Over de verlofregeling hoort men niets dan goeds. financieel Overzicht. NOTITIE-BOEKJE. blad Sfj\e kwam het eerst aan de beurt? neraal en korporaal staan öene Jrecies gelijk. ïSÏÏfl» di> -hel M. J. BRUSSE: UIT M IJ N Herinnering van een oorlogscorrespondent deb££ ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 7 OCTOBER 1939. Een ons te Alkmaar gemobiliseerde schryft heif van onze compagnie is Me-" tlofgeweest, en deze week komen ju met i°'. ook de overigen aan de beurt juccessievel"- t dan de eerste ploeg al jlaandag aA maal v00r 2% dag «eer voor de naar hu*. j ding, iedereen is het er Dat is een u verlofregeiing zeldzaam over eens- dat zeifs de grootste goed in elWf n-ets kwaads van te ver- Kankeraar pJaats vindt deze alge- teUen- In dcnheid haar oorzaak in het feit peene tevreo krapste generaal datbU/mste soldaat precies gelijk staan: en de,d(f ÏÏebei 2 dagen verlof inl4da- ze kf-f Vier sterren links en vier sterren gen "Jd- g 0f twee bananenschil- rechts op twee bananenschillen rechts op len legerorder nummer zooveel kent de ïTdén gemobiliseerden militair, die s naar moeder de vrouw wil, onver- «rjgig welke onderscheidingsteekenen hy ^rtdeze regeling eveneens zeer populair t het feit, dat elke militair in de ge- t d wordt gesteld, reeds „den avond lege n» in den boezem zijner famüie te teV°^Hnen Eigenlijk bedraagt het verlof dag Hoe verder de müitair reizen t nm ziin woonplaats te bereiken, des te vertrekken. In een naburige Tnd Ameland woont Toen hy de vorige SfaXve-l.1 g»g. trok hij den dag te- Iren om zes uur 's morgens de kazerne al gepakt en bezakt, alsof hy naar Kams- ^HoeTaa^ben je nou thuis?", vroegen de '"Tlsde boot nog vaart, om halfacht van avond!" ,En als de boot niet vaart? Pan ga ik zwemmen! Maar op Ameland zal ik komen, jongens!" Een derde reden, waarom op deze verlof regeling geen critiek wordt gehoord: Wie zóó vèr weg woont, dat hij aan twee dagen eigenlijk niets heeft, mag zijn verlof opspa ren, en vier dagen tegelijk nemen. Ook voor zakènmenschen, die aan twee dagen niet ge noeg hebben om alles te regelen, beteekent dit vier-dagen verlof een ware uitkomst En ten slotte: wie met verlof gaat, krijgt een „vrij-vervoertje", waarmee hy in trein, bus en boot kan stappen, zonder dat het hem een cent kost. Statistici in onze kompie heb ben uitgerekend, dat dit VTij vervoer den Staat der Nederlanden elke 14 dagen een milicien gulden kost: 400.000 soldaten, wier niskosten gemiddeld op een rijksdaalder ge- shat kunnen worden. Belastingbetalers be hoeven daar echter niet van te schrikken, want gezien de verhouding tusschen Staat en Ned. Spoorwegen, is dit eigenlijk een kwestie van de linkerhand, die de rechter hand uitbetaalt. Summa summarum: alle hulde aan hen, die deze verlofregeling hebben uitgebroed. Iedere soldaat koestert den oprechten wensch, dat zoolang de mobilisatie duurt, er zoo min mogelijk aan getornd zal worden. Wie nu het eerst met verlof is gezonden? Ook dat is naar billijkheid geregeld. Aller eerst kwamen in aanmerking de mannen van de voormobilisatie, de oudste lichtingen en de gehuwden, daarna de jongeren en de ongehuwden. Eiken dag marcheert één veertiende deel van onze compagnie dus onder geleide van een sergeant naar het station, eiken dag ontbreekt twee-veertien de deel van onze sterkte op het appèl, el- ken avond komt één-veertiende weer de schooldeuren binnen, de koffers gevuld met goede gaven van thuis: roomboter, een rookworst, appels en peren. „Ha, die Kees, heb je een pleizerig verlof gehad?" Kees, die twee sneden kuch af snijdt, er dik boter en worst op plakt, en met volle wangen zit te kauwen, knikt be vestigend: „Mieters, Jo. Daar zou je alleen voor in dienst willen gaan, om zoo eens in de 14 dagen 2% dag verlof te krijgen!" Maar als even later de sergeant van de week zyn stereotype roep: „Voor de bed den" laat hooren, de hoofden zijner gelief de onderhoorigen telt, en de lichten