De gemeente Alkmaar contra de Provincie. Het proces over het behoud van het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf. Is de gemeente gegadigde voor de strooma.name? „Ja", zegt Alkmaar; „neen" zeyt de rrovinc.e. De heer Schermer was op onderzoek uitgegaan en had bevonden, dat de school in „desolaten toestand" verkeert, zoodat zij voor 1600 onmogelijk behoorlijk kan worden gemaakt, minstens het driedubbele zal noodig zijn. Alleen het muurwerk is nog goed, maar helaas staat het gebouw op een verkeerde plaats, waardoor het gebrek heeft aan zon, waaraan ae bedoelde verwisseling van lokalen niet voldcendc kan veranderen. Naar spr.'s meening zou den B. en W. beter doen om het voorstel terug te nemen en te onderzoeken of geen betere oplossing mogelijk is. De inspecteur had ook liever een ander ontwerp gehad. Spr. zou graag zien, dat ook de bouwkun dige inspecteur in de zaak werd gemengd en voorts zei hij, dat er tegenover de in woners van Groet de moreele verplichting bestaat, de school in goeden toestand te houden. Zooals zij nu is, is het eigenlijk geen gebouw meer. De heer B ij 1 kon zich met het voorstel van B. en W. best vereenigen, de school is heusch nog zoo slecht niet. Zooals elk ge bouw, ziet zij er slordig uit, nu zij geheel ontruimd is, maar zij kan na de voorge stelde verbetering weer heel goed zijn. Den heer Selhorst was het gebouw bij bezichtiging zeer tegengevallen, zóó zelfs, dat hij herstelling onmogelijk achtte. Hij had er geen goeds aan kunnen ontdek ken. Er zijn scheuren in de muren. Blij kens een gedenksteen dateert het gebouw van 1867. Spr. was vóór aanhouding van het voorstel, omdat hij het onverantwoor delijk vond veel geld aan deze school te besteden. De heer Duin had nog niet aan het bouwen van een geheel nieuwe school ge dacht, maar was ervan overtuigd dat met 1600 geen behoorlijk herstel is te berei ken. Intusschen was spr. niet gerust over den gang van het onderwijs in den laatsten tijd. De helft van den tijd loopen de kin deren langs de straat, zij zijn slechts een paar uurtjes in de kerk ter school. Er zullen toch zeker nog wel één of twee lokalen bruikbaar zijn? Spr. steunde het voorstel-Schermer. De heer Kaag achtte het gebouw nog in besten staat, al ziet het er van binnen onbewoonbaar uit. Misschien zal er een 500 méér noodig zijn dan B. en W. mee- nen, maar het is heel best te herstellen. Spr. kon niet meegaan met het verzoek der V.V.V. Groet; hij kon zich niet los maken van de idee, dat in Groet naijver bestaat tegenover Schoorl. Als het gebouw wat méér zon krijgt, wat mogelijk is door nog een raam aan de z.o.-zijde, zou de toestand al veel beter worden. Weth. Winder achtte den buitenromp goed, het binnenwerk kan verbeterd wor den en het geheel zal zeer veel opknappen, als het plan van B. en W. wordt uitge voerd. Uitstel er van zou gaan ten koste van de jeugd, omdat zij dan de bestaande school zou moeten betrekken totdat een andere oplossing zou zijn gevonden en dit gaat toch niet. Spr. kon zijn stem niet geven aan het bouwen van een nieuwe school, nu de gemeente noodlijdend zal worden. Spr. kon niet begrijpen, dat le raad zou ingaan op het verzoek van een groep inwoners van Groet. De heer G u 11 e r herinnerde, dat hij reeds heeft voorspeld, dat het gaan zou, zooals nu geschiedt: er wordt een nieuwe school gevraagd. Spr. zou daar gaarne aan willen meewerken. De r.k. hebben een mooi nieuw lokaal gekregen, centrale ver