Versailles: Twintig jaar gewapende vrede. De dijkdoorbraak in België, Zeer omvangrijk herstelwerk. De operaties tegen Wentsjau begonnen. Schepen verlaten de haven. De onderhandelingen tusschen Moskou en Londen Diplomatieke schermutselingen van wapenstilstand tot vredesverdrag. Droevige, donkere dagen voor de Duitschers. De luchtgevechten in het Verre Oosten. Oroote brand op hot vliegveld Tamek. Een Nat.-Soc. oproep tot de Dantzigsche bevolking. „Gewapend met ervaring voor de uren, die komen". TWEEDE BLAD. Op het Belgische ministerie van open bare werken veronderstelt men, dat de oorzaak van het doorbreken van de dijken van het Albert-kanaal ligt in den aard van het terrein ter plaatse. Dit is zanderig en zeer mul. Bovendien werd op de plaats waar de dijken zijn gebroken, het kanaal gesneden door een beek. Verder werd medegedeeld, dat alles in het werk zal worden gesteld om de dijken te herstellen, op dusdanige wijze, dat de inwijding van het kanaal op den vastge— stelden datum en met het vastgestelde ceremonieel zal kunnen geschieden Het herstelwerk is evenwel zeer omvangrijk niet alleen moeten de doorbraken worden gedicht, doch ook moet de rechteroever welke doorweekt is en door de golven over een lengte van twee kilometer is meegesleurd, hersteld worden. Men hoopt toch op tijd klaar te zullen komen. De feesten, welke te Luik gehouden zouden worden, zullen dus doorgaan en niets zal de optocht van schepen, welke het kanaal van Luik naar Antwerpen De Duitsche gedelegeerden, de heeren Müller en dr. Bell, die op 28 Juni 1919 hun handteekening plaatsten voor het Verdrag van Versailles. zouden afzakken, tegenhouden. De genie te Hasselt is druk bezig met het verhoogen van de voorloopige brug, welke over het kanaal werd geslagen op de plaats waar in 1938 de brug is ingestort. Vragen in den senaat. In den senaat hebben drie leden ver zocht vragen te mogen stellen over de doorbraak. Na de opening van de vergadering gaf de minister van openbare werken, van der Poorten, een uiteenzetting van het gebeurde. De minister achtte het onvoorzichtig reeds nu den omvang van de schade vast te stellen. Hij verklaarde verder den dood van den ingenieur te betreuren. Een onderzoek is ingesteld om de oorzaak vast te stellen en men moet het resultaat hier van afwachten. Ook is het wenschelijk, dat men niet de politiek mengt in deze betreurenswaar dige zaak, waar de politiek niets te maken heeft. Verder moet men niet uit het oog verliezen, dat in alle landen, waar men een dergelijk groot werk onderneemt, men geen ernstige ongelukken heeft kunnen voorkomen. De voorzitter van den senaat verklaar de vervolgens van oordeel te zijn, dat de leden, die den minister vragen wenschen te stellen, zelf ook van meening zullen zijn, dat zij het resultaat van het onder zoek moeten afwachten, zoodat de minis ter hen zal kunnen antwoorden. Vervolgens werd met zitten en opstaan het voorstel om de zaak met spoed te be handelen, verworpen. Zooals wij gisteren reeds mededeel den, maakte de Japansche regeering bekend, dat zij de havens van Wentsjau en Foetsjau zou laten bezetten en dat zij daarom de buitenlandsche schepen verzocht, tijdig deze havens te verlaten. Aan dat verzoek is onverwacht gevolg gegeven en onmiddellijk daarop zijn de operaties tegen de havens begonnen. De Japanners hebben n.L twee kleine eilandjes voor den ingang der beide havens bezet. Daarmee werden deze havens als 't ware hermetisch gesloten. Een aanval op de beide havens heeft echter nog niet plaats gevonden. Deze zal pas Donderdag geschieden. Tot dien tijd kre gen de buitenlandsche schepen gelegenheid om te vertrekken, terwijl eveneens de vreemdelingen in beide steden nog den geheelen Woensdag in de gelegenheid wa ren, de steden te verlaten. Velen hebben daaraan reeds gevolg gegeven, maar 28 van hen, onder wie 6 Engelschen, blijven in Wentsjau. De diplomatieke medewerker van Reuter verneemt, dat de nieuwe instructies voor Seeds en Strang ten aanzien van de Britsche voorstellen gisteravond naar Moskou zou den worden verzonden. Verwacht wordt, dat zij een bespreking met den Russischen volks commissaris van buitenlandsche zaken spoedig, zeker deze week, mogelijk