Generaal C. J. Snijders overleden. Hoe Generaal Snijders de Miljt* Willemsorde verdiende. ire Uit de loopbaan van den oud-opperbevelhebber. Het bezoek van de koningin aan België. Intrekking van het waarschuwingstelegram van defensie. held van Kota Alam en Longbattah-Missigjj Kalmte en beleid te midden van moordend geweervuur. TWEEUE BL'VD Gisteravond om 10 minuten voor twaalf is generaal C. J. Snijders, oud-opperbevelhebber van land- en zeemacht, zacht en kalm overleden. De gen. was onlangs geopereerd, doch hoewel het lichaam nog zeer krachtig was, kon de patiënt als ge volg van zijn hoogen leeftijd het herstel van krachten niet meer her vinden. Geleidelijk werd hij zwakker totdat gisteravond het einde kwam. Generaal C. J. Snijders is op 29 Septem ber 1852 geboren te Nieuwe Tonge, de mid delste van de zeven zonen van een genees heer, van wie drie het gebracht hebben tot den rang van generaal. Als jong cadet van nog geen 17 jaar deed hij op 3 September 1869 zijn intrede in de Koninklijke Militaire Academie, waar hij werd opgeleid voor de genie. Op 26 Juli 1872 werd hij benoemd tot tweede luitenant bij het korps ingenieurs. In den zomer van het jaar 1873 vertrok hij voor twee jaar naar Indië, waar hij gedetacheerd werd bij het corps mineurs en sappeurs. Tezamen met den tweeden luitenant J. B. van Heutsz nam de tweede luitenant Snijders in de jaren 1874 en 1875 deel aan de expeditie in Atjeh. Hij kweet zich zoo goed van zijn taak, dat hij benoemd werd tot ridder in de militaire Willemsorde 4e klasse. Tevens werd hem de Atjeh-medaille 18741875 toegekend. In den zomer van 1875 keerde hij naar Neder land terug waar hij een jaar later werd aan gesteld als leeraar in de genie-wetenschap aan de Kon. Mil. Acadamie. Deze functie vervulde hij tot 1880. In 1883 werd hij kapi tein bij den staf van het inmiddels inge stelde wapen der genie. Tot 1886 was hij be last met de controle in de wapenfabrieken te Maagdenburg op de vervaardiging van de pantserkoepels voor onze kustforten. 1 September 1887 keerde hij terug naar de K.M.A., nu als hoofd van onderwijs in zijn vakken. Majoor werd hij 29 Juli 1901, Gorinchem zag hem als eerstaanwezend in genieur der genie. Daarna bekleedde hij de zelfde functie te Haarlem en, na op 7 Aug. 1903 tot luitenant-kolonel te zijn bevorderd, werd hij commandant in het eerste genie- commandement op 20 Juni 1904, als hoe danig hij op 16 Juli 1906 den kolonelsrang bereikte. Intusschen had de genie-officier Snijders zich zulk een uitstekenden naam verwor ven, dat hij in 1906 benoemd werd in een commissie, welke ter uitvoering van het Stockholmsche tractaat, dat de scheiding van Noorwegen en Zweden bezegelde, de ontmanteling van de Noorsche vestingen op de grens van de beide landen had te con troleeren. Sous-chef generalen staf. In het voorjaar van 1908 bleek, hoe hoog de capaciteiten van kolonel Snijders ge waardeerd werden, toen hij, ofschoon nooit in aanraking geweest zijnde met den gene ralen staf en ook geen oud-student van de Hoogere Krijgsschool, belast werd met de waarneming van de functie van sous-chef van den generalen staf, in welke functie hij, na bevordering tot generaal-majoor, op 16 Juli van dat jaar definitief werd benoemd. Qualitate qua werd hij toen lid der Perma nente Militaire Spoorwegcommissie, wat hij bleef tot 1912. Op 1 Juli 1910 was hij chef van den generalen staf geworden. Op 31 Maart 1911 kwam zijn benoeming tot luite nant-generaal. Toen brak de groote oorlog uit. Onder de leiding van Snijders verliep de mobi lisatie en de concentratie van onze troe pen snel en ordelijk. Op 31 Juli 1914 werd het unieke Koninklijke