warming incluis, alles wat zij wenschten is verkregen zonder eenige bedenking. De school, die thans gevraagd wordt, kan ge bouwd worden op hetzelfde terrein als de tegenwoordige. Dat de gemeentefinanciën slecht zijn, ligt alleen aan de crisis en is niet onze schuld. De heer Schermer merkte aan het adres van den heer Winder op, dat de vergadering der V.V.V., waar besloten werd te vragen om een nieuwe school, toch nog bezocht was door een veertigtal men- schen, die wel wisten wat zij deden. Zij hebben zeker het recht om te vragen om een nieuwe, goede school. Aan de tegen woordige mankeert zoo veel, dat herstel zeker wel 5000 zal moeten kosten. Alleen de muren zijn nog goed, maar de ramen erin deugen niet. Misschien is het feit, dat de gemeente noodlijdend is, juist wel het beste argument voor het bouwen van een nieuwe school. Laten wij halen wat er te halen is voor de jeugd. De heer Kaag ontkende de juistheid van de meening van den heer Gutter, als zouden de r.k. niets voelen voor een goede openbare school. Die behoeft niet minder te zijn dan andere scholen, maar juist is, dat het tegenwoordige gebouw wel goed te maken is. De heer Gutter: Hoeveel men ook zou verbeteren, de school blijft toch ver keerd staan. De heer Duin wees er op, dat in den tegenwoordigen abnormalen tijd met 1600 een grondig herstel niet te bereiken is, want alle benoodigdheden zijn veel duurder geworden en om een 5000 voor het bestaande gebouw te besteden achtte hij niet verantwoord. De voorzitter zei. dat de gemeente in dezen geheel afhangt van het Rijk. Persoonlijk geloofde spr., dat het gebouw in behoorlijken staat kan worden ge bracht voor een paar duizend gulden. Als B. en W. den toestand nog eens opnemen en tot de conclusie zouden komen dat plm. .t 5000 noodig zou zijn, zou men het Rijk kunnen vragen er zooveel bij te geven, dat een geheel nieuwe school gebouwd kan worden. Na nog eenige besprekingen en herha- 1 ingen van een vorig betoog werd ten slotte besloten tot aanhouding van het voorstel van B. en W., opdat B. en W. dv zaak nog- eens bekijken. De heer Winder wilde ge acht worden te hebben tegen gestemd. Rondvraag. De heer Selhorst vroeg om verbete ring van de waterloozing bij de badgele genheid van de militairen. De voorzitter antwoordde, dat de zaak in onderzoek is ook by de militaire autoriteiten. Hierna volgde sluiting der openbare vergadering. In de groote zaal van de Recntbank te Haarlem nebben wij gisteren vier uur lang den juridischen stryd gevolgd tusschen twee eminente advocaten over ae vraag of de Provincie, krachtens de concessievoor waarde, verpiicnt is, Alkmaar ais gegadig de voor de stroomainame te erkennen. In de concessievoorwaarde voor de stroomie vering in de provincie IN oordhol land, heeft het Rijk aan het rro*. Riectr. Bedrijf, ae verpncnting opgelegd, aan alle gegaaigden stroom te leveren. Op grond van deze bepaling stelt de gemeente Alkmaar zich op het standpunt, aat ze ais gegadigde, ook voor haar aistrioutiebeanji, een recht op stroomlevering heeft. En aangezien, na het beëindigen van het contract, ae Provincie de levering aan huis zelf ter hand heeft willen nemen, en daarom geweigerd heeft, met de stroomlevering door te gaan ten behoeve van Aikmaars distributiebedrijf, heeft de gemeente Alk maar aan de Rechtbank te Haarlem ver zocht, te bepalen, dat de gemeente, ook voor de stroomlevering voor haar distribu tiebedrijf, krachtens ae concessievoorwaar