VOOR ONZE Verhaaltjes van kinderen voor kinderen. Kleurpr entje. ls RAADSELS. DERDE BLAD WIE HET LAATST LACHT, LACHT HET BEST door ALI DE RUYTER. Johan, Tinus en Piet waren altijd dikke vrienden. Waar de een was, waren de anderen ook. Op zekere dag zei Piet: „Gaan jullie mee naar het bos, dan vragen we de andere jongens van de klas of ze mee doen rovertje spelen?" Dat vond bij Johan en Piet alge mene bijval. Toen ze de andere jongens af gehaald hadden, gingen ze gezamelijk naar bet bos. Daar waren nog meer jongens ver zameld. Klaas was er ook. „Hé, jongens", riep Piet. „Doen jullie mee rovertje spelen?" „Ja", riepen ze allen te gelijk. Alleen Klaas hield zich stil. Maar daar merkte niemand iets van, het was zo rumoerig. De jongens deelden zich in twee groepen en het spel begon. Klaas was juist bij de groep van Johan. Klaas zat altijd Johan te plagen en te sarren. Ook nu had hij weer iets in zijn hoofd. Hij lachte in zijn vuistje, ha, ha! De jongens van Piet waren reizigers, die van Johan rovers. Johan was hoofdman. Klaas verschool zich aan de rand van het ijos. De anderen zochten, maar konden hem piet vinden. Toen zei Johan: „Klaas doet niet meer mee". „Dat is goed", zeiden de andere jongens, die Klaas ook niet erg mochten. Ze zeiden het opzettelijk luid, dat Klaas het zou horen. Klaas had alles gehoord aan de rand van het bos. Toen hij Tinus in zijn nabijheid zag, greep hij hem beet. Klaas was sterker dan ïinus. Hij maakte zijn polsen en enkels met dunne touwtjes aan een boom vast en maak te dat hij wegkwam. Want Klaas was een lafaard. Tinus riep hard om de andere Jongens, die spoedig kwamen opdagen van alle kanten, want zij hadden al geruimen tijd naar Tinus gezocht. „Toe, pak hem jongens, daar loopt hij. Klaas, hij heeft me hier aan de boom vast gebonden. Ze maaken Tinus los en Tinus óp zijn beurt strafte Klaas, totdat ook hij begon te schreeuwen. „Ho", riep Piet, „nu is het genoeg, laat hem weer naar zijn moesie gaan en daar zijn nood klagen". „Wie het laatst lacht, lacht het best, luidt het spreekwoord", riep Tinus. De volgende dag kwam Klaas schoor voetend. op Tinus toelopen en vroeg om vergiffenis. „Wel ja jo, laten we vrienden Zijn, maar wees niet meer zo laf". Dat beloofde Klaas, en ze bleven nog lange tijd goede vrienden. DE BAL IN DE PORSELEINWINKEL door JAN VAN LEEUWEN. De bel van de winkel rinkelde. „Een klant", dacht Jaap en stond zuchtend op van zijn stoel. Het was juist zo fijn rustig. Tus sen de middag kwam er bijna niemand en dan kon hij een beetje lezen of soms zat hij Heen maar te suffen. Nu kwam mevrouw 'eek binnen met haar zoontje Karei. Achter in de winkel ging een deur open en meneer Verhoef, de eigenaar van de zaak, kwam binnen en liep naar mevrouw Week toe. Ze zocht nogal lang tussen de pannen potten naar wat ze nodig had en Kareltje egon zich te vervelen. Hij had een bal in zijn zak en begon daar voorzichtig mee te spelen. Hij keek telkens goed om zich heen, want 'er stond veel glas en porselein in de winkel, dus eigenlijk was het erg gevaarlijk om hier met een bal te spelen. Toen zag hij een jongen in de winkel staan, die niet veel groter was dan hij zelf en een lange broek droeg. Hij ging naar hem toe en vroeg: „Wie ben jij?" „Ik ben Jaap en ik ben hier leerling", antwoordde Jaap. Hij keek verlangend naar de mooie bal en toen rolde Karei hem voor zichtig naar hem toe. Jaap ving hem op en ;ooide hem direct weer terug. Ze stonden in !e hoek, waar de pannen en potten waren gn ze konden hier niet veel kwaad doen. JPoch moesten ze nog oppassen, want als ze tegen één pan aangooiden, zou