worden gedoofd, blijft Kees nog wat nasoezen op zyn stroozak. Was zyn verlof werkelijk voor 100 ge worden wat hij er zich van had voorgesteld? Thuis zeker wél, dat staat als een paal bo ven water. Wat had hem het middageten lekker gesmaakt, het zachte eitje bij het ontbijt niet te vergeten, en de koffie, zooals alleen moeder de vrouw die zetten kan, 's avonds geen stroozak en hard kussen, maar lakens en een springmatras nee, thuis was het dik in orde geweest. Maar den volgenden morgen, op kantoor, toen had hij zich een beetje overbodig ge voeld. Daar ging het leven z'n gewonen gang, ook zonder hem, en men vroeg hem wel even belangstellend, hoe het met hem ging, maar daarna was iedereen weer aan den arbeid gegaan, en was hy zoo'n beetje alleen blijven staan, buiten de werkge meenschap. En buiten op straat, bij het ontmoeten van kennissen, ging het al niet beter. Wan neer hy dacht, een stevig verhaal af te kun nen steken over zyn belevenissen in den militairen dienst, vielen zijn vrienden hem in de rede met nog langer verhalen over de toestanden in de stad: de aanleg van schuilloopgraven, de uitreiking van distri butiekaarten, het schieten op vreemde vliegtuigen, zoodat Kees er verder maar het zwijgen toe deed, en blij was, weer thuis te zyn by de vrouw en de kinderen. En vreemdop den avond van den tweeden dag, na 't teeder afscheid van zijn gezin, en na de eentonige treinreis tusschen onbekende lotgenooten had hij bij het binnenkomen op de slaapzaal toch even iets gevoeld van saamhorigheid en kame raadschap, iets van een terugkeer in een breeden familiekring, was er even een stil le vreugde geweest bij het zien van al die bekende gezichten: de Muis, de Lange, de Bul met zijn eeuwigen glimlach, de pootige korporaal met zijn hél-gele bananenschil len. Hij wacht er zich echter wél voor, 'van al die gewaarwordingen iets te laten merken. Onverschillig trekt hy de groene wollen dekens over z'n hoofd, betoogt met nadruk dat de komende 14 dagen hem niet gauw genoeg voorbij kunnen zijn, en dwaalt dan langs de paden zijner gedachten tot alles vervaagt in een droomloozen slaap. Maar des nachts om één uur wordt heel de zaal gewekt door een helsch rumoer: Lange Willem is thuisgekomen per „laatste gelegenheid", en heeft zijn kistjes „even naast zich neergezet. Willem draagt „maat 48 met pyn", en als hij zich uitkleedt, hoort men het drie straten ver! „Pleizier gehad, Willem?", informeert belangstellend de korporaal. Willem vloekt binnensmonds, en slingert een stuk kuch, dat hem in den weg ligt, dwars door de zaal, waar iedereen nu ge vechtsdekking heeft gezocht. „Was het hommeles thuis, Willem?" Onze korporaal begint lichtelijk te insinueeren. „Bemoei je er niet mee, bugges", dreigt somber de ander. Maar als Willem zich in zijn wolletje De Beurs weegt de vredeskansen. Een rustige koersontwikkeling voor alsnog niet te verwachten. Enge land strijdt tegen een inflationistische ontwikkeling. Discontoverlaging der Bank van Engeland. Het koers verloop van het pond sterling.Ver dere toeneming der bedrijvigheid in de Ver. Staten. Ongeanimeerde stemming op de Amsterdamsche Beurs. „Vredesfondsen" trekken meer belangstelling. Toenemende vraag en stijgende prijzen van Java-suiker. Betere stemming voor beleggings waarden. De fondsenmarkt werd in de afgeloopen week vrijwel volkomen beheerscht door de onzekerheid over de brandende kwestie van het oogenblik: oorlog of vrede. Andere factoren, voor zoover deze aanwezig waren, verzonken hierbij geheel in het niet. Opti mistisch betreffende de vredeskansen is de beurs stellig niet, maar men geeft er zich rekenschap van, dat van de beantwoording dezer vraag mét het wel en wee van de we reld ook dat van de beurs afhangt. En al moge de beurs, door een krachtige koersstij ging van een aantal aandeelen, vooruitge- loopen zijn op de van den oorlog verwachte voordeelen voor verschillende bedrijfstak ken, men ziet wel in, dat