de, als gegadigde moet worden erkend en tevens verzocht, te beslissen, dat de Pro vincie verplicht is, met die stroomlevering door te gaan. Voorts verzocht Alkmaar aan de Recht bank te beslissen, dat de Provincie aan Alk maar, voor iederen dag, waarop zij die leve ring naliet, een boete moest betalen van 10.00Ü. De Provincie stelt zich op het standpunt, dat het bedrijf door de concessievoorwaarde aan het Rijk is gebonden en dat de gemeen te daaraan geen recht kan ontleenen. Het Provinciaal Bedrijf is bereid om Alkmaar stroom te leveren, voor zoover de gemeente die behoeft voor eigen gebruik, doch niet voor zoover zy dien stroom wenscht om met de distributie daarvan, winst te maken. Bovendien is de Provincie van oordeel, dat ze tegenover Alkmaar een publiekrech telijke verplichting heelt en dat de rechter niet bevoegd is, een bevel uit te vaardigen tot nakommg van die verplichting. De Provincie concludeert dus, dat Alk maar in haar vordering niet toegankeiyk moet worden verklaard en verzoekt de Rechtbank, aan Alkmaar haar vordering te ontzeggen en de gemeente te veroordeelen tot de kosten van de procedure. Zooals bekend, is de beslissing, door den rechter te nemen, voor tal van gemeenten in Noordholland van groote beteekenis. Wint de Provincie de procedure, dan toch zullen vele gemeenten de winst, die zij uit de electriciteitsbedrijven maken, moeten derven, hetgeen beteekent, dat deze ge meenten noodlijdend zullen worden. Het Rijk zal dan die verliezen moeten bijpas sen, die aan de Provincie ten goede komen. M. door het P.E.N., die nir. Nijsingh uitvoe rig naar voren bracht, te releveeren. Van belang is, dat mr. Nijsing het wen- schelijk oordeelde, dat de Rechtbank vast stelde, dat de Provincie tot stroomlevering aan Alkmaar voor eigen gebruik verplicht is en tot die levering wordt veroordeeld om te voorkomen, dat Alkmaar in het donker wordt gezet, wanneer onverhoopt een on gunstige beslissing mocht volgen ten aan zien van de levering voor de distributie. Gezien de interpretatie over de bepaling (onrechtmatige daad) betoogde mr. Nij singh, in tegenstelling met mr. van Haer- solte, dat de Rechtbank wel bevoegd is om de Provincie te veroordeelen. Nergens, al dus pleiter, is het verboden, een gebod te doen om te leveren. Voor deze stelling ver wees pleiter naar verschillende arresten van den Hoogen Raad, waaruit zou blijken, dat de rechter de bevoegdheid bezit, te gebie den, rechtmatig te handelen. Wanneer de rechter bevoegd is, het her stel van een onrechtmatigen toestand te ge lasten, dan is, aldus pleiter, de rechter zeker bevoegd, te verbieden, dat een onrechtma tige toestand intreedt. Het geschil, wat beter is, centralisatie door het P.E.N. of handhaving van de plaatselijke distributiebedrijven, noemde spr. geen jurydiek geschil, maar een geschil over doelmatigheid en pl. oordeelde het on juist, dat de Provincie dit wil beperken tot een financieel geschil. Toch is het van Alk maar volkomen geoorloofd, dat ze vóór haar financieele belangen strijdt. Waarom gunt de Provincie Alkmaar het uit de- distributie behaalde voordeel niet? Op die vraag, aldus pleiter, is maar één antwoord mogelijk, n.L „omdat men die winst zelf wil hebben-'. liet kernpunt van het geschil. De zaak, aldus mr. Nijsingh, wordt be- heerscht door de vraag, of Alkmaar, met het oog op de concessievoorwaarde, gegadigde is of niet. De kwestie van onrechtmatige daad kan zelfs buiten beschouwing