Generaal C. J. Snijders overleden.
Hoe Generaal Snijders de Miljt*
Willemsorde verdiende.
ire
Uit de loopbaan van den oud-opperbevelhebber.
Het bezoek van de koningin
aan België.
Intrekking van het
waarschuwingstelegram van
defensie.
held van
Kota Alam en Longbattah-Missigjj
Kalmte en beleid te midden van
moordend geweervuur.
TWEEUE BL'VD
Gisteravond om 10 minuten voor
twaalf is generaal C. J. Snijders,
oud-opperbevelhebber van land- en
zeemacht, zacht en kalm overleden.
De gen. was onlangs geopereerd,
doch hoewel het lichaam nog zeer
krachtig was, kon de patiënt als ge
volg van zijn hoogen leeftijd het
herstel van krachten niet meer her
vinden. Geleidelijk werd hij zwakker
totdat gisteravond het einde kwam.
Generaal C. J. Snijders is op 29 Septem
ber 1852 geboren te Nieuwe Tonge, de mid
delste van de zeven zonen van een genees
heer, van wie drie het gebracht hebben tot
den rang van generaal.
Als jong cadet van nog geen 17 jaar deed
hij op 3 September 1869 zijn intrede in de
Koninklijke Militaire Academie, waar hij
werd opgeleid voor de genie. Op 26 Juli
1872 werd hij benoemd tot tweede luitenant
bij het korps ingenieurs. In den zomer van
het jaar 1873 vertrok hij voor twee jaar naar
Indië, waar hij gedetacheerd werd bij het
corps mineurs en sappeurs. Tezamen met
den tweeden luitenant J. B. van Heutsz nam
de tweede luitenant Snijders in de jaren
1874 en 1875 deel aan de expeditie in Atjeh.
Hij kweet zich zoo goed van zijn taak, dat
hij benoemd werd tot ridder in de militaire
Willemsorde 4e klasse. Tevens werd hem
de Atjeh-medaille 18741875 toegekend. In
den zomer van 1875 keerde hij naar Neder
land terug waar hij een jaar later werd aan
gesteld als leeraar in de genie-wetenschap
aan de Kon. Mil. Acadamie. Deze functie
vervulde hij tot 1880. In 1883 werd hij kapi
tein bij den staf van het inmiddels inge
stelde wapen der genie. Tot 1886 was hij be
last met de controle in de wapenfabrieken te
Maagdenburg op de vervaardiging van de
pantserkoepels voor onze kustforten.
1 September 1887 keerde hij terug naar
de K.M.A., nu als hoofd van onderwijs in
zijn vakken. Majoor werd hij 29 Juli 1901,
Gorinchem zag hem als eerstaanwezend in
genieur der genie. Daarna bekleedde hij de
zelfde functie te Haarlem en, na op 7 Aug.
1903 tot luitenant-kolonel te zijn bevorderd,
werd hij commandant in het eerste genie-
commandement op 20 Juni 1904, als hoe
danig hij op 16 Juli 1906 den kolonelsrang
bereikte.
Intusschen had de genie-officier Snijders
zich zulk een uitstekenden naam verwor
ven, dat hij in 1906 benoemd werd in een
commissie, welke ter uitvoering van het
Stockholmsche tractaat, dat de scheiding
van Noorwegen en Zweden bezegelde, de
ontmanteling van de Noorsche vestingen op
de grens van de beide landen had te con
troleeren.
Sous-chef generalen staf.
In het voorjaar van 1908 bleek, hoe hoog
de capaciteiten van kolonel Snijders ge
waardeerd werden, toen hij, ofschoon nooit
in aanraking geweest zijnde met den gene
ralen staf en ook geen oud-student van de
Hoogere Krijgsschool, belast werd met de
waarneming van de functie van sous-chef
van den generalen staf, in welke functie hij,
na bevordering tot generaal-majoor, op 16
Juli van dat jaar definitief werd benoemd.
Qualitate qua werd hij toen lid der Perma
nente Militaire Spoorwegcommissie, wat hij
bleef tot 1912. Op 1 Juli 1910 was hij chef
van den generalen staf geworden. Op 31
Maart 1911 kwam zijn benoeming tot luite
nant-generaal.
