ONS INDISCH HOEKJE.
IAANBOD
Een plezierreis door nacht en koude.
EEN VEELBEWOGEN
viff rafsia,
Financieel Overzicht.
Jeuitteion
VACANTIE
MTEKDUt
,Hollandsche spion" hoort defensie-geheimen
bij een gloeiende potkachel.
DERDE BLAD
ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 6 JANUARI 1940.
dsch go«d*r*a.
cu
Adagt tnxnd*d>
Mahoniehouten lin-
kt voor boekenkast,
tide tafel, schilde-
AT 4.
ijwiel D.K.W.-NZ-
goed als nieuw. Te
3TR. 20, Alkmaar.
overcompl.: twee
len.
SKADE 74.
stofzuiger 220 volt,
fIN 9 A.
Hoekstra-schaatsen
T 14.
Hoekstra schoonrij-
staat, compleet met
ATWEG 97.
Mod. Kinderwagen.
Sint Pancras,
pathéfoon met 20
billijk. Te bevr.
Heiloo. Tel. 3125.
a inboedel: prima
clotsetstoel, ge-
elen (rood pluche)
DEKKER, Spoor-
an inboedels, Naai-
z. g. a. n. schoonrij-
den heerenmaat, 4
n. Friesche dames-
LAAN 19, Bergen.
>aud verdrinkt de her-
oor hem gepleegden
n Severine wordt de
Hij dringt er op aan,
duchten, maar zij durft
uit vrees, dat hij haar
ae gedachte, dat zij zich
den moordenaar en zij
antier op een zware
id doodt en haar be-
>uw worden.
maar op het laatste
oor de vreeselijke daad
It zich van hem af en
rd en opnieuw besluit*
f te dooden. Samen
jn huis op, maar de
verkeert is oorzaak dat
zijn waanzinnige buien
verine, zwerft langs de
de laatste maal zijn
haar snelste vaart heeft
ichine en wordt verplet-
■n een dijk gevonden,
geeft deze film van de
ef. Sober, maar uiterst
pel van de hoofdperso-
hef en van de raadsel-
er demonische invloed
len voor haar bezit tot
ren.
de film, die met mede-
che spoorwegen is opge
ien Zola's roman van
luxe-treinen en auto's
in beweegbaar geïl-
eressante sportopnamen
gekleurde teekenfilm.
NEDERLANDSCHE
AN FILMEX.
Berger maakt „Ergens
:n „Sarah Burgerhart".
filmproductieonderne-
en loop van het vorige
ngd, dat zij een produc-
nminste twee jaar zou
m den loop van deze
gende film, onder lei
enden filmregisseur dr.
met zooveel succes de
ernard Shaw's „Pyg-
tagd een greep te doen
onderwerp van de
in Nederland" zal een
ederland in mobilisatie
den achtergrond van de
dankbaarheid maakte
/an de toegezegde mede-
arinestaf.
groot geluk, dat hij bij
deze film een jong Ne-
seft leeren kennen, die
/an wat hij noodig had,
jonge roman- en too-
Hartog, van wien in het
door het Nederlandsch
persdrama „De onder
leid" ten tooneele is ge-
filmboek blijven ook bij
leeg wanneer er geen
»n de Hartog had juist
die voor een typisch
idig zijn. In den loop
rden de diverse spelers
Dg voor het einde van
inetone-studio's te Dui-
iverk worden begonnen.
volgende film worden
Burgerhart.
Wat doe je in de kou
Een uit de roerlooze rij bruin-zwarte
boomen waar de sneeuw aan een zijde
tegen de stammen plekt, steekt plotseling
een arm uit, die in het licht van de kop
lampen van mijn auto op en neer zwaait
en zoo tot stoppen maant. Althans, zoo
schijnt het, doch het phenomeen is ver
klaarbaar genoeg, het is weer een verdekt
opgestelde militaire controle-post, zooals
ik er op de Belgische wegen dezen dag
van mijn wintertocht door de Ardennen
nu al zoovele heb ontmoet en mijn voet
plant zich dan ook maar weer getroost op
het rempedaal om nog tijdig het voort-
schietende auto-geheel tot staan te bren
gen.