blijven. Onderzocht moet worden, wie de gegadigde is, of men dit nu privaatrechtelijk of pu bliekrechtelijk wil bezien. De Provincie erkent de verplichting tegenover gegadigden, maar zij zegt: „Gij zijt geen gegadigde in den zin van deze concessie en daarom ben ik tegenover u niets verplicht". De Provincie betoogt, dat de concessievoor waarde niet bedoelt, bescherming van winst- maken door gemeenten of handelaren. Pl. betwist niet, dat de regeering indertijd be oogde de verkrijging van stroom in het ge- heele land mogelijk te maken, als welvaarts factor van de bevolking. Maar men zal hen; moeten toegeven, dat de algemeene strek- niet afleiden, dat de gemeente niet is gega digde, in den zin van het contract. Daar staat wel in, dat de Provincie zelf mag leve ren, met toestemming van B. en W. en dat B. en W. die levering niet kunnen weigeren, als de gemeente zelf niet wil leveren. Uitvoerig besprak pl. hierna nog de pri vaatrechtelijke en de publiekrechtelijke opvatting van het geschil, waarbij hy erop wees, dat het niet-nakomen van een pu bliekrechtelijke plicht een nalatige daad is. Ook het rechtskarakter behandelde pl. nog uitvoerig. Een Overheid kan een verorde ning wijzigen, maar om die rechtsgrond te verschaffen, dient die verordening dan ook veranderd te worden. Een intern veran derde uitleg beteekent niets. Zooals pl. de zaak ziet, komt de discussie over het rechts karakter practisch hierop neer, dat de Pro vincie betoogt, dat de rechter wél schade vergoeding, maar geen opheffing van een onrechtmatige daad mag toestaan. Pl. eindigde met de opmerking, dat, wan neer de Rechtbank bevestigde, dat Alkmaar, in den zin van de concessie, gegadigde is. doch tevens van oordeel was, dat de Recht bank de Provincie niet kan veroordeelen. krachtens haar standing, de Provincie dan stellig wel met de levering aan Alkmaar zal doorgaan. Het pleidooi van Mr. van Haersolte. Mr. van Haersolte ving zijn pleidooi aan, met erop te wijzen, dat het geschil een ge schil is tusschen twee publiekrechtelijke lichamen, dat zijn ontstaan vindt in een Ko ninklijk besluit van 1 Aug. 1923, waarbij de aan de K.E.M. verleende concessie werd gewijzigd. Aan de hand van een dissertatie, waarop mr. Wiarda cum iaude promoveer de, betoogde spr., dat men in de definitie van een concessie nog niets verder was dan 40 jaar geleden. Een vast omlijnd begrip, wat onder concessie verstaan moet worden, bestaat niet. Spr. noemde de concessie, waarover het hier gaat, een zeer eigenaardige concessie. Zij berust niet op een wet en ook niet op het toestaan van iets, wat anders verboden zou zijn. Er is niets anders dan een rege ling in het algemeen belang tusschen het Rijk en de Provincie. Bij de beoordeeling van de vraag, wat het Rijk en de Provin cie met het verleenen van deze concessie aan de Provincie hebben bedoeld, moet men zich laten leiden door wat het gemeens recht leert. Hiervoor verwees spr. naar de verhandeling op het Juristencongres van 1927 en hetgeen mr. van Oven daarover schreef in het Juristenblad. Z.i. kan deze concessie niet beoordeeld worden naar de privaatrechtelijke beginse len. De Regeering en de Provincie hebben met de concessie alleen bedoeld, de electri- citeitsvoorziening te regelen van de gehee- le Provincie Noordholland. Daarom werd de geheele electriciteitsvoorziening gemaakt tot overheidszorg van de Provincie, onder Ryks- toezicht. Uit art. 6 bleek, gezien de daarin gege ven voorschriften, dat gedacht is aan leve ring in huis. In art. 15 staat, dat te allen tijde de concessie kan worden ingetrokken en daarmee vervalt het contractueele ka- voorwaarde is Eeoo, - de inwoners van het recht hebben 0p het ,r°vihcie Waar i« <j.. dan is de bepalin^af*emen° legd in art 11 u m het n shw n niet san de' derrechtelijk. Art. 1« maanden'* t atl tevn.