AATSTE RUS jteuilteion D@ zaok-Broersma voor het gerechtshof. Ceta-Bever VLEKKENWATER RHEUMATIEK? 'n ^p&»-bad werkt heilzaam! Rechtszaken Wegens smaad een maand gevangenis straf geëischt. M CECIL FREEMAN CREGG. De verdachte werischt toelating tot bewijs. Per pak van 1 Kg.: 20 et- - Per pak van 3 Kg.: 45 ct. DERDE BLAD. 2 Voor vuil, vet, smeer en zooveel meer. - 25 cent, - Bij drogisten. mocht eindigen, zal toch in elk geval de huur voor drie jaren verschuldigd zijn. Naar aanleiding van een en ander stelden B. en W. den raad voor om het kantoorge bouw der L.C.O. uit te breiden overeen- omstig het overgelegde plan en dezen aan bouw aan haar te verhuren. f Conform besloten. j Verkoop grond aan de Hoornschekade. ,De heer A. Vos alhier, heeft verzocht van de gemeente te mogen koopen een perceel bouwterrein aan de Hoornschekade, groot ongeveer 746 M2., voor den prijs van 5781.50, ten einde daarop 7 woningen te bouwen. *"B. en W. stelden den raad voor om het bedoelde perceel op door hen aangegeven voorwaarden te verkoopen. Conform besloten. Vragen aan den raad. De heer W. van de Vall heeft den raad dezer gemeente de volgende vragen ge- sfgld: v Ondergeteekende, lid van den raad, ver- Boekt uw college verlof in de eerstkomende vergadering van den raad aan Burgemees ter en Wethouders het volgende te mogen vragen: Is het uw college bekend, dat in onze ge meente door huiseigenaren wordt overge gaan tot het verhoogen van de woninghu- ren van bestaande woningen? Achten B. en W. den tijd niet gekomen zich tot de regeering te wenden met het verzoek maatregelen in dezen te willen ne men? De heer v. d. V a 11 bracht den raad dank voor het toestaan van de interpellatie. Huurverhooging dreigt. Spr. vroeg of het in sterke mate is en of er van onrechtmatige verhooging gesproken kan worden. Het geldt hier ook een levensbehoefte en de burgerij dient niet verontrust te worden. Mr. de Groot antwoordde, dat het col lege niet bekend is dat overgegaan wordt tot onredelijke huurverhooging. Wel is be kend, dat huurverhooging is toegepast, maar nagegaan moet worden of het onre delijk is. Den minister was ook niets van onredelijke huurverhooging gebleken. Blijkt inderdaad in deze gemeente dat sprake is van onredelijke huuropdrijving, dan wil het college dit den minister laten weten. De heer v. d. Vall prees zich gelukkig, dat een belangrijk deel van de arbeiders, door de woningbouwverenigingen veilig zijn. Van hen die van particulieren huren geldt dit niet. Een N.V. die woningen ver huurt brengt de huren van f 25 per maand op 30. Is dit redelijk? Spr. heeft woningen in zijn buurt op het oog. Ook kent spr. ge vallen waarin woningen van 4 op 4.50 zijn gebracht en van 3 op 3.50 voor een halve woning in de Snaarmanslaan. Het is moeilijk een grens te trekken. Wij moeten niet gaan in de richting van de jaren 1914- 1918. Van loonsverhooging heeft spr. slechts gehoord bij de metaalbewerkers, de bouw vakarbeiders en de typografen. De anderen blijven er nog buiten en een verhooging van 5 op 6 in de week vindt spr. onre delijk. Het zijn weer de kleinen die het ergst moeten bloeden. Als wij den geest goed willen houden zal ook het kapitaal oiiars moeten brengen. Spr. hoopte, dat het col lege zeer krap zal uitkijken. De eenheid vraagt van ons allen offers en de kapitalis ten kunnen niet meer rekenen op dividen den als in 1914-1918. Weth. mr, de Groot: Men moet de zaak ook bekijken van twee kanten. Het is ook mogelijk, dat door het leegstaan voorheen, de huizen te laag tegenover den kostprijs verhuurd zijn. Spr. standpunt is, dat onre delijke huur tegen moet worden gegaan, doch dit is een zaak van den wetgever en niet van de gemeente. Mr. Leesberg had zijn licht opgesto ken. In het algemeen is er geen