De beteekenis van de Mannerheimlinie. KIORTHCTATE Qememtecadett NOTITIE-BOEKJE. Parachutisten zijn niet gevaarlijk. EGMOND AAN ZEE UIT DE OUDE DOOS. H. J. BRUSSE: UIT MIJN ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 10 FEBRUARI 1940. DERDE BLAD. f (Van onzen militairen medewerker) Het zijn roerige dagen geweest, die eerste dagen van Februari, want zoowel de Russen als de Finnen hebben allerminst stil gezeten en den tegenstander rust ge gund, noch op den grond, noch in de lucht. Wat de luchtdienst betreft, wordt de Invloed van de versterkingen, welke den Finnen van verschillende zijden toestroo- men, goed merkbaar. Zij zijn ook op dit gebied tot het offensief overgegaan en hebben op 30 Januari een aanval in het groot ingezet tegen de Russische oorlogs bodems voor Kroonstad en op vliegvelden in Estland, tevens hebben zij op aanvoer- wegen op de Karelische landengte trans portcolonnes bestookt. De Russen werken natuurlijk met groote getallen en veront rusten Zuid-Finland met honderden vlieg tuigen tegelijk. Volgens Finsche berichten hebben de Russen zeer goede machines en kunnen de piloten daarmede goed over weg, doch hun mitrailleurschieten, evenals het bommenwerpen, zou zeer slecht gericht zijn, vandaar de betrekkelijk kleine ver liezen der Finnen, terwijl de Russen al minstens 300 machines verloren hebben. Wat hier niet mede strookt, eveneens vol gens Finsche berichten, is het zuivere tref fen als het ziekenhuizen of kerken betreft. Zelfs deze ongeëvenaard dappere en spor tieve strijders, kunnen zich blijkbaar niet losmaken van de traditioneele gruwelbe- richten, waar het acties van den vijand betreft, die steeds veel vrouwen, grijs aards en kinderen doodt, inplaats an sol daten, en die liever ziekenhuizen vernielt inplaats van spoorbruggen, stations en geschutsopstellingen, gruwelen, die in eiken oorlog tot vervelens toe worden op- gedischt. Welke domheden de Russen in dezen veldtocht ook hebben getoond, in elk geval zullen zij wel zoo verstandig zijn liever hun kostbare bommen te bestemmen tegen doelen, waarvan zij zelf last kunnen krijgen (militaire doelen) dan daarmede ongevaarlijke zieken, vrouwen, kinderen en grijsaards te dooden. Men vraagt zich zelf bovendien af, wat men op deze wijze van de andere berichten kan gelooven. Op de Karelische landengte hebben de Russen de Mannerheimlinie sedert 1 Febr. heviger aangevallen dan tot dusverre had plaats gehad. Hun hoofdaanval was gericht tegen Summa (het centrum der stelling). Zij maakten behalve van zeer he-'dg en aan houdend artillerievuur en 130 bombarde mentsvliegtuigen, thans van een nieuw strijdmiddel gebruik n.l. gepantserde sle den, welke door tanks werden vooruitge- duwd .Deze sleden zijn geheel door pant serplaten, ondoordringbaar door mitrail leurkogels, afgedekt; het grondvlak is 3 bij 4 M. en kan dus een geheele mitrailleur- groep verplaatsen. De aanval had plaats achter een rookgordijn; dicht bij de voor ste steunpunten der linie verlieten de mi- trailleurgroepen de sleden en vielen aan, gesteund door het vuur uit de tanks. Door snelle aanvoer van versterkingen en sa mentrekking van het artillerievuur op het bedreigde deel der stelling, wisten de Fin nen dezen aanval nog net op het nippertje af te slaan. Op 2 Febr. volgde een derge lijke aaanval tegen den rechtervleugel der linie, dus meer bij de kust. De Russen maakten hier weer langdurig gebruik van hun zware geschut van 24 cM., bovendien hebben zij op de spoorlijnen verplaatsbaar spoorweggeschut, marinegeschut op spoor wagens gemonteerd; met dit geschut wordt Viborg (25 km achter de stelling) voort durend beschoten .De Finnen kunnen geen gelijkwaardig geschut daar tegenover stel