Over de verlofregeling hoort men
niets dan goeds.
financieel Overzicht.
NOTITIE-BOEKJE.
blad
Sfj\e kwam het eerst aan de beurt?
neraal en korporaal staan
öene Jrecies gelijk.
ïSÏÏfl» di> -hel
M. J. BRUSSE:
UIT M IJ N
Herinnering van een
oorlogscorrespondent
deb££
ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 7 OCTOBER 1939.
Een
ons
te Alkmaar gemobiliseerde schryft
heif van onze compagnie is
Me-" tlofgeweest, en deze week komen
ju met i°'. ook de overigen aan de beurt
juccessievel"- t dan de eerste ploeg al
jlaandag aA maal v00r 2% dag
«eer voor de
naar hu*. j ding, iedereen is het er
Dat is een u verlofregeiing zeldzaam
over eens- dat zeifs de grootste
goed in elWf n-ets kwaads van te ver-
Kankeraar pJaats vindt deze alge-
teUen- In dcnheid haar oorzaak in het feit
peene tevreo krapste generaal
datbU/mste soldaat precies gelijk staan:
en de,d(f ÏÏebei 2 dagen verlof inl4da-
ze kf-f Vier sterren links en vier sterren
gen "Jd- g 0f twee bananenschil-
rechts op twee bananenschillen rechts op
len legerorder nummer zooveel kent
de ïTdén gemobiliseerden militair, die
s naar moeder de vrouw wil, onver-
«rjgig welke onderscheidingsteekenen hy
^rtdeze regeling eveneens zeer populair
t het feit, dat elke militair in de ge-
t d wordt gesteld, reeds „den avond
lege n» in den boezem zijner famüie te
teV°^Hnen Eigenlijk bedraagt het verlof
dag Hoe verder de müitair reizen
t nm ziin woonplaats te bereiken, des te
vertrekken. In een naburige
Tnd Ameland woont Toen hy de vorige
SfaXve-l.1 g»g. trok hij den dag te-
Iren om zes uur 's morgens de kazerne al
gepakt en bezakt, alsof hy naar Kams-
^HoeTaa^ben je nou thuis?", vroegen de
'"Tlsde boot nog vaart, om halfacht van
avond!"
,En als de boot niet vaart?
Pan ga ik zwemmen! Maar op Ameland
zal ik komen, jongens!"
Een derde reden, waarom op deze verlof
regeling geen critiek wordt gehoord: Wie
zóó vèr weg woont, dat hij aan twee dagen
eigenlijk niets heeft, mag zijn verlof opspa
ren, en vier dagen tegelijk nemen. Ook voor
zakènmenschen, die aan twee dagen niet ge
noeg hebben om alles te regelen, beteekent
dit vier-dagen verlof een ware uitkomst
En ten slotte: wie met verlof gaat, krijgt een
„vrij-vervoertje", waarmee hy in trein, bus
en boot kan stappen, zonder dat het hem
een cent kost. Statistici in onze kompie heb
ben uitgerekend, dat dit VTij vervoer den
Staat der Nederlanden elke 14 dagen een
milicien gulden kost: 400.000 soldaten, wier
niskosten gemiddeld op een rijksdaalder ge-
shat kunnen worden. Belastingbetalers be
hoeven daar echter niet van te schrikken,
want gezien de verhouding tusschen Staat
en Ned. Spoorwegen, is dit eigenlijk een
kwestie van de linkerhand, die de rechter
hand uitbetaalt.
Summa summarum: alle hulde aan hen,
die deze verlofregeling hebben uitgebroed.
Iedere soldaat koestert den oprechten
wensch, dat zoolang de mobilisatie duurt, er
zoo min mogelijk aan getornd zal worden.
Wie nu het eerst met verlof is gezonden?
Ook dat is naar billijkheid geregeld. Aller
eerst kwamen in aanmerking de mannen
van de voormobilisatie, de oudste lichtingen
en de gehuwden, daarna de jongeren en de
ongehuwden. Eiken dag marcheert één
veertiende deel van onze compagnie dus
onder geleide van een sergeant naar het
station, eiken dag ontbreekt twee-veertien
de deel van onze sterkte op het appèl, el-
ken avond komt één-veertiende weer de
schooldeuren binnen, de koffers gevuld met
goede gaven van thuis: roomboter, een
rookworst, appels en peren.