huurver hooging bij menschen die wonen en een verhooging van 25 cent voor nieuwe en dit geldt voor een groote verhuuronderneming. De heer v. d. Vall oordeelde, dat de liberale theorie van vraag en aanbod hier niet mag weggelaten. Het begin is er en als het hek van den dam is wordt het een lawine. Hierop sluiting. NRw. Door 17) Vervolgens stapte Higgins naar het raam en tuurde door de gebroken ruiten. Een ieder, die hier stond, kon de passagiers op een passereende bus heel goed zien, voor al bij een zoo heldere maan als nu. Het zou niet noodig zijn het raam te openen, want practisch zat er geen stukje glas meer in. Hij kon precies nog het hek voor de kel derruimte zien. Ja. Daar lag zijn bolhoed, die zijn best deed. Nuttelooze voorzorg ge weest. Toen zag inspecteur Higgins,'dat een agent met afgemeten stap te straat kwam afgewandeld, en glimlachend wachtte hij het verloop der dingen af. Hoe zou de man reageeren op het vinden van die open deur? Langzaam kwam de agent naderbij, en Higgins ontdekte tot zijn ontsteltenis, dat hij een verboden sigaret rookte. Doch daar het reeds half één in den nacht was, kwam dat er niet zoo heèl erg op aan. Plotseling bleef de agent staan. Hij had Gisteren diende voor het Gerechtshof te Amsterdam, gepresideerd door mr. J. N. Jolles, de zaak tegen den heer J. Broersma te Bergen, die door de Alkmaarsche Recht bank, wegens beleediging van den hoofd ingenieur van den Rijkswaterstaat, dr. ir.L. N. Wentholt, thans Directeur-Generaal, tot 10 boete was veroordeeld. Deze zaak vind haar oorsprong in een ge schil tusschen den Rijkswaterstaat en de aannemersfirma Broersma waar, bij de uit voering van het Maas-Waalkanaal in 1924, deze firma voor een bedrag van 375.000 zou zijn benadeeld. In ons nummer van j.l. Zaterdag publi ceerden wij nog een resume over deze on verkwikkelijke geschiedenis. De heer Broersma was van het vonnis van de Alk maarsche Rechtbank in hooger beroep ge gaan, omdat hij wenschte door een vervolging wegens smaadschrift, toegelaten te worden tot het bewijs van zijn beschuldigingen om daardoor te bereiken, dat hij eindelijk schadeloos werd gesteld. Op een vraag van den President, zeide de heer Broersma, dat hij zijn „open brief" aan den Ministerraad had ge schreven, om de aandacht van het Neder- landsche volk te vestigen op het onrecht, dat hem was aangedaan. Dr. Ir. Wentholt handhaafde zijn verklaringen, afgelegd voor de Alkmaarsche Rechtbank. De President: Is het juist, dat ver dachte zich herhaaldelijk tot de autoriteiten heeft gewend om financieel herstel? Getuige: Hij vraagt verschillende dingen. De President: Maar hij bedoelt toch, uit te maken, dat hem te kort is gedaan. Getuige: Ja. Dr. Wentholt vertelt hierna, dat de brochure „Ik zal handhaven" hem niet was toegezonden, maar dat hij daarvan had ken nis genomen uit de Middelburgsche Courant. Spr. heeft toen niet direct een klacht inge diend, maar in overleg met den Minister van Justitie heeft de Off. van Justitie te Alk maar, in opdracht van de regeering, een vervolging ingesteld. Spr. gevoelt zich door het heele stuk beleedigd. De President las de brochure voor en noemde de uitdrukking „Dr. Went holt in zijn hemd" geen prettige uitdruk king. De heer Broersma zei, dat hij slechts beoogde duidelijk te maken, dat tegenover hem onrecht was geschied en dat hij, door andere gevallen te noemen, heeft willen aantoonen, dat Dr. Wentholt niet al tijd even juist is. De President: U haalde uit de kranten steenen om op Dr. Wentholt te gooien. Verdachte: Zeker, om duidelijk te maken, hoe onjuist hij is. De President: Maar u haalde er allerlei dingen bij, die er niets mee te ma- ken hebben. Denkt u daarmee iets te berei ken? Verdachte: Zeker mijnheer. Op een vraag van den