len. Hoe goed het echter gezien is van Maarschalk Mannerheim om reeds sedert 1938 deze stelling op de landengte in te richten, blijkt thans. Hij heeft een gepen- sionneerd genie-generaal van het Belgi sche leger, die groote ervaring had opge daan met den aanleg der Belgische ver sterkingen, verzocht de stelling te pro jecteeren. Hoewel deze linie natuurlijk geen Maginotlinie kan zijn met onder- grondsche kazeAes, is zij toch zeer sterk, aangezien alle geschut- en mitrailleur opstellingen in kazematten zijn onderge bracht en het afweervuur dus onuitdoof- baar is. Volgens Russische berichten hebben de tegenwoordige aanvallen nog niet de be doeling de stelling te doorbreken, doch slechts het zoeken naar zwakke plekken, en dienen dus als voorbereiding voor den grooten aaanval, zoodra de dooi invalt. Hos dan ook, deze aanvallen vorderen thans reeds de grootste krachteinspanning van de beperkte Finsche strijdkrachten, de toekomst blijft dus somber. Het zal Finland wel vergahn als den eerlijken zakenman, die buiten zijn schuld dreigt onder te gaan, ieder heeft medelijden, en betuigt sympathie, helpt ook wel met kleine vriendelijkheden, doch de eenig reddende financieele steun blijft achter wege. Rodekruishulp is prachtig, doch daarmede kunnen zij de Russen niet van 't lijf houden. Vanzelfsprekend laten de Russen, terwijl zij hevig aanvallen op de Karelische landengte, hun tegenstanders niet met rust aan de noordoostzijde van het Lado- gameer. Hoewel de Finnen hier alle aan vallen hebben afgeslagen en zelfs steun punten op de Russen hebben veroverd, blijven deze laatste ook hier aanvallen en brengen hier, volgens de Finnen, hunne beste divisies in het vuur, voorloopig ech ter zonder succes. Verder naar het noorden bij Kuhmo, waar een maand geleden zoo hevig gestre den is om den inval in de wespentaille af te weren, vallen de Finnen thans weer aan. Hier heeft de 54e Russische divisie zich in afwachting van gunstiger weer verschanst. Hun sterkte moet 20.000 man bedragen, doch daar de Finnen hadden vernomen, dat de levensmlddelenaaanvoer hier weer hokte, besloten zij, versterkt met eenige Zweedsche afdeeligen vrijwil ligers, ondanks hun sterkte van 8000 man, thans tot den aanval ever te gaan en wel door beide flanken aan te pakken, terwijl de beroemde ski-afdeelingen den aanvoer door vernielen, van den eenigen verbin dingsweg, en aanvallen op de auto-colon nes, verder belemmeren. De strijd in dezen sector speelt zich voornamelijk af bij de plaatsjes Kuhmo en Rasti. Berichten vermelden, dat verster kingen voor de Finnen onderweg zijn; zij blijven alles op 't spel zetten om den door tocht der Russen naar de Bothnische Golf, en daarmede afsnijden van het verband met Zweden, tegen te gaan. De Russen hebben in dezen sector afdeelingen Sibe rische skitroepen aangevoerd, doch volgens de Finnen kunnen deze niet op tegen hun eigen goed geoefende ski-afdeelingen. Men kan er van overtuigd zijn, dat ook in de komende dagen in dezen sector en vooral bij Rasti, stevig gevochten zal worden. De berichten betreffende parachutisten, wel ke achter de Finsche fronten neerdalen, moet men niet te ernstig nemen, het kun nen slechts kleine afdeelingen zijn, die wel gevangen genomen zullen worden, wat de Russen zich van deze afdeelingen voor nut voorstellen, is onbegrijpelijk. I H Bl'feNDEP +JÖCABÊTTËS|_ De gemeenteraad vergaderde Donderdag avond onder voorzitterschap van burge meester C. J. Eyma. De heer Prins maakte bezwaar tegen de notulen, waarin niet was opgenomen, dat de raad besloten had, dat aannemer Bakker alleen zand mocht weghalen als er acht Egmonders aan werkten tegen 5 Alk- maarders. Daardoor achtte hij zijn recht van beroep op