De beteekenis van de Mannerheimlinie.
KIORTHCTATE
Qememtecadett
NOTITIE-BOEKJE.
Parachutisten zijn niet gevaarlijk.
EGMOND AAN ZEE
UIT DE OUDE DOOS.
H. J. BRUSSE:
UIT MIJN
ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 10 FEBRUARI 1940.
DERDE BLAD.
f (Van onzen militairen medewerker)
Het zijn roerige dagen geweest, die
eerste dagen van Februari, want zoowel
de Russen als de Finnen hebben allerminst
stil gezeten en den tegenstander rust ge
gund, noch op den grond, noch in de lucht.
Wat de luchtdienst betreft, wordt de
Invloed van de versterkingen, welke den
Finnen van verschillende zijden toestroo-
men, goed merkbaar. Zij zijn ook op dit
gebied tot het offensief overgegaan en
hebben op 30 Januari een aanval in het
groot ingezet tegen de Russische oorlogs
bodems voor Kroonstad en op vliegvelden
in Estland, tevens hebben zij op aanvoer-
wegen op de Karelische landengte trans
portcolonnes bestookt. De Russen werken
natuurlijk met groote getallen en veront
rusten Zuid-Finland met honderden vlieg
tuigen tegelijk. Volgens Finsche berichten
hebben de Russen zeer goede machines en
kunnen de piloten daarmede goed over
weg, doch hun mitrailleurschieten, evenals
het bommenwerpen, zou zeer slecht gericht
zijn, vandaar de betrekkelijk kleine ver
liezen der Finnen, terwijl de Russen al
minstens 300 machines verloren hebben.
Wat hier niet mede strookt, eveneens vol
gens Finsche berichten, is het zuivere tref
fen als het ziekenhuizen of kerken betreft.
Zelfs deze ongeëvenaard dappere en spor
tieve strijders, kunnen zich blijkbaar niet
losmaken van de traditioneele gruwelbe-
richten, waar het acties van den vijand
betreft, die steeds veel vrouwen, grijs
aards en kinderen doodt, inplaats an sol
daten, en die liever ziekenhuizen vernielt
inplaats van spoorbruggen, stations en
geschutsopstellingen, gruwelen, die in
eiken oorlog tot vervelens toe worden op-
gedischt. Welke domheden de Russen in
dezen veldtocht ook hebben getoond, in
elk geval zullen zij wel zoo verstandig zijn
liever hun kostbare bommen te bestemmen
tegen doelen, waarvan zij zelf last kunnen
krijgen (militaire doelen) dan daarmede
ongevaarlijke zieken, vrouwen, kinderen
en grijsaards te dooden. Men vraagt zich
zelf bovendien af, wat men op deze wijze
van de andere berichten kan gelooven. Op
de Karelische landengte hebben de Russen
de Mannerheimlinie sedert 1 Febr. heviger
aangevallen dan tot dusverre had plaats
gehad. Hun hoofdaanval was gericht tegen
Summa (het centrum der stelling). Zij
maakten behalve van zeer he-'dg en aan
houdend artillerievuur en 130 bombarde
mentsvliegtuigen, thans van een nieuw
strijdmiddel gebruik n.l. gepantserde sle
den, welke door tanks werden vooruitge-
duwd .Deze sleden zijn geheel door pant
serplaten, ondoordringbaar door mitrail
leurkogels, afgedekt; het grondvlak is 3 bij
4 M. en kan dus een geheele mitrailleur-
groep verplaatsen. De aanval had plaats
achter een rookgordijn; dicht bij de voor
ste steunpunten der linie verlieten de mi-
trailleurgroepen de sleden en vielen aan,
gesteund door het vuur uit de tanks. Door
snelle aanvoer van versterkingen en sa
mentrekking van het artillerievuur op het
bedreigde deel der stelling, wisten de Fin
nen dezen aanval nog net op het nippertje
af te slaan. Op 2 Febr. volgde een derge
lijke aaanval tegen den rechtervleugel der
linie, dus meer bij de kust. De Russen
maakten hier weer langdurig gebruik van
hun zware geschut van 24 cM., bovendien
hebben zij op de spoorlijnen verplaatsbaar
spoorweggeschut, marinegeschut op spoor
wagens gemonteerd; met dit geschut wordt
Viborg (25 km achter de stelling) voort
durend beschoten .De Finnen kunnen geen
gelijkwaardig geschut daar tegenover stel
len. Hoe goed het echter gezien is van
Maarschalk Mannerheim om reeds sedert
1938 deze stelling op de landengte in te
richten, blijkt thans. Hij heeft een gepen-
sionneerd genie-generaal van het Belgi
sche leger, die groote ervaring had opge
daan met den aanleg der Belgische ver
sterkingen, verzocht de stelling te pro
jecteeren. Hoewel deze linie natuurlijk
geen Maginotlinie kan zijn met onder-
grondsche kazeAes, is zij toch zeer sterk,
aangezien alle geschut- en mitrailleur
opstellingen in kazematten zijn onderge
bracht en het afweervuur dus onuitdoof-
baar is.
