NOTITIE-BOEKJE.
Vreemde vliegtuigen boven
ons land.
Twee menschen op
het IJseimeer
verdronken.
Door het ijs gezakt.
Het cirens-incident bij Venlo
Grieperig
'Af£f£mti£W
l'Buitentand
Wijziging in de Britsche
regeering.
De Belgische Kabinets
formatie.
M. J. BRUSSE: Üi
UIT M IJ H
Zending in de nachtbuurt
TWEEDE BLAD
2
De regeeringspersdienst meldde
gisteren: tegen het middaguur zijn
heden op zeer groote hoogte boven
de provincie Utrecht enkele vreem
de vliegtuigen gesignaleerd. Zij zijn
van den grond af onder vuur geno
men.
Patrouilles vliegtuigen zijn opge
stegen en hebben vastgesteld, dat
de vreemde vliegtuigen zich inmid
dels hadden verwijderd.
Gistermiddag zijn op het IJselmeer bij
Medemblik twee fraters-onderwijzers, die
zich op de schaats van de haven uit ver op
het IJselmeer hadden gewaagd, door het ijs
gezakt en verdronken. Het ongeluk ge
schiedde op een eenzame plaats ter hoogte
van den vuurtoren van Oude Zeug. Van
grooten afstanad zagen andere schaatsenrij
ders het ongeluk gebeuren. Een aantal hun
ner snelde dadelijk te hulp, maar het was
niet mogelijk tijdig de drenkelingen te be
reiken. Gisteravond waren de slachtoffers
nog niet gevonden.
De omgekomenen zijn de 27-jarige frater
H. L. Pijnappels en de 25-jarige frater A.
W. van Arkel, beiden onderwijzer aan het
pensionaat „Sint Radboud" te Medemblik.
Gisteravond omstreeks zeven uur is een
reddingsbrigade, welke ter hulpverleening
Medemblik had verlaten, onverrichterzake
teruggekeerd. Door de ingevallen duisternis
moesten verdere nasporingen achterwege
blijven.
De beide slachtoffers waren gistermiddag
met verschillende andere fraters gaan
schaatsenrijden. Op ongeveer tien kilometer
van Medemblik, bij de Oude Zeug, zag een
der fraters plotseling een eind vooruit twee
zijner medebroeders door het ijs zakken en
geheel verdwijnen. Aan redden viel niet te
denken, want toen de andere fraters nabij
de plek des onheils kwamen, bevonden zij
het ijs daar zeer slecht, zoodat zij wegens
het gevaar van zelf te verongelukken, naar
Medemblik huiswaarts keerden.
De ontsteltenis in huize „St. Radboud",
evenals in het stadje is zeer groot.
Hedenochtend zou de reddingsploeg met
vletten de plaats van het onheil nogmaals
opzoeken.
Lot der s achtofters nog
onbekend.
Herhaaldelijk wordt de vraag gesteld of
er nog steeds niets met volstrekte zekerheid
bekend werd omtrent het lot der slachtof
fers van het grens-incident bi] Venlo.
Inderdaad moet ook thans deze vraag
nog ontkennend worden beantwoord.
Zooals bekend, heeft de Nederlandsche
regeering aan de Duitsche aanstonds na het
gebeurde op het verstrekken van inlich
tingen aangedrongen. Een onderzoek werd
inderdaad toegezegd, doch hoewel van de
zijde onzer regeering bij herhaling gevraagd
is om de verstrekkingvan inlichtingen te
bespoedigen, is dit telkens weer uitgesteld
en laat ook thans nog op zich wachten.
BELANGRIJKE GRONDAANKOOPEN
DOOR HET RIJK.
Dezer dagen zijn naar wij vernemen
eenige belangrijke aankoopen van grond
door het rijk tot stand gebracht. Het staats-
boschbeheer is n.l. door het departement
van sociale zaken in staat gesteld, een
complex gronden op den Haarler- en Hol-
terberg (de landgoederen „Twilhaar" en
„Heihuizen") ter gezamenlijke grootte van
ongeveer 540 H.A. in eigendom te verwer
ven ten behoeve van de werkverruiming.
Voorts is aangekocht het landgoed „Wal
lenberg", ter grootte van ongeveer 230 H.A,.
gelegen onder de gemeente Zeist en gren
zende aan de boschwachterij „Austerlitz"
van het Staatsboschbeheer.