Gedeputeerde Staten verval len, dat dit besluit door den burgemeester niet uitgevoerd was. De secretaris wes er op, dat dit laat ste niets met de notulen te maken heeft, terwijl z.i. het bewuste niet in de vorige raadsvergadering was besloten. De notulen werden na uitvoerige discussie tenslotte on veranderd goedgekeurd. Onder de ingekomen stukken was een verzoek van den Alg. Ned. Politiebond om bij de salarieering rekening te houden met de stijging van den levensstandaard. De raad besloot dit voor kennisgeving aan te nemen, daar de tijd voor salarisverhooging nog niet gekomen is en dan algemeen zou moeten zijn. Besloten werd aan de r.k. lagere school voor 1940 een voorschot voor de exploitatie kosten te verleenen van 575 en aan de chr. school van 588. Besloten werd met de Bank voor Neder- landsche gemeenten een leening aan te gaan van 81.113.75, tegen een rente van 4 yi pet. bij parikoers. Besloten werd de werkloosheidsuitgaven voor 1939 op de begrooting te verhoogen van 57.000 tot 87.000. Grondverkoop. B. en W. stelden voor aan den heer Dor- resteijn te verkoopen ongeveer 35 M2. grond bij zijn perceel aan de Julianastraat voor 1 per M2. De heer S n o e k s vond den prijs te hoog. Voor de gemeente is de grond waardeloos. Ook de heer v. d. Borden was eerder voor een lageren prijs en wilde den grond zelfs cadeau geven. De voorzitter achtte dit onjuist. Voor den heer Dorresteijn heeft deze grond wel degelijk waarde. Ook de heer Gravemaker achtte den prijs normaal, evenals de heer Blok. Het voorstel van B. en W. werd aange nomen met de stemmen van de heeren Snoeks en v. d. Borden tegen. Benoeming leden maatschappelijk hulbetoon. Wegens uitbreiding van het aantal leden van 5 tot 7 moesten twee leden in het be stuur van Maatschappelijk Hulpbetoon ge kozen worden. Bij eerste stemming werd gekozen de heer Joh. Koeman, bij tweede stemming, na herstemming, de heer H. de Goede. Rondvraag. De heer Gravemaker betreurde het dat de B-steun zoo laat wordt gegeven. Er moet dan maar een ambtenaar méér be noemd worden, als het daaraan ligt. De voorzitter betreurde het even eens, maar er is niets aan te doen. De oor zaak is het groote aantal werkloozen en te weinig personeel. De heer Gravemaker pleitte voorts voor uitbreiding van 't aantal urinoirs, een vereischte voor de badplaats. De voorzitter zou hieromtrent bij de begrooting een voorstel verwacht hebben. De moeilijkheid is voorts, waar deze uri noirs geplaatst moeten worden. De heer v. d. B o r d e n betreurde het, dat thans de pastorie verontreinigd wordt, ter wijl het urinoir toch vlak bij is. De heer Snoeks weet dit aan de niet- officieele opening, dus onvoldoende bekend heid. (Hilariteit). De heer Gravemaker kwam nog eens terug op het weghalen van zand met Alk- maarsche werkkrachten en de niet-tewerk- stelling van Egmonders aan de Grebbelinie. De voorzitter meende dat de ge meente blij moest zijn zóó van het zand af te komen en zei voorts,' dat de heer Grave maker wat de Grebbelinie betreft geen oude koeien uit de sloot moest halen. Wethouder Schippers: „Die koe is al lang afgeslacht" (Vroolijkheid). De heer Gravemaker pleitte nog voor tewerkstelling van ambachtslieden in de werkverschaffing, waartegen de voorzitter geen bezwaar had. De heer Blok bepleitte voorziening t.a.v. de rioleering, daar de Voorstraat bij 't Pompplein nu weer blank stond. Besloten werd het hoogheemraadschap te vragen of hier geen voorziening in te tref fen is. De heer v. d. Borden informeerde hoe B. en W. nu dachten over het houten ge bouwtje aan de Boulevard, waarover hij interpelleerde. De voorzitter deelde mee, dat B. en W. daar geen bezwaar tegen hadden. De heer v. d. Borden achtte de schoon heid