Volgens Russische berichten hebben de
tegenwoordige aanvallen nog niet de be
doeling de stelling te doorbreken, doch
slechts het zoeken naar zwakke plekken,
en dienen dus als voorbereiding voor den
grooten aaanval, zoodra de dooi invalt.
Hos dan ook, deze aanvallen vorderen
thans reeds de grootste krachteinspanning
van de beperkte Finsche strijdkrachten,
de toekomst blijft dus somber. Het zal
Finland wel vergahn als den eerlijken
zakenman, die buiten zijn schuld dreigt
onder te gaan, ieder heeft medelijden, en
betuigt sympathie, helpt ook wel met
kleine vriendelijkheden, doch de eenig
reddende financieele steun blijft achter
wege. Rodekruishulp is prachtig, doch
daarmede kunnen zij de Russen niet van
't lijf houden.
Vanzelfsprekend laten de Russen, terwijl
zij hevig aanvallen op de Karelische
landengte, hun tegenstanders niet met
rust aan de noordoostzijde van het Lado-
gameer. Hoewel de Finnen hier alle aan
vallen hebben afgeslagen en zelfs steun
punten op de Russen hebben veroverd,
blijven deze laatste ook hier aanvallen en
brengen hier, volgens de Finnen, hunne
beste divisies in het vuur, voorloopig ech
ter zonder succes.
Verder naar het noorden bij Kuhmo,
waar een maand geleden zoo hevig gestre
den is om den inval in de wespentaille af
te weren, vallen de Finnen thans weer
aan. Hier heeft de 54e Russische divisie
zich in afwachting van gunstiger weer
verschanst. Hun sterkte moet 20.000 man
bedragen, doch daar de Finnen hadden
vernomen, dat de levensmlddelenaaanvoer
hier weer hokte, besloten zij, versterkt
met eenige Zweedsche afdeeligen vrijwil
ligers, ondanks hun sterkte van 8000 man,
thans tot den aanval ever te gaan en wel
door beide flanken aan te pakken, terwijl
de beroemde ski-afdeelingen den aanvoer
door vernielen, van den eenigen verbin
dingsweg, en aanvallen op de auto-colon
nes, verder belemmeren.
De strijd in dezen sector speelt zich
voornamelijk af bij de plaatsjes Kuhmo en
Rasti. Berichten vermelden, dat verster
kingen voor de Finnen onderweg zijn; zij
blijven alles op 't spel zetten om den door
tocht der Russen naar de Bothnische Golf,
en daarmede afsnijden van het verband
met Zweden, tegen te gaan. De Russen
hebben in dezen sector afdeelingen Sibe
rische skitroepen aangevoerd, doch volgens
de Finnen kunnen deze niet op tegen hun
eigen goed geoefende ski-afdeelingen. Men
kan er van overtuigd zijn, dat ook in de
komende dagen in dezen sector en vooral
bij Rasti, stevig gevochten zal worden. De
berichten betreffende parachutisten, wel
ke achter de Finsche fronten neerdalen,
moet men niet te ernstig nemen, het kun
nen slechts kleine afdeelingen zijn, die
wel gevangen genomen zullen worden, wat
de Russen zich van deze afdeelingen voor
nut voorstellen, is onbegrijpelijk.
I H Bl'feNDEP +JÖCABÊTTËS|_
De gemeenteraad vergaderde Donderdag
avond onder voorzitterschap van burge
meester C. J. Eyma.
De heer Prins maakte bezwaar tegen
de notulen, waarin niet was opgenomen,
dat de raad besloten had, dat aannemer
Bakker alleen zand mocht weghalen als er
acht Egmonders aan werkten tegen 5 Alk-
maarders. Daardoor achtte hij zijn recht
van beroep op Gedeputeerde Staten verval
len, dat dit besluit door den burgemeester
niet uitgevoerd was.