Het ligt in de bedoeling, deze bosschen.
die behalve voor de houtproauctie ook
uit hoofde van natuurschoon en recreatie
van veel beteekenis zijn, in werkverruiming
te verbeteren.
Ten Zuid-Westen van Groesbeek verwierf
het Staatsboschbeheer een terrein van onge
veer 5 H.A., genaamd „De Bruuk") waarvan
een gedeelte, dat uit natuurwetenschappe
lijk oogpunt beschouwd belangrijk is, in zijn
tegenwoordigen staat zal worden bewaard.
DE „JUNO" PASSEERDE VLISSTNGEN.
Het s.s. „Juno" van de K.N.S.M., is gister
avond, komende van Duins, waar het schip
aan de gebruikelijke Britsche controlemaat
regelen is onderworpen, Vlissingen gepas
seerd,
De „Juno" bevond zich van Palestina met
een lading sinaasappelen op weg naar Ant
werpen, waar een gedeelte der lading zal
worden gelost.
De lossing van het overige deel zal te Am
sterdam geschieden. Dit zullen dan de eerste
Palestijnsche sinaasappelen zijn, welke ons
land in dit seizoen bereiken.
AUTO OP EEN ONBEWAAKTEN
OVERWEG DOOR TREIN
GEGREPEN.
De inzittende ongedeerd.
Gistermiddag is op den onbewaaktcn over
weg in den Ommendijk nabij de vroegere
halte in de lijn LeidenWoerden een twee
persoonsauto door een uit de richting Woer
den komenden trein gegrepen. Het voorste
gedeelte van de auto werd afgerukt en in
een langs de spoorbaan loopende sloot ge
slingerd. De bestuurder de eenige inzit
tende kwam met den schrik vrij.
C'r<8.a-pabi:cafie.
INLEVERING VAN MAIS EN SPELT.
Van officieele zijde wordt bekend ge
maakt, dat landbouwers, die meer mais
hebben verbouwd dan zij in eigen bedrijf
kunnen gebruiken, het overschot ter over
neming dienen aan te bieden aan den pro
vincialen voedseleommissaris in hun pro
vincie. De prijs welke dan zal worden be
taald voor inlandsche mais van gémiddel-
de kwaliteit bedraagt 9.per 100 kg.
Spelt, voorzoover het niet in eigen 'be
drijf kan worden aangewend, moet even
eens ter overneming worden aangeboden;
de overnemingsprijs hiervooi bedraagt
8 per 100 kg. voor gemiddelde kwaliteit.
Zandhaver (evens), zoomede lupinen,
wikken en serradella van den oogst 1939
worden niet overgenomen, de telers heb
ben hierover Je vrije beschikking.
Stanley opvolger van Hore Belisha.
Gisteravond is op nummer 10 Downing-
street een officieele verklaring van den
volgenden inhoud afgegeven: „Hore Belis
ha, de minister van oorlog, en lord Macmil-
lan, de minister van voorlichting, hebben
ontslag aangevraagd, dat hun door den
koning is verleend.
De koning heeft de volgende benoemin
gen goedgekeurd:
Minister van oorlog wordt Oliver Stanley,
minister van handel wordt Sir Andrew
Duncan en minister van voorlichting Sir
John Reith."
Hore Belisha, die sinds 1937 minister van
oorlog is geweest, was tevoren minister van
verkeer.
Stanley was sedert 1937 minister van
handel.
Duncan is de bekende industrieel en di
recteur van de bank van Engeland. Onlangs
was hij voorzitter geworden van de com
missie tot controle op de nlunitiele veringen.
Reith is bekend als gewezen directeur-ge
neraal van de BBC. Laatstelijk was hij voor
zitter van de nationale groep van burger
luchtvaart.
Het verluidt, dat aan Belisha de porte
feuille van handel was aangeboden, doch
dat hij deze niet heeft kunnen aanvaarden.
Er zijn nog kleine wijzigingen mogelijk.
Deze voltooien een herbezetting van
voorname posten in de regeering. Hiermede
is evenwel niet uitgesloten, dat later nog
enkele kleine wijzigingen zullen worden
aangebracht.
Stanley zal de plaats van Hore Belisha in
het oorlogskabinet innemen. De andera
functionnarissen behooren niet tot het oor
logskabinet.
Brief van Hore Belisha aan
Chamberlain.
