Maansteen mee-nAkkertje buitenland £uchtwiact SeuiUetm _A_Mf-EHCAN BLEND GEMENGD NiEUWS. Hoofdpijn De conferentie der Balkan entente. TWEEDE BLAD. Kolendampvergiftiging te Heerde. - Gisteren vonden huisgenooten de dames M. Jonker en B. J. Logtenberg te Heerde be wusteloos te bed liggen. In de kamer hing veel kolendamp. Tot nu toe slaagde men er niet in beide dames bij te brengen. Haar toestand is zeer ernstig. Men heeft weinig hoop op een gunstig resultaat, mede in ver band met den hoogen leeftijd der slacht offers. Paul Boncour te Den Haag. - Met den sneltrein uit Parijs is gistermiddag de be kende Fransche staatsman en jurist, de heer Paul Boncour, in den Haag aangekomen. Zooals men weet, zal de heer Boncour als gedelegeerde van de Fransche regeering deelnemen aan de zittingen van het comité, dat heden in het Vredespaleis bijeen komt, terwijl hij tevens zal pleiten in het arbitrale geschil over de kwestie radi'o-orient. Prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruïne naar Genève. - Prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruïne is gisteren naar Genève vertrokken ter bijwoning van een zitting der commissie van kerkelijke leiders uit neutrale landen, welke de geestelijke verzorging der krijgs gevangenen in verschillende landen ter hand zal nemen. Deze commissie werd onlangs ingesteld door de centrale commissie uit den Oecumenischen wereldraad der ker ken met de bedoeling om het werk der ker ken onder de krijgsgevangenen, gelijk dat bestaat, samen te vatten en waar dit noodig mocht blijken, zielzorgers voor dezen arbeid beschikbaar te stellen. Daar Duitschland niet in dezen raad vertegenwoordigd is en Frankrijk en Engeland wel, bleek het ge- wenscht, dat deze commissie verder geheel op eigen verantwoordelijkheid zal handelen. Van de trap gevallen. - In den nacht van Maandag op Dinsdag is de 33-jarige dienstplichtige J. W. L. uit Nijmegen, in zijn legerplaats te Beek (L.) ziek aangekomen. Toen bij zich naar bed wilde begeven, viel hij van de trap, waarbij hij verschillende verwondingen en een hersenschudding op liep. Het slachtoffer is gistermiddag over leden. Dreigend arbeidsconflict. - Gistermid dag zijn op het gemeentehuis te Roermond onder leiding van den waarnemend rijksbe middelaar in het vierde district, den heer K. P. J. Bloemers, de partijen, betrokken bij een dreigend conflict in de Limburgsche dakpannenindustrie, bijeengekomen. Het resultaat der besprekingen was, dat de rijks bemiddelaar beide partijen thans een schrif telijk voorstel zal doen toekomen, waarop eveneens schriftelijk zal worden geant woord. DE REIGER OP WEG NAAR EUROPA. Vandaag vliegt het K.L.M.-toestel Reiger terugkeerende van de speciale vlucht naar Johannesburg, de laatste etappe, n.l. van Alexandrië naar Napels. Om ruim half acht (Amsterd. tijd) van morgen vertrok het toestel van Alexandrië, waar voor de laatste maal op deze reis was overnacht. Om kwart voor acht vloog de Reiger van morgen over Kaap Sidero. Om half tien zou het toestel te Athene landen. Een op den voorgrond tredende Zuid- Slavische regeeringspersoonlijkheid zou naar uit Sofia wordt gemeld, tegenover een correspondent van het in Sofia verschij nende dagblad Mir de volgende verklaring hebben afgelegd: „De conferentie te Belgrado heeft bijge dragen tot opheldering van talrijke kwes ties. De naaste toekomst zal de houding too- nen, die Roemenië zal aannemen ten aan zien van Hongarije in de kwestie van Transylvanië en ten aanzien van Bulgarije in de kwestie van de Dobroedsja, evenals de houding van Griekenland ten opzichte van een Bulgaarschen