besluit ge nomen, waarbij luitenant-generaal Snij ders benoemd werd tot opperbevelheb ber van land- en zeemacht. Op 9 Aug. 1914 volgde de benoeming tot generaal. Generaal Snijders, wiens militaire car rière tot dusverre schitterend, doch niet uitzonderlijk geweest was, werd in de mobilisatiejaren tot een nationale figuur van de eerste grootte. Genoegzaam bekend zijn zijn werkkracht en de bezieling, welke van hem uitging. In de dikwijls spannende episoden van den volkerenstrijd zoo dicht bij onze grenzen was de opperbevelhebber van land- en zee macht een rots van rust. Bij Kon. besluit van 9 November 1918 is generaal Snijders op zijn aanvraag onder toekenning van het recht op pensioen op de meest eervolle wijze ontslag verleend uit den militairen dienst en hem den bijzonderen dank betuigd voor de uitnemende diensten, door hem aan Hare Majesteit de koningin en aan den lande in verschillende gewichtige betrekkingen en in buitengewoon moeilijke omstandigheden bewezen. Na de mobilisatie. Na terugkeer in het burgerleven kende de „generaal", zooals hij sindsdien genoemd werd, geen rust, doch nam deel aan velerlei werk. Zoo was hij, na van 19191925 het voorzitterschap bekleed te hebben van de Kon. Vereen. Ons Leger, baar eere-voorzit- ter, voorzitter van de Vereen. Moed, Beleid en Trouw, voorzitter van de Stichting Menno van Coehoorn, eere-voorzitter van het bestuur van het Ned. Legermuseum (op het kasteel Doorwerth), eere-voorzitter van den Nat. Bond het Mobilisatiekruis, lid van den Raad van Bestuur der Kon. Ned.-Ind. Luchtvaart-Mij., was voorzitter van de Kon. Ned. Ver. voor Luchtvaart en voorzitter van het Comité Vliegtocht Nederlandsch-Indië. Hij schreef met den oud-sous-chef van den gen. staf, luit.-gen. R. Dufour, op ver zoek van het Nederlandsch Comité tot on derzoek van de oorzaken van den wereld oorlog het boek „De mobilisatiën bij de groote Europeesche mogendheden in 1914 en de invloed van de generale staven op het uitbreken van den wereldoorlog". Zijn belangstelling voor de luchtvaart is bekend genoeg. In 1918 was hij de voorzitter van het dagelijksche bestuur van de E.L.T.A. in 1920, bij zijn eerste bezoek aan Indië als vertegenwoordiger van de vereen. „Ons Leger", had hij op zich genomen bij de Indische regeering eA autoriteiten de belan gen van de burgerluchtvaart te bepleiten. In 1923 werd het comité vliegtocht Neder landIndië opgericht onder voorzitterschap van generaal Snijders. Het werk van dat comité is overbekend. In 1926 besloten eenige groote lichamen tot oprichting van een Nederl.-Indische Luchtvaart-Maatschappij, die dan ook werd opgericht en in 1928 ging generaal Snijders, op uitnoodiging van de Indische Vereen v. Luchtvaart, wederom naar Indië om de opening van de Indische luchtlijnen op 1 Nov. van dat jaar bij te wonen. Te derden male vertrok, gen. Snijders, dit maal op verzoek van de K.N.I.L.M. op 76- jarigen leeftijd, in 1929, nogmaals naar Indië om eenige moeilijke puzzles die zich voor gedaan hadden met de Indische autoriteiten op te lossen. Deze besprekingen leidden tot volledige overeenstemming. Sindsdien heeft generaal Snijders zich op luchtvaartgebied hoofdzakelijk bezig gehou den met de leiding van het Comité Vlieg tocht NederlandIndië en met den Raad van Bestuur van de K.N.I.L.M. waarin hij zitting had, zonder dat nochtans zijn belang stelling voor alle andere luchtvaartevene menten ook maar in het minst verzwakt werd. De naam van generaal Snijders zal ver bonden blijven aan de luchtvaart, waarvoor hU zooveel gedaan heeft, door de stichting „Generaal Snijders-fonds" en in de instel ling van een Generaal Snijders-medaille". Na