In een schrijve,, aan den minister-presi
dent zegt Hore Belisha, dat hij ook voor
taan al wat in zijn vermogen ligt za] bij
dragen, tot een zeer krachtige oorlogsvoe
ring totdat deze succesrijk zal zijn teneinde
gebracht. Het verheugt hem, dat er geen
verschil van opvatting over de politiek be
staat tusschen hem en Chamberlain.
Brief van Chamberlain aan Belisha.
In een schrijven aan Hore Belisha be
treurt de minister-president, dat Hore Be
lisha geen post kon aanvaarden bij de re
constructie der regeering door Chamber
lain. De premier brengt hulde voor de be
langrijke hervormingen door Hore Belisha
op het ministerie van oorlog aangebracht en
voegt hieraan toe:
„Het is voor mij een groote voldoening
dat er nimmer moeilijkbeden zijn geweest
tusschen ons over politiek en over de nood
zakelijkheid den oorlog mot de uiterste
vastberadenheid voort te zetten tot een suc
cesrijk einde.
Dr. N. M. Josephus Jitta. - Bij K.B. van
21 December is aan dr. N. M. Josephus Jitta
met ingang van 1 Januari 1940 op zijn ver
zoek eervol entslag verleend als voorzitter
van den Gezondheidsraad, met dankbetui
ging voor de vele en gewichtige diensten door
hem aan den lande bewezen.
Voor het Finsche Roode Kruis. - Een
Neder.ander, die onbekend wenscht te blij
ven, heeft den secretaris van de Finseh-Ne-
derlandsche Vereeniging medegedeeld een
gift van 10.000 beschikbaar te stellen ten
behoeve van het Finsche Roode Kruis.
Schrijven van Macmillan aan
Chamberlain.
In een schrijven aan Chamberlain zet
Macmillan uiteen, dat hij werd uitgenoodigo
af te treden wegens de „moeilijkheid ver
oorzaakt door het feit, dat ik een zetel in
het Lagerhuis heb', mede ten einde aldus
wijzigingen in het kabinet te vergemakke
lijken".
Reuter verklaart, dat er groote verwon
dering bij het publiek zal zijn over het ver
trek van Hore Belisha van het ministerie
van oorlog. Dit kwam onverwacht.
Waarom is Hore Belisha afgetreden.
Naar aanleiding van het aftreden van
Hore Belisha herinnert men eraan, dat in
de laatste weken het gerucht heeft geioopen
over de vraag, te weten1 of het luchtleger
van het Britsche expeditiecorps onafhanke
lijk moest blijven of dat het onder de tegen
strijdige controle van ministerie van oorlog
en ministerie van luchtvaart zou moeten
worden geplaatst.
Deze vraag was een jaar geleden in het
Lagerhuis ter sprake gekomen en toen werd
het besluit genomen, dat de vloot de contro
le over haar eigen luchtwapen zou krijgen.
Hore Belisha had toen verklaard, dat niets
van dien aard overwogen werd ten aanzien
van elger en luchtmacht, tusschen welke
een zeer innige samenwerking bestond. Het
schijnt dat onlangs de controverse weer naar
voren is gekomen onder een scherper vorm
als gevolg van de ondervinding, welke men
in de eerste maanden van den oorlog heeft
opgedaan.
Het luchtleger, aldus deed men opmerken,
moet zich van zuiver militaire taken kwij
ten welke essentieel zijn voor de oorlogs
voering en zou daarom volledig deel moeten
uitmaken van het leger zooals het luchtwa
pen van de marine deel uitmaakt van de
marine.
Hoare Belisha had tijdens een vergade
ring wele hij gisteravond kort voor de be
kendmaking van het besluit heeft bijge
woond, geen enkele toespeling gemaakt op
zijn aftreden. Hij was tot even laat in zijn
werkkamer op het ministerie gebleven als
anders en heeft tot het laatst telefoonge
sprekken gevoerd. Tegenover een verslag
gever heef Hore Belisha bij zijn vertrek van
het ministerie gezegd, dat hij niets had toe
te voegen aan het door hem aan den minis
ter-president gezonden schrijven.
HRT HOOOR WATER IN SPANJE,
Terwijl het weer in Zuid Spanje goed is
en het water van de Guadalquivir daalt,
beginnen de rivieren in Ciudad Real en
Avila buiten haar oevers te treden en de
velden te verwoesten. Te Madrid is de
brug over de Manzanares tusschen de uni-
versiteitswijk en de Casa del Campo, d:e
tijdens den burgeroorlog door de troepen
van Franco werd gebouwd, door het water
vernield. Op eenige punten moest het
treinverkeer over andere lijnen geleid
worden.
