Sensationeele diefstal uit het Louvre,
DERDE BLAD
Bondgenootschap
Engeland -Rusland.
Een Italiaansche beschouwing.
Hoare minister van propa
ganda in oorlogstijd.
Reactie op propaganda van de as.
Hongarije's politiek.
Exposé van rijksregent
Horthy.
De Prawda over de positie
van de Randstaten.
Vragen en antwoorden in
het Lagerhuis.
Dui'sche intrige; de Fransch—
Britsche samenwerking.
Zware straffen op „ras
delicten".
Arische afstamming legt
verplichtingen op.
Een „Watteau" ter waarde van twee ton vermist
Onvoldoende bewaking.
„Duitsche inmenging
onduldbaar".
Pierlot verzekert Kamer dat
regeering waakz?am is.
Vlaamsch nationalisten
gewantrouwd.
ft
•e
I
te
te
ALKMAARSCHE COURANT VAN' DONDERDAG 15 JLN1 1939.
De diplomatieke^ redacteur van het agent
schap Stefani schrijft, dat, wanneer het En
gelschRussische bondgenootschap gesloten
zou worden, dit gebaseerd zou zijn op we
derzij dsch wantrouwen.
Ook hij gewaagt van de dezer dagen
door Bourguès in de Petit Parisien
geuite veronderstelling, welke gisteren
ook door de Temps ter sprake gebracht
is dat de Sowjet-regeeripg zich op het
oogenblik tegen het sluiten van elk
verdrag met de Westersche mogend
heden verzetten zou en van plan zou
zijn om de onderhandelingen sleepende
te houden, alleen maar om obstructie te
voeren en zich aldus te wreken over de
vernederingen, welke Londen en Parijs
Moskou hebben aangedaan. Ook hij ver
onderstelt, dat een van de voornaamste
redenen voor de houding van het
Kreml schuilt in de krachtige oppositie,
welke een verdrag met de burgerlijke
mogendheden onder de leden van het
politieke bureau verwekt. De voorzitter
van de commissie voor de buitenland-
sche zaken van den Oppersten Raad
(Zjdanow) en de voorzitter van de
controlecommissie (Andrejew) zouden
aanhangers zijn van een volstrekte neu
traliteit voor het geval van een conflict
tusschen de twee Europeesche blokken.
Zij zouden voorgesteld hebben om de
onderhandelingen op de lange baan te
schuiven om in geval van mislukking de
verantwoordelijkheid van zich af te
schuiven.
„De strijd om de neutralen".
De diplomatieke redacteur van de Ber-
liner Börsen Zt» stelt de "raag, of onder de
huidige omstandigheden een integrale neu
traliteit zich nog verdraagt met het lid
maatschap van den Volkenbond. Deze
vraag, aldus Havas, verraadt vrij duidelijk
het Duitsche streven. Uit goede particuliere
bron verluidt, dat het rijk zich tot Roemenië
gewend heeft met den raad zijn houding
tegenover den Engelschen waarborg te her
zien voor het geva! het EngelschRussische
verdrag tot stand komt. Roemenië zou in
dat geval indirect door de Sowjets gegaran
deerd zijn en ondanks al zijn ontkenningen
zou Duitschland genoodzaakt zijn het te
behandelen als een vijandigen factor en als
een pion in het EngelschRussische spel.
Men schijnt te Berlijn teleurgesteld te zijn
over de gedachtenwisseling tusschen Ga-
fencu en Saradjogloe. Na Zuid-Slavië en
Roemenië met biizonderen nadruk ingege
ven te hebben om het Balkanverdrag op te
zeggen in antwoord op de toetreding van
Turkije tot het „omsingelingsfront", consta
teert men in Duitschland met displezier, dat
de te Ankara gehouden tafelredenen op ver
sterking van dit verdrag gericht zijn. Tege
lijk neemt de campagne tegen Polen in de
kwestie van Dantzig ook weer een leven
diger karakter aan.
Strang te Moskou.
Strang is uit Warschau te Moskou aange
komen.
Strang werd bij zijn aankomst begroet
door den Engelschen ambassadeur en door
den chef van de uerde (westelijke) afdee-
ling van het volkscommissariaat van buiten-
landsche zaken, die vergezeld was door den
plaatsvervangenden chef van het protocol.