de succesvolle Kerstvlucht in record tijd van de „Pelikaan" n^r Indië. en den terugtocht, eveneens in recordtijd, waarbij de piloot Smirnoff door een mistlaag heen het toestel op Schiphol Avist neer te zetten, nam generaal Snijders «het initiatief tot de instelling van een-rJ»eliJj[aan"-fonds. Met de voor dit fonds ingezamelde gelden werd later gevormd de Stichting Nationaal Lucht vaartfonds, welk fonds zich ten doel stelt de behartiging van de nationale luchtvaart- belangen. Op lateren leeftijd heeft generaal Snijders zich nog in de politiek begeven en werd hij de leidende figuur in Nationaal HersteL Als zoodanig werd hij als lijstaanvoerder voor deze partij bij de verkiezingen van 1933 tot lid van de Tweede Kamer gekozen. Hij nam echter geen zitting, doch stond zijn zetel af aan zijn opvolger, mr. Westerman. Tenslotte kan worden gememoreerd, dat generaal Snijders zieh steeds in woord en geschrift een krachtig tegenstander heeft verklaard van eenzijdige on'rvapening. Eenige jaren geleden is hij opgetreden op een grooten debatavond in den Haagschen Dierentuin, waarbij prof. van Embden het pro en generaal Snijders het contra van eenzijdige ontwapening verdedigde. Niettegenstaande zijn hoogen leeftijd was generaal Snijders een krachtige persoonlijk heid. Zijn groote vitaliteit en nog steeds actief optreden op velgele! gebied dwong aller bewondering af. Na zijn tweede huwelijk in 1930 heeft generaal Snijders te Hilversum gewoond. Op 29 September 1932, zijn tachtigsten verjaardag, is hij door weermacht en bur gerij gehuldigd door een défilé op den boulevard bij het monument voor leger en vloot, dat een plaquette met zijn beeldenaar draagt. Telegrammenwisseling tusschen koningin Wilhelmina en koning Leopold. Gister heeft tusschen de koningin en koning Leopold de volgende telegrammen- wisseling plaats gehad: Zijne Majesteit den koning der Belgen, Laeken. Diep onder den indruk ben ik van de even hartelijke als grootsche ontvangst die Uwe Majesteit en het Belgische volk mij bereid hebben en in Den Haag teruggekeerd gevoel ik mij gedwongen nogmaals tegen over Uwe Majesteit uiting te geven aan mijn groote en bijzondere erkentelijkheid voor de onvergetelijke dagen bij Uwe Ma jesteit te midden van het Belgische volk doorgebracht. WILHELMINA. Hare Majesteit de koningin, Den Haag. Ik ben ten zeerste gevoelig aan het zoo vriendelijke telegram dat ik van Uwe Majesteit ontvang. Zij weze overtuigd dat haar onvergetelijk bezoek mijn volk en my hoogst verblijd heeft. Deze dagen hebben de vriendschap tusschen onze beide huizen en onze beide staten bekrachtigd. LEOPOLD. De maatregelen betreffende de grens- en kustbeveiliging blijven van kracht. De regeeringspersdienst meldt: De minister van defensie heeft be paald, dat het waarschuwingstelegram, dat op 11 April 1939 is verzonden en tot op heden nog steeds van kracht is, met ingang van 27 Mei 1939 wordt inge trokken. Van de maatregelen, welke op grond van het waarschuwingstelegram werden genomen zyn enkele gehandhaafd, waar door bij weder uitzending van dit tele gram de te verrichten arbeid tot een minimum is beperkt. Hieruit volgt, dat de schriftelijke waarschuwingen (in oranje-enveloppen), welke zyn uitgereikt aan hen, die by voormobilisatie in werkelijken dienst zouden moeten komen, zijn vervallen. Indien zulks onverhoopt noodig blijkt, wordt een nieuwe schriftelijke waar schuwing aan ieder van de betrokkenen uitgereikt. Zy het ten overvloede, wordt hierbij vermeld, dat intrekking van dit waar schuwingstelegram niets verandert aan de getroffen maatregelen betreffende de grens- en kustbeveiliging. LUCHTVAARTTENTOONSTELLING