zullen maken. Graaf von der Schulenburg, de Duitsche ambassadeur in Rusland, zoo verneemt de Times uit Moskou, is te Moskou terug gekeerd na te Berlijn rapport te hebben uitgebracht over de vooruitzichten op even tueel Duitsch-Russische handelsbesprekin gen. Zooals reeds gemeld was Duitschland blijkbaar bereid aan Rusland bepaalde artikelen en in het bijzonder machines te leveren. In Duitsche kringen te Moskou wijst men er evenwel op, dat er eventueel groote moeilijkheden zijn te overwinnen. Duitschland heeft thans Tsjechisch materiaal tot zijn beschikking, maar hoe zou Rusland ervoor moeten betalen? Tot dusver konden de Russen niet de grondstoffen leveren, welke Duitschland noodig heeft, en als Duitschland een nieuw crediet aan Rusland zou verleenen zou altijd nog de kwestie van de terugbetaling opge lost moeten worden. Ruim 7 maanden waren verloopen na dien gedenkwaardigen llen November 1918, waarop eindelijk, eindelijk aan alle fronten het verlossende signaal klonk: „Staakt het vuren!" Een zucht van verlichting ging door de geheele wei'eld, bij combattanten zoowel als bij non-combattanten. In den eer sten, begrijpelijken vreugderoes zag men heel wat dingen over het hoofd. Slechts de zeer nuphteren vroegen zich af, welke vre desvoorwaarden den overwonnenen ten slotte zouden worden opgelegd. Want, al riep Ebert, de president van de Duitsche re publiek, den llen December 1918 den van het front terugkeerenden soldaten dan ook toe: „Ik begroet u, die ongeslagen van het slagveld onder ons wederkeert!" dit was niet meer dan een verkeerd begrip van de werkelijkheid. De Duitschrs waren ver slagen. Met eere, en bukkend voor een enor me overmacht; doch dit doet niets af aan het feit, dat Duitschland en zijn bondgenoo- ten overwonnen waren. Als overwonnene kon het nieuwe Duitsche Rijk dan ook niet. anders verwachten dan dat men het zou laten boeten, en zwaar laten boeten, voor den langdurigen oorlog, voor het vergoten bloed, de ontwrichting van het economisch leven, de fabelachtige verwoestingen. Dia overtuiging moeten ook de beide Duitsche gevolmachtigden hebben gehad, die met een bezwaard hart op 11 November, des mor gens om 5 uur 10, hun handteekening zetten onder den tekst van de wapenstilstand overeenkomst. Drie dagen te voren rappor teerde maarschalk Foch o.a., dat de Duit schers „in plaats van zich te beperken tot de kwesties betreffende den wapenstilstand, trachtten iets van hem te weten te komen over de vredesvoorwaarden, welke hun zou den worden opgelegd De Tijger toont zijn klauwen aan Wilson. Voor deze bezorgdheid bestonden natuui- ljjk maar al te gegronde redenen. Reeds de voorwaarden voor den wapenstilstand wa ren van zoodanigen aard, dat de onfortuin lijke Erzberger, door het voorloopige Duit sche bewind naar Rethondes afgevaardigd, op alle mogelijke manieren trachtte er ovei te onderhandelen, wat door maarschalk Foch werd geweigerd. De wapenstilstand werd gesloten; doch wat hadden de reeds zoo zware voorwaar den daarvan te beteekenen in vergelijking met die, neergelegd in het Vredesverdrag van Versailles Langdurige discussies onder de voornaamste vertegenwoordigers waren voorafgegaan aan het tot stand komen van dit document. Het was een openbaar ge heim, dat deze besprekingen vaak tot heftige tooneelen leidden, vooral tusschen Clemen- ceau, den „Tijger", Wilson en Lloyd Geor- ge. Het was vooral Clemenceau, met zijn heftig karakter, die aandrong op het nemen van de meest draconische maatregelen, waarbij hij voornamelijk bij Wilson op te genstand stuitte. De Amerikaansche presi dent moest het aanzien, dat zijn beroemde „Veertien Punten" telkens weer een veer moesten laten. Het kwam zelfs zoover dat Wilson, de idealist, dreigde, zich van verdere deelneming aan de debatten te onthouden en naar Amerika terug te keeren. Zoover kwam het evenwel niet. „Maar als de Duitschers als over winnaars eens het Verdrag hadden opgesteld?" Eindelijk, begin Mei 1919, waren de gede legeerden der Geallieerden het eens gewor den over den tekst van het Vredesverdrag, dat, naar wij reeds opmerkten, van de zijde van enkelen der Geallieerden aan scherpe critiek had blootgestaan. Een der tegenstan