Verkiezingsvergadering der Onafhankelijken I' Siad ettOmgeving. i| Wethouder Bonsema over de gemeentepolitiek. Mr. de Groot verantwoordt zich. j een zeereisje naar Cnpefaad ALKMAAR -HARWICH en terug kant en klaar toer naar Condc/l DERDE BLAD ALKMAARSCHE COURAXT VAX DIXSDAG 20 JUNI 1939. In de groote zaal van de Harmonie be handelde gisteravond in een vergadering, belegd door de candidaten van de onaf hankelijke lijst (lijst 10), wethouder Bon sema de gemeentepolitiek. Zooals bekend, had men den heer Cou- wenhoven van de S.D.A.P., uitgenoodigd, zijn bewering, dat de tweede candidaat van de Onafhankelijken onbetrouwbaar was, om dat hij nog lid was van de S.D.A.P, toen hij reeds op de lijst van de Onafhankelijken was geplaatst, waar te maken. Ook waren de V.D.-ers, die Vrijdag j.L een vergadering hadden belegd, met debat, doch den heer Bonsema debat hadden geweigerd, uitgenoodigd, ter vergadering het woord te voeren. Zoowel de heer Couwenhoven als de Vrijz.-Dem. hadden per advertentie bekend gemaakt, niet te zullen verschijnen. De kans op een politiek duel was dus gering en hier aan schrijven wij het toe, dat slechts een paar honderd belangstellenden aanwezig waren. De heer Groot, no. 2 van de lijst, zeide, dat de candidaten, los van politieke partijen in den Raad, uitsluitend 't stadsbelang zul len voorstaan. Met nadruk verklaarde spr., dat de heer Couwenhoven met zijn bewe ring onwaar was geweest. 28 April had spr. n.L schriftelijk als lid van de S.D.A.P. be dankt, omdat hij reeds lang voornemens was, op grond van het onrecht, den heer Bonsema aangedaan, wanneer deze met een lijst uitkwam, die lijst te steunen. Den Zon dag na 28 April werd de lijst-Bonsema sa mengesteld en ook spr. nam toen daarvoor een candidatuur aan. Blijkbaar heeft de heer Couwenhoven zich niet kunnen voor stellen, dat de Onafhankelijken in één dag de daarvoor benoodigde 75 handteekeningen bijeen konden krijgen, maar toch is dit een feit, omdat zeer velen onmiddellijk bereid waren, den heer Bonsema in den Raad te brengen. Vooral het optreden van den heer Van de Vall in de afdeeling der S.D.A.P. en in den Raad is oorzaak, dat spr. de S.D. A.P. den rug heeft toegekeerd. Spr. constateerde, dat de heer Couwen hoven het niet heeft aangedurfd, hier aan wezig te zijn en met nadruk laakte hij diens houding. Rede van den heer Bonsema. De heer Bonsema constateerde, op grond van de advertentie in de Alkmaarsche Courant, dat de V.D.-ers blijk hebben gege ven van een treurigen moed en ondemocra tisch handelen. In de advertentie toch wordt dictatoriaal gezegd, dat geen V.D.-ers ter vergadering aanwezig zullen zijn. Spr. dacht, dat democraten zich niet door een bestuur laten voorschrijven, of zij al of niet naar een vergadering mogen gaan. Spr. verheugde zich erover, thans voor de kiezers te kunnen verklaren, waarom hij een candidatuur voor de Onafhankelijken heeft aanvaard. Hij herinnerde aan de be kende kwestie, waarbij geconcludeerd werd, dat Bonsema de grenzen van het geoorloof de, als wethouder, had overschreden. Hij herinnerde ook aan het rapport van den loco-burgemeester, waarin deze concludeer de, dat van corruptieve handelingen van spr. geen sprake was en aan 's raads motie, waarin werd uitgesproken, dat de Raad geen boodschap had aan de zaak. In meer dan vijftig kranten had men spr. echter te kijk gesteld en toen de heer Van de Vall er niet buiten kon om er in den Raad iets van te zeggen, zeide hij, dat de commissie, die de zaak had onderzocht, niets was gebleken van eenige corruptieve hande ling, waarvan de heeren Bakker en Bulens spr. hadden beschuldigd. Van die beschuldi gingen ging spr. vrij uit en slechts op grond van interne kwesties van de afdeeling was spr. geroyeerd. Spr. had geconstateerd, dat dit elkander niet dekte. Bü de begrootingsvergadering in 1936 deinsde de heer Van de Vall er niet voor terug om