De regenval in de provincie Andalusië
is geëindigd. Het grootste gevaar is voor
bij. Op vele plaatsen begint het water te
zakken. Het spoorwegverkeer op de ver
sperde lijnen wordt nog langs omwegen
onderhouden.
IN BERLIJN VAN BEZOEK VAN
MOLOTOF NIETS BEKEND.
Van officieuze Duitsche zijde wordt
naar aanleiding van de geruchten, die in
het buitenland de ronde doen over een
bezoek, dat Molotof binnenkort aan Ber
lijn zou brengen, medegedeeld, dat hier
van een dergelijk voornemen van Molotof
niets bekend is.
Minister Pierlot heeft gistermiddag den
minister zonder portefeuille in het aftre
dende kabinet, de Man, ontvangen. Na het
onderhoud heeft de Man een verklaring af
gelegd, waarin hij zeide:
Ik heb een bezoek gebracht aan Pierlot
en hem mijn wensch te kennen gegeven
mijn vrijheid te hernemen, welke oplossing
hij overigens ook zal geven aan de hervor
ming der regeering. Dit besluit houdt geen
enkel verschil van opvattingen met Pierlot
in. Het wordt uitsluitend uigegeven door
mijn wensch mij geheel te kunnen wijden
aan de taak, die mij belang inboezemt en
tevens om Pierlot de uitvoering van de de
licate taak, die hem opgedragen is, te verge
makkelijken.
De nieuwe regeering gevormd.
De regeering is als volgt samengesteld:
Minister-president Pierlot (Katholiek).
Binnenlandsche zaken: Van der Poorten
(liberaal).
Justitie: Janson (Liberaal).
Buitenlandsche zaken: Spaak (Socialist).
Financiën: Gutt (extra-parlementair).
Defensie: generaal Denis (extra pari.).
Economische zaken en voedselvoorzie
ning: Sap (Katholiek).
Verkeer: Delfosse (Chr. Dem.).
Landbouw: Graaf van Aspremont Lynden
(Katholiek).
Onderwijs: Soudan (Soc.).
Koloniën: de Vleeschauwer (Katholiek).
Arbeid en sociale zaken: Balthazar (Soc.).
Gezondheid" Marcel Henry Jaspar (Lib.).
Openbare werken: deze portefeuille is den
socialistischen senator Matagne aangeboden.
Matagne is echter eerst laat gepolst en heeft
zich zijn antwoord voorbehouden.
Matagne heeft de portefeuille van open
bare werken aanvaard. Pierlot heeft te ken
nen gegeven, dat er geen eigenlijke regee-
ringsverklaring zal worden afgelegd. Waar
schijnlijk zal het kabinet Maandag bijeen
komen.
Pierlot heeft ook doen weten, dat de
diensten der nationale informatie bij het
kabinet van den minister-president zouden
worden ingedeeld.
BULGAARSCH—RUSSISCH
HANDELSVERDRAG.
Op 5 Januari is te Moskou een verdrag
van handel en scheepvaart voor den tijd
van drie jaar gesloten tusschen de Sovjet-
Unie en Bulgarije, alsmede een overeen
komst inzake het betalingsverkeer voor
1940.
Het handelsverdrag bepaalt, dat weder
zijds de beginselen van meest-begunsti-
ging in acht zullen worden genomen. De
handel voor 1940 zal een bedrag van 920
millioen eLva omvatten. De Sovjet-Unie
zal uit Bulgarije varkens, rijst, huiden en
tabak invoeren en naar Bulgarije land
bouwmachines .metalen, petroleum-pro-
ducten, cuem'caliën, cellulose en katoen
uitvoeren.
SNEEUWSTORMEN IN ESTLAND.
Door sneeuwstormen zijn in Estland
ernstige verkeersmoeilijkheden ontstaan,
in het bijzonder voor d< landwegen, waar
langs het autobusverkeer voor het grootste
deel stopgezet moest worden. Tengevolge
van de aanhoudende koude heeft zich op
de Moonsund reeds een zoo zware ijslaag
gevormd, dat het verkeer tusschen het
vasteland en de eilanden Moon en Oesel
met sleden over het ijs geschiedt.
