rekening ge
houden met hoe 't in 't buitenland, in
Duitschland, Engeland, België en Frankrijk
gesteld was. Want waren de boomen daar
goed beladen, dan durfden zy hier niet veel
te bieden. Maar was daar veel bevroren, dan
werd 't in ons land vanzelf duurder. Voor
de schatting was 't ook van belang, dat de
kersen in de zuidelijke landen de Holland-
sche veelal een paar weken vóór zijn.
Bij 't loven en bieden beliegen ze elkaar
op een eerlijke manier natuurlijk zoo hard
als ze kunnen. Vraagt de fruiter 3000 en
heeft de opkooper er 3300 voor op zak, dan
biedt hy vanzelf maar vijf en twintig hon
derd, al oordeelt hij ook dat 't meer waard
is. Maar als dan den volgenden dag een
tweede koopman komt, dan laat de boer
toch wat zakken en zegt, dat hy er al 2800
voor heeft kunnen krijgen. Zoo zit er overal
muziek in.
Dat er heel wat omgaat in dezen handel,
kunt u zoo nagaan by een schatting van
gemiddeld 3 a 400.000 bussel kersen voor
ons land. En een halve bussel de gebrui
kelijke mand is tien kilo. In Eist alleen
al zijn een vorig jaar 60.000 bussels kersen
geveild.
Maar hoe speculatief deze transacties ook
zijn, vertelde mij een oudere koopman, die
indertijd zes duizend centenaars zure appe
len verkocht had aan den burgemeester van
Keulen. Toen hy den wissel ontving stond
de mark 51. Door overmaat van drukte
moest hy het ihcasseeren drie dagen uitstel
len. Inmiddels was de mark gedaald op 47.
Ook op commissiezendingen naar Engeland
kunnen groote sommen verloren èn gewon
nen worden. Kersen, die vandaag rondom
rood geplukt zijn, worden als 't wat mee
loopt overmorgenavond uitgevent in Lon
den, waar de Betuwsche kersen van ouds
tot de geliefdste vruchten behooren. Belang
hebbenden vertelden mij uit eigen ervaring,
dat hierbij stroppen geriskeerd worden van
wel eens zes duizend gulden op één zending.
Ook appelen en peren plachten meeren-
deels naar Engeland te gaan. De vroege
soorten brengen verreweg 't meeste, en
soms fancy-prijzen op. En, zooals trouwens
met alles, verslapt de prijs dan met den toe
nemend en aanvoer.
Maar door de groote verliezen, ontstaan
door nachtvorsten, hagel, storm en andere
tegenspoeden fnet 't weer, zijn de kooplui
meerendeels teruggekomen van de vroegere
gewoonte om in bloei te koopen. 't Vorige
jaar is dit opnieuw voor enkelen ruïneus
gebleken. Nu wachten de fruithandelaars
't zachte weer af. Als zij dan denken dat de
nachtvorsten over zijn, trekken zij op ver
kenning uit en rustig maken zij uit: die
boogerd staat mij goed aan, die zint my
niet. Maar toch is 't alles beter te voorzien
als de appelen en peren later uitgewassen
zijn en dan kornen de boer en de koopman
ook gauwer tot elkaar. Bij 't opnemen van
zoo'n boomgaard van bijvoorbeeld twee
honderd boomen bezien zy dan eerst de
verschillende soorten. Zy noteeren hoeveel
van elke soort fruit er is, en dan van boom
tot boom het geschatte tal mudden: zóóveel
goudreinetten, zooveel maagdeperen, zoo
veel bellefleurs, zooveel sterappelen. Zij be
naderen de pryzen, bijvoorbeeld vier, vijf,
zes gulden den hectoliter op 't hout, plus
één gulden plukloon. En dan moeten zy 't
oordeel van de markt maar afwachten, die
vooral van 't buitenland placht af te han
gen. Wie dan nog 't langst in die vaak
erorme pakhuizen voorraad kunnen over
houden, zooals er nu waren, die eind April
nog appelen hadden liggen, die verdienen
nog wel eens een extratje. Al wordt de con
currentie van 't buitenlandsche fruit, waar
in Italië meer en meer deelt, ook steeds be
denkelijker. En 't was den boeren en de
handelaren hier in de Betuwe dan ook niet
onwelgevallig, toen zy hoorden dat een
scheepslading zacht fruit uit Zuid-Afrika
een verlies zou hebben opgeleverd van 'n
tachtig duizend gulden Op de binnen-
landsche markt geven de opkoopers voor de
jamfabrieken meer en meer den doorslag.
Weet u wat een jong meisje in ons f iets
gezelschap my 's avonds verzekerde als
haar conclusie van dezen tocht door de
bloeiende Betuwe? „Bloesemryden in de
kou" zei 't parmantige nest: „da's net
als op de duo bij een sloomen motorman.
Je had er veel van verwacht en 't laat je
Siberisch!"
Nadruk verboden.