De hoogere sowjet-ambtenaren waren afwe
zig, omdat Strang niet de positie van minis
ter heeft.
Verwacht wordt, dat Strang, na zich met
den Engelschen ambassadeur onderhouden
te hebben, een onderhoud met Molotow zal
trachten te verkrijgen.
In verband met het bericht, dat de Engel-
sehe regeering het instellen van een pro-
pagandaministerie overweegt, verneemt de
„News Chronicle" nog het volgende:
Het plan is nog niet geheel goedge
keurd. Diegenen in het ministerie ech
ter, die ermee accoord gaan, meenen,
dat, als men een dergelijk departement
instelt, het in tijd van oorlog gemakke
lijker in een volledig ministerie van
inlichtingen en propaganda, met de
macht van censuur op de pers kan wor
den veranderd.
Er wordt gezegd, dat Sir Samuel Hoare,
de minister van binnenlandsche zaken, mi
nister van propaganda zal worden in geval
van oorlog, maar het is nog onzeker, wie
deze functie in vredestijd zal vervullen.
Lord Perth, thans Engelsch ambassadeur te
Rome, heeft er al in toegestemd, de perma
nente leider van het ministerie te worden.
Het is echter onwaarschijnlijk, dat hij zelf
minister van propaganda wordt, daar het
noodzakelijk is, dat een dergelijke persoon
op elk gewenscht oogenblik op eventueele
vragen in het Lagerhuis moet kunnen ant
woorden.
Er schijnt vooral den laatsten tijd aange
drongen te zijn op het instellen van een
propaganda-ministerie, daar uit centraal
Europa, Portugal en andere landen, be
richten komen, die er op wijzen, dat de
Britsche actie tegen de Duitsche en Ita
liaansche propaganda onvoldoende is.
Zooals de zaken nu staan, gaat de En gel-
ache propaganda in Europa langs drie
wegen: de pers, de radio, en de sociale en
cultureele bemoeiingen van den Bntschen
raHet Duitsche blad „Völkischer Beobach-
ter" schrijft, naar D.N.B. uit Berlyn meldt,
dat Engeland door het instellen van een
inlichtingen- en propagandaministerie terug
grijpt op een instelling, die door Lord
Northcliffe, den ^volmaakten en onbestre
den meester op net gebied van leugens in
de dagbladen en van lastercampagnes" is
uitgevonden. Lord Northcliffe, zoo gaat het
blad voort, heeft dit instrument gedurende
den wereldoorlog niet een vernietigende
bekwaamheid gehanteerd, en Engeland
dwaalt, indien het «neent, dat het Duitsche
volk, dat toen weef^oos blootstond aan een
dergelijke gewetenloosheid en gemeenheid,
geen blijvende en brandende herinneringen
uit dezen tijd hééft behouden.
Tijdens de plechtige openingszitting var.
het parlement heeft rijksregent admiraal
Horthy (gelijk reeds in 't kort gemeld) een
uiteenzetting van de politiek van Hongarije
gegeven.
Spr. begon met op te merken, dat de actie
van de Hongaarsche regeering voor alles
gericht was op sociale hervorming en her
vorming van den landbouw. Ten aanzien
van de vraagstukken van de buitenlandsche
politiek zeide Horthy, dat Hongarije trouw
blijft aan zijn vrienden en steeds gelukkig
is, wanneer het zijn vriendenkring kan uit
breiden.
Hij herinnerde vervolgens aan de banden,
welke Hongarije binden aan Duitschland en
Italië.
Wat Polen betreft, tusschen dit land en
Hongarije bestaat een vriendschap, welke
niet door geschreven wetten wordt bepaald,
doch door een eeuwenoude traditie.
Verder zeide de rijksagent, dat Hongarije
alle gelegenheden te baat zal nemen om het
vertrouwen tusschen Hongarije en Zuid-Sla-
vië te versterken.
Hongarije zal met alle middelen bijdragen
tot den vrede.
Spreker is van meening, dat het oogen
blik voor nuttige besprekingen is aange
broken, alleen het beginnen hiervan is moei
lijk. Wanneer evenwel de groote mogend
heden een oplossing zullen hebben gevon
den, dan zal het haar taak zijn ook een op
lossing te zoeken vcor de vraagstukken der
kleine mogendheden, misschien onder lei
ding van den Paus.