toegang naar de Aegeische Zee. Wat Bulgarije betreft, is men vastbesloten alle offers te brengen en pogingen in het werk te stellen, noodig om het in den Balkanbond te betrekken. Het schijnt, dat de betrokken landen binnen kort in contact zullen treden mét de Bul- gaarsche regeering. Gewezen moet worden op de rol van den Zuid-Slavischen minister van buitenlandsche zaken, Markowitsj, die als groot kenner van Bulgaarsche kwesties en als voorstander van de Bulgaarsch Zuidslavische vriendschap een maximaal streven ontplooit ten gunste van Bulgarije'". Italië en de Entente. De diplomatieke redacteur van Stefam schrijft: De vernieuwing van het pact der Balkan entente in zijn oorspronkelijken tekst, zon der nieuwe verplichtingen, wordt algemeen gezien als een definitief afstand doen van de gedachte der vorming van een blok van militairen aard. De kortelings aan de neu trale landen gerichte oproepen hebben dus geen weerklank gevonden in den boezem der conferentie van de Vier Balkanstaten, waar de wil tot vrede en neutraliteit op nieuw is bevestigd. De conferentie heeft aan den anderen kant geen enkele substantiee- le vordering gemaakt in revisionnistischen zin. Van Roemeensche zijde legt men offi cieel den nadruk op het besluit om hun be langen als onaantastbaar te beschouwen, met behoud van een standpunt, dat gunstig is voor verzoening met de naburen. De problemen, die een beslissend belang heb ben voor de betrekkingen tusschen de en tente en de Donaulanden blijken bijgevolg te zijn uitgesteld. Dit vormt geen gunstig aspect van den algemeenen toestand der Donaulanden, omdat het uitstellen van de ze problemen geen uitgebreider en harmo nieuzer samenwerking vergemakkelijkt. De Europeesche pers blijft het licht werpen op het aandeel, dat de invloed van Italië als groote Balkanmogendheid gehad heeft in de conferentie. In dit verband maakt men op, dat die van Italië in een geest blijkt te zijn, die duidelijk gunstig is voor een politiek van vrede en neutraliteit. Een Hongaarsche uiteenzetting. In een blijkbaar geïnspireerd artikel be spreekt de „Pester Lloyd" de besluiten der Balkanconferentie. Het blad zegt,dat Honga rije jegens de Balkan-entente nooit een on vriendelijke houding heeft aangenomen en altijd alles gedaan heeft om betrekkingen van goede buurschap te onderhouden met de landen der entente, vooral met Zuid-Slavië. Hongarije ontkent ook niet, dat de entente vriendschappelijke verklaringen aan het adres van Hongarije en Italië heeft afgelegd. De zoogenaamde Hongaarsche kwestie schijnt thans een onontkoombaar element van de nieuwe algemeene orde in Europa te zijn geworden. Hongarije en allen, die hechten aan om standigheden, welke een blijvenden vrede in midden-Europa kunnen'tot stand bren gen, zouden liever gezien hebben, dat de conferentie meer hoop had gegeven. De passage van het communiqué der conferen tie, waarin gesproken wordt van de hand having der integriteit van het nationale ter ritoir, herinnert op gevaarlijke wijze aan den geest, die de vroegere kleine entente bezielde. De verklaring van Gafencu, dat de staten, die geen lid van de entente zijn, hun vraagstukken door regionale accoorden zou den kunnen regelen, zou geen practische be- teekenis hebben, als deze niet veel goeds voorspellende uitlating niet van het voort duren van den Status Quo zou beteekenen. Indien Roemenië onder „nationaal territoir" slechts het door Roemenen bewoonde gebied verstaat, zou een dergelijk regionaal verdrag inderdaad den vrede dienen. Maar als dat nationale territoir ook de door groote mas sa's Hongaren bewoonde streken zou bevat