Frankrijk gewapend tegen de gevaren. Minister Goseling verdedigt zijn beleid. Ernstige woorden van Daladier bij de sluiting van de parlementszitting. Vrouwen en po'itie slaags. In Oost-Londen. Een nieuw Duitsch verwijt aan Engeland. Oude boeken en historische documenten ontdekt. PARLEMENT Zijn standpunt volledig gehandhaafd. Niet „vernietigd" door het rapport der Kameicommissie. DERDE BLAD. 2 Gistermiddag heeft de Fransche Kamer het ontwerp tot hervorming van de kieswet aangenomen met 339 stem men tegen 234 stemmen. Zooals men weet is dit ontwerp, dat de invoering van een evenredige vertegenwoordiging beoogt, verscheidene weken besproken. De Kamer heeft een groot aantal wijzi gingen aangebracht. Na de stemming deelde de voorzitter mede. dat oud-minister Frossaard ver zocht had een interpellatie te mogen in dienen over de politiek van de regeering. Ui) naam van de regeering verzocht mi nister-president Daladier deze interpellatie uit te stellen, doch Frossaard stond erop in het kort uiteen te zetter., waarom hij het noodig oordeelde de regeermg vragen te stellen over haar bedoelingen inzake de hervormingen, welke bij gebrek aan tijd niet behandeld konden worden, n.L het pensioen voor oude arbeiders en de amnestie en hij vroeg de reegering, of zij deze kwesties bij decréet wilde regelen. Hij voegde hieraan toe, dat hij niets zou vragen over de bui- tenlandsche politiek aangezien deze zijn vol ledige instemming heeft. Vervolgens besteeg de minister-president het spreekgestoelte en zeide, dat hij Fros- sard dankte dat hij voor de sluiting van de zitting van de Kamer, welke over enkele mi nuten zou volgen, enkele korte vragen heeft gesteld. Uit de verklaring van Frossard is gebleken, dat in het begin van dezen zomer een feit al het andere overheerscht: sedert twintig jaar is de toestand niet zoo ernstig geweest. Aan de Fransche grenzen staan drie millioen man onder de wapenen, zon der te rekenen de para-militaire organisa ties, in het binnenland in de fabrieken werkt men met koortsachtige haast en men ont vangt berichten over groote troepen concentraties. Minister-president Daladier verklaarde verder, dat aan de grenzen van Frankrijk een propaganda wordt gevoerd, welke nu eens spreekt over rassenoorlog en gods dienstoorlog, dan weer met oude verwijten de Franscn-Britsche solidariteit, zonder welke geen vrede verzekerd is, tracht te breken. De legeering moet eerst de lands verdediging versterken Hiervoor zijn mil- liarden en nogmaals milliarden noodig. Hoe zwaar deze last. ook is, het land wil deze liever dragen, dan buigen voor de bedrei ging van geweld. Daladier herinnerde ver volgens eraan, dat hij niet heeft gemobili seerd, doch ter beschikking heeft geroepen. Dank zij de Fiansche grenswacht is de vrede bewaard. Het is noodzakelijk, dat twee geoefende lichtingen onder de wapenen zijn, geen enkele andere regeering, welke zich bewust is van haar verantwoordelijkheid, zou een andere taal kunnen spreken. Ondermijning in het binnenland. Verder zou het onzinnig en zelfs mis dadig zyn geweest de intrigue, waarover de minister-president heeft gesproken, te laten voortwoekeren. Frankrijk is een edelmoedig land, doch uit naam van de individueele vrijheid mag de regeering r.iet ontwapend worden. Twee decreten hebben paal en perk gesteld aan de genoemde intrigue. Bij huis zoekingen werden de draden hiervan ge vonden. Men poogde Frankrijk te vangen in een net van listen, spionnage en erger nog; de regeering zal voorkomen, dat de eenheid van het land wordt gebroken. Frankrijk is bereid tot eerlijke samen werking met alle volken, indien dezen ook willen werken in een wereld van vrede en niet willen vernielen. Frankrijk is ook vast besloten zich met alle kracht te verzetten tegen iedere poging tot overheersching (luid applaus). Het weet, dat deze pogingen zich eens tegen Fraknrijk zullen keeren. Frankrijk zal waken en de voornaamste zorg van de regeering is de versterking van ■ie landsverdediging. Meisje na val overleden. - Maandag is het 4-jarige meisje C. B. de Wit, gewoond hebbende aan het Spuiwater te Rotterdam, hij het spelen van een hek in de St. Lau- rensstraat te Roterdam gevallen. Zij had ^ogenschijnlijk geen verwondingen opge lopen en is naar huis gegaan. Tengevolge van haar val had zij echter waarschijnlijk ernstige inwendige kneuzingen opgeloopen, want gisternacht is ze overleden. Niet uitgekeken. - Op het gevaarlijke kruispunt HaagschewegSloterweg te Arr.