het vernietigings proces van den oorlog tenslotte niets en nie mand baat kan brengen, doch tot een alge- meene verarming en een verlaging van het welvaartspeil moet leiden, die de winstmo gelijkheden van vrywel alle takken van het bedrijfsleven ongunstig moet beïnvloeden. Voor het geval de vredskansen inderdaad vastere vormen mochten gaan aannemen waarnaar het vooralsnog niet uitziet, zal men dan ook vermoedelijk op de beurs twee aan elkander tegenovergestelde stroomingen zich zien ontwikkelen. Eenerzyds zou het verdwijnen van de kans op groote oorlogs winsten een koersval veroorzaken van de aandeelen, die tot de categorie van „oor logsfondsen" kunnen worden gerekend, aar aan den anderen kant zou zich de nei ging doen gevoelen, om een toekomst zon der oorlogsdreiging reeds onmiddellijk in de noteeringen te verdisconteeren. Een rustige koersontwikkeling zou ook dan in den eer sten tijd niet verwacht kunnen worden. De oorlogsverhoudingen hebben reeds te diep in het economische leven ingegrepen, dan dat de sporen hiervan met één slag verwij derd zouden kunnen worden. Men denke slechts aan de ophoopinfe van voorraden, niet slechts door de regeeringen, maar ook door de industrie en door andere verbruikers, die by een herstel van het nor male handelsverkeer een zware last op de heeft gerold en de lichten weer zijn uitge draaid, stort hij zyn hart uit. Willem blijkt een uitgebreide familie te bezitten, die ge durende zyn verlof welhaast onafgebroken zijn huis vulde, zoodat hy nauwelijks gele genheid vond, eens rustig onder vier oogen met zyn vrouw te praten. Men dient hierbij in aanmerking te nemen, dat Willem juist zeven weken getrouwd was toen het vader land hem riep. „Enfin, den laatsten avond had ik alles het huis uitgewerkt", zegt Willem. „En net denk ik: eindelijk alleen, of daar gaat waarachtig weer de bel Ik doe open, en een dame zeg tegen me: „meneer, ik, kom uw vrouw wat opvroolijken". ..Opvroolijken?" zeg ik, stom verbaad „Hoe bedoelt u dat?" „Ik ben uitgezonden door' het dames comité" zegt zij weer. „Eens in de week brengen wy een bezoek aan de vrouwen van alle 'gemobiliseerde militairen, zoodat ze wat afleiding krijgen". „Maar mijn vrouw heeft op het oogen blik afleiding, u ziet toch, dat ik zelf thuis ben". „Daarover staat niets in mijn instructies" antwoordt ijskoud dat vrouwmensch, en loopt langs me heen, de huiskamer in. „En is ze lang blijven plakken in formeert nieuwsgierig de korporaal. „Man, schei uit", buldert Willem. „Ze heeft ons naar het station gebracht grondstoffenmarkten zouden drukken, voorts aan de financieele ontreddering in vele landen tengevolge van de ontzaglijke oorlogsuitgaven en de hieruit voortvloeien de kans op valuta-ontwrichting. Met een verder voortschrijden van den oorlog zul len al deze gevaren natuurlijk nog verder aangroeien en waartoe zij tenslotte zullen kunnen leiden, daarvan vermag men zich nauwelijks een denkbeeld te vormen. In verschillende landen, waar men door de ervaringen van den vorigen oorlog ge leerd heeft, tracht men de gevaren, welke met name uit de financieele eischen, die de oorlog stelt, kunnen voortvloeien, zooveel mogelijk te keeren. Een sprekend voorbeeld hiervan is de nieuwe Engelsche begrooting, blijkens welke Engeland de oorlogskosten voor een belangrijk deel uit belastingen wil trachten te dekken. Daarvoor moeten deze echter dermate worden opgevoerd, dat de heffing op de hoogste inkomens tot 85 pCt. zal bedragen, nog afgezien van de extra belastingen, die in direct verband met den oorlog nog zullen worden geheven in den vorm van een oorlogswinst-, een bewape ningsbelasting e.d. Een van de groote fouten der Engelsche financieele politiek tijdens den vorigen oorlog toen men den belastingbetaler zoo lang mogelijk heeft ontzien, en de staats schuld tot een gevaarlijk hoog peil had laten aangroeien, wil men thans vermijden, hopende, hierdoor ook de inflationistische