ten, is het niet de moeite waard er zelfs maar met een woord over te spreken. De inschikkelijkheid van Hongarije en zijn streven, de tegenwoordige moeilijkhedeh niet te vermeerderen, moeten niemand tot de onjuiste onderstelling verleiden, dat Boeda pest bereid zou zijn de regeling der vitale vraagstukken, voortvloeiende uit het on houdbare verdrag van Trianon, tot in het oneindige uit te stellen. Hongarije is Over tuigd van de rechtvaardigheid zijner zaak, het is zich bewust van zijn plicht en zijn Europeesche missie en het is er zeker van, dat zijn buitenlandsche politiek in dit óp- zicht de volledige goedkeuring zijner vrien den wegdraagt. DE VERKLARING VAN GANDHI. Uit Bombay wordt gemeld, dat Gandhi verklaard heeft: voor zoover de verdediging aangaat, zou het ongewapende en vreedzame Indië willen vertrouwen op den goeden wil van de geheele wereld, hoewel ik toegeef, dat dat voor het oogenblik slechts een dag droom is. Voor zoover het Europeesche belangen betreft, moet de nadruk op het woord Euro- peesch worden weggelaten. Dat beteekent evenwel niet, dat een vrij Indië vrij zou zijn de belangen der Europeanen of andere be langen te confiskeeren". Gandhi voegde hier aan nog toe, dat hij en de onder-koning als vrienden waren uiteengegaan en dat hij be reid is naar Delhi terug te keeren ter her vatting der besprekingen, wanneer de on der-koning dat ook zou wenschen. DE OORLOGVOERING TER ZEE EN DE NEUTRALE SCHEEPVAART. Het Noorsche Journal of Shipping And Commerce (onafhankelijk) veroordeelt krachtig de tegenwoordige oorlogvoering ter zee tegen de neutrale scheepvaart en op pert het denkbeeld van een gemeenschap pelijke actie van de niet-ooilogvoerende landen. Het blad vraagt zich af, wat de Oslogroep of de Volkenbond zal gaan doen. SARADJOGLOE TE SOFIA. De Turksche minister van buitenland sche zaken, Saradjogloe, is gister te Sofia aangekomen. Hij werd aan het station verwelkomd door den Bulgaarschen pre mier, Kiosseiwanof, en verscheidene diplomatieke, vertegenwoordigers. De Turksche minister Saradjogloe en zijn echtgenoote zijn door koning Boris ontvangen en daarna gister weer huis waarts gekeerd. EINDE VAN ZWERVEND LEVEN DER ZIGEUNERS IN HET PROTECTORAAT. Uit Praag wordt gemeld: Sinds den len October is in het gebied van het protectoraat de verordening van kracht over de nederzetting der tot dusver vrij rondzwervende zigeunergroepen. De zigeuners moeten hun zwervend leven op geven, zich een vaste woonplaats uitkiezen en een beroep uitoefenen. Voornamelijk zullen zij in den landbouw te werk worden gesteld. Zigeuners die geen gewoon beroep willen uitoefenen, zullen in arbeidskampen bijeen worden gebracht. De meeste zigeuners zijn het vorig jaar geëmi greerd naar Slowakije en Polen. De groot ste zigeunerkampen bevinden zich op het oogenblik in het zuiden van Moravië en in de omgeving van Brno. Het aantal in het Moravische deel van Slowakije wonende zigeuners bedraagt rond 4000. GEEN PASSAGIERS IN MILITAIREN DIENST OP JAPANSCHE SCHEPEN. Deminister van buitenlandsche zaken Arita, heeft in het Hoogerhuis medegedeeld, dat de Japansche scheepvaartmaatschappijen opdracht hebben gekregen, passagiers in actieven militairen dienst uit te sluiten van het vervoer op Japansche schepen. De Japansche regeering heeft de Londen- sche regeering hiervan op de hoogte ge steld. HOOVER DRINGT AAN OP UITBREIDING VAN AANTAL „G-MEN". Hoover, de chef van het Amerikaansche Federaal Bureau van Instructie, heeft het congres verzocht, ed noodige gelden be schikbaar te stellen om het aantal g-men, wier taak het is, te letten op spionnen en