- eVlrtn:. tract moet opzeggen v0rer, 7° eenigbaar, dat de arm<* is moet doorleveren" Partij 'et ïn Dec. 1935 heeft de P en de zonderlinge oor- °vi«cie gemeente tl «iet Zegt; Ver. "Gij king van een concessie, door de overheid rakter van deze concessie. Alleen in de artt. gegeven, bedoelt te waken voor de belan gen van ieder, die van' die concessie afhan kelijk wordt. Tijdens het ontstaan van de concessie en langen tijd daarna oordeelde uit het boven aangehaalde schrijven aan Limmen, ook die van het P.E.N. Een meerderheid van de Staatscommissie v/as het toen met dien brief van het P.E.N. aan Limmen eens en slechts een minderheid oordeelde daar anders over. Het is dan ook volkomen aannemelijk, dat de regeering, by het verleenen van de concessie, de gemeen te niet als gegadigde heeft willen uitslui ten. Later oordeelden vele deskundigen, dat het inzicht „van de natuurlijke taak der ge meente" fout was. Als men het anders wil regelen, dan kan men dit niet bereiken door een concessie anders te gaan uitleggen. Nimmer kan men uit spr. betoog conclu- deeren, dat de concessie een plicht zou hebben geschapen, aan den tusschenhandel stroom te leveren. Dit is stemming maken zonder noodzaak en dit kan nooit de bedoe ling zijn. Zonder medewerking van de ge meenten voor het gebruik van den grond toch, is het den tusschenhandel niet moge lijk, een bedrijf uit te oefenen. Bovendien staat er in een provinciale verordening van 1914 een bepaling, dat een tusschenhandelaar een vergunning van de Provincie noodig heeft en die vergunning wordt niet vereischt voor een gemeentelijk distributiebedrijf. Uit het stroomleveringscontract kan men Het fatale is, dat volgens de Vereeniging het met gewenscht. dat de opwekkings van stroomdistribuanten, door overname bedrijven ook rechtstreeks aan huis- lever van de gemeentelijke distributiebedrijven den" Deze z>enswyze was in 1919, dit blijkt door de Provincie, de particuliere afnemers niet gebaat zullen worden, omdat de provin ciale tarieven niet lager zyr. dan die van de gemeenten. Volgens gepubliceerde cijfers zijn de tarieven van het Noordhollandsche Prov. Electr. Bedrijf hooger dan die van eenig stroomopwekkingsbedrijf in Neder land. Vóór het standpunt van Alkmaar sprak gisteren, in een pleidooi :;n twee uur, mr. A. E. J. Nijsingh te Den Haag, terwijl mr. van Haersolte uit Amsterdam in een weinig korter pleidooi het standpunt van de Pro vincie verdedigde. De Rechtbank, samengesteld uit mr. vin Berkel, president, mr. Mjinsen en mr. Huls man, rechters, volgde met groote belang stelling, evenals de talrijke aanwezige be langhebbenden, beide pleidooien, die verge zeld gingen van de uitwisseling van vele stukken. Voor ons, als leek, stond het, toen wij de argumentatie van mr. Nijsingh hadden ge hoord, wel onomstootelijk vast, dat Alkmaar wel degelijk als gegadigde moest worden beschouwd. Toen wij evenwel het pleidooi van mr. van Haersolte hadden gevolgd, rees bij ons twijfel, of de Rechtbank, krachtens het Ne- derlandsche recht, wel de bevoegdheid be zit, om de Provincie te verplichten, iets