AATSTE RUS
jteuilteion
D@ zaok-Broersma voor het gerechtshof.
Ceta-Bever VLEKKENWATER
RHEUMATIEK? 'n ^p&»-bad werkt heilzaam!
Rechtszaken
Wegens smaad een maand gevangenis
straf geëischt.
M CECIL FREEMAN CREGG.
De verdachte werischt toelating
tot bewijs.
Per pak van 1 Kg.: 20 et- - Per pak van 3 Kg.: 45 ct.
DERDE BLAD.
2
Voor vuil, vet, smeer en zooveel meer. - 25 cent, - Bij drogisten.
mocht eindigen, zal toch in elk geval de
huur voor drie jaren verschuldigd zijn.
Naar aanleiding van een en ander stelden
B. en W. den raad voor om het kantoorge
bouw der L.C.O. uit te breiden overeen-
omstig het overgelegde plan en dezen aan
bouw aan haar te verhuren.
f Conform besloten.
j Verkoop grond aan de Hoornschekade.
,De heer A. Vos alhier, heeft verzocht van
de gemeente te mogen koopen een perceel
bouwterrein aan de Hoornschekade, groot
ongeveer 746 M2., voor den prijs van
5781.50, ten einde daarop 7 woningen te
bouwen.
*"B. en W. stelden den raad voor om het
bedoelde perceel op door hen aangegeven
voorwaarden te verkoopen.
Conform besloten.
Vragen aan den raad.
De heer W. van de Vall heeft den raad
dezer gemeente de volgende vragen ge-
sfgld:
v Ondergeteekende, lid van den raad, ver-
Boekt uw college verlof in de eerstkomende
vergadering van den raad aan Burgemees
ter en Wethouders het volgende te mogen
vragen:
Is het uw college bekend, dat in onze ge
meente door huiseigenaren wordt overge
gaan tot het verhoogen van de woninghu-
ren van bestaande woningen?
Achten B. en W. den tijd niet gekomen
zich tot de regeering te wenden met het
verzoek maatregelen in dezen te willen ne
men?
De heer v. d. V a 11 bracht den raad dank
voor het toestaan van de interpellatie.
Huurverhooging dreigt. Spr. vroeg of het in
sterke mate is en of er van onrechtmatige
verhooging gesproken kan worden. Het
geldt hier ook een levensbehoefte en de
burgerij dient niet verontrust te worden.
Mr. de Groot antwoordde, dat het col
lege niet bekend is dat overgegaan wordt
tot onredelijke huurverhooging. Wel is be
kend, dat huurverhooging is toegepast,
maar nagegaan moet worden of het onre
delijk is. Den minister was ook niets van
onredelijke huurverhooging gebleken. Blijkt
inderdaad in deze gemeente dat sprake is
van onredelijke huuropdrijving, dan wil het
college dit den minister laten weten.
De heer v. d. Vall prees zich gelukkig,
dat een belangrijk deel van de arbeiders,
door de woningbouwverenigingen veilig
zijn. Van hen die van particulieren huren
geldt dit niet. Een N.V. die woningen ver
huurt brengt de huren van f 25 per maand
op 30. Is dit redelijk? Spr. heeft woningen
in zijn buurt op het oog. Ook kent spr. ge
vallen waarin woningen van 4 op 4.50
zijn gebracht en van 3 op 3.50 voor een
halve woning in de Snaarmanslaan. Het is
moeilijk een grens te trekken. Wij moeten
niet gaan in de richting van de jaren 1914-
1918. Van loonsverhooging heeft spr. slechts
gehoord bij de metaalbewerkers, de bouw
vakarbeiders en de typografen. De anderen
blijven er nog buiten en een verhooging
van 5 op 6 in de week vindt spr. onre
delijk. Het zijn weer de kleinen die het
ergst moeten bloeden. Als wij den geest goed
willen houden zal ook het kapitaal oiiars
moeten brengen. Spr. hoopte, dat het col
lege zeer krap zal uitkijken. De eenheid
vraagt van ons allen offers en de kapitalis
ten kunnen niet meer rekenen op dividen
den als in 1914-1918.
Weth. mr, de Groot: Men moet de zaak
ook bekijken van twee kanten. Het is ook
mogelijk, dat door het leegstaan voorheen,
de huizen te laag tegenover den kostprijs
verhuurd zijn. Spr. standpunt is, dat onre
delijke huur tegen moet worden gegaan,
doch dit is een zaak van den wetgever en
niet van de gemeente.