In de koude regenstraat, die vol donkeren
mist hing en waar een mosselenkoopman
zijn winterschen roep langgerekt liet galmen,
daar lokte uit de openstaande deur van een
stemmig huis een breede straal warm geel
licht tot binnenkomen. Een troep hossende
jongens en meiden bleven er een poos staan
gillen, van zins om erin te trekken. Maar ze
werden er even beduusd stil van, toen in
deze nachtbuurt voor zóó'n massa klanten de
deur werd dicht geslagen. Dat was een mis
kenning van den jool en van de drankcenten
op zak. Echt kwaad, beleedigd, brulden ze
't uit met den fanatieken haat van zwierders
tegen „de fijnen".
't Was een kerksch zaaltje, maar niet kil
van ingetogenheid. Hiervoor waren de pro
per witte muren te kleurig behangen met
pakkende spreuken en teksten. Hiervoor ook
klonk er te blij het vlugge tempo van den
vromen zang, door piano begeleid. En de
lampen op gesmeed ijzeren kronen zetten 't
lokaaltje in een gezelligen schijn. Ook wie
er zaten in de gele leuningbanken staarden
niet uit strakgetrokken gezichten. De man
nen en vrouwen van allerlei stand, rood-
armige Zeeuwsche boerin er glunder tus
schen in, lachten en praatten nog vrij om
zich heen en klapten nu en dan blij in hur.
handen. Op een verhoog een tafeltje, waar de
jeugdige leider van de samenkomst stond,
zwaaiend met beide armen de maat, en „toe
maar, luid op maar!" aanmoedigend met zijn
oogen, dia er plezier in hadden.
Plaats, plaats, plaats, plaats!
Uw Heer vraagt een plaats in uw hart.
Nog klinken' de laatste maten, of de
pianist rekt zich even op achter zijn instru
ment en houdt 't koor aan met alweer een
nieuwe, vroolijke wijs:
Hij kent geen zorgen
Voor den dag van morgen,
Want op hun levensbaan
Gaat God vooraan.
Geestdriftig herhalen zij 't lied, in klim
mende vervoering, elkander aanziend met
diepe verstandhouding.
Dan, na het laatste woord, valt, afbrekend,
de voorganger in: „Ik zie 't, er zijn broeders
en zusters, die getuigen willen. Laten het
wezen korte getuigenissen, tot te heerlijker
heiliging van ons samenzijn."
Als kinderen, die voelen dat er nu iets
héél prettigs gaat gebeuren, schuifelen zij
tegen elkaar aan, zetten zich spannend recht
op, en wanneer dan een van de zusters luch
tigjes de trappen van 't plankier opwipt en
eenvoudigweg van haar Heiland lieve dingen
gaat staan vertellen, wrijft menigeen zien
van louter genoegelijkheid de handen en
roepen anderen er aanmoedigend en be
amend tusschendoor Tot weer de piano
invalt en de vlugge, lichte gang erin gehou
den wordt met een lied, in snel tempo inge
zet:
Blij, blij, blij, zoo blij van hart kan ik
zingen;
Blij, blij, blij: daar is een God die leeft.
En dat is waar?" staat een van de
broeders in vervoering sprekend op. „Ver
leden week heb ik 't nog gehad op den Sin
gel. 't Was zoo'n echt gure dag weer, moet je
weten en 'k was door en door koud. Daar
bedenk ik me ineens, dat broeder Karei eris
gezegd had: als twee menschen, die 't koud
hebben, zich tegen elkaar aanwrijven, wor
den ze warm. Ik dus al rond gekeken. Maar
ik zag niemand om tegen te wrijven. Weet je
wat? denk ik daar was zoo'n werkman van
de gemeente bezig ik zeg: vrind, zeg ik,
gij staat daar zoo ijverig met uw schop te gra
ves, maar kent bij den Heere Jezus?
Nou, óf ik zegt die stratenmaker. Ik ken
den Bijbel evengoed van achteren naar voren
als van voren naar achteren. Toen voelde
ik meteen de warmte in m'n hart, en 'k was
klaar.
Maar daar heb je nou bijvoorbeeld een
dokter. Denkt gij lieden, dat ik ooit een dok
ter neem? Zuster Sientje daar, die woont pal
tegenover me in me straat, en zij zal 't zelf
kunnen waarmaken. Verleden maand nog
heb ik tien dagen ziek in me bed gelegen,
maar „géén" dokter gehaald, hoor. De Heere
Jezus zelf heeft met genezen."
