Herinneringen aan Augustus 1914.
JiltHHMMS
£uchüxaact
Eerste steenlegging van het nieuwe
NYNKE VERTELT.
Gymnasium.
ROODE REIGERS.
Groote
belangstelling in den Bergerhoul.
VIVAT GYMNASIUM".
hvivs scholae alvmnvs
henricvs kinschotivs.
TWEEDE BLAD
II.
Weinig opbeurends kregen wij te hooren.
Bijna geen der leveranciers kwam terug,
huilende vrouwen die hun echtgenooten,
zoons en verloofden hadden weggebracht,
ontmoette ik in het dorp. Op aller mond
zweefde de naam Duitschland. Op den
stralenden Zondagmorgen trok ik met de
visschersbevolking mede op naar het
kleine Godshuis dicht aan de zee, waar de
predikant zijn toehoorders sterkte met een
rede naar aanleiding van Jezus' woord:
„Uw wil geschiede." Onder ademlooze
stilte luisterde de aan gevaren gewende
menigte toe, duidelijk was bij het einde
der predikatie de heilzame uitwerking der
goede woorden merkbaar. Hoop en ver
trouwen spraken uit de meer opgeheven
hoofden, de blinkende sterke oogen. Helaas
heeft in menig gezin niet alleen rouw ge-
heerscht veroorzaakt door de woedende
nattuurelementen. Vijandige menschen
maakten de wateren onveilig, de mijnen
verrichten hun heillooze taak groote
verliezen leed de visschersbevolking bij het
uitoefenen van hun bedrijf.
Iedere dag bracht nieuwe verrassingen.
Nog alsof het eenige dagen inplaats van
25 jaren geleden is, zie ik het wasbleeke
gezicht van mijn meester in den vroegen
morgen bij de telefoon, hoor ik zijn ver
schrikte stem: „God Nynke, Rusland
vecht mee", of ,de Duitschers trekken
België binnen." Dan vloog hij naar boven
om zijn nachtgewaad met zijn dagelijksche
kleeren te verwisselen en even later
gonsde de auto het hek uit. Groot was mijn
medelijden met het kleine mevrouwtje
met de groote, verschrikte oogen. Zij had
ook, behalve dat ze het gezelschap van
haar man miste, moeilijkheden in huis.
Ant wilde absoluut niet aan de vereen
voudiging der maaltijden, vond het bene
den heur stand, (zij had toch op het Bui
tenhof ook gediend) alleen aardappelen,
vleesch en groente met een toespijs te
koken.
Mevrouw beefde voor haar, mijnheer
hakte kordaat den knoop door, Ant moest
weg. „Of ik alleen wilde blijven voorloopig?"
vroeg mevrouw, 'k Beloofde het, echter
lang niet zeker van mijn kookkunst, doch
Ant merkte schamper op, dat dat geen ge
wicht in de schaal lei, in snertdiensten,
waar niks meer te koken viel. Na een paar
weken ging mijn kameraad, naar de Laan
Copes van Cattenburg, waar zij, naar ze
herhaalde malen verzekerde, „meer thuis
hoorde".
Een Schevenings meisje kwam het ruwe
werk doen, van haar hoorde ik de ellende,
waaraan de huisvrouwen uit het volk bloot
gesteld waren. Het vermoeiende, van uren
lang voor de winkels in de rij te moeten
wachten, om ten slotte nog niet half voldaan
weer huiswaarts te trekken, waar al het
werk was blijven liggen, de schrikbarende
prijsstijging van alles, waar de loonen geen
gelijken tred mee hielden, het gemis van
zeep, van petroleum, waarmede hun huizen
verlicht moesten worden, brandstoffen,
welke niet te krijgen waren, ontslag van de
mannen in fabrieken, werkeloosheid, ont
staan door bestaansonzekerheid, zieken, die
niet verfrischt konden worden met een
kopje thee 's morgens, oudjes, ,die hun kof
fie misten, zwakken, waar geen versterkende
middelen voor te bemachtigen waren. Het
gemis aan vetten deed zich sterk gevoelen,
de aardappelen, welke gedistribueerd wer
den, waren bijna niet eetbaar, groote, zwarte
waterachtige veenknollen waren het.