Mr. Leesberg had zijn licht opgesto
ken. In het algemeen is er geen huurver
hooging bij menschen die wonen en een
verhooging van 25 cent voor nieuwe en dit
geldt voor een groote verhuuronderneming.
De heer v. d. Vall oordeelde, dat de
liberale theorie van vraag en aanbod hier
niet mag weggelaten. Het begin is er en als
het hek van den dam is wordt het een
lawine.
Hierop sluiting.
NRw.
Door
17)
Vervolgens stapte Higgins naar het raam
en tuurde door de gebroken ruiten. Een
ieder, die hier stond, kon de passagiers op
een passereende bus heel goed zien, voor
al bij een zoo heldere maan als nu. Het
zou niet noodig zijn het raam te openen,
want practisch zat er geen stukje glas meer
in.
Hij kon precies nog het hek voor de kel
derruimte zien. Ja. Daar lag zijn bolhoed,
die zijn best deed. Nuttelooze voorzorg ge
weest. Toen zag inspecteur Higgins,'dat een
agent met afgemeten stap te straat kwam
afgewandeld, en glimlachend wachtte hij
het verloop der dingen af.
Hoe zou de man reageeren op het vinden
van die open deur?
Langzaam kwam de agent naderbij, en
Higgins ontdekte tot zijn ontsteltenis, dat
hij een verboden sigaret rookte. Doch daar
het reeds half één in den nacht was, kwam
dat er niet zoo heèl erg op aan.
Plotseling bleef de agent staan. Hij had
Gisteren diende voor het Gerechtshof te
Amsterdam, gepresideerd door mr. J. N.
Jolles, de zaak tegen den heer J. Broersma
te Bergen, die door de Alkmaarsche Recht
bank, wegens beleediging van den hoofd
ingenieur van den Rijkswaterstaat, dr. ir.L.
N. Wentholt, thans Directeur-Generaal, tot
10 boete was veroordeeld.
Deze zaak vind haar oorsprong in een ge
schil tusschen den Rijkswaterstaat en de
aannemersfirma Broersma waar, bij de uit
voering van het Maas-Waalkanaal in 1924,
deze firma voor een bedrag van 375.000
zou zijn benadeeld.
In ons nummer van j.l. Zaterdag publi
ceerden wij nog een resume over deze on
verkwikkelijke geschiedenis. De heer
Broersma was van het vonnis van de Alk
maarsche Rechtbank in hooger beroep ge
gaan, omdat hij wenschte door
een vervolging wegens smaadschrift,
toegelaten te worden tot het bewijs van zijn
beschuldigingen om daardoor te bereiken,
dat hij eindelijk schadeloos werd gesteld.
Op een vraag van den President, zeide
de heer Broersma, dat hij zijn
„open brief" aan den Ministerraad had ge
schreven, om de aandacht van het Neder-
landsche volk te vestigen op het onrecht,
dat hem was aangedaan.
Dr. Ir. Wentholt handhaafde zijn
verklaringen, afgelegd voor de Alkmaarsche
Rechtbank.
De President: Is het juist, dat ver
dachte zich herhaaldelijk tot de autoriteiten
heeft gewend om financieel herstel?
Getuige: Hij vraagt verschillende
dingen.
De President: Maar hij bedoelt
toch, uit te maken, dat hem te kort is gedaan.
Getuige: Ja.
Dr. Wentholt vertelt hierna, dat de
brochure „Ik zal handhaven" hem niet was
toegezonden, maar dat hij daarvan had ken
nis genomen uit de Middelburgsche Courant.
Spr. heeft toen niet direct een klacht inge
diend, maar in overleg met den Minister van
Justitie heeft de Off. van Justitie te Alk
maar, in opdracht van de regeering, een
vervolging ingesteld. Spr. gevoelt zich door
het heele stuk beleedigd.
De President las de brochure
voor en noemde de uitdrukking „Dr. Went
holt in zijn hemd" geen prettige uitdruk
king.
De heer Broersma zei, dat hij
slechts beoogde duidelijk te maken, dat
tegenover hem onrecht was geschied en dat
hij, door andere gevallen te noemen, heeft
willen aantoonen, dat Dr. Wentholt niet al
tijd even juist is.