ontwikkeling, welke de vorige oorlog met zich had gebracht, te kunnen keeren. Door dien een betrekkelijk groot gedeelte van de inkomens en de vermogens ter beschikking van de regeering gesteld moet worden, blijft er des te minder ruimte over voor het doen van particuliere uitgaven. De gerin gere vraag naar allerlei goederen en artike len, die hiervan noodgedwongen het gevolg moet zijn, zal, naar men aanneemt, een prijsverhooging kunnen tegengaan, waar mede dan de inflatie-gevaren althans ten deele bezworen zouden worden. Een ander middel, om inflatie te vermij den, vormt het verbod tot kapitaalsuitgif ten van particuliere ondernemingen. Het was ook al weer een aan den vorigen oor log inhaerent verschijnsel, dat groote lee ningen werden opgenomen of tot vergroo ting van aandeelenkapitalen werd overge gaan, teneinde middelen te verkrijgen voor uitbreiding van fabrieken en installaties, om aan de tijdelijk groote vraag te voldoen. Thans is de kapitaalmarkt vrijwel geheel gereserveerd voor de financiering der staatsuitgaven en alles, wat daarmede ver band houdt. De verlaging van het disconto door de Bank van Engeland moet ook in dit licht worden bezien; zij heeft ten doel, de regeering in staat te stellen, zoo goedkoop mogelijk haar leeningsbehoeften op de markt te dekken. Immers, ondanks de aan zienlijke verzwaring der belastingen zal ook ditmaal het grootste deel der oorlogslasten vermoedelijk twee-derde van het totaal uit leeningen moeten worden gedekt. Onder normale omstandigheden zou de disconto-verlaging niet hebben nagelaten, een druk op het Pond Sterling uit te oefe nen. Dat dit niet het geval is geweest, is toe te schrijven aan de strenge deviezen-con trole, die thans ook in Engeland wordt toe gepast. Dank zij deze controle en andere maatregelen is het de Engelsche valuta autoriteiten gelukt, het Pond Sterling na de overrompelend scherpe koersdaling van eenige weken geleden weder op een hooger peil te brengen. Geruimen tijd was de waar de van het Pond Sterling in het buitenland belangrijk lager dan de officieele Londen- sche koers, doch geleidelijk kon de dispari teit tot een minimum worden teruggebracht. Thans verschilt dè Pondenkoers te New- York met een noteering van 4.05 (dat wil zeggen 4.05 per nauwelijks meer van de officieele noteering te Londen. Ten opzichte van den gulden noteert het Pond thans ca. 7.60. In vergelijking met de noteering van ca. 8.90, die voor het uitbre ken van den oorlog gold, is dit nog altijd een belangrijke koersdaling, die onder nor male omstandigheden zeker catastrophale gevolgen voor het zakenleven zou hebben gehad. Men denke slechts aan den voor sprong, die een goedkoope valuta aan de export-industrieën van het desbetreffende land geeft, en aan den invloed, welke de vo rige koersdaling van het Pond Sterling op het wereld-prijsniveau heeft uitgeoefend. Voor een toeneming van den Engelschen uitvoer behoeft thans niet te worden ge vreesd, nu de geheele industrie in beslag wordt genomen voor de dekking der eigen behoeften van het land. En wat de goede-., renpryzen betreft, deze ontwikkelen zich thans onafhankelijk van het Pond Sterling, nu Londen door den oorlog als centrum voor den internationalen goederenhandel is uitgeschakeld. In plaats van een daling hebben de grondstoffenpryzen dan ook sinds het uitbreken van den oorlog een stij ging te zien gegeven, tengevolge van de al- gemeene omstandigheden, welker invloed krachtiger bleek te zyn dan die van den koersval van het Pond. Eerst in den jongsten tijd is een terugslag in het prijsniveau inge treden, eenerzij ds als een reactie op al te hoog gespannen speculatieve verwachtingen ten aanzien van de oor logs vraag, anderzijds ook als uiting van terughouding in verband met de vredesgeruchten. Een opleving van zaken op de New York- sche beurs is, behalve door de vredesge ruchten, ook tegengehouden door de on zekerheid over de wijziging der neutrali- teitswet. Indien