OP WAALHAVEN. Gistermiddag is de nieuwe luchtvaartten toonstelling op het vliegveld Waalhaven, welke in het speciale tentoonstellingsge bouwtje wordt geëxposeerd, officieel ge opend. De havenmeester van Waalhaven, de heer A. C. Tolk, heette de aanwezigen hartelijk welkom en sprak waardeerende woorden tot het personeel van den propagandadienst der K. L. M. die in een zeer korten tijdsduur deze nieuwe expositie heeft kunnen tot stand brengen. Hierna was het woord aan den heer A. van Riel, secretaris der Rotterdamschen V. V. V., die de waarde van de tentoonstelling voor de stad Rotterdam besprak. Spreker was er van overtuigd dat deze expositie het vreem delingenverkeer ten goede zal komen en stelde het zeer op prijs, dat men de ten toonstelling, die drie jaar geleden werd ge opend, thans in een vorm, die geheel is aan gepast aan de moderniseering van het vlieg- wezen, heeft ingericht. SPEELGOEDFABRIEK TE VROOMSHOOP. Naar wij vernemen zal de speelgoed fabriek, welke door Set Economisch Tech nologisch Instituut Overijsel te Vrooms- hoop werd gesticht, ter vervaardiging in eigen land van de speelgoederen, die vroeger uit Tsjecho-Slowakije werden aan gevoerd, vp 12 Juni a.s. door den commis saris der koningin in Over jsel, mr. A. E. baron van Voorst tot Voorst, in bedrijf worden gesteld. De Atjeh-oorlog, hoezeer ook uit een oogpunt van Nederlandsche poli tiek een beschamend voorbeeld van het eeuwig zoeken naar de lijn van den geringsten weerstand, is toch ongetwijfeld een voortreffelijke leer school geweest voor luitenants, die wat in hun mars hadden. De herinnering aan hun ferm op treden in moeilijke omstandigheden is nog steeds een voorbeeld voor de huidige generatie van jonge officie ren en in staat hen te bezielen met eerbied voor uitstekende daden van moed, beleid en trouw. Zoo kunnen zij de traditie helpen schragen, dat ons leger (vooral in Indië) aan zijn verleden verplicht is „om in oogen- blikken van zware beproeving nooit te versagen". Want wat dat leger in Atjeh heeft ge presteerd tegen een vijand, die geen ge nade kende en ook niet vroeg, met een politiek van gouverneur-generaals en mi nisters, die dat gewest van Den Haag of Buitenzorg uit wilden pacificeeren, dat zal zijn eeuwige glorie blijven. Een der dappersten van onze strijders in Atjeh was ongetwijfeld de 2de luite nant der mineurs en sappeurs C. J. Snij ders, die in dezen oorlog menige daad van moed, beleid en trouw heeft verricht. Zijn belooning daarvoor vond hij in zijn be noeming tot Ridder vierde klas der Mili taire Willemsorde. In het Koninklijk Besluit van 12 November 1875 No. 18 werd deze benoeming gebaseerd op de volgende feiten: a. 13 November 1874. Verkenning zuidwestelijk gedeelte van Lemboecq en oprichting eener versterking bij Kota- Alam: onder het vuur des vijands het tot stand brengen der sterkte Kota-Z'am hoofdzakelijk met vrije koelies te hel pen op touw zetten en de daaraan verbon den werkzaamheden met beleid en kalm te te hebben geleid. b. 1 tot en met 16 Januari 1875. Het daarstellen eener versterking te Missigit Longbattah: onder een onafgebroken werkzaam vuur des vijands het toezicht te hebben gehad over het opzetten der borstwering en daarstelling der gebou wen, terwijl de werkkrachten bestonden uit weinige mineurs en 100 vrije koelies. Met veel moed en beleid heeft hij dit werk volbracht, niettegenstaande drie zijner werkers sneuvelden en twaalf ge wond werden. Kota-Alam. Het was den 13den November 1874, des morgens om 6 uur, dat uit den Kraton een colonne marcheerde, bestaande uit het L. H. 9de bataljon met 1 sectie bergartil- lerie 1 sectie mineurs