ders kreeg van Clemenceau ten antwoord: „Gij beklaagt de arme Duitschers om de strenge voorwaarden, die wij hun opleg gen? Maar hoe zoudt gij dan de arme Fran- schen hebben beklaagd, indien het diezelfde Duitschers waren geweest, die als overwin naars optraden!?" Dit was overigens in het buitenland het algemeene gevoelen, hoewel men het er bijna overal over eens was, dat het Vredesverdrag buitengewoon hard moest worden genoemd. Den 28en April verliet de Duitsche dele gatie Berlijn; 1 Mei arriveerde zij te Parijs. Met het oog op eventueele demonstraties liet men den trein stoppen te Vaucresson, tusschen Parijs en Versailles, waar de Duit schers uitstapten om den tocht naar Ver sailles per auto voort te zetten. De leiders der delegatie werden gehuisvest in het Ho tel des Réservoirs, eenmaal het verblijf van de geliefde van Lodewijk XV, Madame de Pompadour. De overige gedelegeerden wer den ondergebracht in hotels in de onmid dellijke nabijheid. Al deze gebouwen zagen aan de achterzijde uit op het Park van Ver sailles, waarin de Duitschers zich vrij kon den bewegen, doch dat was afgezet met pa lissaden om elk contact met de bevolking te vermijden in wederzijdsch belang. De Duitsche delegatie voor de vierschaar. In den namiddag van den 7en Mei werden de gedelegeerden ontboden in de hal van 'i paleis van Trianon. Hier zetelde Clemen ceau als voorzitter achter een tafel, met pre sident Wilson en de Amerikaansche delega tie aan zijn rechterzijde, en Lloyd George met de Engelsche delegatie ter linkerzijde. Met een korte toespraak overhandigde Cle menceau het document aan het hoofd der Duitsche delegatie, graaf Brockdorff-Rant- zau, een diplomaat van den ouden stempel. Hij wees er op, dat den Duitschers vijftien dagen tijd werd gegeven om de clausules van het verdrag te bestudeeren en hun be zwaren te formuleeren, welke vervolgens door den Raad zouden worden onderzocht. Deze toespraak werd beantwoord door graaf Brockdorff-Rantzau, waarbij het ver wondering wekte, dat deze bleef zitten tij dens het uitspreken van zijn rede, terwijl Clemenceau de meest elementaire vormen der beleefdheid in acht had genomen, door zijn toespraak staande te houden. De verga dering hield zich evenwel, of zij deze in breuk op de etiquette niet opmerkte en luisterde aandachtig naar hetgeen de woordvoerder der Duitsche delegatie naar voren bracht. Zijn betoog kwam in hoofd zaak hierop neer, dat, hoewel de vroegere Duitsche regeerders aansprakelijk waren voor Duitschland's deel aan de schuld voor den oorlog, geheel Europa daaraan mede schuldig was en dat Duitschland zich bereid verklaarde om zijn medewerking te verlee nen aan het scheppen van een nieuwe we reldorde, gebaseerd op Wilson's Veertien Punten. In verband daarmede wenschte Duitschland een „rechtsvrede". De kwestie van de schuldvraag. „Men verlangt van ons, dat wij alléén de schuld voor den oorlog op ons zullen nemen. Een dergelijke bekentenis zou in mijn mond een leugen zijn!" riep graaf Brockdorff- Rantzau uit. Deze dramatische woorden vonden echter geen weerklank. De tegen partij gaf geen enkel blijk van goed- of af keuring. Na afloop verlieten de Duitschers de vergadering het eerst. Toen zij buiten kwamen, losten de daar aanwezige Fransche officieren het delicate probleem, of den on derhandelaars het militaire saluut moest worden gebracht, op eigenaardige wijze op: zij namen bij het passeeren der Duitsche delegatie hun kepi af en hielden die in den arm Duitschland's vertegenwoordigers stelden onmiddellijk Berlijn in kennis van het ont- werp-vredesverdrag. De regeering had zich op het ergste voorbereid; doch haar bangste verwachtingen werden nog overtroffen. De pers en het volk hadden zich blijkbaar nog met eenige valsche hoop gevleid; des te grooter was dan ook de ontgoocheling. Het verlies van aanzienlijke gebiedsdeelen in Europa, volksstemmingen in andere gebie den, de verbeurdverklaring der koloniën, de om zoo te zeggen algeheele vernietiging van leger en vloot en nog zooveel andere voor waarden, de eene nog harder dan de andere, beteekenden niets meer of miadsi" «ii Uit Hsinking wordt gemeld, dat ten gevolge van den Japanschen luchtaanval een groote