ondergrondsche bedrijvigheid te onderdruk ken, op 450 te brengen. Lawrence Duggan, de chef van de afdee- ling Latijnsch Amerika va nhet staatsdepar- tement, heeft voor de ondercommissie voor de credieten uit het Huis van Afgevaardig den verklaard, dat Europeesche naties op het westelijk halfrond uitgebreide politieke en militaire belangen bezitten en dat het wel gewenscht zou zijn, nauwkeurig te letten op de activiteit Europeesche naties in de beide Amerika's. Ongeveer drie jaar gele den, aldus Duggan, zijn vreemde naties zich zeer voor het westelijk halfrond gaan interesseeren, niet alleen om den handel uit te breiden, doch ook om politieke en mili taire redenen, met het oog op de toekomst. DE OORLOG TER ZEE. Volgens een officieele Britsche mededee- ling zijn door het optreden der Duitsche strijdkrachten in de week, die eindigde op 4 Februari, 8 Britsche schepen met een to tale tonnage van 25.069 en 6 neutrale sche pen met een tonnage van 17.546 tot zinken gebracht. DE WINTER IN ENGELAND. De zware sneeuwval van 27 Januari heeft in geheel Engeland verliezen en schade ver oorzaakt, die erger waren dan ooit door weersomstandigheden in de twintigste eeuw zijn voorgekomen. De spoorwegen hadden het meest te lijden. 1500 mijl spoor lijn werden geheel geblokkeerd door de sneeuw. Tientallen treinen uit het noorden werden geheel vernield. Vele honderden mijlen telegraaf- en telefoonlijnen werden vernield. Eenige sneeuwploegen, die uitge zonden waren om treinen, in het noorden te bevrijden, werden zelf in de seeuw bedol ven. Voor iederen sneeuwploeg moesten niet minder dan vier locomotieven gebruikt worden, voordat men er in slaagde de be vroren sneeuw in te snijden. Ongeveer 2000 reizigers werden geisoleerd in treinen, ergens nabij de grens van Schotland. Het verkeer op den weg stond practisch in het grootste deel van het land stil. Rundvee en schapen werden op de berghellingen in de sneeuw begraven en honderden dorpen wer den afgesneden van leveranties. Het Lon- densche passagiersvervoer stond tegenover den ergsten toestand, dien het nog ooit ont moet had. Niet alleen het verkeer werd door de weersomstandigheden belemmerd, ook de onderdeelen der treinen zelve, zoo- als automatische deuren, remmen e.d. func- tionneerden niet. InNorthumberland, West- moreland, Cumberland, Yorkshire, Oost- Lancashirê en Derbyshire waren de wegen geblokkeerd door opgewaaide sneeuw, die zes tot acht voet hoog lag. Het merendis- trict, waar de sneeuw tot twintig voet hoog was opgewaaid, zag er uit als een tweede Zwitserland. In de meer afgelegen dalen la gen de boerderijen bijna geheel onderge sneeuwd en van de vacantiehuisjes was niets meer te zien. Voor het eerst sinds vijftig jaar kon men loopen over dat deel van de rivier Trent, waar eb en vloed dui delijk werken. Dit deel loopt van de Humber tot boven Gainsborough. De Tyne was op de bovengedeelten dichtgevroren. De in Schot land geisoleerde troepen werden van het noodige voorzien door middel van uit vlieg tuigen neergelaten valschermen. CAMPAGNE TEGEN LOSLIPPIGHEID. De regeering heeft vandaag een groote campagne tegen loslippigheid op touw gezet. Overal in Engeland zullen millioenen aan plakbiljetten, geteekend door bekende ar- tisten, de burgers aansporen, te waken voor onvoorzichtige uitlatingen. Een der affiches vertoond een zinkend schip, met het onder schrift „enkele zorgelooze gespróken woor den kunnen dit beteekenen' In het Lagerhuis heeft Chamberlain mee gedeeld, dat nieuwe wettelijke maatregelen worden overwogen, op grond waarvan in zeer ernstige gevallen van het uitlokken en het