weer het corruptieve element in het geding te brengen en aarzelde men niet om het rapport van wethouder Klaver, die had uitgesproken, dat hij overtuigd was Van de goede trouw van Bonsema, zóó te vervalschen door erbij te plakken, dat hij niet overtuigd was van de kwade trouw, hetgeen er niet in stond. Dit moest gebeu ren om indruk te maken. Spr., die zich van geen kwaad bewust was, heeft dit niet genomen en oordeelde het aan de eer van zich en zijn gezin ver plicht, om zijn plaats te blijven innemen, overtuigd als hij is, dat niemand hem een verwijt kan maken. Het heeft spr. goed ge daan, dat hij zich gesteund wist in die moei lijke periode door een groot deel van Alk- maars burgerij. (Applaus.) De heer Van de Vall legde later in den Raad nog weer een derde verklaring af. waarin spr. werd aangevallen en hij was zóó laf, toen spr. het woord nam om daarop te antwoorden, de vergadering te verlaten. Spr. heeft voor zijn recht gestreden, maar dit in hoogste instantie niet verkregen. Als advocaat zal mr. de Groot toch ook zijn cliënten niet adviseeren: „Aanvaard eerst je straf en vecht daarna voor je recht In 1937 heb ik daarom gezegd: „De kiezers moeten in 1939 maar oordeelen", want een groot deel van de kiezers, die mij gekozen hebben, stond achter mij. Deze zullen be palen of ik, zooals de heer Van de Vall be weerde, al of niet naar het knekelhuis der vergetelheid zal worden gezonden. De verkiezingspamfletten. De verkiezingspamfletten van alle par tijen staan alle in het teeken van den „pik op den kleinen jongen". Spr. vermoedt, dat dit geschiedde uit vrees, dat de kiezers Woensdag anders zullen oordeelen. De bewering van mr. de Groot, Vrijdag avond in de vergadering van de Liberale Staatspartij „Bonsema zoekt eigen eer", kan goed, maar ook vuil bedoeld zijn. Wanneer mr. de Groot bedoeld heeft: „Bonsema zoekt eerherstel", dan aanvaardt hij dit. Bedoel de mr. de Groot: „Bonsema is 't uitsluitend om zichzelf te doen", dan wil spr. daarover nog wel een opmerking maken. Mr. de Groot krijgt straks gelegenheid, de onjuist heid van ons verkiezingsmanifest aan te toonen, welk manifest wij ten volle handha ven. In de vergadering van de Lib. Staats partij was geen debat. Ik was in de verga dering van de V.D., die met debat was aan gekondigd. Spr. laakte het in mr. de Groot, dat hij de menschen, die spr. candidatenlijst hadden geteekend, als menschen van Alc- maria, de Kegelclub en de Associatie van lijkbezorging had gekwalificeerd. Spr. heeft ook niet gekeken, of leden van de Sociëteit „De Unie" de lijst van mr. de Groot hebben geteekend, maar hij eischt van mr. de Groot dat deze de menschen, die spr. lijst teeken den, met rust laat. (Applaus.) Spr. was van oordeel, dat men het op prijs moet stellen, dat er in de genoemde ver- eenigingen menschen zijn, die weten, wat vriendschap is. Zij hebben spr. gecandi- deerd, omdat zij hem voor de behartiging van de stadsbelangen geschikt achten en schampere opmerkingen over hen wijst spr. af. (Applaus.) Ook ontzegt spr. mr. de Groot het recht, om te betwisten, dat iemand, die socialist is, uitsluitend voor het stadsbelang kan op komen en dit recht wel toe te kennen aan liberalen en vrijzinnigen in Bergen en Schagen, waar deze ook met lijsten uitkwa men, los van politieke partijen en waarover mr. de Groot niet afkeurend heeft geoor deeld. De candidaten van de Onafhankelij ken staan los van elke politieke partij of beweging en zij zullen uitsluitend uit een oogpunt van stadsbelang de voorstellen be- oordeelen, van welken kant ze ook komen. De Liberale Staatspartij voerde geen po litiek van de beste soort, door in twee districten mr. de Groot als no. 1 te stellen en in een ander district den heer Stoutjes- djjk, want dit wijst op een poging om de kiezers te vangen. Mr. de Groot vroeg, zich te mogen ver antwoorden, opmerkende, dat het verdere deel van het betoog hem niet interesseerde. De heer Bonsema wenschte, ook zonder interesse van mr. de Groot, uit te spreken. In de verschillende pamfletten en kran ten wordt de leuze aangeheven: „Meer werk". Ook ons gaan de belangen van de werkloozen ter harte, maar spr. neemt aan, dat alle groepen daarvoor gevoelen. Dit geldt ook voor het College. 