- :*frdam is gisteravond een 45-jarige wiel- TJ4er door onvoorzichtig oversteken in bot- ■\g gekomen met een personenauto. Hij Vd ernstig gewond. Handelsverkeer met Bohemen en Mora- ff - - Ten aanzien van het goederen- en be- fïüigsverkeer tusschen Nederland en het 4 3'ctoraat Bohemen en Moravië zal van $eii a.s. de uitvoer van Nederlandsche en .«^flerlandsche overzeesche goederen naar het protectoraat op dezelfde wijze geschie den als voorheen naar Tsjecho-Slowakije. Er zijn derhalve, behoudens de vroeger gebruikelijke, geen bijzondere documenten of vergunningen van een Nederlandsche in- [stantie noodig. f De benoeming van dr. Jan Romein. - Ter aanvulling en afsluiting van het adres, door een groot aantal werkers op het gebied der geesteswetenschappen tot den minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen gericht nzake de benoeming van dr. J. M. Bomein aan de universiteit te Amsterdam, zijn nog de volgende namen aan den mi- sister toegezonden: dr. W. F. A. Bannier, hr4 J. J. Boer, dr. G. A. Bouteltje, prof. dr. P. J. Enk, dr. M. van der Goes van Naters, drj. C. C. Krieger, dr. D. de Lange, mevr. «S-Roland Holstvan der Schalk, prof. dr. Snpyders de Vogel, dr. J. J. Westendorp mp, mr. dr. J. F. C. Gutteling, dr. J. J ondius en drs. J. Benders. De gebeurtenissen in de buitenlandsche politiek, zoo ging de minister-president ver der, dicteeren het antwoord op de vragen van Frossard. Ten aanzien van de wijziging van de kieswet zal de normale procedure gevolgd worden. De amnestie zal bij decreet worden geregeld omdat dit vraagstuk ver bonden is aan de landsverdediging, aange zien het een bijdrage is tot de eenheid van Frankrijk. Wat betreft de pensioenen voor oude arbeiders, dit houdt de regeering nog bezig. Vervolgens zeide de minister-president dat indien een verkiezingscampagne ge vaarlijk zou lijken in verband met de gebeurtenissen in het buitenland dan zal de regeering het initiatief nemen om deze ui tte stellen. Voor het oogenblik moeten de Franschen slechts denken aan de verdediging van den vrede in vrijheid. Dit wil niet zeggen, dat de regeering de steun van het parlement miskent. Spr. kan niet zeggen of het reces van het parlement lang of kort zal duren, de regeering zal evenwel het gewone contact met de commissies van Kamer en Senaat handhaven en het initiatief zou kunnen nemen tot het bij eenroepen van het Parlement. Gisteren hebben eenige honderden huur ders van arbeidershuizen in East End, voor namelijk vrouwen, een waren veldslag ge leverd met een aantal politiemannen. Sedert een twintigtal weken waren de bewoners in „huurstaking" gegaan om te protesteeren tegen de huren, welke volgens hen te hoog waren. Toen vanochtend de deurwaarders kwamen om hen uit de huizen te zetten vonden dezen de deuren gesloten en gebar ricadeerd. De deurwaarders riepen de politie te hulp en een vijftigtal agenten kwam in auto's. Zij moesten de huizen als het ware belegeren en slag leveren tegen de bewo ners, waarbij vooral de vrouwen zich ver weerden en een regen van projectielen op de politie deden neerkomen. Een politie man moest naar een ziekenhuis worden vervoerd, hij werd gewond door een groot blok beton, dat hem tegen de zijde was ge gooid. Het Duitsche Nieuwsbureau maakt gewag van een hoofdartikel van den diplomatieken medewerker van de Berliner Börsen Ztg. onder het opschrift„De vrije hand tegen over de neutralen". Kari Megerle, de schrij ver van het artikel, die reeds vroeger ge wezen heeft op de „gevaren van de Engel - sche omsingelingspolitiek voor de kleine en middelgroote staten, die door geen bondge nootschappen zijn geketend, schrijft o.a: „Van neutrale volkenrechtelijke zqjde wijst men erop. dat er opnieuw een ernstige aanwijzing beschikbaar is voor