onthullen van nieuws aan den vijand de doodstraf zal kunnen worden toegepast. BEZUINIGING OP BRANDSTOFFEN IN NOORWEGEN. Wegens een tijdelijke vermindering in den aanvoer van brandstoffen, hebben de auto riteiten besloten, bepaalde Beperkingen op de verwarming van huizen toe te passen. Zoo mag de temperatuur in kamers niet hooger zijn dan 18 graden en in kantoren en verga derzalen niet hooger dan 15 graden. Boven dien zal in vertrekken met warm water voor ziening, 't warme water slechts op twee ach tereenvolgende dagen in elke periode van drie weken ter beschikking mogen zijn. DE SPHINX. De Engelsche mijnenveger Sphinx, die op de Noordzee is gezonken, terwijl hij naar een haven werd opgesleept, is op de kust gespoeld. Het schip ligt met de kiel naar boven aan het strand. Het wordt be waakt door een gewapende marinewacht. Men zal een gat in den scheepswand moe ten snijden om in het inwendige te kunnen doordringen. Wanneer het eb is, kan men den mijnenveger zien liggen. Van de kust kan men de lijken van vier leden der be manning zien. Zij konden nog niet worden geborgen. TEGEN BUITENLANDSCHE INLICH TINGENDIENSTEN IN BELGIE. Een communiqué der regeering brengt de wettelijke bepalingen in herinnering, waarin verboden wordt inlichtingen te verstrekken, of medewerking te verleenen aan inlichtingendiensten van buitenland sche mogendheden. Het communiqué voegt hieraar. toe, dat de ervaring van 1914 tot 1918 bewezen heeft, dat dergelijke inlichtingendiensten de neiging hebben zich te vestigen op gebied van neutrale staten. Deze ervaring wordt bevestigd en het functionneeren op Belgisch gebied van deze diensten kan ernstig de neutraliteit van België compromiteeren. Daarom is de regeering vastbesloten te waken voói een Strenge toepassing van de wet. GEEN DUITSCHE HULP AAN RUSLAND TEGEN FINLAND. Het-Duitsche Nieuwsbureau deelt mede: De Engelsche pers en radio hebben den laatsten tijd herhaaldelijk gemeld, dat Duitsche officieren en technici in Russi- schen dienst zouden zijn getreden, dat Duitsche schepen munitie en artillerie voor de Russische troepen naar Petsamo en Moermansk zouden hebben gebracht, dat een ruil van Duitsche oorlogsschepen tegen Russische duikbooten zou zijn ge schied enz. In verband hiermede wordt officieel vastgesteld, dat: 1. Rusland nooit gevraagd heeft om ondersteuning van welken aard ook tegen Finland. 2. Duitschland nooit militaire onder steuning, van welken aard ook, in het Russisch-Finsche conflict aan Rusland heeft verleend. EEN VERKLARING VAN HALIFAX IN HET HOOGERHUIS. In het Hoogerhuis heeft lord Halifax een verklaring afgelegd over de besprekingen tusschen Engeland en Japan in zake het in cident met de Asama Maroe. Halifax zeide het volgende: Na onderzoek is gebleken, dat sommigen van de 21 Duitschers, die van de Asama Maroe zijn afgehaald, betrekkelijk onge schikt zijn voor den militairen dienst. Met behoud van haar rechten, heeft de Britsche regeering besloten zich bereid verklaard, negen van deze mannen in vrijheid te stel len. Te zijner tijd zullen zij worden overge geven aan de bevoegde Japansche autoritei ten. Inmiddels hebben de Japansche scheep vaartmaatschappijen opdracht gekregen voortaan passage te weigeren aan eiken per soon van een oorlogvoerend land, die deel uitmaakt van de gewapende macht of ver dacht wordt daarvan deel uit te maken. Met handhaving van haar meening over de legale positie in deze zaak, verwacht de Britsche regeering, dat dergelijke incidenten als die verband hielden met de Asama Maroe in de toekomst vermeden kunnen worden. TWEE TERRORISTEN TERECHTGESTELD. Te