er niet mee bevorderd. Trouwens niet alleen op naleving der bouwverordening maar ook naar naleving der politieverorde ning wordt niet gekeken. De voorzitter bleef erbij, dat B. en W. er niets aan wenschen te doen. Of hier tegen beroep bestaat, kon .hij niet mededee- len. Mag de veldwachter iets anders dan politie-diensten doen? De heer Prins had schriftelijke vragen ingediend. Hij wenschte te weten waarom de veldwachter bodewerk verricht, speciaal bij geldzendingen en of de bode Staal hier bij soms niet voldeed. De veldwachter bracht ook het geld rond dat uit Duitschland kwam. Voorts werkte hij bij den strandvonderijver koop en aan de regeling der evacuatie. Ook zit hij in de reddingboot. De voorzitter ontkende dat bode Staal hier niet zou voldoen. De bedoelde boodschap deed de veldwachter, toen hij toch in Alkmaar moest zijn. Dat hij in de reddingboot zit keurde de commissaris der koningin goed. De regeling der evacuatie was dermate gewichtig dat het verantwoord was de politie daarvoor aan het gewone werk te onttrekken. Inhouding van huur op den steun. De heer Prins diende voorts een schrif telijke motie in betreffende inhouding van huur op den steun. Dit mag het steunor- gaan van den minister, als de huur redelijk is. De meerderheid van B. en W. acht de ingehouden huren redelijk. Hij stelde den raad voor het steunorgaan dringend in over weging te geven te bevorderen, dat de hu ren op een redelijk peil worden terugge bracht. Veel was met deze motie volgens den heer Prins zelf niet te bereiken. De raad kan echter de meening van B. en W. openlijk afkeuren. De huren die worden in gehouden zijn niet redelijk. De heer Gravemaker meende, dat de heer Prins hiermee 4 jaar te laat komt. Bo vendien is er een commissie die hiervan werk kan maken. Bovendien zijn er men- schen, die Wethouder Schippers meende, dat men er niets mee te maken heeft of de menschen schuld hebben. De heer Grave maker pleit voor den huisbaas. De heer Gravemaker ontkende dit en wenschte niet te pleiten voor een be paalde groep en geen reclame te maken. De heer Blok achtte de gevraagde uit spraak onbegrensd. Welke huizen bedoelt men? De heer Broek vroeg wat de raad ermee noodig heeft. De voorzitter meende dat de raad al leen onbewoonbaar kan verklaren. Met de hoogte der huren heeft de raad niets te ma ken. De heer v. d. Borden meende dat de raad wel te maken had met de inhouding van te hooge huren. De voorzitter: „Nee, niets, dat beoor deelt het orgaan van steunverleening". Weth. Schippers achtte een uitspraak van den raad over de redelijkheid der huren mogelijk. Verder beoordeelt het orgaan, maar de raad kan de meening van het orgaan in het openbaar afkeuren. De voorzitter wees op het gevaar, dat bij niet-inhouding de kans bestaat, dat menschen die niet betalen konden en schuld hebben, op straat komen. Wist u dat in de eerste dagen van Januari 1809 zooveel sneeuw viel, dat van 18 geen post, postwagen noch eenig ander rijtuig van Haarlem kon komen. Dat den 6en Januari een oproep werd gedaan aan allen, die sneeuw wilden verwerken, om zich met eigen gereedschappen aan de Friesche poort te vervoegen, teneinde het woonhuis van de houtzaagmolen de Liefde aan de Koedijkervaart, uit de sneeuw te graven, daar de bewoners niet dan door een zoldervenster konden uit- en ingaan. Dat tot Beverwijk de sneeuw werd weg- gegraven, waaardoor men dacht door een. droge sloot te gaan? Dat de koude in December 1812 oorzaakt was van de vorming van een commissie welke zich ten doel stelde uitdeeling van brandstof en warm voedsel? Deze commis sie was door anderen daartoe financieel in staat gesteld en gaf behalve brandstoffen 20.000 porties warm eten. 24 Januari 1814 