Engelands besluit om in geval van ernst de rechten en zelfs het bestaan van de neutrale staten met voeten te treden. Men heeft daarbij het oog op de opzegging van de z.g. algemeene acte van arbitrage, voorzoover haar toepassing in tijd van oorlog betreft, door Engeland en Frankrijk, welke opzegging 16 Februari is geschied en 16 Augustus van kracht wordt. De strekking van dit besluit is indertijd niet overal goed begrepen. De Engelsche en Fransche bladen liepen er zoo snel mogelijk overheen. In de kringen der deskundigen op het gebied van het volkenrecht zag men echter dadelijk in, dat men hier te doen had met een maatregel, welke de positie van de neutralen ernstig treft. Vooral de zeevarende landen, Scandinavië, de Middet- landsche Zee-Staten en Nederland, worden het slachtoffer, omdat zij van nu of weef volledig aan de willekeur van de Engelsche oorlogvoering ter zee zijn onderworpen. Betwistbare gevallen komen voor de beken de Engelsche prijsgerechten, die er aan spraak op maken internationaal onafhanke lijke ge-echtshoven te zijn. Engeland vestigt opnieuw zijn dictatuur ter zee over alle kleine naties, die aange wezen zijn op vrijen handel, aanvoer van levensmiddelen en grondstoffen en verkoop van hun industrieele producten. Zij verlie zen de wettelijke bescherming, die zij als leden van den Volkenbond door de generale acte genoten tegenover de Engelsche wille keur, doch blijven gebonden aan de ver plichtingen, welke 'voortvloeien uit hun lid maatschap van den Volkenbond; ook aan die van artikel 16, tenminste in Engelsche oogen. De omvang van deze verplichtingen zal in geval van ernst waarschijnlijk niet door hen worden bepaald, doch door de mogend heden, aan wier maritiemen en oeconomi- schen druk zij zijn blootgesteld. De intrekking van de Engelsche ondertee- kening nopens de arbitrage in geval van oorlog is derhalve tegelijkertijd een straf maatregel en een sanctie tegen het besluit van de staten, die vrij zijn van bondgenoot schappen, voor het zich onttrekken aan de verplichtingen van artikel 16. Dergelijke handelingen toonen wat Engelands aanspra ken om zich op te werpen als beschermer van de kleine naties tegen agressie betee- kenen. Bovendien beteekeat de opzegging van de oorlogsclausule uit de generale acte een maatregel van juridische voorbereiding van den oorlog, welke overeenkomt met de voorbereiding van de Engelsch-Fransche diplomatie op het gebied van de bondge nootschappen. Dat zij reeds genomen is in Februari d.w.z. op een oogenblik, dat Cham- berlain nog niet over het Tsjechische excuus beschikte, legt nog eens den nadruk op de Engelsche dubbelhartigheid. Wie zoo stel selmatig en bijtijds het internationale schootsveld vrijmaakt en zich zelfs tegen over de neutrale staten de vrije hand ver zekert, welke men noodig heeft voor de toe passing van een omsingelingsoorlog, be hoeft zich niet te verwonderen, dat het Duitsche volk een vergelijking trekt tus schen zijn vreedzame woorden en zijn vijandige daden en met een diep wantrou wen de Engelsche Danaëers beschouwd, ze.fs wanneer zij geschenken aanbieden. (Deze laatste zinsnede slaat op het: „Quid quid id est timeo Danaos et dona ferentes", uit ver- gilius' Aeneas, de woorden, welke Laokoön den Trojanen toeroept, als zij zich gereed maken cm het paard, dat de Grieken bij hun schijnbaren aftocht achter hebben ge laten, binnen te halen). In de archieven van de stad Moskou zijn een aantal zeldzame boeken en historische documenten van groote waarde ontdekt. O.a. heeft men het proces-verbaal gevon den van de „Affaire van het halssnoer" van koningin Marie Antoinette, n.1. de verhoo- ren van de graaf en gravin de la Motte, kardinaal de Rohan, de graaf en gravin Ca gliostro en andere documenten, dateerende uit 1785 en 1786. Verder twee exemplaren van de „Gazette Frangaise" verschenen te Berlijn tijdens de Fransche revolutie, een zeldzaam exemplaar van de „Decamerone" van Boccacio, geïllustreerd door Gravelot, een uitgave van „Don Quichotte" in het Spaansch, geïllustreerd door Joseph de Castille, de fabels van La Fontaine e.a. Deze werken zullen in het