En zwaaiend en glijdend over den
sneeuw-gladden weg, met vier half door
schuivende wielen nadrukkelijk inhou
dende als een paard in een teekenfilm,
stop ik nog juist bij het minuscuul
wachthuisje van mijn aanhouder, en voor
de zooveelste maal zal weer het vraag-
en-antwoord-gesprek met de beleefde
vraag van den nachtwacht: „Quelle iden-
tité?" beginnen.
Het portierraam wordt neergedraaid en
als meegezogen met de bijtende golf ver-
sehe koude, die naar binnen slaat, duikt
dan opeens grotesk het hoofd van den
„boom" die mij heeft aangehouden, onbe-
scheidenlijk het auto-interieur in. Buk
kend, met dampende ademstooten vraagt
hij naar mijn paspoort, naar de autopapie
ren, wat ik ben, waar ik heen ga en an
dere indiscreties meer. Een miezerig zak
lantaarntje kijkt in de documenten, die ik
met mijn koude vingers ergens uit een
binnenzak heb opgehaald, flitst even fel-
verblindend over mijn knipperoogend
aanschijn en dan klinkt de order die ik
kende en vreesde om er maar eens uit te
komen en me bij den wachtcommandant
te gaan presenteeren. De ambitieuse
dienstplichtige heeft me dóór, voor hem
ben ik als een spion.
Er helpt geen vriendelijke glimlach
aan, en ik kruip achter mijn stuur van
daan. Het beleefd bijlichtende schijnsel
van het zaklantaarntje dwingt mijn schre
den een paar stoeptreden van een oude
boerenhoeve op; ik weet, dat ik nu zal
moeten gaan uitleggen dat ik zuiver voor
mijn plezier door de Belgische heuvelber-
gen aan het toeren ben, maar dat plezier
is niet makkelijk aannemelijk te maken
als men een neus in een uiterst onflat
teuze kleur rood en vingers die vanwege
de koude aan een nagenoeg volkomen
krachteloosheid lijden, heeft.
Mededee'zaamheid van een
commandant.
Voor het tafeltje van den wachtcom
mandant, die in een laag-gezolderd ver
trek bij een wat installatie betreft uiterst
impromptu, doch overigens voortreffelijk
gloeiend potkacheltje zit te pennen aan
zijn dienstrapporten, smelten de moeilijk
heden echter weg als de sneeuw op mijn
schoenen voor den gloed van het kacheltje
en het is alles pais en vree. De militair
kijkt eens in mijn papieren, schrijft, met
pijnlijke nauwkeurigheid vergelijkend,
mijn uitheemsche namen op een vuilgeel
formuliertje, dat als ooging tot papierbe
zuiniging geslaagd mag heeten, en over
handigt mij het geheel dan met wijdsch
gebaar en het verzoek te willen teekenen.
Ietwat hanepooterig vanwege de nog
steeds „doode" vingers gehoorzaam ik en
dan is het rituëel beëindigd. Ik durf te
vragen hoe ver het nog is naar mijn reis
doel (hoe koud het is, weet ik maar al te
goed) en de commandant wordt mede
deelzaam tegen dezen vreemden Hollan
der. Ik heb zoo vaag het idee dat hij blij
is dat iemand of iets voor een milden
vorm van afleiding is komen zorgen en
dat hieruit zijn zeer groote bereidwillig
heid ook wel gedeeltelijk is te verklaren,
een bereidwilligheid, die zich zelfs uit
strekt tot het alvast waarschuwen voor
de listig opgestelde hindernissen en ande
re versperringen waarmede Neerlands
neutrale nabuur zijn wegen ook al onvei
lig heeft gemaakt. En aan deze „defensie-
Een onzer medewerkers heeft in
de afgeloopen week eer. auto-reis
door België en Luxemburg ge
maakt om te zien, welke moeilijk
heden het toeristenverkeer langs
den weg in verband met den oor
logstoestand en den tijd van het
jaar ontmoet. Dat de strengheid
der militaire maatregelen ondanks
alles nog al meevalt bewijst deze
bijdrage.
geheimen bij den gloeienden potkachel"
heb ik tenminste wat.