er meteen een hele stapel tegen de grond vallen. Een gevaarlijk spelletje. Mevrouw Week en meneer Verhoef ston den in een andere hoek van de winkel met elkaar te praten en ze letten niet op de jon gens. Deze bedachten steeds andere spel letjes. Ze lieten de bal tussen de tafels door rollen en Jaap maakte een glijbaantje van een van de paktafels af. „Is die bal van jou zelf?" vroeg Jaap na een poosje. „Ja, die heb ik gekregen toen ik jarig was, van mijn zusje", zei Karei trots. „Heb jij geen bal?" Jaaps gezicht werd strak en hij zei kort: „Nee, ik moet werken. Ik heb geen tijd om te spelen". „Wil jij er geen hebben?" vroeg Karei nu, die het niet zo gauw opgaf en die zich niet kon indenken, dat een jongen het niet leuk vond om een eigen bal te hebben. „Jawel", antwoordde Jaap en toen besloot hij om maar te zeggen, waar het op aan kwam. „Ja, ik zou er wel een willen hebben, maar dat is te duur. Ik moet hard werken om vader en moeder te helpen en een bal kan er heus niet af!" Karei keek hem een beetje aarze lend aan. Wat zielig, dat hij niet eens een bal kreeg voor zijn verjaardag. Wat was hij zelf dan toch verwend! En meteen gooide hij de bal weer naar Jaap. Toen riep meneer uit de andere hoek van de winkel: „Jaap!" en meteen holde Jaap weg. Even later kwam hij terug en droeg drie kommen voor Kareis moeder. Hij droeg de kommen naar de paktafel. Karei ging met hem mee, om te kijken, hoe hij inpakte en toen Jaap de pannen had neergezet, gooide hij zijn bal weer naar hem toe. Jaap ving hem handig op en gooide hem meteen weer terug. Maar nu stonden ze niet meer bij de potten en pannen, maar bij de uiter ste paktafel en dat was vlak bij de glas- en porseleinafdeling. Karei ving de bal niet meer en een klein glazen beeldje vloog tegen de grond. Jaap krijgt de schuld. Verschrikt keken moeder en meneer op, toen ze het gerinkel hoorden. Meneer Ver hoef kwam meteen aanstuiven en riep woe dend: „Wie had die bal gegooid?" Jaap durfde hem niet aan te kijken. Meneer Ver hoef was zo nijdig, dat Jaap eerst niets durfde zeggen. Karei begon te huilen en zei, dat hij het heus niet had gedaan. En toen kreeg Jaap de vollè laag. Wist hij soms niet, dat het streng verboden was om met een bal in de winkel te spelen? Hij moest zich schamen! „En je weekgeld zal ik deze week inhou den, dat begrijp je wel!" zei zijn baas en ging toen weer naar de andere hoek orn daar iets te halen. Jaap zei niets meer. Hij ging stil in zijn hoekje achter de paktafel zitten. Het huilen stond hem nader dan het lachen. Wat zou zijn moeder zeggen, als hij deze week geen geld kreeg. Ze hadden er thuis zo op ge rekend! Kareis moeder kwam bij hetn staan en vroeg: „Hoe kwam Jaap eigenlijk aan die bal, waarmee hij het beeldje kapot gooide?" „Die bal? Dat was toch mijn bal", ant woordde Karei en haalde de bal uit zijn zak. „Zo, dus jij hebt met hem gebald en je zegt daar helemaal niets van? Vind je dat wel eerlijk, Karei? Moet jij niet tegen meneer zeggen, dat jij ook gebald hebt? Nu heeft toevallig Jaap het beeldje getroffen, maar jij had misschien niet goed gevangen. Laat jij hem nu maar in de steek?" Toen be dacht moeder zich, dat ze nog een nieuwe braadpan moest kopen en ze ging naar de tafel met pannen om er een uit te zoeken. Alles komt weer goed. Karei keek eens naar Jaap, die nog steeds met een stil gezicht achter de paktafel zat. Hij liep naar hem toe, duwde hem de bal in zijn hand en zei: „Hier, die mag jij hebben". Jaap keek hem even aan en liet toen de bal in zijn zak glijden. Meneer Verhoef had dit gezien en hij ging naar de jongens toe en zei: „Nou