Tenslotte zeide Horthy, dat Hongarije
steeds zijn autonomie en onafhankelijkheid
zal handhaven en zal blijven leven binnen
het kader van de grondwet, welke voldoen
de ruimte laat vcor het nemen van maat
regelen, welke het oogenblik eischt.
Deze rede werd luide toegejuicht.
In een hoofaartikel, gewijd aan het
vraagstuk van de verdediging van de
randstaten, schrijft de Prawda:
De buitenlandsche pers gaat nog altijd
voort commentaar te leveren op de beken
de verklaring van Molotow ir. den Opper
sten Raad. Zij doet dat zeer krachtig en
uitgebreid met betrekking tot dat gedeelte
van de rede van Molotof, waarin gespro
ken werd over de hulpverleening van
Engeland, Frankrijk en de Sovjet-Unie aan
de drie Oostzeelanden Estland, Letland
en Finland tegen agressie, voor het ge
val deze landei. niet in staat zouden zijn
om hun neutraliteit te verdedigen.
Eerst geloofden sommige vertegenwoor
digers van de buitenlandsche pers, dat het
vraagstuk van de Oostzeelanden om een of
nadere onbekende reden kunstmatig opge
blazen was. Op het oogenblik zijn zij ech
ter genoodzaakt toe te geven, dat deze
opvatting onjuist was en dat het vraagstuk
van het behoud van de neutraliteit van de
drie Oostzeelanden van het standpunt van
de veiligheid van de Sovjet-Unie van vi
taal belang is.
Anderen beweerden, dat, indien de
Sovjet-Unie belang had bij het vraagstuk
van de Oostzeelanden, dit geen wezenlijke
beteekenis had voor Frankrijk en Enge
land. Maar ook de onjuistheid van dit be
zwaar moest spoedig worden toegegeven.
Hoewol men echter in beginsel de juist
heid van Molotofs tekende stelling inzake
den bijstand aan de drie Oostzeelanden
toegeeft, wenscht een aanzienlijk gedeelte
van de buitenlandsche pers daaruit niet de
practische conclusies te trekken ten aan
zien van een drievoudigen waarborg van
de neutraliteit van deze landen. Sommigen
zeggen, dat zoo'n waarborg niet in het
belang van Estland, Letland en Finland is,
dat deze volkeren geen hulp van buiten
noodig hebben en dat zy zelf hun onafhan
kelijkheid met succes tegen welke agressie
ook kunnen verdedigen. Dat. is zeer zeker
onjuist om er niet meer van te zeggen.
Wanneer zelfs een land als Tsjecho-Slowa-
kye zich niet tegen agressie verdedigen
kon, toen het aan zijn lot werd overgela
ten, hoe kan men dan aannemen, dat ie
drie kleine Oostzeelanden meer kunnen
dan Tsjecho-Slowakije en geen hulp van
andere staten noodig hebben? Er kan geen
twijfel aan bestaan, dat de drie Oostzee
landen vitaal belang hebben bij den waar
borg van hun onafhankelijkheid door de
groote vredelievende mogendheden.
Andere zeggen, dat de aanvaarding door
de drie Oostzeelanden van de hulp van de
groote mogendheden voor hen het verlies
van hun souvereiniteit en onafhankelijk
heid zou beteekenen. Dit is zeer zeker
nonsens. Alle vredelievende staten zoeken
elkanders hulp tegen agressie. Engeland
heeft den waarborg van hulp van Frank
rijk, Polen en Turkije. Al deze landen heb
ben op hun beurt den waarborg van hulp
van Engeland. Wij zwijgen van België,
welks neutraliteit, gewaarborgd is door
Engeland en Frankrijk, en over Roemenië
en Griekenland, welker onafhankelijkheid
gewaarborgd is door Engeland. Beteekent
dat, dat deze landen hierdoor hun sou
vereiniteit verloren hebben en hun onaf
hankelijkheid kwijt zijn? Het is voldoende
de vraag te stellen om de volkomen onzin
nigheid van een dergelijk bezwaar in te
zien.
Tenslotte zeggen sommige vertegen
woordigers van de Engelsche en Fransche
pers, dat de officieele vertegenwoordigers
van de drie Oostzeelanden hulp van de
zijde van de vredelievende mogendheden
weigeren, dat zij deze hulp niet wenschen
en dat de hulp van de vredelievende mo
gendheden dezen landen dus ook niet moet
worden opgelegd. De Estlandsche minister
van buitenlandsche zaken en zijn Finsche
collega beroepen zich hierop ook.