De secretaris wes er op, dat dit laat
ste niets met de notulen te maken heeft,
terwijl z.i. het bewuste niet in de vorige
raadsvergadering was besloten. De notulen
werden na uitvoerige discussie tenslotte on
veranderd goedgekeurd.
Onder de ingekomen stukken was een
verzoek van den Alg. Ned. Politiebond om
bij de salarieering rekening te houden met
de stijging van den levensstandaard. De
raad besloot dit voor kennisgeving aan te
nemen, daar de tijd voor salarisverhooging
nog niet gekomen is en dan algemeen zou
moeten zijn.
Besloten werd aan de r.k. lagere school
voor 1940 een voorschot voor de exploitatie
kosten te verleenen van 575 en aan de
chr. school van 588.
Besloten werd met de Bank voor Neder-
landsche gemeenten een leening aan te gaan
van 81.113.75, tegen een rente van 4 yi pet.
bij parikoers.
Besloten werd de werkloosheidsuitgaven
voor 1939 op de begrooting te verhoogen
van 57.000 tot 87.000.
Grondverkoop.
B. en W. stelden voor aan den heer Dor-
resteijn te verkoopen ongeveer 35 M2. grond
bij zijn perceel aan de Julianastraat voor
1 per M2.
De heer S n o e k s vond den prijs te hoog.
Voor de gemeente is de grond waardeloos.
Ook de heer v. d. Borden was eerder
voor een lageren prijs en wilde den grond
zelfs cadeau geven.
De voorzitter achtte dit onjuist.
Voor den heer Dorresteijn heeft deze grond
wel degelijk waarde.
Ook de heer Gravemaker achtte den
prijs normaal, evenals de heer Blok.
Het voorstel van B. en W. werd aange
nomen met de stemmen van de heeren
Snoeks en v. d. Borden tegen.
Benoeming leden maatschappelijk
hulbetoon.
Wegens uitbreiding van het aantal leden
van 5 tot 7 moesten twee leden in het be
stuur van Maatschappelijk Hulpbetoon ge
kozen worden. Bij eerste stemming werd
gekozen de heer Joh. Koeman, bij tweede
stemming, na herstemming, de heer H. de
Goede.
Rondvraag.
De heer Gravemaker betreurde het dat
de B-steun zoo laat wordt gegeven. Er
moet dan maar een ambtenaar méér be
noemd worden, als het daaraan ligt.
De voorzitter betreurde het even
eens, maar er is niets aan te doen. De oor
zaak is het groote aantal werkloozen en te
weinig personeel.
De heer Gravemaker pleitte voorts
voor uitbreiding van 't aantal urinoirs, een
vereischte voor de badplaats.
De voorzitter zou hieromtrent bij de
begrooting een voorstel verwacht hebben.
De moeilijkheid is voorts, waar deze uri
noirs geplaatst moeten worden.
De heer v. d. B o r d e n betreurde het, dat
thans de pastorie verontreinigd wordt, ter
wijl het urinoir toch vlak bij is.
De heer Snoeks weet dit aan de niet-
officieele opening, dus onvoldoende bekend
heid. (Hilariteit).
De heer Gravemaker kwam nog eens
terug op het weghalen van zand met Alk-
maarsche werkkrachten en de niet-tewerk-
stelling van Egmonders aan de Grebbelinie.
De voorzitter meende dat de ge
meente blij moest zijn zóó van het zand af
te komen en zei voorts,' dat de heer Grave
maker wat de Grebbelinie betreft geen
oude koeien uit de sloot moest halen.
Wethouder Schippers: „Die koe is al
lang afgeslacht" (Vroolijkheid).
De heer Gravemaker pleitte nog voor
tewerkstelling van ambachtslieden in de
werkverschaffing, waartegen de voorzitter
geen bezwaar had.
De heer Blok bepleitte voorziening
t.a.v. de rioleering, daar de Voorstraat bij 't
Pompplein nu weer blank stond.
Besloten werd het hoogheemraadschap te
vragen of hier geen voorziening in te tref
fen is.
De heer v. d. Borden informeerde hoe
B. en W. nu dachten over het houten ge
bouwtje aan de Boulevard, waarover hij
interpelleerde.