„Ha, die Kees, heb je een pleizerig verlof
gehad?" Kees, die twee sneden kuch af
snijdt, er dik boter en worst op plakt, en
met volle wangen zit te kauwen, knikt be
vestigend: „Mieters, Jo. Daar zou je alleen
voor in dienst willen gaan, om zoo eens in
de 14 dagen 2% dag verlof te krijgen!"
Maar als even later de sergeant van de
week zyn stereotype roep: „Voor de bed
den" laat hooren, de hoofden zijner gelief
de onderhoorigen telt, en de lichten worden
gedoofd, blijft Kees nog wat nasoezen op
zyn stroozak.
Was zyn verlof werkelijk voor 100 ge
worden wat hij er zich van had voorgesteld?
Thuis zeker wél, dat staat als een paal bo
ven water. Wat had hem het middageten
lekker gesmaakt, het zachte eitje bij het
ontbijt niet te vergeten, en de koffie, zooals
alleen moeder de vrouw die zetten kan,
's avonds geen stroozak en hard kussen,
maar lakens en een springmatras nee,
thuis was het dik in orde geweest.
Maar den volgenden morgen, op kantoor,
toen had hij zich een beetje overbodig ge
voeld. Daar ging het leven z'n gewonen
gang, ook zonder hem, en men vroeg hem
wel even belangstellend, hoe het met hem
ging, maar daarna was iedereen weer aan
den arbeid gegaan, en was hy zoo'n beetje
alleen blijven staan, buiten de werkge
meenschap.
En buiten op straat, bij het ontmoeten
van kennissen, ging het al niet beter. Wan
neer hy dacht, een stevig verhaal af te kun
nen steken over zyn belevenissen in den
militairen dienst, vielen zijn vrienden hem
in de rede met nog langer verhalen over
de toestanden in de stad: de aanleg van
schuilloopgraven, de uitreiking van distri
butiekaarten, het schieten op vreemde
vliegtuigen, zoodat Kees er verder maar
het zwijgen toe deed, en blij was, weer thuis
te zyn by de vrouw en de kinderen.
En vreemdop den avond van den
tweeden dag, na 't teeder afscheid van zijn
gezin, en na de eentonige treinreis tusschen
onbekende lotgenooten had hij bij het
binnenkomen op de slaapzaal toch even
iets gevoeld van saamhorigheid en kame
raadschap, iets van een terugkeer in een
breeden familiekring, was er even een stil
le vreugde geweest bij het zien van al die
bekende gezichten: de Muis, de Lange, de
Bul met zijn eeuwigen glimlach, de pootige
korporaal met zijn hél-gele bananenschil
len.
Hij wacht er zich echter wél voor, 'van al
die gewaarwordingen iets te laten merken.
Onverschillig trekt hy de groene wollen
dekens over z'n hoofd, betoogt met nadruk
dat de komende 14 dagen hem niet gauw
genoeg voorbij kunnen zijn, en dwaalt dan
langs de paden zijner gedachten tot alles
vervaagt in een droomloozen slaap.
Maar des nachts om één uur wordt heel
de zaal gewekt door een helsch rumoer:
Lange Willem is thuisgekomen per „laatste
gelegenheid", en heeft zijn kistjes „even
naast zich neergezet. Willem draagt „maat
48 met pyn", en als hij zich uitkleedt,
hoort men het drie straten ver!
„Pleizier gehad, Willem?", informeert
belangstellend de korporaal.
Willem vloekt binnensmonds, en slingert
een stuk kuch, dat hem in den weg ligt,
dwars door de zaal, waar iedereen nu ge
vechtsdekking heeft gezocht.
„Was het hommeles thuis, Willem?" Onze
korporaal begint lichtelijk te insinueeren.
„Bemoei je er niet mee, bugges", dreigt
somber de ander.