Een misverstand.
Het schijnt, aldus de Prawda, dat wij
hier met een misverstand te doen hebben
of met den kwalijk verborgen wensch
van bepaalde politici om de vorming van
een defensief front van vredelievende mo
gendheden tegen agressie te verhinderen.
De Prawda schrijft, dat de uitlatingen
van Selter en Erkko wellicht te verklaren
zijn uit een zekere onderschatting van
het gevaar van agressie, zooals deze on
langs ook in Roemenië en Polen gebleken
is. Later leidden de omstandigheden deze
landen er echter toe om hun bezwaren te
laten vallen. De mogelijkheid is niet uit
gesloten, dat dat in de naaste toekomst ook
het geval zal zijn met de vertegenwoordi
gers van de Oostzeelanden, zoowel omdat
de bedreiging met agressie steeds duide
lijker wordt als omdat de hoofdbelangen
van deze drie Oostzeelanden bij hulp van
de vredelievende mogendheden zich meer
en meer laat gevoelen.
Het is echter ook heel wel mogelijk, dat
de houding van bovengenoemde politici
verklaard moet worden uit bepaalde in
vloeden van buiten af, zoo niet uit recht-
streeksche inblazingen van den kant van
degenen, die de schepping van een breed
verdedigingsfront tegen agressie willen
verhinderen. Op het oogenblik is het moei
lijk te zeggen, wie in dit geval de wer
kelijke inblazers zijn: de agressieve staten
of bepaalde reactionnair. kringen in de
democratische landen, die de agressie in
sommige gebieden willen tegengaan terwijl
zy haar elders de vrije hand willen laten.
Het laatste bezwaar tegen de bekende
stelling van Molotof is dus het standpunt
van de belangen van een anti-agressie
front van de vredelievende mogendheden
even ongegrond als de vorige. Daaruit
volgt, dat het standpunt van de Sovjet-
Unie inzake de verdediging van de Oost
zeelanden het eenige juiste is, geheel in
overeenstemming met de belangen van Je
vredelievende landen, met inbegrip van
Estland, Letland en Finland.
In antwoord op de vraag of het aan de
regeering bekend was, dat bij een rechts
zaak te Manchester is gebleken, dat de
Duitsche consul te Liverpool in contact
stond met agenten van een buitenlandsche
mogendheid, aan wie plannen van een
regeeringsfabriek in Lancashire waren ver
kocht, zeide de minister-president Cham-
berlain in het lagerhuis, dat de Britsche
regeering tijdens het genoemde proces was
gebleken, dat het Duitsche consulaat te
Liverpool in deze zaak betrokken was. Der
halve is aan de Duitsche regeering twee da
gen geleden verzocht, den consul aldaar,
Reinhardt, terug te roepen.
In antwoord op de vraag, of het de poli
tiek was van de Britsche regeering, toe te
stemmen in cfe benoeming van een Fransch
generaal als opperbevelhebber van de ver-
eenigde Britsch-Fransche strijdmacht in ge
val van oorlog, antwoordde minister-presi
dent Chamberlain, dat het vraagstuk van de
coördinatie van het commando in een actie,
waarin de Britsche en Fransche strijdkrach
ten samen moeten werken in geval van
oorlog, een noodzakelijk onderwerp van be
spreking vormt tusschen de vertegenwoor
digers van beide landen, doch het is niet in
het openbaar belang nadere inlichtingen
dienaangaande te geven.
In antwoord op de vraag, of de berichten
in de Fransche pers, dat generaal Gamelin
zou zijn aangewezen als opperbevelhebber
van de vereenigde strijdkrachten, zeide
Chamberlain, dat niet ieder bericht in de
pers als waarheid moeten worden aanvaard
Verder zeide de minister-president, in
antwoord op vragen, dat het niet in de be
doeling ligt van de regeering, de gewone
activiteit van het parlement op te schorten.
Inzake de oprichting van een ministerie
van propaganda zeide de minister-president
dat hy morgen een volledige verklaring
dienaangaade zal afleggen.
De regeering heeft, voortgaande op den
weg der rciswetgeving, een wetsontwerp op
de „zuiverheid van het ras" ingediend.