De President: U haalde uit de
kranten steenen om op Dr. Wentholt te
gooien.
Verdachte: Zeker, om duidelijk te
maken, hoe onjuist hij is.
De President: Maar u haalde er
allerlei dingen bij, die er niets mee te ma-
ken hebben. Denkt u daarmee iets te berei
ken?
Verdachte: Zeker mijnheer.
Op een vraag van den President, zei ver
dachte nog, dat hij bezwaar tegen de eerste
dagvaarding heeft gemaakt, omdat hij op
een betere manier vervolgd wilde worden.
Dr. Wentholt zei nog, dat hij in
Alkmaar niet had verwacht, dat de recht
bank minutieus op de zaak zou zijn inge
gaan. De nota's bij de stukken heeft hij
daarom opgemaakt, na de behandeling van
de Alkmaarsche Rechtbank. Dit is het werk
geweest van een jong jurist op zijn bureau.
In dat stuk staat, dat zijnerzijds is erkend,
dat er redenen waren, den heer Broersma
klaarblijkelijk den hoed ontdekt. Hij deed
een stap naar voren om het geval te on
derzoeken en met beide handen trok hij
daarop den bolhoed naar zich toe. Hij on
derzocht deze nauwkeurig, trok den bin
nenband er uit, als om de maat na te zien;
langzaam schudde hij het hoofd, als het
ware in afkeuring over het feit, dat een
zoo goede hoed was weggegooid, of we
gens het feit, dat hij dien niet gebruiken
kon. Een oogenblik hield hij het hpofddek-
sel in zijn uitgestrekte hand voor zich uit
waarna hij den hoed in de goot wierp. Hij
hervatte zijn afgemeten tred en was bin
nen enkele oogenblikken uit het gezicht
verdwenen.
„Wel allemachtig!"
Verbaasd staarde inspecteur Higgins naar
den hoek van de straat, waar omheen de
agent verdwenen was, terwijl hij iets in
zijn baard mompelde. Nu er in de straat be
neden geen teeken van leven meer te be
speuren was, kreeg het huis iets onbehaag
lijks en verlatens. Maar nu h ij toch hier
was, besloot hij alles eens nauwkeurig te
onderzoeken. En dat kon hij even goed op
zijn gemak doen. Hij zou het goede voor
beeld van den agent volgen. Hij haalde zijn
pijp te voorschijn en begon die zorgvuldig
te stoppen. Drommels, hij had al heel wat
zonderlinge situaties meegemaakt. Mecha
nisch knipte hij zijn lantaarn uit, welke hij
in zijn zak stak. Met uitzondering van den
oorlog, waar iedereen in hetzelfde schuitje
gevaren had, waren er heel wat gelegen
heden geweest, waarbij zijn leven op het
spel had gestaan. Sommige menschen had
den toch maar een gek beroep. Toch was
een beetje opwinding in het leven wel aar
dig, mits het niet te erg werd. Zijn eerste
eenige schadevergoeding te geven, maar als
de zaak zou zijn uitgezocht, dan was de vor
dering van den Staat op den heer Broersma
hooger.
De verdediger, Mr. Dr. Buis
kool, vond het vreemd, dat de Staat in
het faillissement van den heer Broersma
geen protest tegen de uitdeelingslijst heeft
gedaan en hij merkte op, dat ten onrechte
in de nota van Dr. Wentholt staat, dat dit
de schuld van den curator is geweest. Het
was de schuld van den landsadvocaat.
De President las hierop een stuk
voor en bevestigde, dat de vordering van den
Staat vervallen werd verklaard, omdat de
Staat niet was verschenen.
Mr. Dr. Buiskool: De vordering had
op de lijst moeten blijven in 't faillissement,
maar zij is er uit verdwenen. Die verdwij
ning moet toch een eigenaardigen indruk
maken.
De President: Dit is de schuld van
den curator, maar daardoor is Broersma
toch niet benadeeld.
De Verdediger: Jawel, want hij
wilde aantoonen, dat hij een vordering had
op den staat, nadat hij al van alles gepro
beerd had om te komen tot een arbitrage
commissie, die men hem ten onrechte heeft
onthouden. Zijn zaak was verkeerd opgezet
door zijn advocaat.
De President: Was u dat niet?
Gelach!