Maar als Willem zich in zijn wolletje
De Beurs weegt de vredeskansen.
Een rustige koersontwikkeling voor
alsnog niet te verwachten. Enge
land strijdt tegen een inflationistische
ontwikkeling. Discontoverlaging
der Bank van Engeland. Het koers
verloop van het pond sterling.Ver
dere toeneming der bedrijvigheid in
de Ver. Staten. Ongeanimeerde
stemming op de Amsterdamsche
Beurs. „Vredesfondsen" trekken meer
belangstelling. Toenemende vraag
en stijgende prijzen van Java-suiker.
Betere stemming voor beleggings
waarden.
De fondsenmarkt werd in de afgeloopen
week vrijwel volkomen beheerscht door de
onzekerheid over de brandende kwestie
van het oogenblik: oorlog of vrede. Andere
factoren, voor zoover deze aanwezig waren,
verzonken hierbij geheel in het niet. Opti
mistisch betreffende de vredeskansen is de
beurs stellig niet, maar men geeft er zich
rekenschap van, dat van de beantwoording
dezer vraag mét het wel en wee van de we
reld ook dat van de beurs afhangt. En al
moge de beurs, door een krachtige koersstij
ging van een aantal aandeelen, vooruitge-
loopen zijn op de van den oorlog verwachte
voordeelen voor verschillende bedrijfstak
ken, men ziet wel in, dat het vernietigings
proces van den oorlog tenslotte niets en nie
mand baat kan brengen, doch tot een alge-
meene verarming en een verlaging van het
welvaartspeil moet leiden, die de winstmo
gelijkheden van vrywel alle takken van het
bedrijfsleven ongunstig moet beïnvloeden.
Voor het geval de vredskansen inderdaad
vastere vormen mochten gaan aannemen
waarnaar het vooralsnog niet uitziet, zal
men dan ook vermoedelijk op de beurs twee
aan elkander tegenovergestelde stroomingen
zich zien ontwikkelen. Eenerzyds zou het
verdwijnen van de kans op groote oorlogs
winsten een koersval veroorzaken van de
aandeelen, die tot de categorie van „oor
logsfondsen" kunnen worden gerekend,
aar aan den anderen kant zou zich de nei
ging doen gevoelen, om een toekomst zon
der oorlogsdreiging reeds onmiddellijk in de
noteeringen te verdisconteeren. Een rustige
koersontwikkeling zou ook dan in den eer
sten tijd niet verwacht kunnen worden. De
oorlogsverhoudingen hebben reeds te diep
in het economische leven ingegrepen, dan
dat de sporen hiervan met één slag verwij
derd zouden kunnen worden.
Men denke slechts aan de ophoopinfe van
voorraden, niet slechts door de regeeringen,
maar ook door de industrie en door andere
verbruikers, die by een herstel van het nor
male handelsverkeer een zware last op de
heeft gerold en de lichten weer zijn uitge
draaid, stort hij zyn hart uit. Willem blijkt
een uitgebreide familie te bezitten, die ge
durende zyn verlof welhaast onafgebroken
zijn huis vulde, zoodat hy nauwelijks gele
genheid vond, eens rustig onder vier oogen
met zyn vrouw te praten. Men dient hierbij
in aanmerking te nemen, dat Willem juist
zeven weken getrouwd was toen het vader
land hem riep.
„Enfin, den laatsten avond had ik alles
het huis uitgewerkt", zegt Willem. „En net
denk ik: eindelijk alleen, of daar gaat
waarachtig weer de bel Ik doe open, en een
dame zeg tegen me: „meneer, ik, kom uw
vrouw wat opvroolijken".
..Opvroolijken?" zeg ik, stom verbaad
„Hoe bedoelt u dat?"
„Ik ben uitgezonden door' het dames
comité" zegt zij weer. „Eens in de week
brengen wy een bezoek aan de vrouwen
van alle 'gemobiliseerde militairen, zoodat
ze wat afleiding krijgen".
„Maar mijn vrouw heeft op het oogen
blik afleiding, u ziet toch, dat ik zelf thuis
ben".