vooruit, Jaap, kijk maar niet zo sip. Je had niet al leen schuld. Ik zal je je weekgeld dan toch maar geven." Nu klaarde Jaaps gezicht op. Dan werd alles toch nog goed. Hij kreeg wel geld en hij mocht de bal houden. Ten minste hij keek Karei even aan, maar die lachte tegen hem. Meneer Verhoef praatte nu nog even met moeder en ze besloten om ieder een gedeelte van de schade te betalen. „Het is omdat u zo'n goede klant bent", zei meneer Verhoef en moeder dacht: „Ik zal maar iets van dat beeldje betalen, want ik geloof, dat die Jaap erg arm is en anders wordt zijn loon mis schien ingehouden". Zo liep alles toch nog goed af en Jaap was er zelfs een bal rijker door geworden. Maar als Karei later nog wel eens met zijn moeder meeging, bracht hij nooit meer een bal mee. Eén ongeluk was genoeg geweest! Daar komt Tom, de landloper. Wat kijkt hij weer vrolijk en opge wekt de wereld in. Hij is best tevreden met zijn landlopersbaantje. Zijn schoenen zijn kapot van het vele lopen, maar hij vindt dat niet erg. Pasgeleden heeft hij een „nieuwe" broek gekregen. Zijn jasje is aan alle kanten kapot, maar dat vindt Tom de landloper juist mooi Verven jullie hem nu eens met mooie, bonte kleuren. Dan zal hij er nog vrolijker uitzien. PAPAVERS. EEN JURK VOOR ZUSJE. EEN HOND MET EEN BRIL. In Genève woont een vrouw met een klein hondje. Op een keer merkte de vrouw, dat haar hond voorwerpen, die op een grote af stand stonden, heel slecht kon onderschei den en daaruit maakte ze op, dat het dier kortzichtig was. Als een mens kortzichtig is, krijgt hij een bril, waar wat moet je in zo'n geval met een hond doen? De eigenares hield zoveel van haar hond, dat niets haar teveel was. Ze ging naar een oogarts en vroeg hem, wat ze moesten doen. De oogarts dacht lang na en maakte toen een bril, die met een bepaald toestel aan de hakband kon worden vastgemaakt. Dat ging allemaal nog vrij eenvoudig maar de grote moeilijkheid was: Hoe moesten ze weten, welk soort glazen de hond nodig had. Ook daar werd iets op gevonden. Met ein deloos geduld werd een bot een flink eind van de hond afgehangen. Het dier scheen er niets van te zien. Nu werd een bepaald soort brilleglazen voorgehouden, maar ook toen zag de hond het been nog niet. Na heel lang proberen lukte het om de goede glazen te vinden. Plotseling vloog de hond naar voren om het been te pakken. De bril werd klaargemaakt en tegenwoordig loopt het dier met een apart voor hem gemaakte bril door de straten van Genève! SCHADUWENSPEL. Als je buiten op straat loopt en je kijkt naar je schaduw, die langs de muren van de huizen voortbeweegt, zie je, dat die scha duw telkens van vorm verandert, al naar mate je dichter of minder dicht bij een lantaarnpaal bent. Soms zijn de schaduwen heel vaag en een ogenblik later zijn ze zwart en dreigend. Niet alleen de schaduw van jezelf zie je daar afgetekend, maar ook de schaduwen van de bomen, de huizen aan de overkant enzovoort. Jullie weten allemaal, dat je een schaduw krijgt, als er een voorwerp staat tussen de lichtbron en het vlak waar het licht op valt. Daarvan kan je gebruik maken en allerlei aardige figuren op de muur toveren. Het is bijvoorbeeld erg leuk om het te doen, als er een groot gezelschap bij elkaar zit. Wie er een beetje handigheid in heeft, kan dan hele tooneeltjes opvoeren, zoals het ook bij een groot schimmenspel gebeurt. „Wat heb je nu met je man uit gevoerd?" „Och, hij is zoo lui, dat hij zelfs zyn broek niet wil uittrekken, als ik die moet wasschen Natuurlijk moet je je eerst een beetje oefenen, want je weet niet zo ineens, hoe e je handen of