Ik achtte mfj in mijn positie gelukkig. Na
het geharrewar met Ant, waar zij mij in
betrok, was het in huis rustig. Typisch, hoe
de verhouding der menschen, vooral in het
begin van die onheilsdagen, onderling ver
anderde. Bij de meer fijngevoeligen viel
het bekrompen idee van standsverschil na
genoeg geheel weg. Gemeenschappelijke
zorg en ontbeering sloopten ongemerkt de
kleingeestige menschelijke instellingen.
Soms werd alle narigheid vergeten. Dat
was, als mevrouw zich 's avonds voor den
grooten vleugel zette, en mijnheer begeleidde
op zijn viool. Wie dacht, bij het luisteren
naar de melodieën, welke de ziel omhoog
voerden naar onbekende oorden van licht
en vrede, aan het menschonteerend gedoe op
het slagveld? Aan de vijandschap der men
schen onderling? Die avonden behooren tot
mijn schoonste mobilisatieherinneringen.
Twee menschenkinderen zochten en vonden
steeds verademing uit het beklemmende ge
voel van bestaansonzekerheid, in het mach
tige werk van door God begenadigde kun
stenaars. Als de ziel gevoed was, trokken
ze er op uit, in den zomernacht, zwierven
door het wijde landschap, tot hun moede
leden hen vermaanden rust te zoeken.
Met Kee, onze werkster, ging ik in vele
visschersgezinnen een kijkje nemen, raakte
sterk bevriend met de menschen, en daar,
waar ziekte iets extra's vereischte, was ik
de goedgeefsche afgezant van mijn mede
lijdende meesteres. Menig oog flikkerde op,
als in een klein zakje wat thee, voor een
oudje wat koffie, voor een kindje een zoo
schaars en duur lekkernijtje te voorschijn
kwam.
Eindelijk beleefde ik mijn eerste mobili
satieroman. Mijn vriendin belde op. Opge
wonden klonk haar stem door de telefoon.
„O Nynke zeg toen ik bij jou wegging
hé, Zondagavond bij de tram liep een
jongen achter mij aan, en ging tenslotte
naast mij mee naar ons huis. Een leukerd
zeg! Sodaat natuurlijk. Komt uit Gelder-
malsum. Wij hebben afgesproken Woens
dagavond. Maar wij laten je niet alleen
hoor, wij gaan met z'n drietjes de stad in.
Goed? Wij komen je wel halen. O ja zeg,
hfj heeft nog een vriend ook". „Hm", zei
ik. „Wat zeg je? Ja die wil wel met jou".
Woest viel ik in: „Dat lever je mij niet
hoor, ik dank je stichtelijk". Net wat voor
Co, die nog al eens een avontuurtje be
leefde, en het zielig vond, dat ik dan al
leen was, ofschoon ik honderdmaal beweer
de, dat het mij niks schelen kon.
(Wordt vervolgd).
„OM 30.000 DOLLAR".
Harmonie.
Het „Alg. Hbld." schrijft over de film o.m.
het volgende:
Een beroemd violist die zich als leerling
op een conservatorium laat inschrijven om
zoo dicht mogelijk bij het meisje te zijn,
dathij en zijn vrienden in een dolle bui
in een weddenschap hebben betrokken. Of
hij zal haar binnen drie maanden trouwen,
óf hij is zijn Stradivarius van dertigduizend
dollar kwijt. Als geroutineerd bioscoop
bezoeker kunt ge het verhaaltje nu zelf wel
afbreien: het spel wordt tot ernst, h ij wordt
verliefd en z ij gelukkig ook, met een brui
loft tot slot via nog allerlei vroolijke dwaal-
en zijwegen.
Kathe v. Nagy in „Accord Final".