en sappeurs. Over de brug bij Pakan Atjeh rukte men op om in den zuidoostelijken hoek van kam pong Lemboecq bij Kota-Alam een post op te richten. De voorhoede bestond uit een peleton infanterie en 1 sectie mineurs en sappeurs, gecommandeerd door den 2den luitenant C. J. Snijders. Langs de loopgravenwacht en de ben- teng Berauw bereikte men de Rivierben- teng aan de Athjeh-rivier en van hier volgde men de rivier tot aan de Kota- Alam. Ongehinderd bereikte men een punt aan een bocht in de rivier, van waaruit men zoowel den versterkten rand van kampong Pinang als Longbattah Missigit kon bestrijden. Onmiddellijk werd begonnen met het traceeren van de benteng. Een vrij groote Atjehsche woning kon voorloopig dienen tot huisvesting der bezetting. Na aankomst van de koelies, de brandstoffen en gereed schappen kon dadelijk met het werk wor den begonnen onder leiding van luitenant Snijders. Laat ons thans een beschrijving geven van de omstandigheden, waaronder de nog zoo jonge Snijders zijn werk moest voltooien: „Doch nauwelijks waren de eerste zand zakken geplaatst, of de vijand opende een krachtig geweervuur, dat eenige uren lang onafgebroken werd voortgezet. Drie maal beproefde hij, door een aanval de posten keten te doorbreken, doch telkens werden die aanvallen afgeslagen. Eerst des na middags omstreeks vier uur nam het vuur af, dat uit het dichte struikgewas ten oos ten en noordoosten onzer stelling en van de overzijde der rivier door den onzicht- baren vijand op de onzen was gericht; het infanterie- en artillerievuur van onze zijde had, door de gedekte stelling der tegenpartij, vermoedelijk niet veel uit werking gehad. Het personeel der genie werkte intusschen onafgebroken door en des namiddag om drie uur was de borst wering aan drie zijden met zandzakken opgezet, terwijl de noordzijde gesloten werd door tot borstweringhoogte opge stapelde boomstammen, die in groote hoe veelheid op het terrein aanwezig waren. Het vuur van den vijand had ons 17 ge wonden bezorgd". Longbattah-Missigit. Het was generaal Pel, die zich op 31 December 1874 op bewonderenswaar dige wijze in het bezit stelde van Long battah-Missigit, welks hoofd de ziel van het verzet was. Een compagnie van het R. H. 3de bataljon, een sectie artillerie, een mortier, een sectie mineurs onder den 2den luitenant Snijders en een ambulance bleven in de missigit achter. De mineurs zetten zich aan het werk om een behoor- kin^ wist daaraan steeds "vSgjï Op het oogenblik is elk spoot van rf. lyke versterking te bouwen den de Atjehers telkens mw ProW- uit te krijgen; vooral de Co '!'JW 0r* V- de missigit moesten het nn« °?'*n rj! hier moest dus Snijders on/en- 0n, lijkste omstandigheden zyn de ten. Op den 9de„ jj de post zoo hevig beschoten sonen zwaar gewond werden ier jehers drongen daarna zoo bruL,De At. zy de versterking tot 200 n». 0p> dat Zij wierpen zelfs verschansing^; overzyde van de rivier op 0mT ,aan <J' kappen van het terrein rondom h °Pe^ git te bemoeilijken. Maar EePn de ""Mi- nend, zette Snijders zyn werV 65 ke' - ondanks zyn geringe huln en lukte het hem om de versterk?™ tn 15 dagen op te richten. g bl«nen De versterking, waarin de mi,.: 4 legen was, had den vorm van PPL van 50 bij 60 meter. De borstw0, 0ut* stond uit een palissade van klJ 8 he men. Men had van een bestaH?1*8»- leiding gebruik gemaakt om de'S.?!!