Birmingham zijn vanochtend Peter Barnes en James Richards, die wegens medeplichtigheid aan een door het Ier- sche republikeinsche leger georganiseer- den bomaanslag ter dood waren veroor deeld, terechtgesteld. Barnes en Richards zijn vanochtend te 9 uur terecht gesteld. Voor de gevangenis te Birmingham maande de politie tot door- loopen aan. Op het oogenblik van de te rechtstelling bleven de voorbijgangers met ongedekt hoofd staan. Te Dublin heeft het belicht van de execu tie groote teleurstelling gewekt. Er werden geen betoogingen gehouden, doch de atmos- meer was eenigs2ins gespannen en ver scheidene sportgebeurtenissen van vandaag zijn uitgesteld. DOOR WILKIE COLLINS NEDERLANDSCHE BEWERKING VAN A. A. HUMME Jr. r 9) Mijn dochter was van meening, dat mijn heer Franklin zijn geluk maar moest be proeven,voor het zoover was, en ik moet zeggen, dat hij inderdaad alles in het werk stelde om zijn nicht gunstig voor zich te stemmen. Hoewel hij een zwaar rooket was, ontzegde hij zich dit genot onmiddel lijk, toen juffrouw Rachel zei, dat zij de lucht van sigarenrook in zijn kleeren zeer onaangenaam vond. Hij sliep door deze ont bering zoo slecht, gewend als hij was aan den kalmeerenden invloed van de tabak, dat hij iederen morgen bleek en vermoeid beneden kwam en juffrouw Rachel er zelf op aandrong, dat hij het rooken zou her vatten. Maar neenl Hij wilde niets doen, dat haar den geringsten last zou veroorzaken; hij zou zich tegen deze gewoonte dapper verzetten en vroeg of laat zijn normalen slaap terug krijgen. Een dergelijke toewij ding zou, zooals ook bij het personeel op- geumti werd, zeker haar uitwerking op juffrouw Rachel niet missen, vooral niet, nu zij werd gesteund door het gemeen schappelijke werk aan de deur. Den negentienden kregen wij bezoek van den dokter, dien wij hadden laten komen voor Rosanna Spearman. Haar eetlust, die voordien nooit groot geweest was, was ge heel verdwenen en zij kwam iederen mor gen met roodbehuilde oogen beneden. Op zekeren dag zag Penelope, dat zij van mijn heer Franklin toilettafel een roos weg nam, die juffrouw Rachel hem gegeven had om in zijn knoopsgat te dragen, en er een andere voor in de plaats legde, die zij zelf had geplukt. Den twintigsten kwam er bericht van mijnheer Godfrey, dat hij besloten had, dien nacht te Frisinghall door te brengen, daar hij zijn vader over zaken moest raad plegen. Hij zou den volgenden middag met zijn beide oudste zusters te paard overko men. Een beeldig porceleinen doosje, be doeld als verjaardagsgeschenk voor zijn nicht, vergezeldehet epistel. Mijnheer Franklin had haar slechts een eenvoudig hangertje gegeven, doch Penelope zoo koppig zijn vrouwen nu eenmaal bleef erbij, dat mijnheer Franklin het toch zou winnen. HOOFDSTUK VIII. Op den 21sten Juni, den verjaardag van juffrouw Rachel, hadden mijnheer Frank lin en -ik een onderhoud naar aanleiding van den Maansteen en er werd besloten, dat hij na de lunch naar Frisinghall zou rijden om den steen te halen, waarbij hij op den terugweg waarschijnlijk vergezeld zou wor den door mijnher Godfrey en diens beide zusters. Nadat dit besluit genomen was, bracht hij den morgen verder door in gezelschap van juffrouw Rachel, waarbij zij de laatste hand legden aan de beschildering van de deur. Zij waren er wat trotsch op, dat zij het werk op haar verjaardag hadden afge kregen en zeer met de uitvoering ervan in genomen. Mijnheer Franklin at haastig en begaf zich naar Frisinghall, om, zooals hij voor gaf, zijn neef en nichten af te halen. Daar dit een van de feestelijke gelegen heden zou zijn, waarbij ik zelf aan de