Drie bijzondere attracties biedt deze film
dan voorts nog. Allereerst wel de ver
schijning van Kathe von Nagy voor een
Fransche caméra. D'r mondje is nog altijd
lief en d'r mondje Fransch doet het aller-
charmantst. Maar toch, toch is haar genre
ons inziens echt typisch Duitsch, hoewel men
aanvankelijk van dit pittige zwartje mis
schien een wat Gallische allure wel ver
wacht zou hebben. Niettemin: een nog steeds
zeer levendige actrice, waar Georges Ribaud
niet altijd tegenop kan. En de tweede
attractie is er speciaal een voor de muziek
liefhebbers; want Zino Francescatti laat hier
op zijn viool wat virtuooze klanken hooren.
Terwijl er dan ten slotte de bijzondere be
koring is van de omgeving waarin deze film
speelt, het wijde, door bergen omringde,
meer van Genève, dat voor tal van artis
tieke opnamen een uitgezochte gelegenheid
bood.
„DE ONSTERFELIJKE WALS".
Victoria-theater.
Voor de vierde keer wordt „De onsterfe
lijke wals" geprolongeerd. De belangstelling
voor deze film blijkt zeer groot. De gelegen
heid om de film te zien is er dus nog tot en
met Donderdag 20 Juli.
RECHTSTREEKSCHE LUCHTVERBIN-
DING ZWITSERLAND—NEDERLAND.
Voor het eerst na 10 jaar is gistermiddag
om 5 uur een Zwitsersch vliegtuig van de
„Swiss Air", welke maatschappij met in
gang van Donderdag een rechtstreeksche
verbinding tusschen Zwitserland en Neder
land gaat onderhouden, op het vliegveld
Waalhaven geland.
Gistermiddag werd het eerste vliegtuig of
ficieel begroet.
Ter ontvangst was namens het gemeente
bestuur Ir. J. F. W. Burky aanwezig, ter
wijl ook de kamer van koophandel een ver
tegenwoordiger gezonden had.
De bemanning van het vliegtuig bestond
uit den directeur van de Swiss Air, den heer
Lillichody, den gezagvoerder E. N. Nyffe-
negger (luchtmillionair), den radio-tele
grafist Christ. v. Schaaf (luchtmillionair) en
de stewardess mej. Erna Nikles. Ook een
vertegenwoordiger van radio-Schweiz, de
heer Arthur Welti, maakte deze eerste
vlucht, die dit gezelschap naar Londen
voerde, mede.
De havenmeester van Waalhaven, de heer
A. Tolk, v/as met zijn echtgenoote ter be
groeting aanwezig. De stewardess overhan
digde aan mevr. Tolk een bouquet alpen
rozen.
In de restauratie sprak Ir. Burky het ge
zelschap in vriendelijke bewoordingen toe
en hij zinspeelde hierbij op de goede be
trekkingen, welke van oudsher tusschen
beide naties bestaan.
De directeur van de „Swiss Air" beant
woordde de rede van Ir. Burky en zei o.a.,
dat het van veel belang is, dat aan directe
verbinding tuschen Zwitserland en Neder
land bestaat. Spr. was er van overtuigd, dat
deze verbinding in een behoefte zal voor
zien.
Spr. zegde tenslotte dank voor de vrien
delijke ontvangst.
Nadat men eenige ververschingen had
had gebruikt steeg het gezelschap weer in
het vliegtuig, om de laatste etappe af te leg
gen naar Amsterdam.
Op Schiphol werd het gezelschap ontvan
gen door de heeren Thomson, stationschef
der K.L.M. op Schiphol, Prinsen Geerligs
en Meijer van het hoofdkantoor der K.
terwijl tevens aanwezig waren de vice-
consuls van Zwitserland te Amsterdam e
te Roterdam, alsmede de heer Mars van t
Zwitsersche verkeerscentrale.
Den Zitsersche gasten werd in het r®s fu"
rant van Schiphol een maaltijd aangeboden
waarbij eenige hartelijke woorden van we-
derzijdsche vriendschap en waardeering
gewisseld werden.
een nieuwe oceaanvlucht.