De voorzitter deelde mee, dat B. en
W. daar geen bezwaar tegen hadden.
De heer v. d. Borden achtte de schoon
heid er niet mee bevorderd. Trouwens niet
alleen op naleving der bouwverordening
maar ook naar naleving der politieverorde
ning wordt niet gekeken.
De voorzitter bleef erbij, dat B. en
W. er niets aan wenschen te doen. Of hier
tegen beroep bestaat, kon .hij niet mededee-
len.
Mag de veldwachter iets anders
dan politie-diensten doen?
De heer Prins had schriftelijke vragen
ingediend. Hij wenschte te weten waarom
de veldwachter bodewerk verricht, speciaal
bij geldzendingen en of de bode Staal hier
bij soms niet voldeed. De veldwachter bracht
ook het geld rond dat uit Duitschland kwam.
Voorts werkte hij bij den strandvonderijver
koop en aan de regeling der evacuatie. Ook
zit hij in de reddingboot.
De voorzitter ontkende dat bode
Staal hier niet zou voldoen. De bedoelde
boodschap deed de veldwachter, toen hij
toch in Alkmaar moest zijn. Dat hij in de
reddingboot zit keurde de commissaris der
koningin goed. De regeling der evacuatie
was dermate gewichtig dat het verantwoord
was de politie daarvoor aan het gewone
werk te onttrekken.
Inhouding van huur op den steun.
De heer Prins diende voorts een schrif
telijke motie in betreffende inhouding van
huur op den steun. Dit mag het steunor-
gaan van den minister, als de huur redelijk
is. De meerderheid van B. en W. acht de
ingehouden huren redelijk. Hij stelde den
raad voor het steunorgaan dringend in over
weging te geven te bevorderen, dat de hu
ren op een redelijk peil worden terugge
bracht. Veel was met deze motie volgens
den heer Prins zelf niet te bereiken. De
raad kan echter de meening van B. en W.
openlijk afkeuren. De huren die worden in
gehouden zijn niet redelijk.
De heer Gravemaker meende, dat de
heer Prins hiermee 4 jaar te laat komt. Bo
vendien is er een commissie die hiervan
werk kan maken. Bovendien zijn er men-
schen, die
Wethouder Schippers meende, dat
men er niets mee te maken heeft of de
menschen schuld hebben. De heer Grave
maker pleit voor den huisbaas.
De heer Gravemaker ontkende dit
en wenschte niet te pleiten voor een be
paalde groep en geen reclame te maken.
De heer Blok achtte de gevraagde uit
spraak onbegrensd. Welke huizen bedoelt
men?
De heer Broek vroeg wat de raad ermee
noodig heeft.
De voorzitter meende dat de raad al
leen onbewoonbaar kan verklaren. Met de
hoogte der huren heeft de raad niets te ma
ken.
De heer v. d. Borden meende dat de
raad wel te maken had met de inhouding
van te hooge huren.
De voorzitter: „Nee, niets, dat beoor
deelt het orgaan van steunverleening".
Weth. Schippers achtte een uitspraak
van den raad over de redelijkheid der huren
mogelijk. Verder beoordeelt het orgaan,
maar de raad kan de meening van het
orgaan in het openbaar afkeuren.
De voorzitter wees op het gevaar,
dat bij niet-inhouding de kans bestaat, dat
menschen die niet betalen konden en schuld
hebben, op straat komen.
Wist u dat in de eerste dagen van
Januari 1809 zooveel sneeuw viel, dat van
18 geen post, postwagen noch eenig
ander rijtuig van Haarlem kon komen. Dat
den 6en Januari een oproep werd gedaan
aan allen, die sneeuw wilden verwerken,
om zich met eigen gereedschappen aan de
Friesche poort te vervoegen, teneinde het
woonhuis van de houtzaagmolen de
Liefde aan de Koedijkervaart, uit de
sneeuw te graven, daar de bewoners niet
dan door een zoldervenster konden uit- en
ingaan.
Dat tot Beverwijk de sneeuw werd weg-
gegraven, waaardoor men dacht door een.
droge sloot te gaan?
Dat de koude in December 1812 oorzaakt
was van de vorming van een commissie
welke zich ten doel stelde uitdeeling van
brandstof en warm voedsel? Deze commis
sie was door anderen daartoe financieel in
staat gesteld en gaf behalve brandstoffen
20.000 porties warm eten. 24 Januari
1814 kreeg deze commissie van een per
soon voor het gestelde doel 28 zak witte
erwten, 7 zak grauwe erwten, 32 zak gort,
10 zak boonen, 100 ton aaardappelen en
100 ton turf.