Volgens dit ontwerp zal iedere Italiaan
sche of buitenlandsche „Ariër", die mis
bruik maakt van de rechten, welke zijn
Italiaansche of Arische afstamming hem
toekent, of die geen rekening houdt met de
plichten, welke daaruit voortvloeien, worden
veroordeeld als schuldig aan een „aanslag op
het prestige van het ras". Aan hetzelfde
delict maken zich inboorlingen schuldig, die
een Italiaansch burger beleedigen in zijn
kwaliteit van vertegenwoordiger van het
Italiaansche ras. De gewone straffen worden
verzwaard, wanneer een Ariër zich aan een
delict schuldig maakt in tegenwoordigheid
of met hulp van een inboorling.
Buitengewoon zware straffen tot de
doodstraf toe worden opgelegd aan den
Ariër, die een inboorling tot misdrijf aan
zet of zich schuldig maakt van bedrog
tegenover inboorlingen, gevangenisstraffen
van één tot vijf jaar zijn voorzien voor den
Ariër, die betrekkingen onderhoudt met
inlandsche vrouwen in Italiaansch Oost-
(Van onzen Parijschen correspondent.)
Een bom op Parijs had geen sensa-
tioneeler uitwerking kunnen hebben.
Een Watteau gestolen uit het Louvre!
Toen men het gistermiddag hoorde,
dacht men aanvankelijk aan een slechte
grap. Maandagmiddag? Maar de Wat
teau is Zondagmiddag tusschen twintig
en vijf minuten voor vier al ontvreemd.
Het was om vier uur, dat plotseling de
uitgangen van het museum werden af
gesloten. De bezoekers, die in groote
getale aanwezig waren, op Zondag is
het Louvre gratis toegankelijk wer
den aan een vluchtige visitatie onder
worpen. Maar men kon nog haast niet
aan een diefstal gelooven.
Gisteren op Maandag is het museum
gesloten werd nog eerst heel de inven
taris opgemaakt, voordat men ertoe over
ging om den prefect van politie, den heer
Langeron, te waarschuwen.
Op dit oogenblik is het onderzoek in vol
len gang, alle stations, alle vliegvelden, alle
douaneposten worden bewaakt. Hoogst
waarschijnlijk bevindt zich het gestolen
paneeltje nog binnen de grenzen. Maar
waar?
Een museum met negenhonderd
zalen.
Natuurlijk vraagt men zich allereerst af
hoe het mogelijk is, dat een schilderij uit
het Louvre kan worden gestolen. En dat op
klaarlichten dag midden tusschen de bezoe
kers. Het heeft weinig zin om de fout te
verdoezelen: er is een ernstig gebrek aan
voldoende bewaking. Het Louvre is niet één
museum, er zijn feitelijk meer dan 25
musea in dat reusachtige gebouw, dat vijf
kilometer lang is, ondergebracht, en het
aantal zalen bedraagt negenhonderd. En
daarvoor kan men slechts beschikken over
een kleine vierhonderd man aan bewakings
personeel. De conclusie ligt voor de hand.
Er is herhaaldelijk geklaagd, al sedert 1932,
doch het verzoek van den directeur om in
de onverantwoordelijke leemte te voorzien,
nog kort geleden vroeg de heer Henri
Verne om 120 suppoosten stuitte steeds
weer af op het gemis aan de noodige cre-
dieten.