17 Juni 1936 ver klaarde de heer Van de Vall nog, over tuigd te zijn, dat het College voor de bestrij ding van de werkloosheid doet, wat moge lijk is en een jaar later erkende de heer Van de Vall, dat het College getracht heeft, de subsidie te vinden voor de werken, die maar gevonden konden worden. De S.D. A.P.-fractie heeft dan ook in de voorbije pe riode geen enkel voorstel te dien aanzien ingediend. Nu wil de S.D.A.P. de suggestie wekken, alsof zij alleen voor de werkloosheidsbe strijding gevoelt. Spr. noemt dit demagogie, een woord, dat de heer Van de Vall zoo na aan het hart ligt. Spr. wijst er op, dat bij den bouw van het Gymnasium het werk fonds den eisch stelde, dat de grond niets moest kosten. Daarom moest een stuk van den Hout geofferd worden. Nu doet de S.D A.P. in het verkiezingskrantje, of zij alleen voor den Hout wil waken, maar ook mej. Nierop en de heer Dekker stemden in het belang van de werkverruiming vóór de be schikbaarstelling van den Hout voor het Gymnasium. Ook deze bewering is dus Van de Vall's demagogie. Alkmaar moet ook menschen trekken, die wat in het laadje kunnen brengen. Daarom was spr. vóór het beschikbaar stellen van de 80 M2. vóór huize Voorhout. Later heeft men nog wel weer eens kans, om den Hout uit te breiden. Als zoo'n instelling eenmaal ergens anders gebouwd is, dan krijgt men die niet meer in Alkmaar. Alle anderen stemden trouwens voor. Ook hier dus weer Van der Vall's demagogie. In het krantje heeft men plaatjes opgeno men van den volkswoningbouw, die even wel onder de periode-Westerhof tot stand kwam. Men wekt den indruk of dit de ver dienste is van de periode-Van de Vall; ook hier demagogie. De voorspelling van den heer Van de Vall, dat de stemmen op de Bonsema-lijst verloren stemmen zouden zijn, noemde spr. kof f iedik-lezerij De heer Hoijtink heft den kreet van bezui niging aan. Wie de straten van Alkmaar be rijdt, weet, dat Gemeentewerken gedwon gen is, heel wat minder te doen dan vroeger. Ook de Reiniging rijdt thans twee keer in- plaats van drie keer. Wij doen dat niet voor ons genoegen. In het verkiezingskrantje van de anti-revolutionnairen staat, dat de finan- cieele commissie een door den heer Hoijtink ingediend bezuinigingsplan onderzoekt. Zoo'n plan is er niet ingediend. Van den heer Hoijtink vernam spr., dat dit op een vergissing berust en hij zal er maar niet veel i meer over zeggen. Wie uit beginsel den heer Hoijtink stemt, ga zijn gang, maar als de anti-revolutionnairen hun vleugels willen uitstrekken, door den heer Hoijtink als be zuiniger te willen laten poseeren, dan is dit in strijd met het bekende woord: „Gij zult geen valsche getuigenis afleggen". Als Onafhankelijken, aldus spr., staan wij los van eenige politieke partij en wij laten ons ook niet door mr. de Groot het etiket van „Onafhankelijke socialisten" toeken nen. Wanneer men wil, dat Alkmaar als cen trumplaats ook Zondags een levende stad blijft, dan is men bij den heer Hoijtink aan het verkeerde adres. Van de Christ.