VOOR ONZE KINDEREN.
RAADSELS.
KOOS GAAT NAAR DE STAD
Verhaaltjes van kinderen
voor kinderen.
IV,
DERDE BLAD
t VOOR HET EERST NAAR SCHOOL
door PIEREWIET.
jetje rou over een paar dagen naar school
gaan. Alles was 'gereed, griffeldoos, spons en
lei. Nieuwe schoentjes had ze voor haar ver-
jaardag gekregen met een mooie haarstrik.
Nu moest ze nog een andere jurk hebben,
v,-ant haar roodje was geheel af. Je moet
maar gaan sparen, had moeder gezegd. Nu
moest Jetje weieens boodschappen doen en
dan kreeg ze weieens een paar centen of een
stuiver. Maar het varkentje was nog mager.
Jetje loopt altijd de post tegemoet en vraagt
dan: „Heeft u nog wat voor Nierop?" Hier
heb ik een grote brief voor je vader. Jetje
pakte hem aan en liep vlug naar huis.
Thuis gaf ze hem aan haar vader. Wat
straalde vaders gezicht. Zijn broer zou
overkomen, oom Piet. Dat zou een groot
feest zijn. Twee jaren en zeven maanden
hadden ze al niets van hem gehoord. Hij
had in 't Oosten drukke zaken en had nu
twee maanden vrij. Wat was Jetje blij. De
volgende morgen stond ze al met ongeduld
op het perron te wachten. Ha, daar kwam
de trein. Daar heb je oom Piet, zei vader.
Toen kwam een lange blonde man op vader
toestappen. Zo, hoe gaat het? En is dat
kleine Jet? Zullen we nu een taxi halen?
Hou jij de koffer eens vast. Oom liep vlug
naar het station en even later kwam er al
een taxi voor. De koffer werd achterin gezet
en daar reed de taxi heen. Later gingen ze
met de trein naar huis.
Oom deed eerst zijn jas uit en zette de
koffer in de gang. Toen dronken oom en
vader en moeder een kop thee en Jetje
kreeg een glaasje Ranja.
Daarna ging oom de koffer halen. Jetje
stond bij de koffer, toen oom hem open
deed. Eerst kwam er wat voor moeder uit,
een fraai bewerkte doos voor het naaiwerk
met nog een paar beeldjes en een ring.
Voor vader een tabaksdoos met tabak en een
pijp en een mooie wandelstok. Nu een groot
pak vaar Jetje. Eerst kwamen er pantoffel
tjes uit, die ze dadelijk paste. Wat was ze er
blij mee. En toen, raad eens... een mooie
jurk met hartjes en bloemetjes.
De jurk mocht ze aan naar school,
had oom gezegd, 's Avonds was er feest en
midden op tafel stond een taart, die oom en
Jetje gehaald hadden. Jetje moest om 8 uur
naar bed. Ze zette wel een pruillipje, maar
daar gaf moeder niet om, want ze moest
morgen naar school. Morgenmiddag had ze
vrij en dan mocht ze met oom en vader en
moeder mee. 's Morgens om zeven uur
stond Jetje op en na gewassen te zijn en
ontbeten te hebben, gingen moeder met Jetje
naar school. Sommige kinderen huilden wel
omdat hun moeder weer weg ging. Jetje
mocht naast een meisje zitten, die Ria
heette. Alle kinderen vonden de jurk erg
mooi. Om half twaalf kwam moeder haar
halen en ze vertelde in geuren en kleuren,
wat ze allemaal gedaan had.
En voortaan ging ze altijd met plezier naar
school.
TWEE MATROOSJES VLUG EN NET.
Twee kleine matroosjes maakten hun
eerste reis. Ze zagen veel nieuwe dingen
en veel vreemde landen. Ook moesten ze
heel wat leren aan boord. Een goede ma
troos moet het dek keurig schoon kunnen
maken, hij moet in de mast klimmen en zo
meer. Dat onze matroosjes al heel handig
waren na hun eerste reis, kun je op dit
plaatje zien, als je de cijfers met elkaar
verbindt.
5*
)fa
ll4
.kt
'3t
30
**0
•40
3i
•3?
t
5b
DE VOORRAADSCHUUR VAN EEN MOL.