„Daarover staat niets in mijn instructies"
antwoordt ijskoud dat vrouwmensch, en
loopt langs me heen, de huiskamer in.
„En is ze lang blijven plakken in
formeert nieuwsgierig de korporaal.
„Man, schei uit", buldert Willem. „Ze
heeft ons naar het station gebracht
grondstoffenmarkten zouden drukken,
voorts aan de financieele ontreddering in
vele landen tengevolge van de ontzaglijke
oorlogsuitgaven en de hieruit voortvloeien
de kans op valuta-ontwrichting. Met een
verder voortschrijden van den oorlog zul
len al deze gevaren natuurlijk nog verder
aangroeien en waartoe zij tenslotte zullen
kunnen leiden, daarvan vermag men zich
nauwelijks een denkbeeld te vormen.
In verschillende landen, waar men door
de ervaringen van den vorigen oorlog ge
leerd heeft, tracht men de gevaren, welke
met name uit de financieele eischen, die de
oorlog stelt, kunnen voortvloeien, zooveel
mogelijk te keeren. Een sprekend voorbeeld
hiervan is de nieuwe Engelsche begrooting,
blijkens welke Engeland de oorlogskosten
voor een belangrijk deel uit belastingen wil
trachten te dekken. Daarvoor moeten deze
echter dermate worden opgevoerd, dat de
heffing op de hoogste inkomens tot 85 pCt.
zal bedragen, nog afgezien van de extra
belastingen, die in direct verband met den
oorlog nog zullen worden geheven in den
vorm van een oorlogswinst-, een bewape
ningsbelasting e.d.
Een van de groote fouten der Engelsche
financieele politiek tijdens den vorigen
oorlog toen men den belastingbetaler zoo
lang mogelijk heeft ontzien, en de staats
schuld tot een gevaarlijk hoog peil had
laten aangroeien, wil men thans vermijden,
hopende, hierdoor ook de inflationistische
ontwikkeling, welke de vorige oorlog met
zich had gebracht, te kunnen keeren. Door
dien een betrekkelijk groot gedeelte van de
inkomens en de vermogens ter beschikking
van de regeering gesteld moet worden,
blijft er des te minder ruimte over voor het
doen van particuliere uitgaven. De gerin
gere vraag naar allerlei goederen en artike
len, die hiervan noodgedwongen het gevolg
moet zijn, zal, naar men aanneemt, een
prijsverhooging kunnen tegengaan, waar
mede dan de inflatie-gevaren althans ten
deele bezworen zouden worden.
Een ander middel, om inflatie te vermij
den, vormt het verbod tot kapitaalsuitgif
ten van particuliere ondernemingen. Het
was ook al weer een aan den vorigen oor
log inhaerent verschijnsel, dat groote lee
ningen werden opgenomen of tot vergroo
ting van aandeelenkapitalen werd overge
gaan, teneinde middelen te verkrijgen voor
uitbreiding van fabrieken en installaties, om
aan de tijdelijk groote vraag te voldoen.
Thans is de kapitaalmarkt vrijwel geheel
gereserveerd voor de financiering der
staatsuitgaven en alles, wat daarmede ver
band houdt. De verlaging van het disconto
door de Bank van Engeland moet ook in dit
licht worden bezien; zij heeft ten doel, de
regeering in staat te stellen, zoo goedkoop
mogelijk haar leeningsbehoeften op de
markt te dekken. Immers, ondanks de aan
zienlijke verzwaring der belastingen zal ook
ditmaal het grootste deel der oorlogslasten
vermoedelijk twee-derde van het totaal
uit leeningen moeten worden gedekt.
Onder normale omstandigheden zou de
disconto-verlaging niet hebben nagelaten,
een druk op het Pond Sterling uit te oefe
nen. Dat dit niet het geval is geweest, is toe
te schrijven aan de strenge deviezen-con
trole, die thans ook in Engeland wordt toe
gepast. Dank zij deze controle en andere
maatregelen is het de Engelsche valuta
autoriteiten gelukt, het Pond Sterling na de
overrompelend scherpe koersdaling van
eenige weken geleden weder op een hooger
peil te brengen. Geruimen tijd was de waar
de van het Pond Sterling in het buitenland
belangrijk lager dan de officieele Londen-
sche koers, doch geleidelijk kon de dispari
teit tot een minimum worden teruggebracht.