-Hist. heeft spr. alleen een monstrum van politieke dwaasheid hooren verkondigen door den heer Lesterhuis. In verband met de opmerking van den heer Stoutjesdijk over het Bonsema-bad, re leveerde spr. nog de geschiedenis van de totstandkoming van dat bad. Het was in strijd met de waarheid, te beweren, dat de Liberalen tegen waren, omdat dit bad te luxueus was. De Liberalen stemden tegen cp grond van andere motieven. Er moest iets komen; het zwembad aan het Zeglis kostte ook al f 6000 per jaar. Spr. schaamt zich niet, te hebben meegewerkt om het bad aan het Zeglis op te ruimen, al geeft hij toe, dat de zaak van het open zwembad anders is geloopen dan men heeft voorzien. De heer Stoutjesdijk voorspelde ook, dat we met het radiodistributiebedryf met een hoop oud roest en schuld zouden blijven zit ten. De Liberalen hebben er zoo lang moge lijk tegen geopponeerd, maar voor het stadsbelang is het gelukkig, dat ze geen ge lijk hebben gekregen, want in zes jaar zijn de Z'A ton afgeschreven en in 1937, 1938 en 1939 trok de gemeente 92.000 winst uit dit bedrijf, terwijl de tarieven op twee na de laagste in he$ land zijn. Dit weegt wel op tegen mijn schuld van het bad. (Applaus.) Uitvoerig behandelde spr. hierna de elec- triciteitskwestie, een zaak, waarmee Alk maar staat of valt, omdat Alkmaar door nieuwe Rijksregelingen de laatste jaren al 400.000 aan inkomsten heeft moeten der ven. Gemeentewerken kost 80.000 per jaar; de Reiniging 72.000; Plantsoenen f 36.000; het Sportpark 22.500; de verlaag de opbrengsten van de markten 25.000. Alkmaar heeft dus ook bedrijven noodig, waaruit winst komt en dit is zeker verant woord als de tarieven redelijk zijn. Het geld moet er nu eenmaal komen. Daarom wa3 spr. ook, in tegenstelling met de Alkmaar sche Courant, vóór het behoud van de mo torraces. Het standpunt van den heer Van de Vall, dat de Provincie het electriciteitsbe- drijf maar moet overnemen, omdat het al gemeen belang niet bij de stadspoorten op houdt, is geen standpunt, dat een raadslid mag innemen, die krachtens zijn eed de Alk maarsche belangen moet dienen. Dwaas is ook het standpunt van den V.D.- candidaat Eriks, die betoogde, dat Alkmaar het maar moet overgeven, omdat de Pro vincie de sterkste is. De bewering, dat Alk maar in de kolenclausule de Provincie nooit is tegemoet gekomen, is ook onjuist, want Alkmaar betaalde 400.000 meer dan het verplicht was. 1 millioen schreef Alkmaar op het electrisch bedrijf in 25 jaar af. De gemeente moet voor het behoud blijven vechten en spr. oordeelde, dat er genoeg mogelijkheden zijn om het bedrijf te behou den. Spr. behandelde hierna nog de vergade ringen, door de andere partijen met behulp van zangvereenigingen, gratis bioscoopvoor stellingen en groote broers, gehouden en be toogde, dat de Onafhankelijken geen con necties willen met de Troelstra-beweging, de communisten en de revolutionnairen. Hij laakte het in de V.D.-ers, dat zij een ver gadering met debat hadden aangekondigd en debat hadden afgewezen. Spr. was over tuigd, dat vele V.D.-ers zich daarover scha men. Wanneer de V.D. de functie van den heer Eriks, als redacteur van de Alkmaarsche Post, niet als een aanbeveling had gebruikt, dan zou spr. die functie niet hebben bespro ken. Nu wil hij constateeren, dat hiermee de Alkmaarsche Post geteekend is als een verkiezingspropagandablad van de V.D., want met nadruk had de heer Eriks gezegd, dat hij daarin de artikelen had geschreven ever het onderwijs en dat hij in de toe komst als V.D.-er daarin meer zal schrijven. Spr. besprak uitvoerig de verschillende epistels van den heer Eriks in de Alkmaar sche Post. Aangezien het grootste deel van de Alkmaarders het ding niet leest, vond spr. het noodig, te herinneren aan die epis tels. De schoonheid van de Nederlandsche taal komt wel tot uiting in de gesprekken op de Apenbank. (Gelach.) De heer Sietsma, candidaat no. 1, heeft tweemaal bij de begrooting verklaard, geen critiek te hebben op het beleid van B. en W.; Eriks, candidaat no. 2, heeft alleen cri tiek, schreef artikelen over het in gevaar brengen van het openbaar onderwijs. Siets ma liet zich tenslotte voor dit karretje span nen en wist, toen de burgemeester hem had geantwoord, niet meer te doen dan te be danken voor de verkregen inlichtingen. Hoe zal 't met zulke VJD.