de wet toch in haar huidi- gen vorm zou worden gehandhaafd (wat vooralsnog weinig waarschijnlijk is), dan be teekent dit nog niet, dat de geheele Ameri- kaansche handel met de oorlogvoerende staten zou worden belet. Een aantal artike len zou buiten het wapen-embargo vallen en de ijzer- en staalindustrie b.v. zou vrije lijk kunnen blijven exporteeren; de binnen- landsche vraag, voor zoover het producten, benoodigd voor de wapen-fabricage betreft, zou echter aanzienlijk gaan verminderen. De weifelende stemming voor staalwaar- den op de New Yorksche beurs is vermoede lijk aan dergelijke overwegingen toe te schrijven. Anders zou de voortdurende en snelle toeneming der bedrijvigheid in de ijzer- en staalindustrie de koersstijging voor deze fondsen nog wel verder in de hand heb ben gewerkt. In de afgeloopen week bedroeg de staalproductie 87% van de totale capa citeit, waarmede ongeveer dezelfde activi teit bereikt is als in het voorjaar van 1937, toen de noteeringen voor ijzer- en staal- waarden op de New Yorksche beurs echter belangrijk hooger waren dan de tegen woordige. Als gevolg van de levendige vraag zijn, naar het vakblad „Iron Age" bericht, bijna alle maatschappijen genoodzaakt, or ders pas voor het eerste kwartaal van het komende jaar te boeken. Verwacht wordt, dat voor het nieuwe jaar aanzienlijk hoo» gere prijzen vastgesteld zullen worden, die echter ten deele een compensatie zullen vormen voor de stijging der grondstoffen- prijzen, met name die van staalschroot. Andere bedrijfstakken hebben hun activi teit eveneens belangrijk uitgebreid. Zoo be nadert de bedrijvigheid in de textiel-in- dustrie de maximum-capaciteit en men ver wacht, dat het katoenverbruik in de Ver. Staten in het vierde kwartaal een record- omvang voor alle tijden zal bereiken. Voorts wordt nog gemeld, dat de kleinhandels-ver - koopen van automobielen de productie-pro gramma's der fabrieken verre overtreffen, waaraan men de verwachting vastknoopt, dat de automobielproductie zal toenemen tot den hoogsten stand sedert ten minste drie jaren. De afzet van electrischen stroom, die als barometer voor de algemeene bedrij vigheid kan worden beschouwd, is tot een nieuwen recordstand gestegen, en ook de wagonverladingen der spoorwegen vertoonen een voortdurende toeneming, eveneens een bewijs van een uitbreiding van zaken. Hier te lande heeft de oorlog weliswaar ook een toeneming van de vraag naar tal van goederen gebracht, maar men heeft hierbij voornamelijk te doen met het dekken van toekomstige behoeften, uit vrees voor schaarschte of prijsstijging. Voor een goed deel gaat het hierbij dus om het opteren van toekomstige koopkracht, hetgeen zich later wel zal moeten wreken. Het herstel van den vrede zou ook hier op menig gebied een gevoeligen terugslag kunnen veroor zaken. Wat niet wegneemt, dat voor de Ne- liik<! Goedzak, een van die gemoede- Biee 'nr,D i?6 Vlamingen, hadden we dus toeenrf sch gebied gedragen, ziel- z'n wo'i een schot van „d'n Duts" door hosoit! i n' funderen kop. En in 't loS Van Sas van Gent, waar wy, oor wilden ,espondenten. een hortje op adem d®ar wa 0!?en van ?nze tochten naar 't front, niet oi arme iongen overleden. Is 't man mpf133^'5'. dat sneuvelen van één staan mai-Wlen zo° ^uzst een Praatje had 't zien v,en\ons veel beroerder maakte dan velden? massa-ellende op de slag- den zoom6" de betrekkelijke rust aan daar middp73" °ns e'gen neutrale landje, v°°r onze 'n den oor'ogsbrand, maakte 't Wen toch tgespannen. over-spannen zenu- tm°ties. nf veiI'g en te leeg aan heftige €ven den nnj 200 van 't sterfbed maar weer ■Dan, me, ei" stroom gezetten draad langs. ten' een ot2n U van Hollandsche wach- steken bij a erover. om een bezoek af te treffen l egRnParty, bij de Duitschers. nemen onnif. °n moment van volop actie en eer> kogeire„fw,aan onszelf waar, dat je in sen hebt. pP„n 11 ,maar weinig trefkan- Wi'de corso-,tPrachti* luchtgevecht van een op. emming luistert dit uitstapje Hengi N aa.al' dus on "h' ,?p den oever langs 't ka" °ben weg jn ndsch", draven de men- gesProngen paniek, want er zijn scherven eeds langs rl Wordt een opgetogen tocht, ze grenswacht aan den over kant, naar De laatste Stuiver, waar 't hek uitkomt in Selzaete. 