Er klinkt inelns handgeklap op en harte
lijk gelach van sympathie en van pret over
die goedig gemeenzame wijze van voorstel
len, en om er vriendelijk een eind aan te ma
ken, zet de leider in:
Komt, reist naar den hemel met mij!
Heel hun vreugde en hun lachen leggen
zij in hun lied.
Nu gij's, broeder K. We hooren onzen
ouden kelner uit de nachtbuurt zoo graag"
wijst de pianist een klein, oudachtig man
netje aan. Deze broeder staat meteen als in
opgetogenheid op en getuigt dat hij „een
verstokte dronkaard en een godslasterlijke
zondaar" geweest is. Maar nu: „al wat ik
heb. dat hebt ik van mijn Vader en al wat ik
doen, dat doen ik voor mijn Heer. En wat
't mooiste is, broeders en zusters: ik hou
óver. Ja, ik hou over. En wat was ik toch
een slampamper vroeger. Al wat ik verdien
de, en soms véél, hoor, ging na Janmaat, en
toch kende ik den Heere toen ook, ja, van
kindsbeen af. Maar door mijn zondige hart
slinger ik van bikboord na' bakboord, en
't zou zeker heelegaar mis zijn geioopen, als
Jezus niet uitgescheje was met mijn te be
proeven. Ja nou! Nou ben ik zijn trouwe
dienaar en nou heb ik altijd zat in overvloed.
Op den dag van vandaag heb ik in vier
weken geen cent verdiend en ik heb toch
genoeg, want ik heb nou altijd een Baas, en
die woont hierboven. Ik heb brood zooveel
we maar op kanne. En moeder de vrouw zet
den pot nooit leeg te vuur. Morgen is 't
weer waschdag en dat gaat alles maar z'n
gangetje met heet water en zeep Belam,
hoor, als een van de broeders of zusters 't
soms niet en heeft, dan kan ie bij mij altijd
nog wel 'n happie vinden
De leider, met aldoor den hartelijk ver
goelijkenden lach, valt zingende in: „Want:
Alles wat ik heb, dat heb ik van mijn
Vader,
Alles wat ik ben, dat ben ik door den Heer,
Alles wat ik doe, dat doe ik voor mijn
Meester
„Toen de Heer voor 't eerst geopenbaard
wier an mij" verrijst een van de broeders
met de oogen krampachtig dicht „toen
was ik toch zoo schandalig dronken, 't Was
in 't Heilsleger. Zoo maar zatweg was ik er
binnen gezwaaid. Nee, van dronkenschap
kon ik me eigen niet zien. En ik werd er dan
ook uit geworpen. Daar lag ik, hoopje vuil
nis midden in de Leonorastraat. Toch
dreef de Heer er mij weer heen, en wéér. En
toen later hier naar Jeruël. Me vrouw en ik
leefden als leeuwen en beren tegen mekaar
op. Daar op een ochtend noemde ik in eens
dn naam van God en zoowaarachtig: niet in
een vloek. Me vrouw werd er bang van. Wat
zal er ons nou weer overkomen? dacht ze
nou wordt ie mal ook. Maar ze zag wel gauw
an me, dat ik heel kalm was, juist, en 't
méénde. Toen begon 't mensch te huilen, as
een kind, en al de kinderen simpten mee.
En toen ik later van de onthouding in 't zie
kenhuis lag, bad er voor mijn alléén een
zuster om half één 's middags. Dienzelfden
avond nog lagen we met ons zestienen te ge
lijk aan 't kruis van den Heere Jezus
Halleluja!"
En de schare juicht handendklappend mee,
dat 't zoo jubelt:
Halleluja', halleluja,
Zingt uit volle borst,
Jezus Christus is verrezen.
Op witte borden, op bloedrocde plakkaten,
op groote lappen met zoetelijke landschap
pen beschilderd, ja, zelfs op d-e dwarsbalken
aan den zolder spreken in felle letters de
spreuken, teksten, opwekkingswoorden de
volle zaal in: God ziet u. Gedenk te sterver».
De wereld gaat voorbij en hare begeerlijk
heid. Het volk, dat in duisternis wankelt, za!
een groot licht zien".