Het vliegveld St. Hubert bij Montreal
heeft een draadloos bericht ontvangen van
den Amerikaanschen vlieger Russel Rogeis,
die een watervliegtuig van de Britsche
luchtmacht naar Engeland wil vliegen, da
hij te Bodwood was aangekomen. Men wee
niet wanneer hij op zal stijgen om den
oceaan over te steken.
IN BOSCH EN HEIDE Z'JTGU GAST
VOOR. BRANDGEVAAR DUè OPGEPAST.
NEDEGL-
Hf,IDEM}
Ik denk dat er velen zijn voor wie blve
reigers tot de meest bekende vogelve. j-
ningen behooren, maar die van roode rei
gers nooit hebben gehoord, die deze in elk
geval nooit hebben gezien.
Ze zijn ook veel zeldzamer dan Ardea Ci-
nérea, hun blauwe soortgenoot. Deze, de
welbekende gestalte van den slootkant door
heel ons land, komt heel veel voor, al is
helaas geconstateerd, dat het aantal lang
zaam afneemt. De gestadige ontwatering,
drooglegging van moerassen, ruilverkave
ling en andere verandering van den bodem
vormt voor velerlei vogels een bedreiging,
waarschijnlijk zal ook de reiger daarvan de
nadeelige gevolgen ondervinden. Laten we
de hoop uitspreken dat de blauwe reiger,
die tot onze meest populaire en interessante
vogels behoort, zoozeer dat de Nederland-
sche vogelkundigen b.v. zijn Latijnschen
naam Ardea als naam voor hun orgaan ko
zen, in ons waterrijke vaderland tot in
lengte van dagen alom te zien zal blijven
langs den waterkant.
Maar nu de roode dan. In het waterge
bied, die voor mij thans tot de meest beken
de en geliefde landschapsdeelen van Neder
land gaat behooren, de plassenwereld langs
de Noord-Hollandsche-Utrechtsche grens,
zie ik de purperreiger haast even vaak als
de blauwe.
De purperreiger: zoo is eigenlijk zijn offi-
cieele naam, roode reiger wordt hij in den
volksmond genoemd. Men denke daarbij niet
aan een zeer opvallende, helroode kleur.
Als hij tusschen het riet en de oeverplanten
staat, weet hij zich vrij onopvallend te ge
dragen. Zijn lichaam is blauwgrijs, evenals
dat van den blauwen reiger, de kop even
als een gedeelte van de zijden heeft bruin-
roode veeren, waaraan het dier zijn naam
dankt.
Dat ik hem hier nog al eens zie, komt
doordat hij in het Naardermeer zijn meest
belangrijke broedkolonie, niet alleen van
Nederland, maar van heel West-Europa
heeft. Dat beroemde en onvolprezen Naar
dermeer aan de spoorlijn van Amsterdam
naar het Gooi, dankt hieraan mede zijn
reputatie. Ook in de andere plassen in de
nabijheid van dit Naardermeer zijn kleine
kolonies, terwijl in den laatsten tijd meer
bekend is geworden de broedkolonie aan
de Belterwij de, in het prachtige en voor een
goed deel nog aardig ongerepte Overijsel-
sche plassengebied.
De purperreiger is veel zeldzamer, hij is
ook wat schuwer dan de blauwe. Een en
ander maakt hem bij velen in den lande
minder bekend.
Het is om allerlei redenen goed, dat hij
beschermd wordt. Physiek minder krachtig
dan de blauwe reiger heeft hij ook daar
om wel een steuntje noodig. De ongeveer
honderd vijf tig broedparen, die in het
Naardermeer voorkomen, hebben het daar,
menschelijkerwijs gesproken, zoo goed mo
gelijk. Ook in het Wanneperveensche, aan
het Belterwijde staan zij onder bescher
mende hoede. Wie aan hen zou willen ra
ken, krijgt het met de bewakers te doen.
Overigens bewonen zij daar en elders moei
lijk toegankelijke moerasgebieden, waar
dikke, diepe moddergaten en scherpe, ve
nijnige zeggeplanten het landschap ken
merken en waar dus niet iedereen zoo maar
toegang vindt. De reigers zelf verlaten die
modder en die zeggen wel, zoodat het genot
dat hun aanblik geeft, ons niettemin niet
onthouden wordt. Van hun broedplaatsen
uit bestrijken de blauwe zoowel als de
roode reigers een wijd gebied, om zich zelf
en hun jongen van voedsel te voorzien.