't Stadje schijnt uit gestorven. Uit den hoogen toren klinkt poovertjes in de bange verlatenheid 't klok gelui voor de mis door den donder heen van 't naderend geschut. De bruggen liggen er gebroken en als verkrompen in de vaart. Aan den anderen oever, op het terras van het gronddepót, steken nu en dan gehelmde koppen boven de loopgraven uit. Er loopen enkele soldaten met etensbakjes, voorzichtig als kellners, om hen te bedienen. Eén zien wij er als 'n vogelverschrikker in zijn uit kijkpost tusschen de boomtoppen en de kogels suizelen op hem af. Aan de poort van De laatste Stuiver staat een jong Nederlandsch luitenant, 't Is daar levensgevaarlijk, 't Eindpunt van de tong, waarin onze grens uitloopt in het door de Duitschers overweldigde België. Links de versterkingen van hun achtergelaten bezit tingen. Rechts 't Belgische leger, dat oprukt. Juist hiertusschen de westelijke kade van Sas van Gent. Maar deze jeugdige officier prijst zich nu eens bij uitzondering geluk kig met zijn „interessanten" post. En weer gaan we over, om met hem samen, achter huisjes en hegjes, langs een drassig glibber- paadje binnen te kijken bij de Duitschers. De Duitschers! Opnieuw bevangt ons een rilling. Toch is 't een wacht van wel geteld zeventien óók maar jonge marine-soldaten, in stelling gebracht in die aardige witte bouwmanswoning achter een vriendelijk haagje vol glanzend oranje rozebottels, juist vóór de immers wijd open staande poort op ons land, waar overheen dan toch alle gevaar en ellende uit is, èn vlak aan de spoorlijn naar Gent. Wat een verleiding voor deze van hun troep afgesneden jongens, aldoor door de Belgische verkenners bestookt, onder 't steeds heviger stampen van 't geschut, waar de hoofdmacht van 't Belgische leger onver biddelijk nadert. Zij hebben maar even die lokkende wijd open poort binnen te wippen, worden geïnterneerd en ze zijn in Holland uit hun nooden verlost. Blijkbaar denken ze er niet over. In hun veldgrauwe uniformen, onder de zware bron zen helmen, gecamoufleerd door de terrein- kleuren in vakken als op 't schild van een schildpad, anjuseeren zij zich hier blijkbaar nog wel met elkaar, al zien ze 'n beetje bleek, een beetje verwaakt. Een onder nemende Hollandsche persfotograaf waagt zich ook al hier midden in 't vuur, om ach ter 't wachthuisje, vlak tegenover hen, met ons een beetje dekking te zoeken. Hij vraagt hun zelfs, myns inziens toch wel wat on tactisch, over den draad heen, om hen te mogen kieken. Maar ik vergis me blijkbaar, want zij gaan er meteen, zelfs nog wel branie, voor staan in „stramme" houding. Och, hoe sterk leeft de ijdelheid toch in de menschen! Zij moeten zich immers bewust zijn dat zij een opgegeven post bezetten en wel nooit de foto's in de weekbladen zullen zien. Om 't nog maar krijgshaftiger te maken, steken ze zelfs omstandig hun hand granaten in den gordel, terwijl over hun hoofden op 't zoldertje van 't boerenhuis ein deloos hun machinegeweer voortratelt. Hun commandant, eem marineluitenant van ik schat even twintig, wil blijkbaar 't kijkspel voor de lens volmaken. Hij zet zich in de deur van 't woninkje in postuur, neemt zijn geweer, richt even, en, als een matador op een dorpskermis bij de schiettent, die leuk weg een heele serie treffers in de roos maakt, valt er bij elk schot een uit de nade rende Belgische gelederen. Hij doet 't glim lachend, ja, wel behaagziek die jonge kerel met zijn beetje weemoedige knapen gezicht. Dan slaat er pal naast hem in T kozijn een kogel diep t hout in. Maar hij knipt zelfs niet met de oogleden. Nu telkens trekken er een paar mariniers 't huisje uit, en aanstonds reageert het ma chinegeweer van de Belgen. De Duitschers duiken weg achter een boom. Van weerskan ten gaan de schoten. Heel welgemoed, alsof ze voor hun genoegen zoo maar op jacht waren, kuieren ze na een poosje lachend terug. Ze hebben, bij hun geweren, zelf gesneden en sierlijk afgeschilde wandelstok ken onder den arm. 