Thans verschilt dè Pondenkoers te New-
York met een noteering van 4.05 (dat wil
zeggen 4.05 per nauwelijks meer van
de officieele noteering te Londen.
Ten opzichte van den gulden noteert het
Pond thans ca. 7.60. In vergelijking met de
noteering van ca. 8.90, die voor het uitbre
ken van den oorlog gold, is dit nog altijd
een belangrijke koersdaling, die onder nor
male omstandigheden zeker catastrophale
gevolgen voor het zakenleven zou hebben
gehad. Men denke slechts aan den voor
sprong, die een goedkoope valuta aan de
export-industrieën van het desbetreffende
land geeft, en aan den invloed, welke de vo
rige koersdaling van het Pond Sterling op
het wereld-prijsniveau heeft uitgeoefend.
Voor een toeneming van den Engelschen
uitvoer behoeft thans niet te worden ge
vreesd, nu de geheele industrie in beslag
wordt genomen voor de dekking der eigen
behoeften van het land. En wat de goede-.,
renpryzen betreft, deze ontwikkelen zich
thans onafhankelijk van het Pond Sterling,
nu Londen door den oorlog als centrum
voor den internationalen goederenhandel is
uitgeschakeld. In plaats van een daling
hebben de grondstoffenpryzen dan ook
sinds het uitbreken van den oorlog een stij
ging te zien gegeven, tengevolge van de al-
gemeene omstandigheden, welker invloed
krachtiger bleek te zyn dan die van den
koersval van het Pond. Eerst in den jongsten
tijd is een terugslag in het prijsniveau inge
treden, eenerzij ds als een reactie op al te
hoog gespannen speculatieve verwachtingen
ten aanzien van de oor logs vraag, anderzijds
ook als uiting van terughouding in verband
met de vredesgeruchten.
Een opleving van zaken op de New York-
sche beurs is, behalve door de vredesge
ruchten, ook tegengehouden door de on
zekerheid over de wijziging der neutrali-
teitswet. Indien de wet toch in haar huidi-
gen vorm zou worden gehandhaafd (wat
vooralsnog weinig waarschijnlijk is), dan be
teekent dit nog niet, dat de geheele Ameri-
kaansche handel met de oorlogvoerende
staten zou worden belet. Een aantal artike
len zou buiten het wapen-embargo vallen
en de ijzer- en staalindustrie b.v. zou vrije
lijk kunnen blijven exporteeren; de binnen-
landsche vraag, voor zoover het producten,
benoodigd voor de wapen-fabricage betreft,
zou echter aanzienlijk gaan verminderen.
De weifelende stemming voor staalwaar-
den op de New Yorksche beurs is vermoede
lijk aan dergelijke overwegingen toe te
schrijven. Anders zou de voortdurende en
snelle toeneming der bedrijvigheid in de
ijzer- en staalindustrie de koersstijging voor
deze fondsen nog wel verder in de hand heb
ben gewerkt. In de afgeloopen week bedroeg
de staalproductie 87% van de totale capa
citeit, waarmede ongeveer dezelfde activi
teit bereikt is als in het voorjaar van 1937,
toen de noteeringen voor ijzer- en staal-
waarden op de New Yorksche beurs echter
belangrijk hooger waren dan de tegen
woordige. Als gevolg van de levendige vraag
zijn, naar het vakblad „Iron Age" bericht,
bijna alle maatschappijen genoodzaakt, or
ders pas voor het eerste kwartaal van het
komende jaar te boeken. Verwacht wordt,
dat voor het nieuwe jaar aanzienlijk hoo»
gere prijzen vastgesteld zullen worden, die
echter ten deele een compensatie zullen
vormen voor de stijging der grondstoffen-
prijzen, met name die van staalschroot.