Mr. Dr. Buiskool: Dan zou ik dat
niet zoo zeggen. Nu zegt Dr. Wentholt wel,
dat de heer Broersma recht had op eenige
schadevergoeding. Voor de Rechtbank te
Alkmaar heeft hij dat eerst ontkend. Pas
toen de rechter Mr, Fruin, met een brief
van Dr. Wentholt op tafel kwam, waarin dit
werd erkend, was het anders.
Dr. Wentholt: Het was een brief
aan den Minister, dien ik mij niet meer her
innerde. De kwestie over de arbitrage is ge
heel buiten mij om gegaan, maar die speci
ficatie heb ik nooit ontkend.
Verdachte zei, dat hij destijds aan
alle kanten geprobeerd heeft om te proce-
deeren, maar dat hem dat steeds is mislukt.
De President: Wees verstandig
man. Gebruik uw hersens nu eens voor wat
anders. Waarom altijd bij dat onrecht te
blijven? U wordt op die manier een onaange
name recalcitrant, u moet berusten in een
gerechtelijke uitspraak.
Verdachte: Ik heb geprobeerd om
tot een arbitrage-commissie te komen, die
werd afgewezen. Ik heb mij tot het consul
tatiebureau in Den Haag gewend om een
verdediger. Ook dat mislukte.
De President: U geeft veel meer
geld uit aan brochures dan u aan een advo
caat moet betalen.
Verdachte: Maar dat gaat over ver
loop van jaren.
De verdediger tot Mr. Wentholt:
Heeft u niet direct verzocht, het werk aan
den heer Broersma niet te gunnen?
Dr. Wentholt: Ik kende den heer
Broersma niet. Hij was de laagste inschrij
ver en de inlichtingen die ik over hem ont-
f ving van den Directeur van Gemeentewer
ken te Den Haag, waren niet fraai. De Mi
nister heeft, tegen mijn advies in, beslist,
dat het werk aan den heer Broersma moest
worden gegund. Ik had geen antipathie te
gen den heer Broersma.
De verdediger: Maar u kon weten,
dat de beschuldigingen tegen den heer
Broersma, in de u verstrekte inlichtingen,
volkomen onjuist waren. Bovendien was de
firma Broersma niet de laagste inschrijver;
er was er nog één 10.000 lager. Het gaat
niet aan, om van den man, die het grootste
stoomgemaal in de wereld heeft gemaakt,
voor 765.000, te zeggen, dat hij dat werk
was begonnen om ten koste van Waterstaat
daar beter van te worden.
ernstige ervaring was kort na zijn indienst
treding bij de politie geweest, vlak vóór
den oorlog. Toch was het wonderlijk welk
een zelfvertrouwen het dragen van een
uniform iemand gaf. Het was of je voelde,
dat het heele korps achter je stond. Dat
gevoel van veiligheid bleef bestaan, hoewel
in iets minderen vorm, wanneer men het
uniform uittrok en een „stille" werd. Het
publiek had weliswaar meer respect voor
den man in uniform, maar doordat de agen
ten in burger meest getweeën werkten,
werd dit nadeel weer ruimschoots vergoed.
Er is altijd een zekere voldoening in een
werkje, dat men alleen opknapt, maar geef
mij maar een mannetje erbij, dacht inspec
teur Higgins.
Hij stak een lucifer aan en stak zijn pijp
op. Een klok in de buurt sloeg twee uur en
andere klokken namen dit over. Opmerke
lijk was het hoe ver dergelijke geluiden in
de nachtelijke stilte doorklonken.
Dan weer geheel en al absolute stilte.
Een zachte bons, vijf vlugge stappen op
den vloer in de kamer boven hem en dan
weer stilte.
Op dat moment voelde Higgins tot zijn
eigen ergernis zijn haren letterlijk te berge
rijzen!
HOOFDSTUK IX.
Waarin een stuk hout goed te
pas bomt.
Sedert het hooren van die voetstappen
had inspecteur Higgins onwillekeurig zijn
adem ingehouden en nu liet hij dien lang
zaam tusschen zijn vooruitgestoken lippen
ontsnappen. Er was dus toch een bewoner!
Op zijn teenen sloop hij naar de deur van
De proc.-gcneraal aan het woord.
Nadat de President nog voorlezing
had gedaan van de verklaring van verdachte
voor den Rechtercommissaris om diens in
tentie weer te geven, was het woord aan den
Procureur-Generaal, Mr. A. A. L. F. van
Dullemen.