wat je anders wilt gebruiken moet houden om een goede schaduw te ma ken. Het eenvoudigste is het om je handen te gebruiken. Je kunt er potloden, doeken of wat je maar wilt bijnemen, maar het voornaamste bij het schaduwspel zijn toch je handen. Op de plaatjes hier zie je ver schillende schaduwen afgebeeld. Het eerste beeld stelt een poes voor. Je ziet, hoe je je hand hiervoor moet houden Om het lijf van de poes voor te stellen, is het nodig, dat je een ruime mouw, bijvoor beeld een jasmouw, of een doek om je arm bindt. Verder is het heel eenvoudig, zoals je wel kunt zien. Het twede beeld is een danseresje, dat met lichte passen komt aanhuppelen. Dit is al iets moeilijker. Je kunt het danseresje al lerlei bewegingen laten maken, door je vin- "^"^Tje duim te bewegen. Het maakt lef iThÏhte danseresje, zien we nu iplhke duivelskop. Hiervoor moet je je vin. lelijke d aar strengelen op de manier »>- gfrS- nn het plaatje ziet, maar je moet alsJeaan denken, dat je een gaatje open. fa°at want dat blijft dan op de muur al| lfchtplekje uitgespaard en is het oog m h#t dUTeSouèCzie je hier nog een vriendelijke,, hnerHij heeft zyn hoed een beetje dicht iiin ogen getrokken, maar hy heelt 0Vlr 1 «rappig gezicht. Door je vingers "/weSn. h«r °0lC ten0p deze manier kan je nog veel meer ve* u:i|ende beelden maken en je zult eent Sïn wat een plezier je erin krygt! Probeer maar eens gauwl KRUISWOORDRAADSEL. Horizontaal: 1. heb je bij het eten nodig 2. de larve van «en vlinder 3. een familielid 4. een betrekking van plaats of tijd 5. een familielid 6. een bewoner van Ierland 7. een afkorting voor: nota ben» 8. een boomsoort 9. woord, waarmee de meest» sprookjn beginnen 10. een knaagdier van het muieengeslacht 11. een meisjesnaam 12. het Franse woord voor: indien 13. een nevenschikkend of tegensUlkad voegwoord 14. verbindingswoord 15. een lichaamsdeel, wordt van diana gezegd 16. de afkorting voor: ante meridiem (voor middag) 17. een ander woord voor: reeds 18. een lengtemaat 19. zit aan een boom 20. een dier, dat in het water leeft Verticaal: 21. een familielid 22. zit aan een zeilschip 23. een muzieknoot (ouderwets» vorm) 24. een schrijfgereedschap 25. een lidwoord 26. een muzieknoot 5. een haast onzichtbaar klein ga^e (in de huid bijv.) 6. een verbuigingsvorm van het werk woord zy'n 27. een vrucht 8. een geëtste plaat 28. een klip 29. een persoonL voornaamwoord 13. een voorzetsel 30. niet droog 31. een rund, veel als trekdier gebruikt 16. een ander woord voor: indien 32. is in een kast of tafel 18. wordt in kippenhokken gevonden 1. 1. Een woord bestaat uit 8 letters. Een 1, 2, 3 is geen vrouw. Wie schiet tracht het 7685 te raken. M 1.4.3 is het tegenovergestelde van „phj' Wanneer men het woord gevonden heeft, zal men zien, dat het geen D*" tekenis heeft. Zet dan evenwel de aC® letters in een andere volgorde en e verschijnt een drank, die in warm® dagen voor kinderen zeer lekker verfrissend is. Welke drank is dat? Verborgen naaigereedschap. Het is te begrijpen, dat hij na moeilijkheden bedankt heeft. Het spel draagt een gevaarlijk karak - Wie goed raadt, mag vanmiddag m ryden. „Maak los!", riep de kapitein, toen schip zou vertrekken. Een berg aren lag op de dorsvloer. Jan vindt Russisch aardig om te horen- Wanneer kan men water met 2 lette1* schrijven? OPLOSSINGEN. De oplossingen der raadsels uit de vorw kindercourant zijn: al die 1 2 3 4 5 6 7 8 9 koe kop pek pet put pit kit ket koe 3. Tiel, Kralingen, Oss, Den Haag, Naarde Amsterdam, Breda, Den Bosch- Als ze zwemmen willen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 12