President, zei ver dachte nog, dat hij bezwaar tegen de eerste dagvaarding heeft gemaakt, omdat hij op een betere manier vervolgd wilde worden. Dr. Wentholt zei nog, dat hij in Alkmaar niet had verwacht, dat de recht bank minutieus op de zaak zou zijn inge gaan. De nota's bij de stukken heeft hij daarom opgemaakt, na de behandeling van de Alkmaarsche Rechtbank. Dit is het werk geweest van een jong jurist op zijn bureau. In dat stuk staat, dat zijnerzijds is erkend, dat er redenen waren, den heer Broersma klaarblijkelijk den hoed ontdekt. Hij deed een stap naar voren om het geval te on derzoeken en met beide handen trok hij daarop den bolhoed naar zich toe. Hij on derzocht deze nauwkeurig, trok den bin nenband er uit, als om de maat na te zien; langzaam schudde hij het hoofd, als het ware in afkeuring over het feit, dat een zoo goede hoed was weggegooid, of we gens het feit, dat hij dien niet gebruiken kon. Een oogenblik hield hij het hpofddek- sel in zijn uitgestrekte hand voor zich uit waarna hij den hoed in de goot wierp. Hij hervatte zijn afgemeten tred en was bin nen enkele oogenblikken uit het gezicht verdwenen. „Wel allemachtig!" Verbaasd staarde inspecteur Higgins naar den hoek van de straat, waar omheen de agent verdwenen was, terwijl hij iets in zijn baard mompelde. Nu er in de straat be neden geen teeken van leven meer te be speuren was, kreeg het huis iets onbehaag lijks en verlatens. Maar nu h ij toch hier was, besloot hij alles eens nauwkeurig te onderzoeken. En dat kon hij even goed op zijn gemak doen. Hij zou het goede voor beeld van den agent volgen. Hij haalde zijn pijp te voorschijn en begon die zorgvuldig te stoppen. Drommels, hij had al heel wat zonderlinge situaties meegemaakt. Mecha nisch knipte hij zijn lantaarn uit, welke hij in zijn zak stak. Met uitzondering van den oorlog, waar iedereen in hetzelfde schuitje gevaren had, waren er heel wat gelegen heden geweest, waarbij zijn leven op het spel had gestaan. Sommige menschen had den toch maar een gek beroep. Toch was een beetje opwinding in het leven wel aar dig, mits het niet te erg werd. Zijn eerste eenige schadevergoeding te geven, maar als de zaak zou zijn uitgezocht, dan was de vor dering van den Staat op den heer Broersma hooger. De verdediger, Mr. Dr. Buis kool, vond het vreemd, dat de Staat in het faillissement van den heer Broersma geen protest tegen de uitdeelingslijst heeft gedaan en hij merkte op, dat ten onrechte in de nota van Dr. Wentholt staat, dat dit de schuld van den curator is geweest. Het was de schuld van den landsadvocaat. De President las hierop een stuk voor en bevestigde, dat de vordering van den Staat vervallen werd verklaard, omdat de Staat niet was verschenen. Mr. Dr. Buiskool: De vordering had op de lijst moeten blijven in 't faillissement, maar zij is er uit verdwenen. Die verdwij ning moet toch een eigenaardigen indruk maken. De President: Dit is de schuld van den curator, maar daardoor is Broersma toch niet benadeeld. De Verdediger: Jawel, want hij wilde aantoonen, dat hij een vordering had op den staat, nadat hij al van alles gepro beerd had om te komen tot een arbitrage commissie, die men hem ten onrechte heeft onthouden. Zijn zaak was verkeerd opgezet door zijn advocaat. De President: Was u dat niet? Gelach! Mr. Dr. Buiskool: Dan zou ik dat niet zoo zeggen. Nu zegt Dr. Wentholt wel, dat de heer Broersma recht had op eenige schadevergoeding. Voor de Rechtbank te Alkmaar heeft hij dat eerst ontkend. Pas toen de rechter Mr, Fruin, met een brief van Dr. Wentholt op tafel kwam, waarin dit werd erkend, was het anders. Dr. Wentholt: Het was een brief aan den Minister, dien ik mij niet meer her innerde. De kwestie over de arbitrage is ge heel buiten mij