Nooit was men het er helemaal over eens
of een mol werkelijk een voorraadschuur
maakt onder de grond. Veel pogingen zijn al
gedaan om achter dit geheim te komen, en
eindelijk is men er in geslaagd om nadere
cij zenderheden te weten te komen. Bij een
nauwkeurig onderzoek, waarbij de mensen,
die de waarnemingen deden, veel geduld
moesten uitoefenen, voor ze de mol werke
lijk aan het werk zagen, ontdekten ze, dat
een mol in 41 minuten tijd niet minder dan
grote regenwormen in de grond opborg.
In de muren van zijn hol groef hy gaten
van ongeveer 10 c.M. diepte en in elk van
die gaten stopte hij een paar regenwormen.
Dit deed hij zo precies, dat hij tussen twee
wormen in een dun aardlaagje stopte. Alle
regenwormen leefden nog. maar ze konden
niet wegkruipen want de mol had alle? goed
verzorgd en deze wormenverzameling moest
dienen voor later, als hij geen voedsel meer
kon krijgen. Over dit laatste is men het nog
niet helemaal eens. Sommige geleerden
denken, dat hij de wormen alleen opbergt,
omdat hij er teveel vindt om op te eten en
het zonde vindt om ze weer te laten gaan.
Waarvoor de mol de wormen in werkelijk
heid opspaart, kunnen we hem helaas niet
vragen!
IN VEERTIEN DAGEN OM DE WERELD.
Het klinkt wonderlijk, dat je in veertien
dagen om de wereld kunt reizen. Toch
wordt dit aan de gasten van een Ameri
kaanse Luchtvaart Maatschappij beloofd, als
ze intekenen voor een wereldvlucht. Het
vliegtuig, dat de wereldvlucht zal maken,
begint in San Francisco, dus aan de West
kust van Amerika. Daarna gaat het langs
Honoloeloe (Zuidzee-eilanden), Midway
Wake. Guan, Manila, Hongkong, Bangkok
(in Siam), Karachi, Basra (Br.-Indië),
Alexandrië (Egypte), Bracciano (Italië),
Londen en New-York. In al deze plaatsen
krijgen de passagiers gelegenheid om naar
buiten te gaan en de plaats te bezichtigen.
Als het vliegtuig dan weer in San Francisco
terug is, kunnen de passagiers zeggen, dat
ze een reis om de wereld gemaakt hebben!
De bedoeling van de Luchtvaartmaat
schappij is om dit zomerseizoen verschillen
de van deze reizen te organiseren en men
verwacht een grote toeloop van „wereld
reizigers".
KLEDERDRACHTEN UIT DE
MIDDELEEUWEN.
Hoe mooi en afwisselend de kleren van de
mensen uit de middeleeuwen waren, hebben
we wel eens op plaatjes gezien. Die kleren
werden vaak van heel fijne stof gemaakt en
ze waren dan ook heel kostbaar. Wat zou
het er vreemd uitzien, als wij tegenwoordig
nog zulke kleren droegen. Stel je voor, dat
je moest fietsen met een sleep en lange
rokken of met een mantel zoals de minne
zanger hier draagt. Kijk ook eens naar de
„uniform" van den soldaat! Dat is wel een
heel groot verschil met tegenwoordig! Het
enige wat er nog een beetje op lijkt zijn de
been windsels!
EEN MINNEZANGER.
EEN SOLDAAT.
OM ZELF TE MAKEN.
Een vlinder van papier.
Dat echte vlinders bijzonder mooi kunnen
zijn. weten we allemaal weL Nu is de tijd
weer aangebroken waarin we die prachtige,
elegante diertjes van bloem tot bloem zien
vliegen. Jullie hebben natuurlijk allemaal
wel eens een vlinder van dichtbij gezien,
want ze blijven dikwijls heel rustig zitten,
als er iemand in hun buurt komt. Misschien
heb je ook op school wel eens een vlinder
mogen tekenen, maar wie van jullie heeft
er wel eens een van papier gemaakt?
N
m
^7^
i
Toch is dat niet erg moeilijk. Een papieren
hoedje hebben jullie natuurlijk al wel eens
gemaakt. Een vlinder is niet veel moei
lijker. Je hebt er een vierkant stuk papier
voor nodig van ongeveer 10 c.M. breed. Dit
buig je nu eerst twee maal middendoor,
zodat een recht kruis van vouwen ontstaat.