De Proc.-Generaal ving zijn requisitoir
aan met de opmerking, dat het zelden voor
komt, dat tegenover een Nederlandsch
ambtenaar een dergelijke campagne wordt
gevoerd. Spr. meent, dat het aan dr. Went
holt ten laste gelegde, volkomen onjuist is
gebleken. Voor een werk dat op 230.000
geraamd is, schreef verdachte in voor
197.000, omdat hij zich tevoren niet be
hoorlijk over het werk had doen inlichten.
Hij verscheen niet op de aanwijzing. Er
wordt méér laag ingeschreven om het werk
te krijgen om door bij-rekeningen aan de
winst te komen. Deze man heeft waar
schijnlijk gehoopt, met het grind een groote
winst te maken. Een dergelijk risico neemt
men voor zichzelf en als het verkeerd uit
pakt, is het voor eigen risico. Men kan dan
later niet zeggen, dat het de schuld is van
de Directie.
Spr. betoogde voorts, dat later wel geble
ken is, dat er voldoende grind en klei was.
Dr. Wentholt is gedekt door den minister,
de zaak is uiteraard eenigszins duurder ge
worden en daardoor ontstond er een vor
dering op den heer Broersma, maar door
een vergissing van den Landsadvocaat is
die in het faillissement niet gehandhaafd.
Spr. kon niet inzien, dat de heer Broersma
daardoor is benadeeld. Aan de procedure in
Alkmaar is dr. Wentholt onschuldig.
Spr. oordeelde de brochure zwaar beleedi-
gend. Daarin wordt gezegd, dat dr. Went
holt is zonder eenige trots en zonder eigen
waarde als ingenieur. De vragende vorm
en de tenzij's in de brochure laakte spr.
In het geschrift zag spr. niets anders dan
'n nerhalen van den ambtenaar Wentholt.
Een vergelijking met den schurk Esterhazy
en een betiteling van advocaat van kwade
zaken is geen kleinigheid. Spr. oordeelde,
dat de rechtbank te Alkmaar terecht een
veroordeeling heeft uitgesproken.
Ten aanzien van het sub B ten laste ge
legde oordeelde spr., dat hier wel degelijk
sprake is van smaadschrift.
De „Open brief" toch kwam in handen
van den raad van ministers en spr. vroeg
zich af, wat de ministers van onderwijs en
buitenlandsche zaken met deze zaak te ma
ken hebben. Kennelijk heeft verdachte het
doel gehad, ruchtbaarheid aan zijn „Open
brief" te geven. Hij geeft dit trouwens toe,
want hij zegt: „Ik heb den brief ook aan de
Kamerleden en 65 dagbladen gezonden".
Smaad volgens het eerste lid van art.
261 van het Wetb. van Strafrecht is hier
aanwezig.
Deze man heeft zijn recht gehad. Omdat
hij zijn zin niet heeft gekregen, heeft hij
nog niet het recht, allerlei beschuldigingen
te uiten. Het gaat langzamerhand op queru-
lanterie gelijken. Steeds heeft verdachte ge
daan, wat hij niet had moeten doen. Hij had
tegen den Staat een vervolging moeten in
stellen wegens schade door een onrecht
matige daad. Nu zegt de heer Broersma
wel, dat hij daarvoor de middelen niet had,
maar spr. is van oordeel, dat daarvoor het
benoodigde bedrag nog wel altijd te vin
den zou zijn geweest, maar dat verdachte
dit niet heeft aangedurfd. Het gaat niet
aan, dat hij jarenlang een openbaar ambte
naar met dergelijke aantijgingen vervolgt.
Spr. vorderde vernietiging van 't Alkmaar
sche vonnis en veroordeeling van verdach
te wegens maad tot een maand gevangenis
straf.
Mr. dr. Buiskool vangt zijn pleidooi
aan met de opmerking, dat het hem wen-
schelijk voorkomt, dat hij zich in deze zaak
tot het juridische gedeelte beperkt. Wan
neer wij tot feiten willen afdalen, aldus
pl., dan kunnen wij daar op dit oogenblik
nog geen oordeel over vellen.