Want het is een van de onaangename
verrassingen als plotseling zonder be
hoorlijke waarschuwing een rij onver
biddelijke boomstammen, een met een
vlechtwerk van prikkeldraad, als een
haarnet, ordelijk overdekte ruige stapel
rotssteenen, een losse maar ijselijk onver
zettelijke groepeering van oud-roest
chassis van zware vrachtauto's opduikt,
natuurlijk bij voorkeur als het tóch al een
beetje hard gaat, aan den voet van een
helling bijvoorbeeld, of als de auto op het
hellende wegdek van een scherpe bocht
nog maar net te houden is. En dan is het
verfijnde van het geval dat ter plaatse
dikwijls de weg nog ietwat opgebroken
ligt, zoodat de onverwachte, verplichte
links-rechts-links zwier door de „chica
ne" nog met een hevig op en neer duiken
van de auto wordt gecombineerd. Zooals
gezegd, het geheel is zonder meer onpret
tig en een vreemd, hol gevoel in de maag
streek, mitsgaders een allerdwaaste
loomheid omstreeks de knieschijf zijn de
gebruikelijke reacties op het opdoemen
van het „rij-examen", terwijl voorts
steevast het koude zweet den onschuldi-
gen toerist, die nu eenmaal niets van de
behendigheidsproeven in nacht en ijs
moet hebben, op het in fronsend turen
vertrokken gezicht uitbreekt.
De commandant vertelt met nauw ver
holen trots dat nog juist twee dagen gele
den een vrachtauto zich te pletter heeft
gereden op een chicane, die onder zijn
leiding is gebouwd en die nu ook gastvrij
op mij en mijn vehikel ligt te wachten.
De bestuurder was vermorzeld, zegt hij
er met openlijk sadisme bij en het beetje
moreel dat ik nog ter beschikking had en
dat juist in deze behagelijke kamer wat
los begon te komen, zinkt mij weer in de
ontdooiende schoenen.
Doch verdere afgrijselijke détails en
schrikwekkende waarschuwingen blijven
mij bespaard; uit de ruimte achter het
gordijn, waarop de plastische gebaren van
den mededeeizamen wachtcommandant
a's in een schimmenspel hebben bewogen,
klinkt-een schwn fepfs en een onvriende
lijk „Fsaprisssti", niet geheel onmisken
baar een verzoek tot stilte van de man
schap van de wacht, die daar van de ver
moe'''heden van het eenzame leven in de
koude „ergens op een Ardennenpas"
tracht te bekomen en het nachtelijk ge
sprek nu langzamerhand knapjes verve
lend vindt. De commandant herinnert zich
zijn plicht; hij kijkt nog even naar mijn
hardteekenin«en en iaat mij dan met een
gefluisterd maar hartelijk ,,Bon voyage"
T)loz??T*-r<?i5! vervolgen.
Buiten in de sneeuw waarop in onge
zellig bleken schijn het maanlicht door
de kale boomtakken valt loopt de wacht
post heen en weer, tersluiks eens de han
den tegen den warmen radiator van mijn
auto houdende en zich waarschijnlijk af
vragende wat er midderwijl met den
Hoüandschen spion, dien hij zoo knap
beeft aangehouden, aan h~t gebeuren is.
Maar zoodra hij, door den dubbelen wand
van de bivakmuts die hij onder zijn uni
formpet draagt héén, mijn schoenen door
de sneeuw hoort knoersen, opent hij de
deur met een gebaar dat een gegalon
neerde portier-in-afwachting-van-een-
fooi hem niet zou verbeteren en noodt mij
plaats te nemen in mijn auto, een uitnoo-
diging waaraan ik gaarne gevolg geef.