*" dadelijk van een gracht te voorzit lce De post heeft in de verdere £L den Atjeh-oorlog een zeer beland Vïn gespeeld. Herhaaldelijk werd z?i 1 vallen door de scherpschutters van I*' Imam Longbattah, maar Snijder's verst stand te van de nog, al kennen velen in Indië'zêlfs w geschiedenis niet meer. ,r Ook de dappere 2de luitenant, die h.» bouwde, is ons thans helaas ontrukt V™ de verdediging van het vaderland 'stond K als een rots, deze 2de luitenant v Longbattah-Missigit. Leeraar aan de K M A Zooals bekend, heeft generaal Snijders op dat oogenblik nog kapitein, aan de Koninklijke Militaire Académie les gege ven aan de genie-cadetten. Over deze periode van zijn zoo rijk besteed leven werd ons het een en ander verteld door een officier, die indertijd als cadet de K. M. A. bezocht. „Voor kapitein Snijders", zoo vertelde hij, „werd altijd even hard gewerkt en steeds hadden wij een zekeren angst voor hem. Niet dat hij onvriendelijk was, maar zijn persoonlijkheid was streng en boe zemde ons respect in. Als de kapitein in aantocht was, waarschuwden wy elkaar. Hij werd door ons meestal de „Snijdriaan" genoemd. Eens, de kapitein was in de officieren-mess, kwam een van mijn col lega's ons vertellen, dat de „Snijdriaan" gelachen had. Nu, geen van allen wilden wij dat gelooven. Dat was niet mogelijk. De kapitein had nog nooit anders dan ge glimlacht". Als opperbevelhebber. Enthousiaste bewonderaars van gene raal Snijders zijn de officieren, die tijdens de moeilijke jaren van 19141918 het voorrecht genoten, onmiddellijk onderden opperbevelhebber te mogen werken. Ziet hier, hoe een van hen zich over den per soon van den generaal uitliet: „De generaal wist altijd precies, wat hij wilde, maar er was met hem redelijk te spreken. Hij was niet, zooals vele men- schen, die alles beter weten, maar, indien men hem overtuigde van het na- of voor deel van een of andere kwestie, steeds voor rede vatbaar. Zag hij zich al eens een keer gedwongen, zijn meening te her zien, dan deed hij dat ruiterlijk als een echt militair". Een groot ontzag boezemde de generaal zijn naaste omgeving ook door zijn bewon- derenswaardigen eenvoud in. Om daar van eens een voorbeeld te geven: HotWtl de macht van den generaal groot was en uit den aard van de zaak ook groot moest zijn en hij de beschikking kon krijgen over vele hulpmiddelen, die zijn taa* konden verlichten, weigerde hij steeoa voor zijn persoonlijk gebruik een auto benutten. En zoo kon men Nederland® opperbevelhebber in de moeilijk"? moWh" satiejaren zich van zijn hoofdkwartier P« tram naar zijn eenvoudige woning tn wijk van het Bezuidenhout zien beg**"!j Voor de reizigers van lyn vier was een welhaast dagelijksche verschijning.- Dat hij ondanks zijn eenvoud en w kleine gestalte groot respect wist j boezemen, moge uit het volgende biy Op Urk, waar eenige Fransche en sche officieren geïnterneerd lagen, strubbelingen. Hoewel de heeren het ongetwijfeld aanzienlijk beter - dan aan het front, vonden zij het r.oodig over allerlei kleinigheden i.e gen. Dit kwam generaal Snijders te en hy besloot eens een bezoek aa interneeringskamp te brengen. Daai gekomen, liet hij de buitenlandse!") eieren, waarvan er eenigen aanz bij langer waren dan hij, voor zich v htcIl nen. Gestreng vroeg hij, welke zij nu eigenlijk hadden en als u mond antwoordden de heeren: Er zijn verder in dit interneering^^ ook geen moeilijkheden meer ge maar desondanks kreeg Urk van j^jn. sche geïnterneerde officieren, waa,.jnagm lyk uit pure dankbaarheid, den „Ile du Diable" Duiveilseiland. Uit alle bovenaangehaalde te zyn leven blijkt weer eens te m generaal Snijders in alle °PZ1C.. mili- uitstekend mensch was, ook in z'.,an(js- taire leven. Menschelykheid, va lirfde, gestrengheid, gevoel v0° en de pline, maar ook voor humor w _,r00te voornaamste trekken van c''e,Jen). persoonlijkheid. (Nadruk ver

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 6