Pleiter herinnerde eraan, dat het Hof in
Raadkamer is geweest, toen de rechtbank
verdachte buiten vervolging stelde. Ver
dachte wilde vervolging wegens smaad, om
gelegenheid te krijgen, zijn beschuldigingen
te bewijzen. Het Hof verwees de zaak naar
de rechtbank, het moet dus de bedoeling
van het Hof geweest zijn, dat verdachte
wegens smaad vervolgd werd en het heeft
de kamer, welke hij zachtjes dicht deed tot
deze bijna geheel gesloten was. Toen
wachtte hij. Wie er ook boven was, hij kon
er op rekenen, dat er bij zijn beneden-
komst een aardige verrassing op hem
wachtte.
Het wachten werd vervelend, maar toch
voelde Higgins er niets voor om naar bo
ven te gaan, want in zulke gevallen is het
voordeel altijd voor dengene die boven is,
en een levende agent is nog altijd te prefe-
reeren boven een dooden of een bewuste-
loozen inspecteur.
Toen er na ongeveer vijf minuten nog
niets gebeurde, begon inspecteur Higgins
een vaag vermoeden te krijgen, dat de on
bekende boven van zijn aanwezigheid op
de hoogte moest zijn. Toen drong het tot
hem door, dat een ieder, die in het huis
was, hem wel gehoord moest hebben, ten
zij deze na hem was binnengekomen. En
als de man na hem was binnengekomen,
waarom was hij dan niet gewaarschuwd
door de openstaande kelderdeur?
Er klopte hier iets niet. Maar wanneer
het een spelletje van wachten moest wor
den, was Higgins bereid het tegen iedereen
op te nemen, want hij had een onuitputte
lijk geduld, indien het in zijn kraam te pas
kwam. In gewone, dagelijksche omstandig
heden, was hij zeker niet minder ongedul
dig dan zijn doorsnee medemensch. Hij liep
bij voorbeeld liever, dan op een bus te moe
ten wachten, zelfs wanneer hij er zeker van
kon zijn, dat de bus hem weldra zou inha
len. Een late trein prikkelde hem ook uiter
mate, evenals een aarzelende getuige. In de
kleinere dingen des levens was geduld niet
zijn grootste deugd, maar in zaken waar
het op aan kwam, was Job een heethoofd
pl. verbaasd, dat de rechtbank dat deel van
de dagvaarding nietig heeft verklaard. Het
vonnis was verbazingwekkend. In dit op
zicht sluit pl. zich bij den Proc.-Generaal
aan. Zelden zal het gebeuren, dat een ver
dediger aan het Hof vraagt, een dagvaar
ding, die in het voordeel van verdachte nie
tig is verklaard, wel schuldig te achten, be
houdens hetgeen pl. daaromtrent zal vragen,
n.l. in den geest van den verdachte de
waarheid van de feiten, die hij heeft ge
steld, te bewijzen.
Ten aanzien van het sub. A. ten laste
gelegde, vereenigt pl. zich met de zienswij
ze van den Proc.-Generaal.
De voorstelling van de brochure moet
verkregen worden door de geheele lezing
en niet door aaneengeregen brokstukken.
Er kan. niet gesproken worden van belee
diging. De brochure is een samenvatting
van artikelen van ir. Kohier in de Tele
graaf, tegen dr. Wentholt, die niet werden
vervolgd. Verdachte komt juist op tegen
de voorstelling, dat dr. Wentholt is een goed
betaalde broodschrijver. Hij betoogt juist,
dat dr. Wentholt zooveel macht had, dat
deze hem daardoor in moeilijkheden kon
brengen. Het is een aanval op de leiding
van Waterstaat en daaruit kan geen belee
diging worden geput. Eigenlijk is er spra
ke van smaadschrift, want het zijn bepaal
de feiten, die aan dr. Wentholt ten laste
werden gelegd. Nader geeft pl. dit aan en
hij concludeert, dat ten aanzien van het
sub A ten laste gelegde, een veroordeeling
niet kan volgen.
Ten aanzien van sub B is pl. van oordeel,
dat hier wel degelijk sprake is van smaad
schrift. Voor verdachte maakt het niet uit
of hier het eerste lid of het tweede lid van
art. 261 wordt gesteld, omdat hij dan toch
gelegenheid krijgt te bewijzen, hetgeen h;i
heeft gesteld. In tegenstelling met den
Proc.-Generaal meent pl. overigens, dat het
tweede lid wel genomen kan worden.