-ers in den Raad gaan? Ten aanzien van het onderbrengen der twee bataljons in de Brillesteegschool zeide spr„ dat hij als overtuigd voorstander van het openbaar onderwijs het offer had ge bracht. Toen spr. en de heer Van der Bor den aan den heer Stoutjesdijk te kennen gaven, dat zij 't onbegrijpelijk vonden, dat hij, die vaak beweerde, de belangen van den middenstand te willen dienen, ertegen had gestemd, zeide de heer Stoutjesdijk: „Ik was er wel vóór geweest, als er gevaar had ge dreigd, maar de koppen waren geteld". Spr. noemde dat misselijke politiek. Een derge lijke politiek is oorzaak, dat vele Alkmaar sche burgers zich van de politiek terug trekken. Uitvoerig stelde spr. nog in het licht, dat men ten aanzien van de onderwijsvoorzie ningen aan de wet gebonden is. Spr. verklaarde tenslotte nog, dat hij met den burgemeester en de r.k. wethouders prettig heeft samengewerkt. Natuurlijk was er wel verschil van inzicht, maar nimmer werden daardoor de verhoudingen ver stoord. PER MAATSCHAPPIJ „2EELAND" MUI trein IIkl.boot,lnel.lo»le* 50 en ontbijt aan boord slechts./ •we den eenen dag heen, den daaropvolgenden dag terug Inlichtingen bij de Stations, Reisbureau* en PER MAATSCHAPPIJ „ZEELAND" alken Oonderdaf In Ju" *n *ufu»tu» STERK VERLAAGDE SP00RBILJETTEN Reiskosten Vllsslngen - Londen «wee nachten logies In goed hotel te Londen, maaltijden, sightseeing, f IQ 5G ALLES INBEGREPEN: J Maatschappij „Zeelandte Vlissingen Spr. achtte het, op grond van de circu laire, vodloende bekend, wat de Onafhanke lijken nastreven. Elk voorstel, van wie het ook komt, zal met het oog op het stadsbe lang en de financieele verantwoordelijkheid, worden bekeken. Ook in Alkmaar groeit de gedachte, dat er plaats is in den Raad voor een groep, die losstaat van politieke partijen of bewegingen. Spr. wekte hen, die van oordeel zijn, dat hij in de afgeloopen jaren, ondanks zijn fou ten, het stadsbelang heeft gediend, op, om a.s. Woensdag hun stem op lijst 10 uit te brengen. (Applaus.) Het debat. Op de vraag van den voorzitter, wie van de gelegenheid tot debat gebruik wenschte te maken, meldde alleen mr. de Groot zich aan, die zeide, dat hij niet gekomen was om te debatteeren, doch alleen om zich te ver antwoorden. Mr. de Groot verklaarde, dat hij naar de vergadering was gekomen, omdat hij zich verplicht achtte den heer Bonsema ge legenheid te geven zijnerzijds een weder woord te geven op hetgeen spreker in de vergadering van de Liberale Staatspartij aan de publiciteit had prijs gegeven. In die vergadering had spr. het plaatse lijke element ten opzichte van de verkiezin gen naar voren gebracht en aangezien lijst 10 met den naam Bonsema aanvangt en deze niet tot een bepaalde organisatie behoort, had spr. het over hem persoonlijk moeten hebben, aangezien hij niet aanneemt, dat wij met een werkelijke groep van menschen te doen hebben die inderdaad voorstaan het algemeen stadsbelang. Bonsema zoekt eer herstel omdat hij in de afgeloopen jaren ver ongelijkt is en meent, dat ook de gemeente rad van Alkmaar daaraan schuldig is. Hij is voor het front van de Alkmaarsche kie zers getreden om van hen gedaan te krij gen wat hem door de gemeenteraadsleden niet werd toegestaan. De raad besloot, hoewel spr. persoonlijk daar geen voorstander van was, na overleg tusschen het seniorenconvent, dat, waar Bonsema 4 jaar geleden door in den raad getroffen overeenkomsten, als wethouder werd aangewezen met de groep soc.