te doen, wat ze niet wil. Dat zelfs mr. Nijsingh ook hieraan twij felde, kwam in het slot van zijn pleidooi tot uiting, toen hij de mogelijkheid opperde, dat de Rechtbank Alkmaar als gegadigde zou erkennen, maar tevens zou beslissen, dat ze niet het recht had, de Provincie te veroor deelen en de verwachting uitte, dat in dat geval de standing van de Provincie zou meebrengen, dat ze met de levering zal blij ven doorgaan. Een dergelijke uitspraak zou voor Alk maar niet zoo'n groote moeilijkheid opleve ren, want uit de behandeling werd het ons wel duidelijk, dat in dat geval Alkmaar van de Provincie schade kon vorderen, ontstaan door een nalatige daad. Sterk stond mr. Nijsingh, toen hy in zijn betoog een brief citeerde van het Prov. Be drijf, in 1919 gericht aan de gemeente Lim men, waarin dit bedrijf er bij dit gemeen tebestuur op aandrong, van haar de stroom levering aan huis over te nemen, omdat de Provincie die taak niet de hare, maar die van de gemeente oordeelde. Daaruit toch bleek wel duidelijk, dat de Provincie een gemeente, voor het betrekken van stroom, ten behoeve van haar distributiebedrijf, als een gegadigde erkende en het viel ons op, dat mr. van Haersolte ten dien aanzien slechts met een interruptie volstond, dat dit 20 jaar geleden was en daarover in zijn plei dooi verder niet repte. In den loop der jaren is er in onze cou rant over deze kwestie reeds zooveel ge schreven, dat wij het niet noodig achten, de geschiedenis van de overname der K. E. 19 en 20 zet de Minister ten aanzien van de kosten, de partijen naast elkander. Art. 24 bepaalt, dat de arbeidsvoorwaarden van het personeel worden neergelegd in een regle ment, dat de goedkeuring van den Minister van Waterstaat behoeft. Spr. betwist, dat een dergelijke bepaling een bepaling is, als bedoeld in art. 1353 van het Burg. Wetboek. Het is niet bekend, dat een arbeider daar door 'n recht tegenover den aannemer heeft verkregen. De aannemer is verantwoording verschuldigd tegenover de gemeente, naai nooit is die bepaling opgevat in den zin van art. 1353 van het B.W. Naar het spr. voorkomt, is de positie van het personeel dezelfde als die van de gega digde. De Minister en niemand anders waakt voor de in de concessie genoemde belangen. Pleiter betwist de verplichting tegenover de gegadigde, in dien zin, dat de gegadigde zelf het recht heeft om te eischen. Art. 26 geeft den concessionnaris niet het gebruiksrecht van 's Rijkswerken of voor werpen en pleiters conclusie is, dat er in deze concesie van het contractueele element niets overblijft dan hetgeen gelegen is in de aanvaarding van de concessie. Het karakter van een zuivere, eenzijdige overheidsbe schikking bleef behouden. Hiervoor citeer de spr. weer het bovengenoemde werk van mr. Wiarda. Spr. hield staande, dat deze concessie een zuivere publiekrechtelijke overheidsdaad is. Een ingezetene van Alkmaar is ook een ingezetene van de Provincie. Daarom is voor een ingezetene van Alkmaar ook gewaar borgd, hetgeen in art. 4 van de concessie- AlkZartrPOndantTe°^8d later, 18 maanden lan?^1 Van 1d - zich niets aangetrokk-i 1 de eL Jaar en daardoor kwam Ze J** die opze?