In de nota vinden wij de meening van
dr. Wentholt, dat verdachte nooit iets te
kort is gedaan en rechtvaardig is behandeld.
Maar toch staat erin dat hij niet bekwaam
was om het werk van 230.000 uit te voe
ren en dat hij met de som van 197.000 te
laag heeft ingeschreven, omdat hij in het
grind meer voordeel heeft gezien.
Ten aanzien van de onbekwaamheid van
verdachte, wil pl. opmerken, dat deze een
jaar tevoren voor Rijkswaterstaat een werk
heeft uitgevoerd van 376.000.
De nota bevat voorts een geweldige te
genspraak. Eenerzijds wrodt beweerd, dat
Broersma zijn voordeel heeft willen zoeken
in de grindregeling en anderzijds, dat juist
geen enkele verwachting was geweest bij
den aannemer van de grindkwestie. Deze
man onbekwaam! In Friesland maakte hij
het grootste stoomgemaal ter wereld voor
765.000; in 1921 voor de gemeente Den
Haag een werk van 1.200.000. Dat hij la
ger dan de raming inschreef, zegt niets. Er
was iemand die nog 10.000 lager inschreef
en in dezelfde week besteedde de Rijkswa
terstaat een werk aan, dat geraamd was op
2.800.000 en dat voor 1.550.000 is gegund.
De bewering van dr. Wentholt, in zijn no
ta, dat de opvolger van den heer Broersma
hetzelfde werk heeft uitgevoerd, is onjuist.
Deze kreeg, inplaats van 65 cent, 1.80 voor
1 M3. en inplaats van 40 cent, 0.75 voor
1 M3. grond. Zijn opleveringstijd was veel
langer gesteld, terwijl hij in gunstiger jaar
getijde werkte. De klei is bovendien ge
haald uit een ander stuk grond, waarover
nooit geschil was. Acht paragrafen vervie
len in het bestek en negen werden gewij
zigd. Dat staat niet in de nota. Voor de
rechtbank te Alkmaar heeft dr. Wentholt
toegegeven, dat bij het opmaken van het
bestek voor den opvolger van den heer
Broersma, rekening is gehouden met de
moeilijkheden en de aanwijzingen van den
heer Broersma. De heer Broersma had al
375.000 in het werk besteed; hij was fi
nancieel krachtig: zijn firma stond goed
aangeschreven; hij voerde verschillende
groote werken uit voor Rijkswaterstaat,
maar toch kende deze mijnheer Wentholt
hem niet.
De heer Broersma moest wel den indruk
krijgen, dat dr. Wentholt tegen hem was.
Steeds gelukte het hem niet, kwesties met
dr. Wentholt op te lossen. Ik hoop niet, dat
het Hof hem ziet als een querulant want
dat is hij niet.
in vergelijking met onzen inspecteur. Hij
had jaren en jaren geloerd op een zekeren
misdadiger, hoog in rang, tot deze zich ein
delijk eens bloot gaf, en deze bivakeerde
nu in Dartmoor. Bij een andere gelegen
heid waren inspecteur Higgins en een wan
hopig misdadiger tezamen opgesloten ge
worden in een donkere kamer. Zij konden
elkaar onmogelijk zien en toch wisten zij
van elkanders aanwezigheid. Alleen op ge
luid konden zij afgaan en het draaide uit
op eindeloos wachten, tot een van beiden
door het maken van eenig gerucht zich
eindelijk zou verraden. De zenuwen van
den misdadiger hadden het 't eerst bege
ven, en hij had zijn man gekregen. Bij een
andere gelegenheid
„Ha, eindelijk beweging!"
Inspecteur Higgins legde zijn oor tegen
de kier van de deur, terwijl hij zich ge
reed maakte voor den aanval, zoodra de
indringer zou verschijnen en terwijl hij
met één hand den knop vastgreep, bereid
de hij zich er op voor de deur op het kri
tieke moment wijd open te gooien. Hij
luisterde met ingehouden adem. Er viel
niet aan te twijfelen, dat er zich iemand
door het huis bewoog. Sluipende voetstap
pen.
„Hemel!" mompelde de inspecteur, toen
zijn ooren het naderende geluid beter kon
den waarnemen. De voetstappen kwamen
de trap op!
„Verdraaid, ze zijn met hun tweeën!"
mompelde hij weer.
(Wordt vervolgd).
I