kreeg deze commissie van een per soon voor het gestelde doel 28 zak witte erwten, 7 zak grauwe erwten, 32 zak gort, 10 zak boonen, 100 ton aaardappelen en 100 ton turf. 25 Januari 1823 bewoog de hevige koude burgemeesteren er toe aan behoeftigen, onder de noodige reserve, dekens ter leen af te staan. Toenemende koude was oor zaak dat in dien week ettelijke honderden tónnen turf aan alle behoeftigen werd uit gereikt. Zou de strenge koude aanhouden dan zou nog een uitdeeling volgen. Dat ook de winter van 1844/45 zoo streng en langdurig was dat de aanbeste ding voor het maken van een begraafplaats op Marken, welke 19 Maart zou plaats vinden, wegens den vorst moest worden uitgesteld tot 16 April? Dat in Januari 1849 te half twaalf tus- schen Friesche en Tesselschebrug' hard draverij met paard en arreslee plaats vond? Dat in 1755 de vaart 59 dagen door den vorst was gestremd? Dat in 1763 de reede van Texel door het ijs niet te bereiken was en men met arre- sleden van Enkhuizen naar Stavoren ging? H. P. Weth. Broek zou willen dat de voor stellers kwamen met een specificatie, welke huren te hoog zijn, dan kan de eigenaar zijn meening geven. Weth. Schippers noemde de woning van den heer St., waar niets van deugt, en zoo zijn er zooveel. Weth. Broek verweet weth. Schippers, dat hij niet algemeen mag spreken. Bij hem zelf hadden de huurders niets te klagen. Weth. Schippers weet niet hoe de huizen er uitzien. Wat de woning van den heer S. be treft, het gaat weth. Schippers niets aan of de eigenaar die woning gestolen of gekregen heeft. De voorzitter waarschuwde de heeren niet persoonlijk te worden, waarna de motie, na nog ampele discussie, werd aangenomen met 6 stemmen tegen die van weth. Broek. De heer Prins wenschte terug te komen op zijn opmerking in de vorige vergadering, betreffende bevordering van plaatsing bij de groote vaart. Hij had alleen bedoeld te bevorderen, dat de menschen gaan, als ze uit vrijen wil gaan, niet om ze te dwingen. De heer Blok, die hiertegen de vorige vergadering ageerde, omdat het gevaar zoo groot is, handhaafde dat hij geen dwang wenschte. De heer Prins had dit de vorige vergadering dan lang niet duidelijk uitge drukt. De heer Prins bepleitte tenslotte ver strekking van reisgeld, als de menschen werk zoeken. De voorzitter achtte dit niet moge lijk. Er is geen regeling en nergens gebeurt dit. De heer Prins noemde Beverwijk, doch dit bleek slechts een incidenteel geval te zijn geweest, naar de voorzitter geïn formeerd had. Hierna sloot de voorzitter de verga dering. De voorbereiding om te gaan leuren. Toen zat ik met mijn vriend Toon, een gewezen stoker van de groote vaart, die niet meer gemonsterd kon worden, omdat de vuren op de schepen zijn oogen verschroeid hadden, in een „christelijk geheelonthou derslogement" in Den Helder, waar de waard en waardin alle gezelligheid en menschelijk- heid uit wegkwezelden. Wij hadden eerst samen allerlei zwerftochten gemaakt, aller lei avonturen beleefd, en er het doen en laten van stroopers, jutters, scharrelaars op zee en dergelijk slag van ruig volk leeren kennen. Nu zaten we daar dus in die kille zolderkamer en Toon peinsde er over wat we verder moesten beginnen. Ineens weer blij in een ander vooruitzicht stelde ie voor: Weet je watffe we doene? Me neme hoe eer hoe liever ons marsie weer op, want hier in die Blauweknoopsche dooje bedoe ling versjegrijn je van de vromigheid Als ik die horre alleen maar zien, waar ze 't voor de bravigheid donker mee houwe, dan heb ik er al genog van tot hier! Me gane morge op stap, heelemaal lóópe na Rotter dam thuis Lóópe? Ja, werom niet? Die arremoei hier voor ons beije het je al veels te veel cente ge kost Je heb belam