* De gegadigde gebruikers J6" "^oestT!? der Provincie. Jn de inEe,J nd- De gemeente Alkmaar trad nemende de verplichting van ?P ak «v* Men mag het niet zóó VoS df Pr°v«iJ stroom eerst aan de ellen. dat s wordt, dat die er iets aan gel*ve!d doorlevert De verandering za da laagspanning geschiedt ai)tI ho°g- i* wordt niet 1 kilowatt stroom S°h- meente ge everd, wanneer die nL d* vorm van laagspanning door 1 ln is afgenomen. Het geldt hier ven en geen bewerken. De pTdoo% het zelf doen. In de Staatsrnm '6 beide systemen als doelmm^r?lssie zij» besproken en in den loop heeft de minderheid in die 'are# lijk gekregen. Ook de thans vóór rechtstreeksche leverï?8* is Provincie. Het kan moeilijk in de de van het Rijk en de Provincie hebhe*^ gen, den tusschenhandel van rie te verplichten. Wa„»e„ dan had noodzakelijk eomplenS J?: contract moeten staan, hoe deze dtLu et bedrijven moesten handelen butle' Pl houdt vol, dat in de concessie, de ver bruikers met gegadigden zijn bedodd dat in deze concessie, die zoo bij uitstek k een daad van overheidszorg art ii« het B.W. niet past. 353 va« Pl. behoeft niet te bewijzen, dat de eier-w ongelijk heeft. De eischer moet bewijï dat hij gelijk heeft. Ook in het geval van 's-Hertogenbosch was het een doelmatig heidskwestie. In antwoord op de vraag, waarom de Pre- vincie Alkmaar de winst niet gunt, zegt pl dat de Provincie, wanneer ze Alkmaars diensten inroept, die winst van harte gunt maar zij ontzegt Alkmaar het recht, om té eischen, dat die diensten worden ingeroe pen en dat zij aan de ingezetenen den stroom levert, zonder dat er eenig toezicht is, hoe de werkelijk gegadigden zullen worden be- reikt. Er is hier geen kwestie van het schenden van een rechtsnorm. Aangenomen, dat het waar is, dat de Pro vincie Alkmaar de bijverdienste niet gunt, dan nog zal de Rechtbank zeggen: „Daar kan ik niets aan doen. Wend u daarvoor tot de Rijksregeering" .Pl. vertrouwde echter, dat de Rechtbank daar niet aan toe zal komen. Mr. N ij s i n g h repliceerde en wees erop, dat er in Alkmaar een door Ged. Stata goedgekeurde verordening bestaat, waa&i Alkmaar verplicht is, aan iederen gegadig de in de gemeente stroom te leveren. Da Provincie kan dus gerust zijn, dat ook in Alkmaar de in den versten uithoek wonen de, stroom krijgt. Het argument van den tegenpleiter, ter zake van het arbeidsreglement, is foutief. Er staat alleen maar, dat er een reglement moet zijn. Wanneer er stond, dat het loon zooveel per uur moest zijn, dan had daar door een arbeider tegenover de Provincie wel een recht. Spr. betwist, dat Alkmaar 1'A jaar heeft stilgezeten. Twee jaar hing heeft Alkmaar geageerd om de Provincie van haar ongelijk te overtuigen. Ook de Provincie heeft niet stilgezeten, want ze heeft getracht, in dien tijd" het bedrijf van Alkmaar te koopem In den zin van de Rechtbank heeft e vincie wel stilgezeten, want zy ha zorgen, dat een installatie klaar was om de gegadigde verbruikers van stroom zien. Met afsnijden had ze haar verplichting tegenover de verbruikers geschond^. Spr. hield staande, dat m het geval van Den Bosch ook wel degelijk hrt lang van de gemeente in he g De Kroon besliste, dat daar eeni£g butiebedryf niet noodig wa*omdatd krijging van stroom voor de distrio cryging van siroua. vw. -- was. jo Brabantsche concessie gewaar^rgdupiiek Mr. van Haersolte z g zoll af, omdat hij toch maar "V mededeelde, vervallen, waarop de Presi oU wij- dat de Rechtbank 16 Januari arrest zen. maakt, De ondergang van de „Simon Bolivar". Links op de foto ziet men het Nederlandsche mailsch'P daJ a!a^ij behulp*3*"1 is een Engelsche torpedobootjager naar overlevenden aan het zoeken, terwyl een vliegtuig het sc

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 8