letterkundig museum te Moskou tentoongesteld worden, Het lang verbeide antwoord van den minister van justitie op het verslag van de Tweede Kamer over zijn nota betreffende de zaak-Oss is gistermiddag in de Kamer, onder groote belangstelling beneden, en boven op de tribunes, uitgesproken. Er waren zoovele gegadigden voor de enkele tientallen plaatsen op de publieke tribune, dat des morgens om negen uur al eenige menschen voor den ingang queue maakten. De politie had voor ordemaatregelen op het Binnenhof gezorgd. Een rij adspirant- tribunebezoekers mocht bij de deur blij ven staan, toeschouwers naar het komen en gaan van Kamerleden werden bij de colionades staande gehouden. Er was dus wel wat men noemt „sfeer", maar een die toch te veel met sensatie zucht verwantschap vertoonde, dan dat ze op prijs gesteld kon worden. In de verga derzaal zelve is het rustig gebleven. Om tien minuten over een verkreeg minister Goseling al het woord en tot vier uur toe heeft hij aan één stuk door ge sproken. Toen hij eindelijk zitten ging, in de overtuiging ongetwijfeld, dat hij ge daan had wat hij doen kon. wischte hij zich het voorhoofd af. Het waren inspannende uren voor hem geweest, hij had niet alleen zijn beleid, maar ook zijn persoon te ver dedigen gehad. Tot de eer van onze Tweede Kamei moeten we dadelijk hier aan toevoegen, dat de aanvallen op zijn persoon slechts van één groep uit de Kamer zijn gekomen en dat zij, hoofdzake lijk weer van denzelfden kant tuiten de Kamer tegen hem zijn vertooond, maar dan toch in die mate, dat zijn huiselijk leven er in het afgeloopen jaar onder te lijden heeft gehad. Voor dergelijke methoden van laster en aantijgingen, die men anoniem in zijn brievenbus vindt, zullen niet veel menschen een goed woord over hebben. Met de herinnering daaraan begon minis ter Goseling zijn antwoord. Het was een argumentum ad hominem, dat, als we ons niet vergissen als zoodanig door de Kamer zeker zal worden gewaardeerd, maar aan de zakelijke tegenwerpingen geen kracht zal hebben bijgezet. Wanneer we nu den inhoud van des mi nisters antwoord samenvatten, dan komt het hierop neer, dat hij zijn standpunt handhaaft. Zoowel wat de noodzakelijk heid van den tegen de marechaussee van Oss getroffen maatregel (schorsing van de opsporingsbevoegdheid), als wat de correctie zelve betreft. Maar ook wat be treft de vraag of de rechtszekerheid er mede is gediend geweest. De minister heeft den procureur-generaal de hand boven het hoofd gehouden, hoog van zijn be kwaamheden, ijver en onkreukbaarheid opgegeven; slechts gaf hij toe, dat het verstandiger zou zijn geweest als de p.g., toen er op 1 Maart 1938 een nieuwe dis trictscommandant van de marechaussee optrad, met dezen contact had gezocht en niet had gedacht dat er met dezen ook niet zou zijn samen te werken. Aan die samen werking heeft het ontbroken dat er kende de minister en zij rr.oet volledig worden hersteld, in welke richting reeds iets moet zijn bereikt. Niet vernietigd! Over het rapport in zijn geheel zeide de minister in menig opzicht voldaan te kun nen zijn; hij voelde zich er niet door ver nietigd! Hij waardeerde het, dat de com missie (en ook zeer vele leden in de Kamer) zijn goede trouw niet in twijfel trekken, en in verband daarmede nu be handelde mr. Goseling de vraag, door ver schillende sprekers opgeworpen, welke ge volgen hij aan de aanneming van de conclusie der commissie zou verbinden. En, er aan herinnerend, dat eenige spre kers, zooals de heeren Kersten, Wijnkoop, Rost van Tonningen en van Fouten, had den uitgesproken, dat zij door te stemmen vóór de conclusie tevens achten te stem men voor het aftreden van dezen minister, verklaarde de bewindsman, dat dit element van onzuiverheid uit de stemming beter zou kunnen verdwijnen, en beval hij aan, dat degenen, die wantrouwen wilden uit spreken, daartoe openlijk en eerlijk de ge legenheid zouden krijgen; waarmede hij niet anders dan het stellen van een motie bedoeld kan hebben. Maar, al zou nu de moeilijkheid van het wantrouwen dan vermoedelijk zijn opge ruimd, dan blijf) nog over het verlangen van den