niet eens meer genog voor de trein. Van 't Nieuwediep na Rotterdam kuiere? daar hebbe we toch zeker 'n dag Of acht voor noodig, maat. En hoe wou jij al dien tijd met ons tweeën leven van die ééne rijksdaalder, die ik nog over heb? Da's juist koffie! Voor die cente koope me negocie en die gane me leure langs de weg bij de boere Niks waard hoor, we zijn nou allebei in al dat gescharrel wel zóó verschooierd, dat ze ons voor een stel ge droste uit de Krentetuin zulle houwe. Lekker ongeschore; wassche doene we ons ook nooit meer. En dan zette we maar 'n armoedig gezicht Jó, 't is zoo echt. 'k Lach me dood as 'k ons same nou ook nog met 'n marsie over de wege zie loope bedele Dienzelfden avond gingen we nog inkoo- pen doen Onze christen waard, dien Toon maar eens gepolst had, had ons 't adres opgegeven van een zijner broederen. En al gauw raakten we daar verzeild in diens groote magazijn van piano's en orgels, maar serafijnen 't meest om te vragen of ze daar ook soms van die piepertjes en die lange blikken fluiten verkochten. Daar kon mijn makker zoo aandoenlijk op spelen. Maar de meneer in den winkel vond zulke sjofele klanten in zijn hel verlichten winkel danig beschamend. Dus dreef hij ons dadelijk in den achtersten hoek weg van de spiegel ruiten. Maar toen hij hoorde, waarvoor we kwamen, was hij zwaar beleedigd en of we soms dachten dat hij een snoepkelder hield. Och meheer" zei ik onderdanig met me pet in m'n hand: „neemt uwe 't ons assi- blieft nie kwalijk. We hadde gehoord, dat uwe zoo'n christelijke meheer was, en nou daohte we, dat uwe ons meschien an 'n eer lijk stuk brood zou willen helpe Me lieve heertje" teemde Toon er zoo welhaast tekinder doorheen, dat ik op m'n tanden moest bijten van den lach „we benne d'r werempel zoo gesjochte antoe. Met de nachtboot uit Rotterdam hierheen gekomme, om eerlijk en rechtschape werk. Maar met de visscherij is 't hier niks meer gedaan, zal uwe óók wel van wete. Onze cente ben op, op 'n kleinigheid na, en we motte werom. Nou wouwe we zien met een kleine negocie ons kossie te make en dan gane me te voet na Rotterdam lóópe We dochte: van die kleine meziekinstrementjes, da's voor die boere-knape en meisies, altijd in 't gepaste en ordentelijke, nog weleris aardig En in zoo'n groote zaak as de uwe was meschien voor de wederverkoop nog 'n mazzel te make Ja" drong ik nog aan „as uwe ons wou helpe, dan ware we meschien meteen uit de maling Toen werd 't aanschijn van den serafijnen- meneer op eens erg goedgunstig. En terwijl ie peinzend z'n hand door z'n haren liet gaan, zei ie zalvend: Als 't dan is om twee medemensche te helpe in den strijd om 't leven je be grijpt, in een groote zaak als de mijne, waar ik alleen de hoogste élite bedien, kan ik me niet inlaten met beuzelarijen Maar nu ik me goed bedenk, heb ik boven op zolder nog 'n partij van dat speelgoed jaren geleden gekocht voor de kennis. Maar tijdig kwam mijn geweten in opstand om die ijdele waar uit te stallen bij de serafien-orgels, die instrumenten om 's Heeren lof te bazui nen Ja ja" zei Toon met 'n knipoog naar mij „dan hebt uwe zeker ook dat orgel in de Blauwe knoop hier geleverd?" Ja juist, om 't ruwe zeevolk te stich ten 't Snijdt door je ziel!" riep Toon uit in vervoering. En toen de meneer zich met een omdraaide om de piepballonnen-des- duivels en de saterfluiten van boven te halen, herhaalde m'n makker zachter: ,,'t snijdt je as 'n wolle sok door je ziel, dat el lendige jammerhout in die kattenkroeg; en as 'k 't nog langer most anhoore, kreeg ik er de godsdienstwaanzin van; belam! Maar pas hier op je zakke, maat, want gezalfde weldade, die benne duur hoor reken maar." De orgel-koopman kwam van zolder