Andere bedrijfstakken hebben hun activi
teit eveneens belangrijk uitgebreid. Zoo be
nadert de bedrijvigheid in de textiel-in-
dustrie de maximum-capaciteit en men ver
wacht, dat het katoenverbruik in de Ver.
Staten in het vierde kwartaal een record-
omvang voor alle tijden zal bereiken. Voorts
wordt nog gemeld, dat de kleinhandels-ver -
koopen van automobielen de productie-pro
gramma's der fabrieken verre overtreffen,
waaraan men de verwachting vastknoopt,
dat de automobielproductie zal toenemen tot
den hoogsten stand sedert ten minste drie
jaren. De afzet van electrischen stroom,
die als barometer voor de algemeene bedrij
vigheid kan worden beschouwd, is tot een
nieuwen recordstand gestegen, en ook de
wagonverladingen der spoorwegen vertoonen
een voortdurende toeneming, eveneens een
bewijs van een uitbreiding van zaken.
Hier te lande heeft de oorlog weliswaar
ook een toeneming van de vraag naar tal
van goederen gebracht, maar men heeft
hierbij voornamelijk te doen met het dekken
van toekomstige behoeften, uit vrees voor
schaarschte of prijsstijging. Voor een goed
deel gaat het hierbij dus om het opteren
van toekomstige koopkracht, hetgeen zich
later wel zal moeten wreken. Het herstel
van den vrede zou ook hier op menig gebied
een gevoeligen terugslag kunnen veroor
zaken. Wat niet wegneemt, dat voor de Ne-
liik<! Goedzak, een van die gemoede-
Biee 'nr,D i?6 Vlamingen, hadden we dus
toeenrf sch gebied gedragen, ziel-
z'n wo'i een schot van „d'n Duts" door
hosoit! i n' funderen kop. En in 't
loS Van Sas van Gent, waar wy, oor
wilden ,espondenten. een hortje op adem
d®ar wa 0!?en van ?nze tochten naar 't front,
niet oi arme iongen overleden. Is 't
man mpf133^'5'. dat sneuvelen van één
staan mai-Wlen zo° ^uzst een Praatje had
't zien v,en\ons veel beroerder maakte dan
velden? massa-ellende op de slag-
den zoom6" de betrekkelijke rust aan
daar middp73" °ns e'gen neutrale landje,
v°°r onze 'n den oor'ogsbrand, maakte 't
Wen toch tgespannen. over-spannen zenu-
tm°ties. nf veiI'g en te leeg aan heftige
€ven den nnj 200 van 't sterfbed maar weer
■Dan, me, ei" stroom gezetten draad langs.
ten' een ot2n U van Hollandsche wach-
steken bij a erover. om een bezoek af te
treffen l egRnParty, bij de Duitschers.
nemen onnif. °n moment van volop actie en
eer> kogeire„fw,aan onszelf waar, dat je in
sen hebt. pP„n 11 ,maar weinig trefkan-
Wi'de corso-,tPrachti* luchtgevecht van een
op. emming luistert dit uitstapje
Hengi N
aa.al' dus on "h' ,?p den oever langs 't ka"
°ben weg jn ndsch", draven de men-
gesProngen paniek, want er zijn scherven
eeds langs rl Wordt een opgetogen tocht,
ze grenswacht aan den over
kant, naar De laatste Stuiver, waar 't hek
uitkomt in Selzaete. 't Stadje schijnt uit
gestorven. Uit den hoogen toren klinkt
poovertjes in de bange verlatenheid 't klok
gelui voor de mis door den donder heen van
't naderend geschut. De bruggen liggen er
gebroken en als verkrompen in de vaart.
Aan den anderen oever, op het terras van
het gronddepót, steken nu en dan gehelmde
koppen boven de loopgraven uit. Er loopen
enkele soldaten met etensbakjes, voorzichtig
als kellners, om hen te bedienen. Eén zien
wij er als 'n vogelverschrikker in zijn uit
kijkpost tusschen de boomtoppen en de
kogels suizelen op hem af.