Het nest, waarin die jongen groot worden
(de broedtijd is nu wel haast voorbij) ligt
tusschen het riet of in het lage struikgewas,
niet in het hooge geboomte, dat bij den
blauwen reiger de voorkeur heeft. Het drie
tot vijftal zacht blauwgroene eieren, wat
groener dan die van Ardea cinérea, vindt
daar in riet en struiken een plekje, dat
kiekendieven en kraaien en andere roovers
wel weten te vinden, zoodat evenmin als bij
de andere vogels elk broedsel terecht komt,
maar dat toch in vele gevallen straks de
woonstee wordt van menigen jongen rooden
reiger. Roode reigers, eenmaal, toen een
zeer groot deel van ons land niet veel an
ders dan moeras was, zullen zij in zeer
grooten getale deze lage landen hebben be
woond. Die er nog zyn, mogen er blijven,
mogen zich liefst ook nog wel wat uit
breiden. Zij hooren, dé reigers Cinérea en
purpürea, de blauwe en de roode, bij ons
landschap van wei en water, zij vormen
méde, ook zij, de glorie van ons polderland.
A. L. B,
ste steenlegging plaats van he
^Namens het gemeentebestuur heettebur
gemeester Van Kinschot alen hartel.jk
welkom op deze eerste plechtigheid die
zoo nauw verbonden is aan ons nieuw
gyrtaspU"ekt vanzelf, aldus de burgemees
ter dat wij bij den bouw van het nieuw
gymnasium gedacht hebben dat. alvoreM
wij zouden kunnen komen tot de offlciecl
opening, daaraan vooraf kon gaan een
kleine intieme plechtigheid bij de eerste
steenlegging.
De eerste steenlegging was bij de oude
Romeinen een bizondere gebeurtenis, nauw
aan den godsdienst verbonden. In dien tijd
was het gebruik in zwang om de eers
steenlegging te wijden aan de goden. J
wilden daarmee vragen Gods zegen v
het bouwwerk, dat werd opgericht
De tijden zijn verouderd, maar de plee ii-
tigheid van de eerste steenlegging is ge
bleven.
En zoo staan wij dan thans voor die o -
ficieele gebeurtenis op dit terrein. Het zal
U allen bekend zijn, dat reeds jaren lang
bij het college van curatoren èn bij het ge
meentebestuur de groote wenscb naar vo
ren kwam voor een betere huisvesting van
het gymnasium.
De bloei en groei van deze inrichtin„
maakten dat op den duur de huisvesting
in den Oostelijken vleugel van het Wees
huis niet langer bestendigd kon blijven.
Dank zij den steun van het Werkfonds, werd
de mogelijkheid geopend, voor een inrich
ting, die niet alleen de stad, maar ook de
omgeving bestrijkt. Thans kunnen wij een
gebouw oprichten, dst waardig zal zijn, den
naam van Alkmaar hoog te houden.
Het ligt niet op mijn weg, U met alle
feiten en besluiten in kennis te stellen, die
daaromtrent zijn gevallen. Bij de officieele
opening zal daarop nader worden terugge
komen. Gij zult U herinneren, dat de raad
eind 1937 officieel besloot tot het stichten
van een nieuw gymnasium; ook, dat ver
schillende moeilijkheden moesten worden
overwonnen en dat de plaats voor het ge
bouw na veel moeite werd uitgekozen, al
vorens de aanbesteding kon plaats hebben.
Tenslotte werd de bouw opgedragen aan
de heeren Van Vliet.
Thans staan wij op de plek, waar het
gebouw zal verrijzen en rondkijkende, zult
gij reeds eenigen indruk krijgen van het
gebouw, zooals dat het volgend jaar, naar
wij allen hopen in volle glorie zal oprijzen.