Immers het is hoogstens tien graden on
der nul achter het warme motorcompar
timent en dat is een stuk beter dan hier
waar de nachtwind in onbarmhartige kil
heid om den bewaker van Belgiës veilig
heid en gewoonweg dwars door mijn in
twee armzalige winterjassen mitsgaders
vele andere lagen gehulde corpus vaart.
Ik draal niet, de ruit in mijn portier
rinkelt van den slag waarmede ik het
achter me dicht trek en het duurt niet
lang of mijn bewaker ziet de weerkaat
singen van mijn trots verlichte N.L. plaat
en het modderige nummerbord over den
van gladheid-glimmenden weg heen-
schuiven, even op en neer duiken op den
top van den heuvel en dan verdwijnen.
En terwijl ik alras constateer dat de
goede wachtcommandant met de beschrij
ving van de gevaren van de route toch
nog wel wat schematisch is geweest, daar
juist in een heerlijk glad stuk weg, waar
ik met een lieflijk gangetje overheen
glibber, een onverlichte vloot vrachtwa
gens staat geparkeerd, en terwijl de
schildwacht stampend en armenzwaaiend
door de sneeuw loopt en verlangend blikt
naar het gouden licht dat door de kleine
raampjes achter de dikke muren, waar
achter hij over een uur warmte vinden
zal, straalt, denken wij beiden, aangehou
dene en aanhouder, hetzelfde: „Wat doe
je in de kou?"
Positie van de schatkist ook na de
storting op de staatsleening weinig
verruimd. Geen sterke aantrek
king van de geldkoersen. Het
publiek blijft terughoudend, ook al
in verband met verwachting semi-
gedwongen leening. In Indië een
O.W.-belasting van 35 pCt. Inte
rimdividend Koninklijke. In
Amerika wordt een lichte conjunc
tuur-terugslag verwacht.
Men had er in financieele kringen reeds
lang tevoren rekening mede gehouden, dat
de eerste werkdag van het jaar eenige
spanningen zou te zien geven op het gebied
van de geldmarkt, doch achteraf is de situa
tie nogal meegevallen, waarschijnlijk juist
omdat er bijtijds voorbereidingen waren ge
troffen. Op den 2en Januari moesten n.l. de
stortingen op de nieuwe Staatsleening plaats
vinden en eveneens op het schatkistpapier,
dat bij de jongste emissie op de open markt
was geplaatst. Van zijn kant moest het Rijk
ook weer schatkistpapier aflossen. Verder
zijn er per 2 Januari steeds min of meer be
langrijke bedragen noodig voor couponbe
talingen enz. Naar men weet kreeg de
Schatkist ca. 100 millioen ter beschikking
als storting op de nieuwe Staatsleening. De
overige 200 milloien zijn bij de Rijksfond
sen geplaatst en de gelden hiervan waren
reeds in de Schatkist aanwezig, zoodat de
plaatsing geen werkelijke verandering te
weeg bracht. De Schatk'st moest dus met de
nieuw binnengekomen 100 millioen t ver
leden week tot 68 millioen gestegen be
drag aan schatkistpapier, dat rechtstreeks
Dij de Nederlandsche Bank was geplaatst,
zooveel mogelijk terugbetalen en tevens
aan zijn overige verplichtingen voldoen. Uit
den weekstaat der Nederlandsche Bank
bleek, dat op 25 millioen na de aflossing
inderdaad heeft plaats gevonden, en dat de
Schatkist daarna nog 24 millioen over
hield. Na aflossing van het restant is de toe
stand van de Schatkist dus feitelijk tharis
weer dezelfde als eenige weken geleden, al
vorens men genoodzaakt was om met be
hulp van gelden der Circulatiebank de loo-
pende behoeften te financieren.