Toen brak de groote oorlog uit. Onder
de leiding van Snijders verliep de mobi
lisatie en de concentratie van onze troe
pen snel en ordelijk. Op 31 Juli 1914
werd het unieke Koninklijke besluit ge
nomen, waarbij luitenant-generaal Snij
ders benoemd werd tot opperbevelheb
ber van land- en zeemacht. Op 9 Aug.
1914 volgde de benoeming tot generaal.
Generaal Snijders, wiens militaire car
rière tot dusverre schitterend, doch niet
uitzonderlijk geweest was, werd in de
mobilisatiejaren tot een nationale figuur
van de eerste grootte.
Genoegzaam bekend zijn zijn werkkracht
en de bezieling, welke van hem uitging. In
de dikwijls spannende episoden van den
volkerenstrijd zoo dicht bij onze grenzen
was de opperbevelhebber van land- en zee
macht een rots van rust.
Bij Kon. besluit van 9 November 1918 is
generaal Snijders op zijn aanvraag onder
toekenning van het recht op pensioen op de
meest eervolle wijze ontslag verleend uit
den militairen dienst en hem den bijzonderen
dank betuigd voor de uitnemende diensten,
door hem aan Hare Majesteit de koningin en
aan den lande in verschillende gewichtige
betrekkingen en in buitengewoon moeilijke
omstandigheden bewezen.
Na de mobilisatie.
Na terugkeer in het burgerleven kende de
„generaal", zooals hij sindsdien genoemd
werd, geen rust, doch nam deel aan velerlei
werk. Zoo was hij, na van 19191925 het
voorzitterschap bekleed te hebben van de
Kon. Vereen. Ons Leger, baar eere-voorzit-
ter, voorzitter van de Vereen. Moed, Beleid
en Trouw, voorzitter van de Stichting
Menno van Coehoorn, eere-voorzitter van
het bestuur van het Ned. Legermuseum (op
het kasteel Doorwerth), eere-voorzitter van
den Nat. Bond het Mobilisatiekruis, lid van
den Raad van Bestuur der Kon. Ned.-Ind.
Luchtvaart-Mij., was voorzitter van de Kon.
Ned. Ver. voor Luchtvaart en voorzitter van
het Comité Vliegtocht Nederlandsch-Indië.
Hij schreef met den oud-sous-chef van
den gen. staf, luit.-gen. R. Dufour, op ver
zoek van het Nederlandsch Comité tot on
derzoek van de oorzaken van den wereld
oorlog het boek „De mobilisatiën bij de
groote Europeesche mogendheden in 1914 en
de invloed van de generale staven op het
uitbreken van den wereldoorlog".
Zijn belangstelling voor de luchtvaart is
bekend genoeg. In 1918 was hij de voorzitter
van het dagelijksche bestuur van de
E.L.T.A. in 1920, bij zijn eerste bezoek aan
Indië als vertegenwoordiger van de vereen.
„Ons Leger", had hij op zich genomen bij de
Indische regeering eA autoriteiten de belan
gen van de burgerluchtvaart te bepleiten.
In 1923 werd het comité vliegtocht Neder
landIndië opgericht onder voorzitterschap
van generaal Snijders. Het werk van dat
comité is overbekend.
In 1926 besloten eenige groote lichamen
tot oprichting van een Nederl.-Indische
Luchtvaart-Maatschappij, die dan ook werd
opgericht en in 1928 ging generaal Snijders,
op uitnoodiging van de Indische Vereen v.
Luchtvaart, wederom naar Indië om de
opening van de Indische luchtlijnen op 1
Nov. van dat jaar bij te wonen.
Te derden male vertrok, gen. Snijders, dit
maal op verzoek van de K.N.I.L.M. op 76-
jarigen leeftijd, in 1929, nogmaals naar Indië
om eenige moeilijke puzzles die zich voor
gedaan hadden met de Indische autoriteiten
op te lossen. Deze besprekingen leidden tot
volledige overeenstemming.
Sindsdien heeft generaal Snijders zich op
luchtvaartgebied hoofdzakelijk bezig gehou
den met de leiding van het Comité Vlieg
tocht NederlandIndië en met den Raad
van Bestuur van de K.N.I.L.M. waarin hij
zitting had, zonder dat nochtans zijn belang
stelling voor alle andere luchtvaartevene
menten ook maar in het minst verzwakt
werd.
De naam van generaal Snijders zal ver
bonden blijven aan de luchtvaart, waarvoor
hU zooveel gedaan heeft, door de stichting
„Generaal Snijders-fonds" en in de instel
ling van een Generaal Snijders-medaille".