25 Januari 1823 bewoog de hevige koude
burgemeesteren er toe aan behoeftigen,
onder de noodige reserve, dekens ter leen
af te staan. Toenemende koude was oor
zaak dat in dien week ettelijke honderden
tónnen turf aan alle behoeftigen werd uit
gereikt. Zou de strenge koude aanhouden
dan zou nog een uitdeeling volgen.
Dat ook de winter van 1844/45 zoo
streng en langdurig was dat de aanbeste
ding voor het maken van een begraafplaats
op Marken, welke 19 Maart zou plaats
vinden, wegens den vorst moest worden
uitgesteld tot 16 April?
Dat in Januari 1849 te half twaalf tus-
schen Friesche en Tesselschebrug' hard
draverij met paard en arreslee plaats
vond?
Dat in 1755 de vaart 59 dagen door den
vorst was gestremd?
Dat in 1763 de reede van Texel door het
ijs niet te bereiken was en men met arre-
sleden van Enkhuizen naar Stavoren ging?
H. P.
Weth. Broek zou willen dat de voor
stellers kwamen met een specificatie, welke
huren te hoog zijn, dan kan de eigenaar zijn
meening geven.
Weth. Schippers noemde de woning
van den heer St., waar niets van deugt, en
zoo zijn er zooveel.
Weth. Broek verweet weth. Schippers,
dat hij niet algemeen mag spreken. Bij hem
zelf hadden de huurders niets te klagen.
Weth. Schippers weet niet hoe de huizen er
uitzien. Wat de woning van den heer S. be
treft, het gaat weth. Schippers niets aan of
de eigenaar die woning gestolen of gekregen
heeft.
De voorzitter waarschuwde de heeren
niet persoonlijk te worden, waarna de motie,
na nog ampele discussie, werd aangenomen
met 6 stemmen tegen die van weth. Broek.
De heer Prins wenschte terug te komen
op zijn opmerking in de vorige vergadering,
betreffende bevordering van plaatsing bij
de groote vaart. Hij had alleen bedoeld te
bevorderen, dat de menschen gaan, als ze
uit vrijen wil gaan, niet om ze te dwingen.
De heer Blok, die hiertegen de vorige
vergadering ageerde, omdat het gevaar zoo
groot is, handhaafde dat hij geen dwang
wenschte. De heer Prins had dit de vorige
vergadering dan lang niet duidelijk uitge
drukt.
De heer Prins bepleitte tenslotte ver
strekking van reisgeld, als de menschen
werk zoeken.
De voorzitter achtte dit niet moge
lijk. Er is geen regeling en nergens gebeurt
dit.
De heer Prins noemde Beverwijk, doch
dit bleek slechts een incidenteel geval te
zijn geweest, naar de voorzitter geïn
formeerd had.
Hierna sloot de voorzitter de verga
dering.
De voorbereiding om
te gaan leuren.
Toen zat ik met mijn vriend Toon, een
gewezen stoker van de groote vaart, die niet
meer gemonsterd kon worden, omdat de
vuren op de schepen zijn oogen verschroeid
hadden, in een „christelijk geheelonthou
derslogement" in Den Helder, waar de waard
en waardin alle gezelligheid en menschelijk-
heid uit wegkwezelden. Wij hadden eerst
samen allerlei zwerftochten gemaakt, aller
lei avonturen beleefd, en er het doen en
laten van stroopers, jutters, scharrelaars op
zee en dergelijk slag van ruig volk leeren
kennen. Nu zaten we daar dus in die kille
zolderkamer en Toon peinsde er over wat we
verder moesten beginnen. Ineens weer blij
in een ander vooruitzicht stelde ie voor:
Weet je watffe we doene? Me neme hoe
eer hoe liever ons marsie weer op, want
hier in die Blauweknoopsche dooje bedoe
ling versjegrijn je van de vromigheid
Als ik die horre alleen maar zien, waar ze
't voor de bravigheid donker mee houwe,
dan heb ik er al genog van tot hier! Me gane
morge op stap, heelemaal lóópe na Rotter
dam thuis
Lóópe?
Ja, werom niet? Die arremoei hier voor
ons beije het je al veels te veel cente ge
kost Je heb belam niet eens meer genog
voor de trein.