Zooals men weet wordt een O.W.-belas
ting overwogen. Hoe groot deze zal zijn is
op het oogenblik nog niet bekend. Wel is er
omtrent de plannen dienaangaande in Indië
een en ander uitgelekt. Men houdt daar
rekening met de mogelijkheid van een O.W.-
belasting van 35 pCt., waarbij men zich zal
baseeren op de gemiddelde inkomsten van
de voorafgaande drie jaren. Het is nog niet
bekend of deze heffing reeds van toepassing
wordt gebracht op de inkomsten van ''939.
dan wel eerst over het nieuwe boekjaar. Ook
is het nog niet heelemaal duidelijk of in
Indië werkende maatschappijen met een
zetel in Nederland aan deze heffing onder
hevig zijn.
Het publiek blijft dan ook zeer terughou
dend en heeft in de achter ons liggende pe
riode ondanks de tamelijk vaste stemming,
die de beurs aan den dag heeft gelegd, zeer
weinig orders geplaatst. Ook na de jaarwis
seling was dit het geval. Men had geduren
de eenigen tijd gunstige verwachtingen ten
aanzien van het interimdividend van de
Koninklijke. Naar men weet is verleden
jaar een eerste interimdividend uitgekeerd
Het aantal Europeanen in Indië,
dat dragelijk Maleisch spreekt, is
gering. Het aantal, dat een in
het Maleisch gedrukte krant
kan lezen is zelfs uiterst gering.
Ik merk dit op, omdat velen in ons
land meenen, dat elk Indisch-man
waaronder ik ook de dames
reken vloeiend Maleisch
spreekt. De kennis strekt zich niet
verder uit dan de paar honderd
woorden als het veel is die
men in het dagelijkscb leven be
slist noodig heeft. In het begin
levert het gebrek aan kennis de
zer woorden moeilijkheden op, die
soms vermakelijk zijn. Ik herinner
me hoe een jonge vrouw de groot
ste moeite deed om haar „kokkie"
(keukenmeid) aan 't verstand te
brengen wat ze bedoelde met een
verrassing voor „mannie" op
Zondag. Met behulp van woorden
boek en veel gesticule =ren met de
handen meende ze, dat kokkie
haar eindelijk begrepen had. Het
slot der onderhandeling was:
„Mengartie, kokkie?" (Begrijpt
kokkie het?)
Het antwoord was: „Saja
Njönjah, Njonjah mii.ta husse-
pot? (Zeker, mevrouw wenscht
hutspot"). „Had ik het maar ge
weten," dacht Mevrouw, „dat kok
kie dit woord kende!" Mevrouw
verdween doodmoe ir, de bad
kamer, omdat het „gesprek" haar
zoo warm had gemaakt!
van 6 pCt., daarop volgde een uitkeering
van 8 pCt., terwijl het slotdividend 3 pCt.
bedroeg, in totaal dus 17 pCt. Was nu het
interim-dividend dit jaar onveranderd ge
bleven, dan zou men daarin wellicht een
aanwijzing hebben gevonden, dat het be
stuur althans op het oogenblik niet voorne
mens was om met een lagere totaaluitkee-
ring te komen. In werkelijkheid werd ech
ter dezer dagen een interim-dividend van 5
pCt. aangekondigd en men achtte dit teleur
stellend met het oog op de verdere uitkee-
ringen. De koers liep dan ook, nadat aan
vankelijk een vaste stemming had bestaan,
eenige procenten terug. Men moet evenwel
bij aandeelen Koninklijke in aanmerking
nemen, dat ook indien het totale dividend
bijv. niet hooger dan 14 pCt. zou bedragen,
het rendement op den tegenwoordigen koers
toch nog altijd zeer behoorlijk zou zijn.