Na de succesvolle Kerstvlucht in record
tijd van de „Pelikaan" n^r Indië. en den
terugtocht, eveneens in recordtijd, waarbij
de piloot Smirnoff door een mistlaag heen
het toestel op Schiphol Avist neer te zetten,
nam generaal Snijders «het initiatief tot de
instelling van een-rJ»eliJj[aan"-fonds. Met de
voor dit fonds ingezamelde gelden werd
later gevormd de Stichting Nationaal Lucht
vaartfonds, welk fonds zich ten doel stelt de
behartiging van de nationale luchtvaart-
belangen.
Op lateren leeftijd heeft generaal Snijders
zich nog in de politiek begeven en werd hij
de leidende figuur in Nationaal HersteL Als
zoodanig werd hij als lijstaanvoerder voor
deze partij bij de verkiezingen van 1933 tot
lid van de Tweede Kamer gekozen. Hij nam
echter geen zitting, doch stond zijn zetel af
aan zijn opvolger, mr. Westerman.
Tenslotte kan worden gememoreerd, dat
generaal Snijders zieh steeds in woord en
geschrift een krachtig tegenstander heeft
verklaard van eenzijdige on'rvapening.
Eenige jaren geleden is hij opgetreden op
een grooten debatavond in den Haagschen
Dierentuin, waarbij prof. van Embden het
pro en generaal Snijders het contra van
eenzijdige ontwapening verdedigde.
Niettegenstaande zijn hoogen leeftijd was
generaal Snijders een krachtige persoonlijk
heid. Zijn groote vitaliteit en nog steeds
actief optreden op velgele! gebied dwong
aller bewondering af.
Na zijn tweede huwelijk in 1930 heeft
generaal Snijders te Hilversum gewoond.
Op 29 September 1932, zijn tachtigsten
verjaardag, is hij door weermacht en bur
gerij gehuldigd door een défilé op den
boulevard bij het monument voor leger en
vloot, dat een plaquette met zijn beeldenaar
draagt.
Telegrammenwisseling tusschen
koningin Wilhelmina en koning
Leopold.
Gister heeft tusschen de koningin en
koning Leopold de volgende telegrammen-
wisseling plaats gehad:
Zijne Majesteit den koning der Belgen,
Laeken.
Diep onder den indruk ben ik van de
even hartelijke als grootsche ontvangst die
Uwe Majesteit en het Belgische volk mij
bereid hebben en in Den Haag teruggekeerd
gevoel ik mij gedwongen nogmaals tegen
over Uwe Majesteit uiting te geven aan
mijn groote en bijzondere erkentelijkheid
voor de onvergetelijke dagen bij Uwe Ma
jesteit te midden van het Belgische volk
doorgebracht.
WILHELMINA.
Hare Majesteit de koningin,
Den Haag.
Ik ben ten zeerste gevoelig aan het zoo
vriendelijke telegram dat ik van Uwe
Majesteit ontvang. Zij weze overtuigd dat
haar onvergetelijk bezoek mijn volk en my
hoogst verblijd heeft. Deze dagen hebben
de vriendschap tusschen onze beide huizen
en onze beide staten bekrachtigd.
LEOPOLD.
De maatregelen betreffende de
grens- en kustbeveiliging blijven
van kracht.
De regeeringspersdienst meldt:
De minister van defensie heeft be
paald, dat het waarschuwingstelegram,
dat op 11 April 1939 is verzonden en tot
op heden nog steeds van kracht is, met
ingang van 27 Mei 1939 wordt inge
trokken.
Van de maatregelen, welke op grond
van het waarschuwingstelegram werden
genomen zyn enkele gehandhaafd, waar
door bij weder uitzending van dit tele
gram de te verrichten arbeid tot een
minimum is beperkt.
Hieruit volgt, dat de schriftelijke
waarschuwingen (in oranje-enveloppen),
welke zyn uitgereikt aan hen, die by
voormobilisatie in werkelijken dienst
zouden moeten komen, zijn vervallen.
Indien zulks onverhoopt noodig blijkt,
wordt een nieuwe schriftelijke waar
schuwing aan ieder van de betrokkenen
uitgereikt.
Zy het ten overvloede, wordt hierbij
vermeld, dat intrekking van dit waar
schuwingstelegram niets verandert aan
de getroffen maatregelen betreffende de
grens- en kustbeveiliging.