Vroeger leefde ik in zonde, en leed ge
brek" zoo getuigt opeens weer een van
de broeders „en nu kan ik soms vier, vijf
menschen aan onze tafel laten mee eten,
want nu ben ik een kind van God
En 't is zoo begrijpelijk" valt de
pianist in, terwijl zijn handen al maar psalm-
accoorden aanslaan „dat de kinderen van
God gemakkelijk werk vinden. In de haven
stelen zij geen graan, geen koffie en geen
zakken uit de schepen. Zij drinken niet en
gaan maar ijverig stilletjes hun gang. Ge
zoudt eens zien, hoe de handel en de scheep
vaart hier weer gingen bloeien als alle men
schen kinderen van God waren. Maar velsn
denken dat zij dit niet worden kunnen.
Velen, vooral in deze nachtbuurt, wanhopen
aan alle uitzicht. Daarom alleen zijn ze zoo
stug en onhandelbaar tegen ons. Daarom
vloeken ze zoo. Laten we hen dit toch vooral
niet te streng aanrekenen. Want die vloeken
zijn wanhoopskreten. Laten we liever wat-
licht brengen in de duisternis van die on
gelukkige stumperds, die hier om ons heen
van de zonde leven. Ik weet zeker, als de
Heere Jezus op aarde kwam, dan zou hij
vooral in deze zondige buurten vertoeven
Met dankzegging en gezang eindigt nu vrij
onverwacht de samenkomst.
En als er soms nog iemand is" roept
de voorganger „die nog iets heeft, die 't
met zichzelf niet eens is en die met ons spre
ken wil over de dingen van zijn hart, laat
hij dan nog wat blijven. Wij hebben den
heelen nacht den tijd
De broeders en zusters gaan uiteen. Van
buiten slaan met den mist vlagen van draai-
orgelmuziek en voetengeschuifel binnen ju
de danshuizen, alsof 't daar in de verte ker
mis is. En zij wuiven en roepen en lachen
elkander toe en drukken elkaar krachtig de
handen, terwijl de heilwenschen In bijbel
taal opzwermen als een vlucht vogels uit
't riet.
Dan blijft een herculisch gebouwde jonge
kerel aarzelend achter. Beschaamd buigt hij
't hoofd voorover, 't Bloed trekt weg uit zijn
gezicht. Plots zegt hij op gewild harden toon,
maar toch bevend, tegen een van de leiders,
zonder hem te durven aanzien: „Jullie zon
gen daarstraks dat de Heer de zondaars
aanneemt. Maar da 's niewaar. Van mijn
mot ie niks hebben. Ik heb 't veels te bar
gemaakt".
God heeft u lief!" roept de voorgan
ger hem doordringend toe, zijn oogen zoe
kend, smeekend met 't gezicht om 't toch
te gelooven.
Och jö" zegt de ander „je weet
ommers niet wien je voor hebt. An mijn
is niks meer te doen, hoor Nó, goejen
avond".
Vrind" houdt de voorganger hem
nog met zijn ontroerde stem vast „mag
ik je thuis komen opzoeken? Jezus neemt
alle zondaars aan en jou ook, hoor. Ik weet
't zóó stellig. Laat me 's bij je komen praten".
Uwe, bij mijn komen?" vraagt hij
verheerlijkt met plotseling hoopvolle stem
denk je dan verduld dat dat nog wat ge
ven kon?"
Ik wéét 't toch
Jó, 'k ben zoo'n gemeene slampam
per
Geef me 'n hand van je. Morgen ben ik
bij je".
De jonge kerel slaat met zijn groote hand
op z'n knieën en wordt rood van blijdschap:
„Dus je kómt? Maar je bent vooraf ge-
waarschouwd: ik ben de vuilste schuimer
Van de stad
En tegen mij zegt de broeder-voorganger:
„Is 't niet gelukkig voor ons, dat we juist
in deze buurt mogen werken? Er zijn zulke
aardige, goedhartige menschen onder die
arme zondaars, die hier wonen. En we heb
ben veel liever te doen met de naakte, platte
zonden in de havenkwartieren, dan met al
dat verfijnde raffinement, dat je aanvanke
lijk voorbijgaat, omdat 't schuil ligt achter
beschaafde manieren en keurige kleeren.
Hier laten ze dadelijk hun leelijksten kant
zien. Maar daarbij hebben ze vaak nog zoo
veel naturlijk moois Bij de zooge
naamd fatsoenlijke standen is 't dikwijls
juist omgekeerd Komt u nog eens verder
zien naar ons werk in de nachtbuurt?"
Nadruk verboden.