Daarna draai je het papier om en buigt het
nog eens twee maal door langs de diago
nalen (dat is van de ene hoek naar de
andere). Nu ziet het papier er dus, als het
opengevouwen is, uit, zoals op afbeelding 1.
Nu kan je heel gemakkelijk het figuurtje
van afbeelding 2 vouwen. Van één van de
twee driehoeken, die ontstaan zijn, sla je de
punten (a en b) naar beneden om. Daardoor
ontstaan er twee kleine driehoeken, waarvan
de open zijde tegen de middellijn aanligt
(zie afb. 3). Nu moet je deze kleine drie
hoekjes nog eens vouwen en wel de ge
sloten zijden naar voren, zodat ze tegen de
middellijn komen te liggen (afb. 4). Dan
wordt de grote driehoek nog eens samenge
vouwen en de vlinder is klaar. Je kunt hem
net zo mooi beschilderen als je zelf wilt en
als je er een paar gemaakt hebt, zal je zien,
hoe vlug je het kunt. Nu kan je een mooie
vlindercollectie maken en ze precies zo
verver., als ze in werkelijkheid zijn.
OPLOSSING VAN
WELKE LETTER IS DIT?
Het was de letter A, die daar in stukjes en
brokjes op tafel lag. Kijk maar, de stukken
passen precies aan elkaar!
1. Er zijn 9 woorden van 3 lettergrepen.
Het 1° is de naam van een militair.
Het 2° is een gevaarlijke slang.
Het 3° is de naam van iemand, die eens
anders plaats inneemt,
is een dans, die men in Afrika
kan zien.
is een titel.
is iets, dat op elke auto zit.
is een man die kinderen kan laten
lachen,
is een boom.
is een land, waarop we trotsch
zijn.
Wanneer men de
goede volgorde
vormen de eerste
naar beneden gelezen den naam
een bekende stad in ons land.
Hier volgen de 27 lettergrepen.
boom che dans der e eik
ge ge ger ger goo in
laar land mer ne ne ne
nieur num op plaat ra
raai slang tel vol.
Het 4°
Het 5°
Het 6°
Het 7°
Het 8"
Het 9°
9 woorden in de
onder elkaar zet,
letters van boven
van
2.
Zet in deze hokjes drie cijfers 9, drie
cijfers 1 en drie cijfers 2, zodat van
links naar rechts en van rechts naar
links de som der cijfers steeds 12 is.
3. Welke bieren maken het meeste schuim?
OPLOSSINGEN.
De oplossingen van de raadsels in oas
vorig nummer zijn:
1. slaapmat
kamrad
feestdronk
hoestdrank
meelezer
merkteken
hoeds ter
kapok
a r m d r a a i
2. Glazenwasser.
3. S 1.50.
KLEURPRENTJE.
„Wat is dat voor vreemd gezicht?" dacht
deze kleine vogel verschrikt, toen er een
ballon langs de tak kwam, waar hij op zat.
Kijk maar eens, hoe nijdig het vogeltje
tegen de ballon piepte!
Dit plaatje is heel geschikt om te kleuren.
Probeer het maar eens.
door JAN VAN LEEUWEN.
Tegen het eind van de cursus
was Koos op school gekomen. Hij
had in een klein dorpje gewoond
en nu waren zijn ouders naar deze
grote stad verhuisd. Het was niet
gemakkelijk voor hem om de les
sen bü te houden, want de stads
school was met alles verder dan de
school waar Koos vandaan kwam.
Het was trouwens helemaal niet
gemakkelijk om in de stad te wen
nen. Als hij naar school moest en
als hij hard moest werken, ging het
nog wel, maar op de vrije midda
gen en de Zondagen, wist hij niet
wat hij moest doen.
Dan hing hij thuis rond of slenterde de
straat op. Maar na een uurtje was hij altijd
weer terug, want hij vond er niets aan om
hier naar buiten te gaan. Straten, straten en
nog eens straten en zelfs de parken vond hij
niet goed genoeg. Hij verlangde naar het
land, naar de weilanden en de bossen.
Hij had nog geen vrienden in zijn klas
gemaakt. Bob, in het oude dorp, was zijn
echte grote vriend en die kon niet zo een,
twee drie vervangen worden.
Misschien was het ook wel daarom, dat
de jongens hem stijf vonden. Ze hadden
eigenlijk verwacht, dat hij direct zou pro
beren om vrienden te krijgen en dat hij
overal zijn neus in zou steken. Dat deed hij
juist niet en nu zeiden de jongens: „Een
echte, stijve, boerenpummel is die Koos!