minister, dat de Kamer gevonden wordt voor de aanvaarding van z ij n conclusies, die hierop neerkomen, dat zijn beleid niet gefaald heeft en dat de maat regelen tegen de marechaussees juist zijn geweest. Als er nog eenig verschil daarna zou blijven bestaan, zou hem dat niet ver ontrusten. Maar het is nog de vraag of 'de Kamer dat aanvaardt. De mogelijkheid bestaat natuurlijk, dat van r.k. zijde (bijvoorbeeld door mr. Sweens, die de min derheid van de commissie uitmaakt) een andere conclusie wordt gesteld, die meer in overeenstemming is met die van den minister. Uit het verdere verloop van het debat moet blijken of zoo'n conclusie eenige kans zou hebben. In zijn antwoord aan den minister heeft de voorzitter van de com missie, de heer Schouten (a.r.) alvast te kennen gegeven, dat de commissie haar standpunt ten aanzien van het niet ter be schikking stellen van bepaalde stukken en het weigeren aan ambtenaren om voor haar te verschijnen handhaaft. De minis ter beriep zich erop dat indertijd minister van Raalte (in 1907) bij een interpellatie- Schaper over mishandeling door mare chaussees eveneens geweigerd heeft pro- cessen-verbaal aangaande geseponeerde zaken (niet vervolgde zaken) over te leggen. Wil de minister hiervan als het ware een axioma maken, de heer Schouten, erkennend dat overlegging van dergelijke is, verlangde dat een uitzondering op den stukken in het algemeen niet gewenscht regel (en dan in een geval als het onder havige. waarin niet overleggen verkeerde indrukken kon wekken, waardoor de mi nister zich persoonlijk nog benadeelde) niet zou zijn uitgesloten. Hij beriep zich erop, dat minister van Schaik bij de be handeling in de Tweede Kamer van de zaak-Riesz (in Nov. 1936) ook geciteerd had uit processen-verbaal in niet vervolg de zaken. Na een staatsrechtelijk betoog over de bevoegdheid der Kamer in strafzaken, die zich z.i. slechts beperkt tot controle, be- hnadelde de minister eerst het zooeven genoemde punt, waarover we het dus niet meer behoeven te hebben, om daarna te verklaren, dat hij geen nieuwe feiten en materialen zou aanvoeren, op welke mo gelijkheid de heer Albarda had gezin speeld. Hij verweet de commissie, dat zij niet voldoende den samenhang van de ver schillende feiten en omstandigheden, waar onder het optreden van de marechaussees is gevallen, in het oog had gehouden. Het waren vijf gevallen in vijf maanden en drie gevallen in zes weken, waarin deze menschen waren tekort geschoten en zeer ernstig waren te kort geschoten volgens den minister, niet alleen in de zaak be treffende de knoeierij in de jeugdwerkver schaffing, maar ook in de zaak tegen den assuradeur v. d. H., waarin zij op grond van onvoldoende gegevens en motieven tot arrestaties waren overgegaan. Tijdig ingrijpen had verhinderd, dat het met betrekking tot de geestelijken denzelfden weg was opgegaan. Slechts deze drie za ken besprak de minister omdat h(j ze het meest typeerend achtte. Wat deze laatste zaak aangaat wees hij met overtuiging en beslistheid het vermoeden af, als zou hij tevoren met eenige overheid der r.k. kerk daarover contact hebben gehad. Natuur lijk had deze overheid wel belangstelling voor de zaak, voor het geval de beschul digingen gegrond zouden blijken. Het be vreemde den minister sterk, dat de com missie tegen de wijze, waarop de mare chaussee in de zaak betreffende de geeste lijken met de rechtszekerheid van Neder landsche burgers waren omgesprongen, geen grooter bezwaar had gemaakt. Ook wees de minister het verwijt af als zou de procureur-generaal een vooroor deel tegen de marechaussee hebben gehad. Wel zou het beter zijn geweest als hij wachtmeester de Gier niet 7 uur aan één stuk had verhoord, maar bijv. in twee etappes; staande was deze onderofficier althans niet verhoord. Hij ontkende dat de maatregel tegen de brigade als een straf was bedoeld; die maatregel was iets nieuws, maar ze leek hem de minst ge vaarlijke en schadelijke voor de betrokke nen. Wel erkende de minister zich te heb ben vergist in den weerslag die de schor sing in het volk en in het korps heeft ge had. Hij herhaalde dat