LUCHTVAARTTENTOONSTELLING OP
WAALHAVEN.
Gistermiddag is de nieuwe luchtvaartten
toonstelling op het vliegveld Waalhaven,
welke in het speciale tentoonstellingsge
bouwtje wordt geëxposeerd, officieel ge
opend.
De havenmeester van Waalhaven, de heer
A. C. Tolk, heette de aanwezigen hartelijk
welkom en sprak waardeerende woorden
tot het personeel van den propagandadienst
der K. L. M. die in een zeer korten tijdsduur
deze nieuwe expositie heeft kunnen tot
stand brengen.
Hierna was het woord aan den heer A. van
Riel, secretaris der Rotterdamschen V. V. V.,
die de waarde van de tentoonstelling voor de
stad Rotterdam besprak. Spreker was er
van overtuigd dat deze expositie het vreem
delingenverkeer ten goede zal komen en
stelde het zeer op prijs, dat men de ten
toonstelling, die drie jaar geleden werd ge
opend, thans in een vorm, die geheel is aan
gepast aan de moderniseering van het vlieg-
wezen, heeft ingericht.
SPEELGOEDFABRIEK TE
VROOMSHOOP.
Naar wij vernemen zal de speelgoed
fabriek, welke door Set Economisch Tech
nologisch Instituut Overijsel te Vrooms-
hoop werd gesticht, ter vervaardiging in
eigen land van de speelgoederen, die
vroeger uit Tsjecho-Slowakije werden aan
gevoerd, vp 12 Juni a.s. door den commis
saris der koningin in Over jsel, mr. A. E.
baron van Voorst tot Voorst, in bedrijf
worden gesteld.
De Atjeh-oorlog, hoezeer ook uit
een oogpunt van Nederlandsche poli
tiek een beschamend voorbeeld van
het eeuwig zoeken naar de lijn van
den geringsten weerstand, is toch
ongetwijfeld een voortreffelijke leer
school geweest voor luitenants, die
wat in hun mars hadden.
De herinnering aan hun ferm op
treden in moeilijke omstandigheden is
nog steeds een voorbeeld voor de
huidige generatie van jonge officie
ren en in staat hen te bezielen met
eerbied voor uitstekende daden van
moed, beleid en trouw. Zoo kunnen
zij de traditie helpen schragen, dat
ons leger (vooral in Indië) aan zijn
verleden verplicht is „om in oogen-
blikken van zware beproeving nooit
te versagen".
Want wat dat leger in Atjeh heeft ge
presteerd tegen een vijand, die geen ge
nade kende en ook niet vroeg, met een
politiek van gouverneur-generaals en mi
nisters, die dat gewest van Den Haag of
Buitenzorg uit wilden pacificeeren, dat
zal zijn eeuwige glorie blijven.
Een der dappersten van onze strijders
in Atjeh was ongetwijfeld de 2de luite
nant der mineurs en sappeurs C. J. Snij
ders, die in dezen oorlog menige daad van
moed, beleid en trouw heeft verricht. Zijn
belooning daarvoor vond hij in zijn be
noeming tot Ridder vierde klas der Mili
taire Willemsorde. In het Koninklijk
Besluit van 12 November 1875 No. 18
werd deze benoeming gebaseerd op de
volgende feiten:
a. 13 November 1874. Verkenning
zuidwestelijk gedeelte van Lemboecq en
oprichting eener versterking bij Kota-
Alam: onder het vuur des vijands het tot
stand brengen der sterkte Kota-Z'am
hoofdzakelijk met vrije koelies te hel
pen op touw zetten en de daaraan verbon
den werkzaamheden met beleid en kalm
te te hebben geleid.
b. 1 tot en met 16 Januari 1875. Het
daarstellen eener versterking te Missigit
Longbattah: onder een onafgebroken
werkzaam vuur des vijands het toezicht
te hebben gehad over het opzetten der
borstwering en daarstelling der gebou
wen, terwijl de werkkrachten bestonden
uit weinige mineurs en 100 vrije koelies.
Met veel moed en beleid heeft hij dit
werk volbracht, niettegenstaande drie
zijner werkers sneuvelden en twaalf ge
wond werden.
Kota-Alam.