Aan de poort van De laatste Stuiver staat
een jong Nederlandsch luitenant, 't Is daar
levensgevaarlijk, 't Eindpunt van de tong,
waarin onze grens uitloopt in het door de
Duitschers overweldigde België. Links de
versterkingen van hun achtergelaten bezit
tingen. Rechts 't Belgische leger, dat oprukt.
Juist hiertusschen de westelijke kade van
Sas van Gent. Maar deze jeugdige officier
prijst zich nu eens bij uitzondering geluk
kig met zijn „interessanten" post. En weer
gaan we over, om met hem samen, achter
huisjes en hegjes, langs een drassig glibber-
paadje binnen te kijken bij de Duitschers.
De Duitschers! Opnieuw bevangt ons een
rilling. Toch is 't een wacht van wel geteld
zeventien óók maar jonge marine-soldaten,
in stelling gebracht in die aardige witte
bouwmanswoning achter een vriendelijk
haagje vol glanzend oranje rozebottels,
juist vóór de immers wijd open staande
poort op ons land, waar overheen dan toch
alle gevaar en ellende uit is, èn vlak aan de
spoorlijn naar Gent.
Wat een verleiding voor deze van hun
troep afgesneden jongens, aldoor door de
Belgische verkenners bestookt, onder 't
steeds heviger stampen van 't geschut, waar
de hoofdmacht van 't Belgische leger onver
biddelijk nadert. Zij hebben maar even die
lokkende wijd open poort binnen te wippen,
worden geïnterneerd en ze zijn in Holland
uit hun nooden verlost.
Blijkbaar denken ze er niet over. In hun
veldgrauwe uniformen, onder de zware bron
zen helmen, gecamoufleerd door de terrein-
kleuren in vakken als op 't schild van een
schildpad, anjuseeren zij zich hier blijkbaar
nog wel met elkaar, al zien ze 'n beetje
bleek, een beetje verwaakt. Een onder
nemende Hollandsche persfotograaf waagt
zich ook al hier midden in 't vuur, om ach
ter 't wachthuisje, vlak tegenover hen, met
ons een beetje dekking te zoeken. Hij vraagt
hun zelfs, myns inziens toch wel wat on
tactisch, over den draad heen, om hen te
mogen kieken. Maar ik vergis me blijkbaar,
want zij gaan er meteen, zelfs nog wel
branie, voor staan in „stramme" houding.
Och, hoe sterk leeft de ijdelheid toch in de
menschen! Zij moeten zich immers bewust
zijn dat zij een opgegeven post bezetten en
wel nooit de foto's in de weekbladen zullen
zien. Om 't nog maar krijgshaftiger te
maken, steken ze zelfs omstandig hun hand
granaten in den gordel, terwijl over hun
hoofden op 't zoldertje van 't boerenhuis ein
deloos hun machinegeweer voortratelt. Hun
commandant, eem marineluitenant van ik
schat even twintig, wil blijkbaar 't kijkspel
voor de lens volmaken. Hij zet zich in de
deur van 't woninkje in postuur, neemt zijn
geweer, richt even, en, als een matador op
een dorpskermis bij de schiettent, die leuk
weg een heele serie treffers in de roos
maakt, valt er bij elk schot een uit de nade
rende Belgische gelederen. Hij doet 't glim
lachend, ja, wel behaagziek die jonge
kerel met zijn beetje weemoedige knapen
gezicht. Dan slaat er pal naast hem in T
kozijn een kogel diep t hout in. Maar hij
knipt zelfs niet met de oogleden.
Nu telkens trekken er een paar mariniers
't huisje uit, en aanstonds reageert het ma
chinegeweer van de Belgen. De Duitschers
duiken weg achter een boom. Van weerskan
ten gaan de schoten. Heel welgemoed, alsof
ze voor hun genoegen zoo maar op jacht
waren, kuieren ze na een poosje lachend
terug. Ze hebben, bij hun geweren, zelf
gesneden en sierlijk afgeschilde wandelstok
ken onder den arm.
't Huisje is maar een schamele stelling.