Bijomstandigheden, welke den diefstal
hebben vergemakkelijkt, zijn de plaatsing,
de bevestiging, de geringe afmetingen van
het getsolen schilderij. Met eenige andere
werken van Watteau, de mandolinespeelster,
„La Finette" genaamd en 1'Autonme, ae
herfst, was het ontvreemde paneel, 1'Indif-
férent, voorloopig ondergebracht in de ga
lerie Schlichting. Als men de zaal binnen
komt, hing 1'Indifférent het meest links in
een hoek, de thans ledige plaats tusschen
La Finette en Gilles. Het paneeltje meet
slechts 26 bij 20 centemeter, mét de ver
gulde lijst in Lodewijk VX-stijl hoogstens
35 bij 30 centimeter, en was aan den wand
bevestigd met yzerdraad, dat men slechts
had door te knippen om het heele geval te
ontvreemden. Aan deze wijze van bevesti
ging geeft men echter in het Louvre de
voorkeur boven een veiliger verzekering,
teneinde in geval van brand de kunstschat
ten snel te kunnen redden. Trouwens een
minder gemakkelijke wijze van bevestiging,
zooals men in de Nationaal Gallery te Lon
den toepast, behoedt niet immer voor dief
stal. De beroemde „Joconde" van Leonardo
da Vinei, 21 Augustus 1911 uit het Louvre
gestolen en pas twee jaren later te Florence
teruggevonden, was keurig uit haar lijst ge
sneden. De dief had zich laten insluiten op
een Zondagmiddag, en aldus kon het best-
bewaakte stuk van het Louvre spoorloos
verdwijnen. Maar Perugia handelde nog in
een soort zij het misplaatste vaderlands
liefde, hij meende, dat Napoleon het stuk
uit Italië had meegenomen. De Italiaansche
regeering gaf het een maand na de arresta
tie van Perugia, in December 1913, aan
Frankrijk terug. Thans wijst alles op een
banalen diefstal. Uit verscheidene musea,
met name het museum Galliera en het mu
seum Carnavalet zijn vroeger kunstschatten
ontvreemd, doch die diefstallen vallen m
het niet by den roof der Mona Lisa 28 jaar
geleden en den diefstal van De Onverschil
lige van thans.
Onder het oog van den vroegeren
eigenaar.
Van Jean-Antoine Watteau, die 16 Octo-
ber 1684 te Valenciennes werd geboren en
reeds op 18 Juli 1721 te Nogent-sur-Marne
aan tuberculose overleed, bezit het Louvre
eenige prachtige stukken, waarvan „Le
jugement de Paris", de genoemde „Gilles"
en „1'Embarquemant pour Cythère" wel het
meest bekend zijn. Het stuk „1'Indifférent",
dat dateert van 1719, is één der beroemdste
op hout geschilderde werken van den groo-
ten meester van den rococotijd, wiens in
vloed zich zelfs uitstrekte tot de mode van
kleeding en kapseL Het paneel stelt een jon
gen diabolo-speler voor, een silhouet in
droomerig blauw, rose en satijn, uit tech
nisch oogpunt misschien het beste wat Wat
teau ooit heeft geschilderd. De symbolische
Fransche dichter Albert Samain vond in
1'Indifférent dé inspiratie voor één zijner
verzen.
Het Louvre dankt bijna zijn gansche be
zit aan Watteau's aan den collectionneur La
Caze, die zelf een verdienstelijk schilder
was en wiens zelfportret eveneens in het
museum hangt, in de La Caze zaal, welke
grenst aan de galerie Schlichter. Men kan
wel zeggen, dat 1'Indifférent onder de oogen
van zijn eigenaar is weggekaapt. Doctor La
Caze overleed in 1869; zijn geheele kunst
bezit vermaakte hij aan het Louvre, dat van
Watteau slechts het Jugement de Paris be
zat, het werkstuk waarmede Watteau in
1717 aan de Academie werd ontvangen. De
verkoopwaarde van 1'Indifférent loopt, oor-
deelende naar de jongste veilingen te Parijs,
Londen en New York, tegen de vier millioen
francs, om en bij tweehonderdduizend gul
den. Maar het paneel is over de gansche
wereld en bij alle bona fide kunstkoopers
en collectionneurs bekend, zoodat verkoop
moeilijk zoo niet onmogelijk zal zijn. Op
dien gedachtengang steunt de onderstel
ling, dat de heele diefstal het werk is van
iemand, die de onvoldoende bewaking der
nationale kunstschatten in het Louvre aan
de kaak heeft willen stellen. In dat verband
is het wel teekenend, dat het communisti
sche Kamerlid van de Seine, Berlioz, rap
porteur der begrooting van schoone kunsten,
een man, die herhaaldelijk op den niet te
verantwoorden toestand in het Louvre heeft
gewezen, prompt een interpellatie heeft
aangevraagd. Maar veel geven we niet voor
die hypothese. Overigens bemoeit de regee
ring zich reeds met de kwestie; minister
Camille Chautemps, belast met de waar
neming ad interim van het departement van
minister Jean Zay, die op weg is naar de
wereldtentoonstelling van New-York, heeft
vandaag een conferentie gehouden in het
regeeringsgebouw aan de rue de Grenelle,
de straat waar ook de Nederlandsche legatie
is gevestigd, en bereids de instelling ge
vraagd van een commissie, welke op de
vraag naar de verantwoordelijkheid een be
vredigend antwoord zal moeten vinden.