Het was den 13den November 1874, des
morgens om 6 uur, dat uit den Kraton een
colonne marcheerde, bestaande uit het
L. H. 9de bataljon met 1 sectie bergartil-
lerie 1 sectie mineurs en sappeurs. Over
de brug bij Pakan Atjeh rukte men op
om in den zuidoostelijken hoek van kam
pong Lemboecq bij Kota-Alam een post
op te richten. De voorhoede bestond uit
een peleton infanterie en 1 sectie mineurs
en sappeurs, gecommandeerd door den
2den luitenant C. J. Snijders.
Langs de loopgravenwacht en de ben-
teng Berauw bereikte men de Rivierben-
teng aan de Athjeh-rivier en van hier
volgde men de rivier tot aan de Kota-
Alam. Ongehinderd bereikte men een punt
aan een bocht in de rivier, van waaruit
men zoowel den versterkten rand van
kampong Pinang als Longbattah Missigit
kon bestrijden.
Onmiddellijk werd begonnen met het
traceeren van de benteng. Een vrij groote
Atjehsche woning kon voorloopig dienen
tot huisvesting der bezetting. Na aankomst
van de koelies, de brandstoffen en gereed
schappen kon dadelijk met het werk wor
den begonnen onder leiding van luitenant
Snijders.
Laat ons thans een beschrijving geven
van de omstandigheden, waaronder de
nog zoo jonge Snijders zijn werk moest
voltooien:
„Doch nauwelijks waren de eerste zand
zakken geplaatst, of de vijand opende een
krachtig geweervuur, dat eenige uren lang
onafgebroken werd voortgezet. Drie maal
beproefde hij, door een aanval de posten
keten te doorbreken, doch telkens werden
die aanvallen afgeslagen. Eerst des na
middags omstreeks vier uur nam het vuur
af, dat uit het dichte struikgewas ten oos
ten en noordoosten onzer stelling en van
de overzijde der rivier door den onzicht-
baren vijand op de onzen was gericht;
het infanterie- en artillerievuur van onze
zijde had, door de gedekte stelling der
tegenpartij, vermoedelijk niet veel uit
werking gehad. Het personeel der genie
werkte intusschen onafgebroken door en
des namiddag om drie uur was de borst
wering aan drie zijden met zandzakken
opgezet, terwijl de noordzijde gesloten
werd door tot borstweringhoogte opge
stapelde boomstammen, die in groote hoe
veelheid op het terrein aanwezig waren.
Het vuur van den vijand had ons 17 ge
wonden bezorgd".
Longbattah-Missigit.
Het was generaal Pel, die zich op
31 December 1874 op bewonderenswaar
dige wijze in het bezit stelde van Long
battah-Missigit, welks hoofd de ziel van
het verzet was. Een compagnie van het
R. H. 3de bataljon, een sectie artillerie,
een mortier, een sectie mineurs onder den
2den luitenant Snijders en een ambulance
bleven in de missigit achter. De mineurs
zetten zich aan het werk om een behoor-
kin^ wist daaraan steeds "vSgjï
Op het oogenblik is elk spoot van rf.
lyke versterking te bouwen
den de Atjehers telkens mw ProW-
uit te krijgen; vooral de Co '!'JW 0r* V-
de missigit moesten het nn« °?'*n rj!
hier moest dus Snijders on/en- 0n,
lijkste omstandigheden zyn de
ten. Op den 9de„ jj
de post zoo hevig beschoten
sonen zwaar gewond werden ier
jehers drongen daarna zoo bruL,De At.
zy de versterking tot 200 n». 0p> dat
Zij wierpen zelfs verschansing^;
overzyde van de rivier op 0mT ,aan <J'
kappen van het terrein rondom h °Pe^
git te bemoeilijken. Maar EePn de ""Mi-
nend, zette Snijders zyn werV 65 ke' -
ondanks zyn geringe huln en
lukte het hem om de versterk?™ tn
15 dagen op te richten. g bl«nen
De versterking, waarin de mi,.: 4
legen was, had den vorm van PPL
van 50 bij 60 meter. De borstw0, 0ut*
stond uit een palissade van klJ 8 he
men. Men had van een bestaH?1*8»-
leiding gebruik gemaakt om de'S.?!!*"
dadelijk van een gracht te voorzit lce
De post heeft in de verdere £L
den Atjeh-oorlog een zeer beland Vïn
gespeeld. Herhaaldelijk werd z?i 1
vallen door de scherpschutters van I*'
Imam Longbattah, maar Snijder's verst
stand te
van de
nog, al kennen velen in Indië'zêlfs w
geschiedenis niet meer. ,r
Ook de dappere 2de luitenant, die h.»
bouwde, is ons thans helaas ontrukt V™
de verdediging van het vaderland 'stond
K als een rots, deze 2de luitenant v
Longbattah-Missigit.