Afgezien van de voorzichtigheidsoverwe
gingen, is de verminderde kooplust van de
zijde van binnenlandsche beleggers wellicht
ook een gevolg van geringere kapitaalvor
ming en van de neiging om vrije middelen
voorloopig vlottend te houden met het oog
op de komende Staatsleening. Ook is er,
hoewel de emissiebedrijvigheid, wat het
aantal uitgiften betreft, in het afgeloopen
jaar zeer gering is geweest, in 1939 toch nog
een vrij groot bedrag aan nieuw kapitaal
opgenomen met inbegrip van het geplaatste
deel der Staatsleening van 100 millioen. In
ieder geval was dit bedrag belangrijk groo-
ter dan in 1938. Het wordt geschat op f 384
millioen tegen 126 millioen in het vooraf
gaande jaar. Daaronder bevinden zich ech
ter 175 millioen van de twee Fransche lee
ningen en een belangrijk deel werd in wer
kelijkheid daarvan in het buitenland ge
plaatst.
In de afdeeling voor industrieele fondsen
brokkelden aandeelen Philins een paar pCt.
af, waarschijnlijk in nawerking van de rede
van ir. Otten, den pres.-directeur van de
maatschappij. In verband met het verschijn
sel, dat de exportcijfers van de laatste
maanden zeer ziin meegevallen, heeft ir.
Otten onthuld, dat dit verschijnsel voor een
deel verband houdt met leveranties aan
vestigingen in het buifpnland, die bezig zijn
voorraden te vormen. De president stelde in
het vooruitzicht, dat te eeniger tijd deze
verzorging tot voldoende peil zou zijn opge
voerd en dat de productie dan zou moeten
v/orden ingekrompen. Voorts deelde hij
mede, dat reeds verschillende bezuinigingen
moesten worden doorgevoerd. Een en an
der wijst er dus wel op, dat de Philipsfa-
brieken in de naaste toekomst ook terdege
den druk der tijden zullen gaan ondervin
den.
Ook de directeur van de Nederlansche
Gist- en Spiritusfabriek liet geen bijzonder
optimistisch geluid hooren in zijn Nieuw
jaarsrede. Deze leider, ir. van Leeuwen, ves
tigde er de aandacht op, dat de nieuwe oor
logsperiode wordt ingegaan met belastin
gen, die reeds hooger zijn dan die, welke
na den wereldoorlog werden geheven cm de
toen gemaakte kosten te dekken. Hieruit
kan slechts de conclusie worden getrokken,
dat zoowel de Overheid als de particulier
in de toekomst menige uitgave zullen moe
ten schrappen, ook voor op zich zelf nut
tige doeleinden. Bij de Gist- en Spiritusfa
briek zijn de grond stoffenprij zen gestegen
zonder dat deze stijging is gevolgd door een
prijsverhooging der eindproducten. Ook
wordt de export belemmerd. Uit de verdere
bewoordingen van ir. van Leeuwen kan
worden afgleid, dat het nog zeer onzeker is
of het winstcijfer van het vorige jaar zal
worden benaderd.
In de scheepvaartafdeeling hebben de
koersen nog altijd geen herstel te zien gege
ven na de voorafgegane daling. Men reali
seert zich, dat ten eerste een deel van de
extra winsten door O.W. belasting zullen
worden opgeëischt, terwijl verder de direc
ties er ongetwijfeld de voorkeur aan zullen
geven geen hooge dividenden uit te keeren
en een deel van de winsten te reserveeren
of voor nieuwbouw te bestemmen. Daarin zit
ook een politiek element. Men zou n.l. door
hooge dividenden nieuwe loonacties uitlok
ken, terwijl men ook van de zijde van de
verladers ongetwijfeld verwijten te hooren
zou krijgen, dat de scheepvaartmaatschap
pijen hooge dividenden kunnen betalen, ter
wijl de productiekosten in het binnenland
verhoed worden door de geste<?en vrachten.
Onze beurs werd d°ze week, zooals gewoon
lijk, weer vrij sterk beïnvloed door de stem
ming in Wallstreet. Deze is n.l. gedurerde
eenige dagen vaster geweest en de iets
betere stemming, die zich hier ter beurze
openbaarde, moest daaraan waarschijnliik
grootendeels worden toegeschreven. Toch
zijn er verschillende aanwiizingen. dat men
in Amerika rekening houdt met de moge
lijkheid van een lichten terugslag van de
Naar t Engelsch
van
Maxwell March.