brand is uitgebroken op het vlieg veld Tamsk in Buiten-Mongolië. Ver scheidene gebouwen zouden in vlammen staan. Sedert het begin van het incident van Nomonhan heeft de Japansche luchtmacht 275 toestellen van de luchtmacht van de Sowjet-Unie omlaag geschoten, volgens de Japansche legerberichten over den strijd bij het Boeirmeer. De autoriteiten van het Kwantoengleger verwachten, dat de Russen thans voorzich tiger zullen worden. De Russische lesing van het lucht gevecht van gisteren. Het Russische persagentschap Tass meldt, dat volgens berichten van het hoofdkwar tier van de Sowjet-Mongoolsche troepen, de Japansch-Mantsjoekwosche luchtmacht gis teren opnieuw een vlucht boven Mon- goolgch grondgebied heeft uitgevoerd en wel in het gebied van Tamtstak-Boelak, op een afstand van 120 K.M. van de grens. De Japansch-Mantsjoekwosche luchtmacht be stond uit ongeveer 80 jagers en 30 bom- vliegtuigen. Het resultaat was, dat tijdens een kort gevecht zeven Japansche vlieg tuigen, waarbij twee bomvliegtuigen, wer den neergeschoten. Zes vliegtuigen van de Sowjet-Mongoolsche luchtmacht keerden niet naar hun basis terug. (Zooals gemeld zouden volgens de Japansche berichten 98 Russische vliegtuigen zijn neergeschoten. Red.) Door een bombardement werden twee kleine huizen te Bayin-Toemen vernield, waarbij vijf personen werden gewond. De Danziger Vorposten, het officieele or gaan van de nationaal-socialistische partij in Dantzig, heeft een oproep tot de bevolking gericht, waarin het o.m. heet: „Daar we weldra behoefte zullen hebben, dat de Dantzigers hun koel bloedigheid bewaren, getuigen we hier, dat de mannen en de vrouwen van ons land met ervaring gewapend zijn voor de uren, die komen". Het blad wenscht de bevolking geluk met haar discipline en haar eendrachtige ge voelens, welke zij in den loop van de laatste betoogingen getoond heeft. „De eenheid van de bevolking onder leiding van chefs, die zeker zijn van hun doel, aldus het blad, was nimmer zoo noodig als thans. Met haar hulp zijn voorwaarden in het leven geroepen, welke het mogelijk maken, dat de toe stand zich goed en wel ontwikkelt naar het einddoel, waarnaar alle Dantzigers streven. Wij hebben er geen behoefte aan om van tevoren onze politieke geestesgesteldheid te galvaniseeren. Maar wanneer in de eerstkomende weken opnieuw mannen van het rijk tot ons komen en wanneer de nationaal- socialistische party nieuwe betoogingen organiseert, zal de bevolking door vreed zame betooging den wil van ons land aantoonen". Ten slotte roep' de Danziger Vorposten op tot de betooging, welke Zondag a.s. in Tiegnhof zal plaats hebben. Eerste en laatste bladzijde van het vredesverdrag. volledige knechting van het Duitsche Rijk. In de rij der Europeesche staten zou het voortaan nog slechts een ondergeschikte plaats innemen. De bittere beker der vernedering. In geheel Duitschland ging een kreet van vertwijfeling op, die weerklank vond in de pers van verschillende andere landen vooral in dié landen, welke voor de ver schrikkingen van den oorlog gespaard wa ren gebleven en dus geen stem in het ka pittel hadden gehad. Wat niet ontkend kan worden, en waarop wij ook reeds wezen, is, dat dit vredesverdrag in verschillende op zichten afweek van den geest, neergelegd in de Veertien Punten van den idealist Wil son en, naast tal van ontegenzeggelijk bil lijke en volkomen gerechtvaardigde eischen, ook verschillende bepalingen bevatte, waar in zich maar al te zeer bittere wraakgevoe lens afspiegelden. Al zijn deze ook begrijpe lijk na een zoo langdurigen, verwoestenden oorlog, toch verdienen zij afkeuring. Scheidemann verklaarde openlijk dat „Duitschland den bitteren beker der verne dering tot den bodem had geledigd, dat de voorwaarden gelijk stonden met een dood vonnis op korteren of langeren termijn, doch dat de regeering hoopte, overeenstem ming te zullen bereiken langs den weg der onderhandelingen". Het concept, zooals het thans luidde, was onaanvaardbaar, maar de regeering had opdracht gegeven aan de de legatie om een tegen-concept te overhandi gen, waarin het standpunt der regeering werd uiteengezet, en om op een mondeling debat aan te dringen". Wilson verdedigt