terug met een kist vol rammelende rommel. Daar had ie 'n viooltje, 'n violine en 'n harp met roestige, iele snaartjes; zes klarinetten, waar van de kleppen gaapten, twee harmoni- kaatjes, zóó hard uitgedroogd dat ze niet meer uit- of in te duwen waren; zeven en dertig roestige mondorgeltjes en drie horens. Alles oud verlegen kinderspeelgoed, verf verbleekt en hier en daar er af. En met 'n van barmhartigheid smeltend gezicht vroeg de meneer voor 't oudbakken zootje, zóó als ie 't daar minachtend voor ons neergegooid had, dat 't kermend opsprong tien gul den. Want hij wou de rommel toch niet lan ger in z'n huis houden en omdat hij er ons „een eerlijk stuk brood" mee wou gun nen. 't Werkte onweerstaanbaar op Toon's spot zin. Hij pakte de barrels een voor een op, blies dwars door de fluiten heen, die niet wilden fluiten; gierende lucht door de mond- orgeltjes, die er niet van snerpten, drukte ineens alle tonen tegelijk tot een schrille gil uit de verstijfde harmonicaatjes, liet de roest springen van de ijzeren snaartjes, dat ze krasten, en besloot toen met dankbare stem, dat 't eigenlijk nog veels te artestiek was voor de jongen van die boerekaffers Ja, want kon je 't allegaar tegelijk in je mond en je hande douwe, dan wier je in je eentje 'n orkest as de weergaai Ja maar zei ik waarlijk een beetje verlegen „tien gulden! En me heele kapi taal is 'n rijksdaalder. Daar motte me dan ook nog één twintig voor een nacht slape van betale As je geen cente hebt, kan je niet koo- pen" viel de heer nijdig uit. „Maar marcheer dan ook op. Wat heb je .'t mij dan nog lastig te maken?" De meheer het gelijk, Jaap", zei Toon door een verbeten lach. „Me soem- me 't op. Meschien kan 'k dan alleen nog 'n kwartje an uwe verdiene, as 'k dat soep zootje ampesant op de vullesbelt anreik?" Maar toen we net de deur uit wilden, riep de broeder in een humane bevlieging: „Welaan, 'k wil geen behoeftigen onge- troosd uit m'n huis laten gaan Geef op, je riksdaalder. Dan krijg je de heele partij muziek-instrumenten van mij te ge schenke. 'k Wil jullie 'n kans geve, in de hoop dat mijn bijstand je tot zegen mag strekken Amen!" zei Toon, en hij nam diep z'n pet af. Vervolgde: „Pak maar op, maat. Wij prutse die ouwe rotzooi nog wel wat in mekaar en dan zulle we op ónze beurt zien d'r de boerekinderen evengoed mee te ver neurie, in de hoop op de zaligheid voor hier meheer Ik stortte niets vroolijk mijn laatste rijks daalder. De heer zei nog, dat 't kissie niet in de gift was begrepen. Maar buiten beloofde mijn blijmoedige maat mij gouden bergen van onze negocie. We zouden nu direct op ons kamertje elk stukkie gaan wrijven en oppoetsen, en de kleppen en snaren net zoo lang buigen en spannen tot alles weer fokkelnieuw was. Voor ons slaapgeld, dat ik nu in onze voor raden had belegd, zou Toon dan maar z'n duffelschen jekker gaan verkoopen bij een neef, die er al eens 'n rijksdaalder voor had geboden. Daar hielden we dus één dertig van over. Hij zou er 'n potje wrijfwas en poetspomade' voor meebrengen, ook bij den drogist vragen naar goedje om er de roest af te halen. En voor onder weg ja, dat zou ie doen: nog 'n flesschie verguld, dat we er bij de boeren schilderij- en spiegel lijsten en allerlei opzetjes mee konden op gouden, tot 't glom, „dat die knotsen er 't staar van in d'r oogen kregen". Nou, voor 't eerste verdiende geld zou ik er dan meteen nog aangezichtskaarten bij moeten koopen, om mee te venten allegaar van de liefde, maar netjes En morgenochtend om zes uur meteen op 't pad, al zou er met al dat gedoe en gepruts aan die verteerde barrels van slapen wel niet veel meer komen Nadruk verboden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 9