't Huisje is maar een schamele stelling. Eén granaat en 't ligt in puin. Er springen er kort bij, de scherven slaan een gat in den grond. Dan lachen ze weer even witjes. En op tien meter afstand, waar wij staan, knort onrustig een varken in z'n kotje om dat oor logstumult, om den rikketik van de al maar over-ronkende vliegers, om 't geweld van 't afweergeschut, dat eindeloos dondert over de velden in den najaasmist. Een paar Selzaeters zitten vlak by ons heel ernstig mangelwor- tels in snippers te snijden, 't Is voor de twee van hun veertien koebeesten, die ze uit han den van d'n Duts daar net bij tijds over onze grens hebben gebracht. Heeren van den veterinairen dienst vertellen, dat er stiekem 'n honderd stuks Belgisch Vee is overgeko men, eer de Duitschers 't hadden kunnen meevoeren. „Opgepast!" waarschuwt een van de officieren, faant zij staan vlak voor de glazen deur van ons wachthuisje, waar alweer een granaat op aan komt geronkt. Inderhaast zetten de Duitsche mariniers dan weer even hun helmen op. Dat hand jevol, dat met zyn twee mitrailleurs nu reeds den ganschen dag de honderd vijftig Belgische veukenners op eerbiedigen af stand houdt en zelfs gestadig een eind- weegs laat terugtrekken. Inmiddels redeneeren we gemoedereerd voort. Eén vertelt, dat de voorbijtrekkende Duitsche troepen gisteren over den draad allerlei oorlogscuriosa te koop geboden heb ben, vooral kijkers, maar ook helmen en karabijnen, vermoedelijk van gesneuvelde makkers, ja zelfs handgranaten. Ik on derhoud mij nu een tijdje met den Duit- schen commandant, die een paar stappen van onze grens af is komen staan. Ik griezel we) een beetje van zijn scherpschutterskant, dien hy daar straks zoo opzichtig braniënd heeft vertoond door telkens een Belg, dien hy er tusschen schoot te treffen. Maar toch bied ik hem een paar stukken chocola aan. De avond begint somber te grauwen over de vel« den, waar zij op den duur in 't kleine, witte huisje toch wel opgeofferd schijnen aan de overmacht die jonge kerels van de zee. En meteen deelt hij er van ue Kwatta broeder lijk mee aan zijn soldaten. De echo van 't mitrailleurvuur slaat dreigend terug. En lager en lager strijken de verkennende vlie gers. Onder 't gezelzen door geeft de lui tenant kort zijn bevelen. Dan tot mijn stomme verbazing wordt vóór den nacht die kleine wacht toch nog weer afgelost uit eenigerlei achtergelaten Duitsch depot. Even plichtmatig betrekt de nieuwe patrouille de schamele stelling van 't witte huisje, terwijl de donderbui van de granaten steeds dreigender op ons aan trekt. De nieuwe wachters sluiten enkel de ramen van de donkere woning, omdat 't er koud wordt. En dat loeit maar over onze hoofden, dat geeft een rossen schijn van brand aan de kim. Traag drupt de regen, 'n Warende windvlaag sliert ritselend dorre bladen na. „Gute Nacht" wenschen we huiverend de onverschrokken kerels. „Adjeh." En glimlachend voegen ze er vragen aan toe: „Bis Morgen? Terwijl ik dit schrijf om te seinen, is 't donkere nacht geworden. Mijn laatste ge hamsterde vetkaarsjes zijn er net aan opge brand. Nu en dan stampt 't kanon, zie ik 't vurig oplichten in de zwarte hotel-vensters. Daar hoor ik weer de geweersalvo's knette ren tusschen de jonge kerels in 't witta huisje en die montere, onbezorgde Belgische ruiters in 't open veld. En Gent genomen? En zullen we morgert 't optrekken zien van de linkerflank der ge allieerden tegen de versterkingen in aan den overkant van 't kanaal, wier vuurmonden tot nu toe hebben gezwegen als moffen? Nadruk verboden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 9