42)
HOOFDSTUK XV.
Morgenbezoek.
„Ze slaapt nog".
Marguerite Ferney kwam zachtjes da
luxueus gemeubelde zitkamer binnen en
deed de deur heel voorzichtig achter zich
dicht, alsof ze bang was, het meisje, waar
ze zoojuist vandaan kwam, niettegenstaan
de den grooten afstand, wakker te maken.
Ze zag er, in de morgenzon, die op haar
gelaat viel, niet goed uit. Ze was bleek en
er waren wallen onder haar oogen. Of
schoon ze flink en onscrupuleus was, was
ze toch genoeg vrouw, om een beetje bang
te zijn voor den man, die tegenover haar
zat.
Er was iets schrikaanjagends in zijn kal
me, koele, meedoogenlooze manier van
doen.
Carlton Webbs gezicht betrok, toen hij
haar aankeek en de sporen van vermoeid
heid en angst, die haar schoonheid niet
verhoogden, opmerkte.
„Je moet er je niets van aantrekken", zei
hij. „Dat is dwaas van je. Er is niets om je
bezorgd over te maken. Ten eerste weet
niemand waar we zijn en in de tweede
plaats, als ze het wel wisten, wat hebben
we dan nog te vreezen? Twee verwaande
opschepperige zwendelaars, die als doods
benauwd zijn, omdat ze al meer stommi
teiten hebben uitgehaald".
Het bestraffende in zijn stem deed haar
weer flink worden. Ze ging naar een tafel
tje, nam een sigaret uit het kistje, liet zich
in een stoel vallen en wachtte tot hij haar
vuur gaf. Maar in weerwil van haar onver
schillige houding, beefde haar hand een
beetje waarmee ze de sigaret vasthield.
„Je vindt dat je erg verstandig bent,
Carlton", zei ze. „En in den regel is dat ook
wel zoo. Maar het is nooit verstandig om
je tegenstanders te onderschatten. Dat is
doorgaans een van de elementaire fouten,
waar of niet?"
Carlton Webb lachte en kwam bij haar
zitten.
„Weet je wel, dat ik zoo nog veel meer
van je houd, Marguerite?" zei hij. „Een
klein beetje angst schijnt je zachter te ma
ken. Het neemt het harde, dat, als ik het
zoo zeggen mag, de eenige fout van je
schoonheid, is weg".
„Ik ben niet bang", zei ze geprikkeld. „Ik
ben alleen maar voorzichtig. Ik heb er meer
mee te maken dan jij. Mijn positie is veel
hachelijker. Vertel eens, wat heb je met
het meisje uitgevoerd?"
Webb lachte. „Hoe ziet ze eruit?"
„Ik zei toch al, dat ze nog sliep".
Hij knikte. „Dat verwachtte ik ook. Maar
hoe ziet zij er uit?"
De blauwe oogen van Marguerite Ferney
bleven op hem rusten.
„Nu, ze ziet erg bleek", zei ze. ,.Ze haalt
zwaar adem, Carlton, je hebt haar toch niet
vergiftigd? Ze gaat toch hier niet dood?"
Haar stem klonk schril.
De man stond op.
„Mijn lieve kind", zei hij boos, „je bent
onmogelijk vanmorgen. Ze is best in orde.
Ik zal dadelijk wei eens even naar boven
gaan. Heusch, je kunt op mij vertrouwen.
Ik ben toch niet stapelgek".
De vrouw wendde haar hoofd van hem
af en huiverde.
„Neem me maar niet kwalijk", zei ze,
..mijn zenuwen zijn een beetje van streek.
Toen wij gisterenavond de deur openmaak
ten en wij haar bewusteloos op den grond
vonden liggen, kreeg ik een voorgevoel van
den schrik zeker, zoo'n gevoel of alles mis
zou gaan ik kan het niet uitleggen".
„Je bent totaal in de war", zei Carlton
Webb, zijn wenkbrauwen optrekkende, ter
wijl hij haar met een mengeling van erger
nis en afkeer aanzag.