Heb je ooit zo'n saaipiet gezien? Hij doet
niets anders dan werken!"
Koos merkte al gauw, dat de jongens zich
niet meer met hem wilden bemoeien. Als ze
met een troepje stonden te praten en Koos
kwam erbij, hielden ze hun mond.
Op een keer hadden ze proefwerk. Ze
zaten allemaal over hun papier heenge
bogen, toen ze iets hoorden tikken tegen
het raam. Een paar jongens keken op en
zagen, dat het een vlinder was, die er uit
wilde. Maar het dier vloog niet hoog en al
gauw hadden ze in de gaten, dat de vlinder
gewond moest zijn. Misschien had hij een
scheurtje in zijn vleugels. Hij fladderde een
paar maal omhoog, maar viel toen weer op
de vensterbank. Daar bleef hij liggen. Nu en
dan draaide hij een paar keer in het rond,
deed wanhopige pogingen om op te vliegen,
maar het lukte niet. De jongens praatten er
zachtjes met elkaar over.
„Ik zal nem straks vangen", zei Barend.
„Dan neem ik hem mee voor mijn verzame
ling!" Koos keek woedend om en zei: „Ver
zamel jij vlinders? Lafaard!" Maar veel
konden ze niet zeggen, want de leraar keek
hun kant uit.
Koos, die vlak bij het raam zat, kon zijn
ogen niet van de vlinder afhouden. Hij had
erg medelijden met het dier. Eigenlijk moest
hij hem doodmaken, het dier kon toch niet
meer vliegen en had nu misschien alleen
maar pijn. Maar zou hij dat durven onder de
les? Juist toen bewoog de vlinder zijn vleu
gels weer heel vlug heen en weer en bleef
daarna trillend liggen.
Ineens stond Koos op, pakte zijn liniaal en
sloeg met één harde slag de vlinder dood.
„Gemenerik." zei Hans hardop. De hele
klas keek op en ook de leraar keek ver
baasd naar de rij van Koos. „Wat gebeurt
daar?" vroeg hij streng.
„Koos heeft een vlinder doodgeslagen!"
zei Hans, „Ja maar, hij was gewond", zei
Koos nu.
„Ik dacht niet, dat jij zoiets zou doen", zei
de leraar. „Blijf maar om 12 uur zitten! En
nu allemaal doorgaan met je werk."
Maar de jongens waren zo opgewonden,
dat ze door bleven praten en toen zei
meneer: „Blijven jullie dan allemaal maar
en nu direct aan het werk!" Koos zei niets
meer. Hij werkte door en dacht intussen
aan de vlinder. Toch was het goed geweest
van hem, hij zou het meneer wel zeggen.
En om twaalf uur riep meneer Koos voor
het bord en zei: „Vertel nu eens wat er
gebeurd is." Koos vertelde alles precies. „Het
was zo zielig, meneer", zei hij, „toen kon ik
het beest toch heus beter doodmaken!" En
dat vond meneer nu ook.
„Ja jongens", zei hij. „Koos is niet gemeen
geweest. Het was zelfs heel goed, om dat
beest uit zijn lijden te helpen. Het was wel
gemeen, als de vlinder nog^helemaal goed
was geweest. Vlinders oppfikken voor een
verzameling is veel erger".
Koos zei niets, maar keek naar Barend.
Die kreeg een erge kleur, maar toen hij
merkte, dat Koos hem niet verklapte,
zuchtte hij eens heel diep en dacht: „Die
jongen valt toch wel mee!" en dat was het
begin van de vriendschap tussen Koos en de
andere jongens van de klas.
Toen ze allemaal buiten stonden, praatten
ze nog even na en het slot was, dat Koos
moést vertellen over zijn dorp en de vogels
en dieren, die daar waren. Van toenaf be
schouwde niemand hem meer als een
„boerenpummel" en een tijdje later, zei
Barend: „Ik heb mijn vlinderverzameling
weggedaan. Ik vind het toch eigenlijk niet
leuk!"
Toen Koos in de vacantie bij zijn vriend
Bob kwam, zei hij: „Ik moest eerst even
wennen, maar de jongens zijn toch wel
aardig en de stad valt ook mee!"
SCHAFTTIJD.
O