Nu staan wij voor de kleinere plechtigheid
van de eerste steenlegging in den hoek van
't hoofdgebouw, den officieelen ingang. Wij
hebben gemeend, in dien steen te moeten
vastleggen onze wenschen voor den bloei
van het nieuwe gymnasium.
Daarmee hebben wij willen vastleggen,
dat wij de hoop uitspreken, dat de op den
steen geuite wensch voor den bloei en groei
van het gymnasium door het plaatsen van
dezen steen in vervulling moge gaan. Ik
wil uiting geven aan mijn dankbaarheid
aan allen, die op de een of andere wijze tot
de totstandkoming hebben medegewerkt.
Bij de officieele opening hoop ik de namen
van verschillende personen en inrichtingen
te noemen, maar op dit moment wil ik al
len als geheel omvatten en de hoop uit
spreken, dat wij allen hier aanwezig, bij
een plechtigheid zijn, die zal zijn het begin
van den groei en bloei van het nieuwe
gymnasium Uw tot in lengte van jaren.
In den «teen 1» het volgende
gebeiteld j
VIVAT GYMNASIVM hoc
CRESCATQVE ET floreat vsqve
avspicalef hvnc lapidem posvit
a d. iv :d. ivl. anni mcm xxxix
pro senatv alcmariensi
De vertaling luidt
(Leve dit Gymnasium
Dat het bij voortduring groeie en bloele.
Deze wijdingssteen heeft op 12 Juli van
het jaar 1939 voor het gemeentebestuur
van Alkmaar gelegd de leerling van
dit Gymnasium Henri van Kinschot)
Mag ik thans, aldus de burgemeester,
den leerling van het gymnasium, Hans van
Kinschot verzoeken, de plechtigheid van de
eerste steenlegging te verrichten?
Onder het zingen van het gymnasiastee»
lied door de aanwezige leerlingen, voldeed
Hans van Kinschot aan dit verzoek.
Mr. Ledeboer, president-curator, sprak
hierna namens de aanwezigen een dank
woord voor de plechtigheid, die had plaats
gehad.
Wy zijn dankbaar, aldus spr., voor het
werk, dat tot nog toe is verricht en dat wij
hebben kunnen zien groeien en vooruit
gaan. Reeds zijn duizenden steenen ver
werkt. Spr. was er bizonder dankbaar voor,
dat de eerste steenl officiéél is ge
legd door een leerling van het gymnasium,
een zoon van den burgemeester.
Spr. eindigde met den wensch, dat de
bouw van het gymnasium een gunstige»
voorgang zal hebben.
Hiermede was deze eerste plechtigheid,
verbonden aan den bouw van het nieuwe
gymnasium, geëindigd.
Hoewel in de Bergerhout voor de schut
ting van het terrein ruime gelegenheid waa
voor het plaatsen van auto's, werden alle
bezoekers, evenals vóór enkele weken tij
dens het juristen-congres, genoodzaakt hun
auto's te parkeeren in het slop tusschen
huize Arendshof en het Gerechtgebouw,
door de politie als offcieële parkeerplaats
aangewezen.
Het gevolg hiervan was. dat verschillen
de ingesloten auto's niet konden vertrek
ken, alvorens later gekomenen vertrokken
waren.
Wij begrijpen, dat Voor gewone bezoeken
aan het Gerechtsgebouw de thans aange
wezen parkeerplaats voldoende is, doch
meenen, dat men beter doet, voor bizondeie
gebeurtenissen, de meerdere ruimte in den
Bergerhout te benutten.
De politie had evenwel eenmaal orders.
Het komt ons echter wenschelijk voor, dat
de politie bevoegdheid krijgt, die orders
soepel uit te voeren.
Met schrik constateerden wij voorts, dat
door de grondbemaling ten behoeve van de
kelders van het gymnasium, tal van iel*"
boomen, in een straal van 40 M., uit water
gebrek dreigen af te sterven. Het is wel
gewenscht, dat de bronbemaling door het
gereedkomen van de kelders, spoedig kan
worden stopgezet, want anders verliest de
Bergerhout niet alleen de boomen, die op
het terrein stonden, maar ook vele er om*
heen.