Leeraar aan de K M A
Zooals bekend, heeft generaal Snijders
op dat oogenblik nog kapitein, aan de
Koninklijke Militaire Académie les gege
ven aan de genie-cadetten. Over deze
periode van zijn zoo rijk besteed leven
werd ons het een en ander verteld door
een officier, die indertijd als cadet de
K. M. A. bezocht.
„Voor kapitein Snijders", zoo vertelde
hij, „werd altijd even hard gewerkt en
steeds hadden wij een zekeren angst voor
hem. Niet dat hij onvriendelijk was, maar
zijn persoonlijkheid was streng en boe
zemde ons respect in. Als de kapitein in
aantocht was, waarschuwden wy elkaar.
Hij werd door ons meestal de „Snijdriaan"
genoemd. Eens, de kapitein was in de
officieren-mess, kwam een van mijn col
lega's ons vertellen, dat de „Snijdriaan"
gelachen had. Nu, geen van allen wilden
wij dat gelooven. Dat was niet mogelijk.
De kapitein had nog nooit anders dan ge
glimlacht".
Als opperbevelhebber.
Enthousiaste bewonderaars van gene
raal Snijders zijn de officieren, die tijdens
de moeilijke jaren van 19141918 het
voorrecht genoten, onmiddellijk onderden
opperbevelhebber te mogen werken. Ziet
hier, hoe een van hen zich over den per
soon van den generaal uitliet:
„De generaal wist altijd precies, wat hij
wilde, maar er was met hem redelijk te
spreken. Hij was niet, zooals vele men-
schen, die alles beter weten, maar, indien
men hem overtuigde van het na- of voor
deel van een of andere kwestie, steeds
voor rede vatbaar. Zag hij zich al eens
een keer gedwongen, zijn meening te her
zien, dan deed hij dat ruiterlijk als een
echt militair".
Een groot ontzag boezemde de generaal
zijn naaste omgeving ook door zijn bewon-
derenswaardigen eenvoud in. Om daar
van eens een voorbeeld te geven: HotWtl
de macht van den generaal groot was en
uit den aard van de zaak ook groot moest
zijn en hij de beschikking kon krijgen
over vele hulpmiddelen, die zijn taa*
konden verlichten, weigerde hij steeoa
voor zijn persoonlijk gebruik een auto
benutten. En zoo kon men Nederland®
opperbevelhebber in de moeilijk"? moWh"
satiejaren zich van zijn hoofdkwartier P«
tram naar zijn eenvoudige woning tn
wijk van het Bezuidenhout zien beg**"!j
Voor de reizigers van lyn vier was
een welhaast dagelijksche verschijning.-
Dat hij ondanks zijn eenvoud en w
kleine gestalte groot respect wist j
boezemen, moge uit het volgende biy
Op Urk, waar eenige Fransche en
sche officieren geïnterneerd lagen,
strubbelingen. Hoewel de heeren het
ongetwijfeld aanzienlijk beter -
dan aan het front, vonden zij het
r.oodig over allerlei kleinigheden i.e
gen. Dit kwam generaal Snijders te
en hy besloot eens een bezoek aa
interneeringskamp te brengen. Daai
gekomen, liet hij de buitenlandse!")
eieren, waarvan er eenigen aanz bij
langer waren dan hij, voor zich v htcIl
nen. Gestreng vroeg hij, welke
zij nu eigenlijk hadden en als u
mond antwoordden de heeren:
Er zijn verder in dit interneering^^
ook geen moeilijkheden meer ge
maar desondanks kreeg Urk van j^jn.
sche geïnterneerde officieren, waa,.jnagm
lyk uit pure dankbaarheid, den
„Ile du Diable" Duiveilseiland.
Uit alle bovenaangehaalde te
zyn leven blijkt weer eens te m
generaal Snijders in alle °PZ1C.. mili-
uitstekend mensch was, ook in z'.,an(js-
taire leven. Menschelykheid, va
lirfde, gestrengheid, gevoel v0° en de
pline, maar ook voor humor w _,r00te
voornaamste trekken van c''e,Jen).
persoonlijkheid. (Nadruk ver