Eén granaat en 't ligt in puin. Er springen
er kort bij, de scherven slaan een gat in den
grond. Dan lachen ze weer even witjes. En
op tien meter afstand, waar wij staan, knort
onrustig een varken in z'n kotje om dat oor
logstumult, om den rikketik van de al maar
over-ronkende vliegers, om 't geweld van 't
afweergeschut, dat eindeloos dondert over de
velden in den najaasmist. Een paar Selzaeters
zitten vlak by ons heel ernstig mangelwor-
tels in snippers te snijden, 't Is voor de twee
van hun veertien koebeesten, die ze uit han
den van d'n Duts daar net bij tijds over
onze grens hebben gebracht. Heeren van den
veterinairen dienst vertellen, dat er stiekem
'n honderd stuks Belgisch Vee is overgeko
men, eer de Duitschers 't hadden kunnen
meevoeren. „Opgepast!" waarschuwt een
van de officieren, faant zij staan vlak voor
de glazen deur van ons wachthuisje, waar
alweer een granaat op aan komt geronkt.
Inderhaast zetten de Duitsche mariniers
dan weer even hun helmen op. Dat hand
jevol, dat met zyn twee mitrailleurs nu
reeds den ganschen dag de honderd vijftig
Belgische veukenners op eerbiedigen af
stand houdt en zelfs gestadig een eind-
weegs laat terugtrekken.
Inmiddels redeneeren we gemoedereerd
voort. Eén vertelt, dat de voorbijtrekkende
Duitsche troepen gisteren over den draad
allerlei oorlogscuriosa te koop geboden heb
ben, vooral kijkers, maar ook helmen en
karabijnen, vermoedelijk van gesneuvelde
makkers, ja zelfs handgranaten. Ik on
derhoud mij nu een tijdje met den Duit-
schen commandant, die een paar stappen van
onze grens af is komen staan. Ik griezel we)
een beetje van zijn scherpschutterskant, dien
hy daar straks zoo opzichtig braniënd heeft
vertoond door telkens een Belg, dien hy er
tusschen schoot te treffen. Maar toch bied
ik hem een paar stukken chocola aan. De
avond begint somber te grauwen over de vel«
den, waar zij op den duur in 't kleine, witte
huisje toch wel opgeofferd schijnen aan de
overmacht die jonge kerels van de zee. En
meteen deelt hij er van ue Kwatta broeder
lijk mee aan zijn soldaten. De echo van 't
mitrailleurvuur slaat dreigend terug. En
lager en lager strijken de verkennende vlie
gers. Onder 't gezelzen door geeft de lui
tenant kort zijn bevelen.
Dan tot mijn stomme verbazing wordt
vóór den nacht die kleine wacht toch nog
weer afgelost uit eenigerlei achtergelaten
Duitsch depot. Even plichtmatig betrekt de
nieuwe patrouille de schamele stelling van
't witte huisje, terwijl de donderbui van de
granaten steeds dreigender op ons aan
trekt. De nieuwe wachters sluiten enkel de
ramen van de donkere woning, omdat 't er
koud wordt. En dat loeit maar over onze
hoofden, dat geeft een rossen schijn van
brand aan de kim. Traag drupt de regen,
'n Warende windvlaag sliert ritselend dorre
bladen na.
„Gute Nacht" wenschen we huiverend
de onverschrokken kerels.
„Adjeh." En glimlachend voegen ze er
vragen aan toe: „Bis Morgen?
Terwijl ik dit schrijf om te seinen, is 't
donkere nacht geworden. Mijn laatste ge
hamsterde vetkaarsjes zijn er net aan opge
brand. Nu en dan stampt 't kanon, zie ik 't
vurig oplichten in de zwarte hotel-vensters.
Daar hoor ik weer de geweersalvo's knette
ren tusschen de jonge kerels in 't witta
huisje en die montere, onbezorgde Belgische
ruiters in 't open veld.
En Gent genomen? En zullen we morgert
't optrekken zien van de linkerflank der ge
allieerden tegen de versterkingen in aan den
overkant van 't kanaal, wier vuurmonden
tot nu toe hebben gezwegen als moffen?
Nadruk verboden.