Van 't Nieuwediep na Rotterdam
kuiere? daar hebbe we toch zeker 'n dag
Of acht voor noodig, maat. En hoe wou jij
al dien tijd met ons tweeën leven van die
ééne rijksdaalder, die ik nog over heb?
Da's juist koffie! Voor die cente koope
me negocie en die gane me leure langs de
weg bij de boere Niks waard hoor, we
zijn nou allebei in al dat gescharrel wel zóó
verschooierd, dat ze ons voor een stel ge
droste uit de Krentetuin zulle houwe. Lekker
ongeschore; wassche doene we ons ook nooit
meer. En dan zette we maar 'n armoedig
gezicht Jó, 't is zoo echt. 'k Lach me dood
as 'k ons same nou ook nog met 'n marsie
over de wege zie loope bedele
Dienzelfden avond gingen we nog inkoo-
pen doen Onze christen waard, dien
Toon maar eens gepolst had, had ons 't adres
opgegeven van een zijner broederen. En al
gauw raakten we daar verzeild in diens
groote magazijn van piano's en orgels, maar
serafijnen 't meest om te vragen of ze
daar ook soms van die piepertjes en die
lange blikken fluiten verkochten. Daar kon
mijn makker zoo aandoenlijk op spelen.
Maar de meneer in den winkel vond zulke
sjofele klanten in zijn hel verlichten winkel
danig beschamend. Dus dreef hij ons dadelijk
in den achtersten hoek weg van de spiegel
ruiten. Maar toen hij hoorde, waarvoor we
kwamen, was hij zwaar beleedigd en of we
soms dachten dat hij een snoepkelder hield.
Och meheer" zei ik onderdanig met
me pet in m'n hand: „neemt uwe 't ons assi-
blieft nie kwalijk. We hadde gehoord, dat
uwe zoo'n christelijke meheer was, en nou
daohte we, dat uwe ons meschien an 'n eer
lijk stuk brood zou willen helpe
Me lieve heertje" teemde Toon er
zoo welhaast tekinder doorheen, dat ik op
m'n tanden moest bijten van den lach
„we benne d'r werempel zoo gesjochte antoe.
Met de nachtboot uit Rotterdam hierheen
gekomme, om eerlijk en rechtschape werk.
Maar met de visscherij is 't hier niks meer
gedaan, zal uwe óók wel van wete. Onze
cente ben op, op 'n kleinigheid na, en we
motte werom. Nou wouwe we zien met een
kleine negocie ons kossie te make en dan
gane me te voet na Rotterdam lóópe We
dochte: van die kleine meziekinstrementjes,
da's voor die boere-knape en meisies, altijd
in 't gepaste en ordentelijke, nog weleris
aardig En in zoo'n groote zaak as de uwe
was meschien voor de wederverkoop nog 'n
mazzel te make
Ja" drong ik nog aan „as uwe ons
wou helpe, dan ware we meschien meteen
uit de maling
Toen werd 't aanschijn van den serafijnen-
meneer op eens erg goedgunstig. En terwijl
ie peinzend z'n hand door z'n haren liet
gaan, zei ie zalvend:
Als 't dan is om twee medemensche te
helpe in den strijd om 't leven je be
grijpt, in een groote zaak als de mijne, waar
ik alleen de hoogste élite bedien, kan ik me
niet inlaten met beuzelarijen Maar nu ik
me goed bedenk, heb ik boven op zolder nog
'n partij van dat speelgoed jaren geleden
gekocht voor de kennis. Maar tijdig kwam
mijn geweten in opstand om die ijdele waar
uit te stallen bij de serafien-orgels, die
instrumenten om 's Heeren lof te bazui
nen
Ja ja" zei Toon met 'n knipoog naar
mij „dan hebt uwe zeker ook dat orgel
in de Blauwe knoop hier geleverd?"
Ja juist, om 't ruwe zeevolk te stich
ten
't Snijdt door je ziel!" riep Toon uit in
vervoering. En toen de meneer zich met
een omdraaide om de piepballonnen-des-
duivels en de saterfluiten van boven te
halen, herhaalde m'n makker zachter: ,,'t
snijdt je as 'n wolle sok door je ziel, dat el
lendige jammerhout in die kattenkroeg; en
as 'k 't nog langer most anhoore, kreeg ik er
de godsdienstwaanzin van; belam! Maar pas
hier op je zakke, maat, want gezalfde
weldade, die benne duur hoor reken
maar."