zijn Veertien Punten. Deskundigen op elk gebied zetten zich met koortsachtige haast aan het werk, om elke clausule van het verdrag te bestudee ren; en binnen acht dagen keerden graaf Brockdorff-Rantzau en dr. Landsberg naar Parijs terug met uitgebreide uiteenzettingen en tegenvoorstellen van Duitsche zijde, ver deeld over drie nota's. Het antwoord der Geallieerden luidde in hoofdzaak, dat de door hen opgestelde be palingen van het Vredesverdrag als defini tief moesten worden aanvaard. Wat betreft de door de Duitschers naar voren gebrachte afwijking van de Veertien Punten van pre sident Wilson antwoordde deze laatste per soonlijk: „Ons verdrag bevat nergens een schending van mijn beginselen. Indien ik een andere meening was toegedaan, zou ik niet aarzelen, dit te bekennen en trachten deze fout te herstellen. Doch het verdrag, hetwelk wij hebben opgesteld, is geheel in overeenstemming met myn veertien pun ten". Met dit antwoord keerde de Duitsche de legatie naar Berlijn terug; haar was een be denktijd toegestaan van vijf dagen, even tueel te verlengen met 48 uur. Van bespre kingen of onderhandelingen, van welken aard of in welken vorm ook, wilden de Ge allieerden niet weten; het Duitsche ant woord moest eenvoudig luiden: „Ja" of Npftn" Harde waarheden van Harden. Het was wel duidelijk, dat er niets anders overbleef dan het verdrag te teekenen even duidelijk als het was, dat noch Schei demann, noch Brockdorf-Rantzau tot de on derteekenaars zouden behooren. Wat de houding van de massa van het Duitsche volk betreft, deze werd door den bekenden jour nalist Harden aldus gekarakteriseerd: „De ons opgelegde voorwaarden zijn mild, in vergelijking met die welke de Duitschers zelf voornemens waren op te leggen, indien zij gewonnen hadden, of in vergelijking met die, welke zij bij den vrede van Brest-Li- tovsk hebben bedongen. De Duitsche natie heeft zich er nog geen rekenschap van ge geven, wat er eigenlijk is gebeurd, of waar om het Keizerrijk zoozeer de woede der an dere volken heeft opgewekt. Millioenen Duitschers hechten nog steeds geloof aan het bestaan van een omsingelingscomplot, waarvan Duitschland in 1914 plotseling het slachtoffer is geworden". In tusschen verliep de tijd. Er restten nog slechts twee dagen. De legers der Geallieer den aan de Duitsche grenzen troffen onmis kenbare toebereidselen om Duitschland bin nen te vallen. Scheidemann trok zich terug uit het kabinet. Iedereen schrikte er voor terug, de verantwoordelijkheid voor het on derteekenen van het vredesverdrag op zich te laden. Hermann Müller deed een misluk te poging om een kabinet te vormen. Den 22sten Juni gelukte dit aan Bauer. Zijn ka binet besloot, met 236 tegen 89 stemmen en 68 onthoudingen, het verdrag te teekenen, zonder evenwel te erkennen dat het Duit sche volk de schuld droeg aan den oorlog en zonder zich te verbinden, den ex-keizer te doen berechten en de oorlogsmisdadigers uit te leveren. Dit besluit werd denzelfden avond ter kennis gebracht van Clemenceau. De teerling is geworpen. De Opperste Raad antwoordde evenwel kortaf, dat geen enkele reserve kon worden aanvaard, en dat er van den toegestanen bedenktijd nog slechts 24 uur restten. Dit maakte een einde aan allen tegenstand. Den volgenden dag capituleerde Bauer, met den uitroep: „Laten wy teekenen! Ik stel na mens het geheele kabinet voor, om onvoor waardelijk te teekenen". Dit voorstel werd met groote meerderheid van stemmen aan genomen. De teerling was geworpen. De 28ste Juni 1919 was een zware dag voor het Duitsche Ryk; toen zetten zijn twee gedelegeerden, in dezelfde spiegelzaal van het slot te Versaüles, waar in 1871 de Franschen als overwonnenen verschenen en het Duitsche Keizerrijk werd uitgeroepen, hun handteekening onder het lijvige docu ment, dat nadien in Duitschland werd aan geduid onder den naam van „Dictaat van Versailles". Aan de heeren Müller en Bell viel de lang niet benijdenswaardige op dracht ten deel, namens het Duitsche volk hun handteekening te plaatsen onder het verdrag, dat volgens Hitier in zijn rede van 28 April j.L „slechts werd opgesteld door misdadigers (Nadruk verboden).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 7