dien tafel zou staan, om een oogje op den goe den gang van zaken te houden, had ik tot taak het personeel te instrueeïen dat aan tafel zou bedienen. Na dit ge daan te hebben en voor de wijnen te heb ben gezorgd, ging ik naar mijn kamer om een slaapje te doen, waaruit ik gewekt werd door 't getrappel van paardenhoeven Ik begaf mij hierop naar buiten om het ge zelschap, bestaande uit mijnheer Franklin en zijn drie familieleden uit Frisinghall, vergezeld van een stalknecht, te ontvangen. De beide heeren schenen niet erg opge wekt, maar de dames waren zoo vroolijk en luidruchtig, dat zij ruimschoots 't even wicht herstelden. Alles wat zij deden ging gepaard met veel lawaai en zij giechelden en gilden van het lachen, te pas en te on pas echte druktemaaksters. Ik kon hierdoor ongemerkt aan mijnheer Franklin vragen, of hij den diamant had, waarop hij knikte en op zijn zak wees. „Heb je iets van de Indiërs gemerkt?" vroeg hij. Op mijn ontkennend antwoord, vroeg hij waar mijn meesteres zich bevond en ging daarop direct naar haar toe. Geen minuut later werd er gebeld en Penelope kwam zeggen, dat mijnheer Franklin Blake juf frouw Rachel graag wilde spreken. Toen ik een half uur later door de vesti bule liep, hoorde ik luide uitroepen van be wondering uit de zitkamer komen en onder voorwendsel, dat ik nog iets wilde weten omtrent het diner, ging ik naar binnen en zag juffrouw Rachel met een uitdrukking van verrukking bij de tafel staan, de be ruchte diamant in haar hand. Ter weers zijden knielden de meisjes Ablewhite, die kreten van extase slaakten; mijnheer God frey klapte als een kind in de handen en riep uit: „Voortreffelijk, voortreffelijk!" Mijnheer Franklin zat bij de boekenstan- daard en hield zijn blik gevestigd op zijn tante, die het gezelschap den rug had toe gekeerd en bij het raam het uittreksel van het testament van den kolonel stond te le zen. „Kom over een half uur in mijn bou doir", zei ze, toen ik om instructies vroeg, en ik zag, uit de wijze waarop zij haar voorhoofd fronste, dat zij niet bijster goed geluimd was. Voor ik de kamer had kunnen verlaten, hield juffrouw Rachel mij terug, door uit te roepen: „Kijk eens, Gabriël!" terwijl zij den diamant ophield, die in het binnen- stroomende zonlicht fonkelde. Het was werkelijk een prachtige steen, bijna zoo groot als een kievietsei. Het licht, dat er uit straalde was als van de volle maan en als men er in keek, leek het alsof men in een onpeilbare diepte zag, even onmetelijk als de hemel zelf. Wij slo ten de gordijnen en in het duister bleef de steen zijn stralen uitzenden, zoodat ik even eens onder den indruk kwam en bijna even luid „O" had geroepen als de nichtjes. Toen ik mij na een half uur bij mijn meesteres vervoegde, hielden wij een ge sprek, dat in hoofdzaak neerkwam op het geen ik reeds met mijnheer Franklin bij het Beefzand besproken had, behalve dat ik geen melding maakte van de goochelaars om mijn meesteres niet ongerust te maken. Toen zij mij liet gaan, begreep ik, dat zij den kolonel de kwaadste bedoelingen toe schreef en dat zij er alles op zou zetten, den Maansteen uit haar dochters bezit te krfjgen. Op den terugweg naar mijn kamer ont moette ik mijnheer Franklin, die mij vroeg, of ik zijn nicht Rachel niet gezien had. Op mijn ontkennend antwoord vroeg hij waar mijheer Godfrey was. Ik wist dat evenmin, doch vermoedde, dat die wel in de buurt van juffrouw Rachel zou zijn te vinden. Hij trok zich hierop in de bibliotheek terug en sloeg de deur met een slag dicht, waaruit ik genoeg kon afleiden. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 7