-dem., dat er vanaf het oogenblik waarop Bonsema definitief niet meer behoorde tot die partij en geen lid meer was van die fractie, hem ook het vertrouwen van den raad was opge zegd, zoodat hij daar niet meer kon zitten. Bonsema heeft gemeend om hem moveeren- de redenen de motie naast zich neer te moe ten leggen. In hoeverre te zijnen opzichte van corruptieve handelingen gesproken kan worden, kan ik niet beoordeelen. Ik beschik niet over het algemeene dossier. Ik weet, dat v. d. Vall eerst gesproken heeft over de afwezigheid van corruptie en daarna grieven heeft genoemd. Het was wel niet corruptief maar toch in hooge mate onvoorzichtig van den wethouder. Ik heb dit gevoeld als iets niet in overeenstemming met de waardig heid van een wethouder van Alkmaar. Af gescheiden hiervan behoort het tot de po litieke zeden, dat een wethouder die krach tens een opdracht een zetel bezet, die niet bljjft bezetten wanneer hem het vertrou wen is opgezegd. De heer Bonsema moet m deze zaak een zuiver publiekrechtelijke zaaK zien en het is wel gebleken, dat Bonsema voldoende zijn eigen pleitbezorger kan zijn. Bijstand van een advocaat heeft hij aller minst noodig. Bonsema had recht van be roep op den Partijraad. Hij heeft daar geen beroep ingesteld, maar medegedeeld, dat hij in beroep wenschte te komen en informato- risch inlichtingen gevraagd of hij het schrif telijk of mondeling moest doen en daarop heeft hij geen antwoord gekregen. Ik ben van meening, dat men er met informaties niet komt, maar dat men in beroep moet ko men en daarvan mededeeling moet doen. Met de bewering, dat Bonsema eigen eer zoekt, bedoel ik niet, dat hjj eigen vereering zoekt. Ik heb uitdrukkelijk gezegd, dat hij eigen eer zoekt en wie de perroratie van den heer Bonsema heeft gehoord, kan moeilijk ontkennen, dat het hem te doen is om eer herstel. Daarom is het naar mijne meening onjuist, dat Bonsema het op de aanplakbil jetten wil doen voorkomen, dat hij het Alk maarsche stadsbelang wil dienen. Spr. ging hierna nog in op het verkie zingsblaadje van den heer Bonsema. De centralisatie van de gasfabrieken zou niet tot stand zijn gekomen, wanneer Ged. Staten niet tot Warmenhuizen hadden gezegd, dat zij die wilden. Het is niet alleen Bonsema's werk. De heer Bonsema: Waar staat, dat ik dat alleen gedaan heb? Mr. de Groot: Zoo voelt het publiek het, maar het is de Directeur au fond, na tuurlijk onder uw verantwoordelijkheid, die het werk tot stand heeft gebracht Onder de leden van Alcmaria en van de Kegelclub heeft ook spr. vrienden en hij heeft niets onvriendelijks aan het adres van die menschen beoogd. De bedoeling is niet anders geweest, dan op te merken, dat het merkwaardig aandoet, dat er onder de lijst van Bonsema zooveel leden staan van Alc maria Victrix, den Kegelbond en de Lijkas- sociatie. Spr. waardeert het in die men schen, dat zij Bonsema in de moeilijke om standigheden, waarin hij heeft geleefd, heb ben willen helpen, eerherstel te verkrijgen. Spr. heeft zijn opmerking gemaakt, omdat hij de overtuiging heeft, dat Bonsema ge speculeerd heeft op den minder goeden naam, dien de politiek heeft. Spr. merkte nog op, dat hij er part noch deel aan heeft gehad, dat de Liberale Staats partij hem in de districten I en II en den heer Stoutjesdijk in het district in als no. 1 heeft geplaatst. Welke reden het bestuur daartoe bewoog, ligt buiten spr. compe tentie. Voorts zegt spr., dat het niet allereerst de schuld van Bonsema is, dat het het Bonse ma-bad zóó geolopen is, maar dat deze daar aan toch wel groote schuld heeft. Bonsema toch was de gemeentelijke commissaris van toezicht en hij heeft dit toezicht niet nauw keurig uitgeoefend. Andere raadsleden heb ben hierin ook gefaald, maar de gemeente lijke commissaris was belast met het directe toezicht en daar heeft wel wat aan ontbro ken. De radiodistributie besprak de heer Stoutjesdijk, doch dit geschiedde alles vóór spr. tijd. Spr. wil Bonsema niet onthouden de eer, die hem toekomt. Hij is een man met een 'zeer behoorlijk stel hersens, doch daar naast ook een ontzettend handige kerel en die handigheid speelt hem wel eens parten, daar, waar hij zijn hersens zou moeten ge bruiken. Het geschil tusschen de gemeente en het Prov. Electriciteitsbedrijf is op het oogen blik hangende bij de Arrondiss. rechtbank te Haarlem. Met daarover te spreken op deze vergadering bereikt men niets. Als overtuigd voorstander