Zoodat deze geschiedenis, ook al werd mor
gen het vermiste schilderij teruggevonden,
het is verrassend hoeveel nieuwsgierigen
thans het Louvre bezoeken om de leege
plaats te zien nog wel eens vérstrekken
de gevolgen kan hebben.
Afrika. Ariërs, die voortdurend voor in
boorlingen gereserveerde plaatsen bezoeken
of dronken worden aangetroffen in het
bijzijn van inboorlingen, zullen kunnen
worden gestraft met zes maanden en 2000
lire boete.
De Kamer van Fasci en Corporaties heeft
een ontwerp aangenomen, dat de autori
teiten machtigt wegens politieke redenen,
in verband met den internationalen toe
stand, buitenlandsche hoogleeraren en leer
aren, die functies bekleeden aan universi
teiten en middelbare scholen, over de grens
te zetten.
De Belgische Kamer heeft gistermiddag
een interpellatie van de heeren Piérard en
Balthazar (sociaal-democraten) behandeld,
betrekking hebbende op het optreden van
de nationaal-socialistische partij in België.
Piérard zeide, dat zekere personen uit het
Derde Rijk naar Eupen zijn gekomen om te
spreken. Hij achtte het ontoelaatbaar, dat
officieele Duitsche vertegenwoordigers zich
bemoeien met de religieuze of politieke
overtuiging van Belgische onderdanen, die
Duitsche firma's vertegenwoordigen en hen
met represaille-maatregelen bedreigen, wan
neer zy Joodsch personeel in dienst houden.
Spreker verlangde van de regeering, dat zij
hiertegen zou protesteeren bij den Duitschen
ambassadeur.
Vervolgens zeide Piérard, dat de Duit
sche propaganda zeer actief is. In ver
scheidene deelen des lands zijn vlug
schriften verspreid, waarin het natio
naal-socialistische bewind wordt opge
hemeld; emigranten worden door agen
ten van de „Gestapo" bespionneerd.
Ook toonde spreker zich verontrust door
de belangstelling die sommige Duitsche
sprekers aan den dag leggen voor het
Vlaamsche vraagstuk en door het con
tact, dat bestaat tusschen Vlaamsche
studenten en de Duitsche jeugd.
Ward Hermans, die door Piérard was ge
noemd, repliceerde en zeide, dat hy steeds
bereid is geweest voor een commissie van
onderzoek te verschijnen om getuigenis af
te leggen inzake de „Utrechtsche verval-
schingen" en hij voegde hieraan toe, dat hij
en zijn vrienden „Nederlandsch voelen".
Nadat nog Balthazar het woord had ge
voerd, antwoordde de minister-president.
Hij verklaarde, dat België niets wil doen,
wat schade kan berokkenen aan de goede
betrekkingen met andere landen, doch de
souvereiniteit van België moet onaangetast
blijven. De regeering zou in haar eersten
plicht tekort schieten, indien zy zich zwak
toonde. België wil geen vreemden invloed
ondergaan, vanwaar deze invloed ook komt,
tenzij deze invloed bijdraagt tot verhooging
van het cultureele peil van België. Zekere
feiten, waarvan de sprekers mededeeling
hebben gedaan, zyn het onderwerp van be
sprekingen met naburige landen geweest.
De overige feiten, welke de regeering niet
bekend waren, zullen nader worden onder
zocht. Het is niet toelaatbaar dat vreemde
lingen zich bemoeien met de overtuiging
van Belgische onderdanen en men moet
vertrouwen dat de regeering inmenging
door een vreemd land zal weten te verhin
deren en zeker een vorm van inmenging,
welke dit land zelf niet zou dulden. Bin
nenkort zullen de politiediensten uitgebreid
worden.
Tenslotte zeide de minister-president, dat
de regeering haar plicht zal weten te ver
vullen voor de binnenlandsche veiligheid en
de verdediging van de grenzen.
De rede van Pierlot werd luide toege
juicht.
HT
I-
id
te
•te
«-
i«n
•>-
g«-
tnf
te»
é»r.
teic
'«te
MK
4)
9