de eer van het korps onaangetast was gebleven, waarna hij sr op wees, dat toch de rust in Oss en de goede verhoudingen tusschen de mare chaussee en de gemeentepolitie de nieuwe brigade onder leiding van wacht meester Mintjes was teruggekeerd Tenslotte zeide Z.E. dat hij door alles heen de rust van zijn geweten heeft be waard. Hij weet gestreden te hebben voor goede rechtsverhoudingen. „Maar nu of later" - zoo eindigde mi nister Goseling „zal die erkenning komen. Dat weet ik zeker". Op de banken der katholieken volgde eenig applaus. De heer Schouten aar. t woord Een zeer verstandige en te waardeeren maatregel was 't van den voorzitter om daarna de vergadering voor een half uur Minister Goseling op weg naar het Parle ment, om zijn rede te houden, waarin hij zijn standpunt in de bekende Ossche zaak verdedigde. te schorsen, teneinde den mir.ister en de Kamer wat op adem te laten komen na deze drie-uren speech en op die wijze weer aandacht te verzekeren voor het nawoord van den voorzitter der Kamer commissie, den heer Schouten (a.r.) Deze kwam om half vijf aan 't woord. Eerst zette hij uiteen, dat de commissie gezwe gen heeft totdat het rapport verscheen en daarna verklaarde hij omstandig 35 minuten gebruikte hij daarvoor de rol, welke de heer Rost van Tonningen (n.s.b.) die eenige schriftelijke opmerkingen bij de commissie had ingezonden, heeft gespeeld. Hij deed dat blijkbaar zoo uitvoerig om allerlei aantijgingen van die zijde in het dagblad der n.s.b. en in het Kamer debat van de vorige week te ontzenuwen en om aan te toonen, dat het mr. Rost van Tonningen slechts om sensatie te doen was geweest en om een schand. alzaak van de Osssche aangelegenheid tegen de po litieke partijen, en-de R.K. Staatspartij in 't bijzonder, te maken. Deze n.s.b.-afge vaardigde had alles en allen, volgens den heer Schouten, verdacht gemaakt zonder zweem van bewijs. Dit aan te toonen was slechts de bedoeling van den voorzitter der Kamerccmmisie geweest. Bravo's van verschillende zijden volgden op dit ge deelte van zijn betoog. Daarna behandelde de heer Schouten, gelijk ws reeds hebben medegedeeld, de kwestie var. het niet- overleggen van sommige stukken aan de commissie en de weigering van den mi nisterraad om ambtenaren te laten hoor en. Vandaag zette hij zijn rede voort, waar na werd gerepliceerd. Het was nog niet zeker of heden de beslissing zou vallen. EERSTE KAMER. De Eerste Kamer is gisteravond ook nog bijeen geweest, om eenige hamerstukken, contingenteeringen e.d. af te doen. Bij een wetsontwerp, dat, hoewel geen hamerstuk zijnde, toch wel in dien geest zou zijn be handeld, werd het woord gevoerd. Het betrof de deelneming in het prefe rente kapitaal met 700.000 door den Staat in de Hoogovens en Staalfabrieken te IJmuiden, ter uitbreiding der fabrieken met een walserij. De heer von Bonning- hausen (n.s.b.) laakte het dat het parti culiere kapitaal zich hier afzijdig had ge houden en betoogde dat dat in een natio- naal-socialistischen staat wel anders zou zijn gegaan. Zijn oordeel was, dat de keuze van de beleggingen niet langer aan het particuliere bedrijfsleven kon worden overgelaten en hij riep uit, dat zoodra de nationaal-socialisten hier aan de macht kwamen het met de werkloosheid uit zou zijn. Dat was t slot van zijn rede. waarop de voorzitter zich, tot groote hilariteit der Kamer liet ontvallen: „Dat zal nog wel even duren! Minister Steenberghe verklaarde dat de heer von Bönninghausen zich vergiste omdat particulieren voor 1.750.000 had den ingeschreven op het preferente kapi taal. Dat er nog 700.000 aan ontbrak, kon men aan de particuliere kapitaalbe zitters weinig euvel duiden, aangezien de Hoogovens tot nu toe nog weinig rende ment hadden afgeworpen. Daar een regeeringspersoon niet zoo vrij staat als een Kamerlid ging de minister op de rest van het betoog van den nat.-soc. afgevaardigde maar niet n. Het wetsontwerpje werd z. h. s. goed gekeurd, zelfs zonder aanteekening! Vandaag houdt de Kamer afdeelings- onderzoek. o.a. van de wijziging van de Dienstplichtwet.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 10