van het open baar onderwijs heeft spr. het ideëele belang van dit onderwijs hooger gesteld dan de tij delijke vestiging van twee bataljons. Daar om was hij tegen het incidenteele voorstel om terwille van een 80 man een school te ontruimen. De heer Bonsema: 300 man! Mr. de Groot: Het hangt er van af, of de leveranties wel aan Alkmaarders zouden komen, rnaar ik heb mij in de eerste plaats als voorz. van de plaatselijke commissie van het L.O. verzet tegen de verslechtering van het onderwijs. Spr. handhaaft, dat de lijst van de Onaf hankelijken een lijst is van onafhankelijke socialisten, aangezien toch Bonsema zeker niet zal durven zeggen, dat hij zijn begin sel als socialist heeft verloochend. Spreker noemt het misleiding van de Alkmaarsche kiezers, de Onafhankelijken voor te stellen als de partij van het algemeen stadsbelang. Misschien zal Bonsema het Alkmaarsche belang voorstaan, want hij hij is daarvan op de hoogte, maar hij zal dit niet kunnen doen, zonder zich te stellen op de basis van zijn socialistisch inzicht. Wanneer Bonsema eventueel de stad zou verlaten, dan zitten wij met zijn opvolgers, die zich nog moeten inwerken. Spr., die nog aan de Universiteit heeft gestudeerd, heeft dit zelf ook moeten doen, maar hoe zal dat gaan met die men schen? Spr. heeft de Alkmaarsche kiezers slechts willen waarschuwen voor de leuzen van de Onafhankelijken, dat zij uitsluitend het stadsbelang willen dienen. (Applaus.) Repliek van den heer Bonsema. De heer Bonsema constateerde met voldoening, dat, hetgeen mr. de Groot een zich persoonlijk verantwoorden noemde, tot een debat was uitgegroeid. Spr. durfde beweren, dat men in den ge meenteraad weinig politiek kan bedrijven en hij wees mr. de Groot erop, dat diens partij genooten in Bergen en Schagen ook als groep zijn opgetrokken, los van politieke partyen of bewegingen. Wanneer het met een,bedrijf goed is ge gaan, dan is dit de verdienste van den di recteur, maar als het met een bedrijf niet goed is gegaan, dan is het spr. schuld, al thans volgens het betoog van mr. de Groot De gemeentelijke commissaris van het Bon sema-bad moest geen dagelijksch toezicht houden. Hij treedt op, evenals die van de exportveiling en die van volkshuisvesting, wanneer in de vergaderingen de exploita tierekeningen in behandeling komen. Spr. gelooft zich met de oplossing, die thans is gevonden voor het bad, gelukkig te mogen prijzen. Men kan niet beweren, dat ik daar de gemeente heb benadeeld. Mr. de Groot: Dat zeg ik niet De heer Bonsema: Dat kunt u ook niet zeggen. De kiezers en die alleen kunnen spr. straks rehabiliteeren. Reeds jaren loo- pen velen in Alkmaar met de gedachte rond, vertegenwoordigers in den Raad te brengen, die los staan van de politieke partyen en dit, omdat velen beu worden van de politiek. Mr. de Groot: Daar kunnen ze u niet voor nemen. De heer Bonsema: Waarom niet? Mr. de Groot: Omdat u socialistisch bent De heer Bonsema: Men kan socialist zyn en toch wars van partijpolitiek. Ik ver klaar hier, dat ik mij voor de toekomst los heb gemaakt van elke politieke partij en dat ik de belangen van Alkmaar zal behar tigen, ontdaan van alle politieke franje. In dit opzicht volg ik het voetspoor van de Liberalen en Vrijzinnigen in Bergen en Schagen. Oorspronkelijk zou de lyst van de Onaf hankelijken andere namen hebben bevat, maar uit vrees voor de toepassing van een inquisitie deinsden verschillende midden standers er voor terug, hun naam op de lyst te laten plaatsen. Als mr. de Groot ontkent, dat het streven, los van politieke partijen, leeft in de stad, dan is hij al slecht op de hoogte. Het speet spr., dat mr. de Groot ge zegd heeft: „Ik kan niet beoordeelen, of Bonsema vrijuit gaat". Mr. deGroot: Uit het rapport van wethouder Klaver heb ik den indruk ge kregen, dat u zeer onvoorzichtig bent ge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 9