Marguerite Ferney sprak verder.
„En toen wij haar op bed legden en haar
die injectie in den arm gaven, kreeg ik een
panischen schrik. Dat heb ik nog nooit eer
der gehad".
De man pakte haar bij de schouders en
dwong haar op te staan.
„Kom, vooruit", zei hij ruw, „wees een
beetje flinker. Ik zeg je toch, dat alles naar
wensch gaat. Het schaap is ons in de han
den gespeeld. Het had niet beter uit kun
nen komen, al hadden wij het jarenlang
voorbereid. Denk toch eens even na. Min
stens een dozijn menschen, waaronder ook
zij, die wij het meest te vreezen hebben,
denken dat zij altijd ziekelijk is. Zij veron
derstellen, dat zij uiterst zwak is en dat zij
geen weerstandsvermogen heeft. Niets
komt ons beter te pas. Als we met zulke
kaarten in handen nog geen behoorlijk spel
konden spelen, zouden we onnoozel zijn".
Marguerite rilde. „Wat heb je met haar
gedaan? Hoe komt het dat ze zoo wit ziet?
Waarom adem: ze zoo zwaar?"
„Zij had de gewoonte zich kunstmatig
bleek te maken", zei hij. „Dat zal nu niet
meer noodig zijn. Zij deed zich atijd zoo
zwak en hulpbehoevend voor. Ook dat zal
niet meer noodig zijn. Ik begin te merken,
dat mijn medische studie niet voor niets is
geweest. Ik zal je niet met details lastig val
len, maai* er zijn op de lijst van gebruikelijke
geneesmiddelen drie drankjes, waardoor,
tenminste voor een korten tijd, dat effect
wordt verkregen, zonder den patiënt veel
schade aan te doen. Wat dat betreft, kun
nen we dus gerust zijn. Maar ik zou er
graag bij zijn, als zij wakker wordt. Het zou
kunnen zijn, dat zij zich iets herinnerde van
wat er gisterenavond gebeurd is, daarom
moet ik er bij zijn. Misschien is zij vanmid
dag zoover, dat zij een dokter kan ont
vangen"
„Een dokter ontvangen?" Marguerite was
opgesprongen. „Ben je dol?"
„Heelemaal niet. Ik ben goed bij mijn
verstand. Mijn heele leven heb ik mij nog
niet zoo goed bij gevoeld. Het spijt mij, dat
jij het zoo opneemt. Ik persoonlijk vind het
erg interessant. Ik heb plezier in het ge
val".
Marguerite liep de lange kamer op en
neer. Die was op de eerste verdieping en
liep over de heele lengte van het huis, zoo
dat ze aan de eene zijde in den tuin kon
zien en aan den anderen kant op den smal-
len, met heesters begroeiden weg.
De man ging weer zitten en scheen in
wendig pret te hebben.
„We zijn hier veilig opgeborgen", zei hij.
„Vooreerst zullen ze ons niet vinden en te
gen dien tijd zullen wij er heelemaal op be
rekend zijn. De wettelijke kant van de zaak
zal wel een tijdje duren, maar daar hoeven
wij niet mee in te zitten. We zullen genoeg
crediet hebben. Niemand zal aan de erfge
name van zoo'n ontzaglijk fortuin crediet
weigeren. Dan zullen we dit verwenschle
land verlaten en naar Frankrijk gaan, denk
ik. Nu, lokt het je niet aan? Parijs is in de
zen tijd van het jaar wat leuk".
De vrouw gaf geen antwoord en geërgerd
keerde hij zich tot haar.
„Wat scheelt jou?"
Een zacht geluid, dat half in haar keel
bleef steken, ontsnapte Marguerite Ferney.
Webb sprong op.
„Wat heb je?"
Ze stond bij het raam en staarde op den
weg. Haar wangen waren aschgrauw en
haar oogen wijd open gesnalkt.
(Wordt vervolgd).