De orgel-koopman kwam van zolder terug
met een kist vol rammelende rommel. Daar
had ie 'n viooltje, 'n violine en 'n harp met
roestige, iele snaartjes; zes klarinetten, waar
van de kleppen gaapten, twee harmoni-
kaatjes, zóó hard uitgedroogd dat ze niet
meer uit- of in te duwen waren; zeven en
dertig roestige mondorgeltjes en drie horens.
Alles oud verlegen kinderspeelgoed, verf
verbleekt en hier en daar er af. En met 'n
van barmhartigheid smeltend gezicht vroeg
de meneer voor 't oudbakken zootje, zóó als
ie 't daar minachtend voor ons neergegooid
had, dat 't kermend opsprong tien gul
den. Want hij wou de rommel toch niet lan
ger in z'n huis houden en omdat hij er
ons „een eerlijk stuk brood" mee wou gun
nen.
't Werkte onweerstaanbaar op Toon's spot
zin. Hij pakte de barrels een voor een op,
blies dwars door de fluiten heen, die niet
wilden fluiten; gierende lucht door de mond-
orgeltjes, die er niet van snerpten, drukte
ineens alle tonen tegelijk tot een schrille gil
uit de verstijfde harmonicaatjes, liet de roest
springen van de ijzeren snaartjes, dat ze
krasten, en besloot toen met dankbare stem,
dat 't eigenlijk nog veels te artestiek was
voor de jongen van die boerekaffers
Ja, want kon je 't allegaar tegelijk in je
mond en je hande douwe, dan wier je in je
eentje 'n orkest as de weergaai
Ja maar zei ik waarlijk een beetje
verlegen „tien gulden! En me heele kapi
taal is 'n rijksdaalder. Daar motte me dan
ook nog één twintig voor een nacht slape
van betale
As je geen cente hebt, kan je niet koo-
pen" viel de heer nijdig uit. „Maar
marcheer dan ook op. Wat heb je .'t mij dan
nog lastig te maken?"
De meheer het gelijk, Jaap", zei
Toon door een verbeten lach. „Me soem-
me 't op. Meschien kan 'k dan alleen nog 'n
kwartje an uwe verdiene, as 'k dat soep
zootje ampesant op de vullesbelt anreik?"
Maar toen we net de deur uit wilden,
riep de broeder in een humane bevlieging:
„Welaan, 'k wil geen behoeftigen onge-
troosd uit m'n huis laten gaan Geef op,
je riksdaalder. Dan krijg je de heele partij
muziek-instrumenten van mij te ge
schenke. 'k Wil jullie 'n kans geve, in de
hoop dat mijn bijstand je tot zegen mag
strekken
Amen!" zei Toon, en hij nam diep z'n
pet af. Vervolgde: „Pak maar op, maat. Wij
prutse die ouwe rotzooi nog wel wat in
mekaar en dan zulle we op ónze beurt zien
d'r de boerekinderen evengoed mee te ver
neurie, in de hoop op de zaligheid voor hier
meheer
Ik stortte niets vroolijk mijn laatste rijks
daalder. De heer zei nog, dat 't kissie niet
in de gift was begrepen.
Maar buiten beloofde mijn blijmoedige
maat mij gouden bergen van onze negocie.
We zouden nu direct op ons kamertje elk
stukkie gaan wrijven en oppoetsen, en de
kleppen en snaren net zoo lang buigen en
spannen tot alles weer fokkelnieuw was.
Voor ons slaapgeld, dat ik nu in onze voor
raden had belegd, zou Toon dan maar z'n
duffelschen jekker gaan verkoopen bij een
neef, die er al eens 'n rijksdaalder voor had
geboden. Daar hielden we dus één dertig
van over. Hij zou er 'n potje wrijfwas en
poetspomade' voor meebrengen, ook bij
den drogist vragen naar goedje om er de
roest af te halen. En voor onder weg ja,
dat zou ie doen: nog 'n flesschie verguld, dat
we er bij de boeren schilderij- en spiegel
lijsten en allerlei opzetjes mee konden op
gouden, tot 't glom, „dat die knotsen er
't staar van in d'r oogen kregen". Nou, voor
't eerste verdiende geld zou ik er dan meteen
nog aangezichtskaarten bij moeten koopen,
om mee te venten allegaar van de liefde,
maar netjes En morgenochtend om zes
uur meteen op 't pad, al zou er met al dat
gedoe en gepruts aan die verteerde barrels
van slapen wel niet veel meer komen
Nadruk verboden.