om gegaan, maar die speci ficatie heb ik nooit ontkend. Verdachte zei, dat hij destijds aan alle kanten geprobeerd heeft om te proce- deeren, maar dat hem dat steeds is mislukt. De President: Wees verstandig man. Gebruik uw hersens nu eens voor wat anders. Waarom altijd bij dat onrecht te blijven? U wordt op die manier een onaange name recalcitrant, u moet berusten in een gerechtelijke uitspraak. Verdachte: Ik heb geprobeerd om tot een arbitrage-commissie te komen, die werd afgewezen. Ik heb mij tot het consul tatiebureau in Den Haag gewend om een verdediger. Ook dat mislukte. De President: U geeft veel meer geld uit aan brochures dan u aan een advo caat moet betalen. Verdachte: Maar dat gaat over ver loop van jaren. De verdediger tot Mr. Wentholt: Heeft u niet direct verzocht, het werk aan den heer Broersma niet te gunnen? Dr. Wentholt: Ik kende den heer Broersma niet. Hij was de laagste inschrij ver en de inlichtingen die ik over hem ont- f ving van den Directeur van Gemeentewer ken te Den Haag, waren niet fraai. De Mi nister heeft, tegen mijn advies in, beslist, dat het werk aan den heer Broersma moest worden gegund. Ik had geen antipathie te gen den heer Broersma. De verdediger: Maar u kon weten, dat de beschuldigingen tegen den heer Broersma, in de u verstrekte inlichtingen, volkomen onjuist waren. Bovendien was de firma Broersma niet de laagste inschrijver; er was er nog één 10.000 lager. Het gaat niet aan, om van den man, die het grootste stoomgemaal in de wereld heeft gemaakt, voor 765.000, te zeggen, dat hij dat werk was begonnen om ten koste van Waterstaat daar beter van te worden. ernstige ervaring was kort na zijn indienst treding bij de politie geweest, vlak vóór den oorlog. Toch was het wonderlijk welk een zelfvertrouwen het dragen van een uniform iemand gaf. Het was of je voelde, dat het heele korps achter je stond. Dat gevoel van veiligheid bleef bestaan, hoewel in iets minderen vorm, wanneer men het uniform uittrok en een „stille" werd. Het publiek had weliswaar meer respect voor den man in uniform, maar doordat de agen ten in burger meest getweeën werkten, werd dit nadeel weer ruimschoots vergoed. Er is altijd een zekere voldoening in een werkje, dat men alleen opknapt, maar geef mij maar een mannetje erbij, dacht inspec teur Higgins. Hij stak een lucifer aan en stak zijn pijp op. Een klok in de buurt sloeg twee uur en andere klokken namen dit over. Opmerke lijk was het hoe ver dergelijke geluiden in de nachtelijke stilte doorklonken. Dan weer geheel en al absolute stilte. Een zachte bons, vijf vlugge stappen op den vloer in de kamer boven hem en dan weer stilte. Op dat moment voelde Higgins tot zijn eigen ergernis zijn haren letterlijk te berge rijzen! HOOFDSTUK IX. Waarin een stuk hout goed te pas bomt. Sedert het hooren van die voetstappen had inspecteur Higgins onwillekeurig zijn adem ingehouden en nu liet hij dien lang zaam tusschen zijn vooruitgestoken lippen ontsnappen. Er was dus toch een bewoner! Op zijn teenen sloop hij naar de deur van De proc.-gcneraal aan het woord. Nadat de President nog voorlezing had gedaan van de verklaring van verdachte voor den Rechtercommissaris om diens in tentie weer te geven, was het woord aan den Procureur-Generaal, Mr. A. A. L. F. van Dullemen. De Proc.-Generaal ving zijn requisitoir aan met de opmerking, dat het zelden voor komt, dat tegenover een Nederlandsch ambtenaar een dergelijke campagne wordt gevoerd. Spr. meent, dat het aan dr. Went holt ten laste gelegde, volkomen onjuist is gebleken. Voor een werk dat op 230.000 geraamd is, schreef verdachte in voor 197.000, omdat hij zich tevoren niet be hoorlijk over het werk had doen inlichten. Hij verscheen niet op de aanwijzing. Er wordt méér laag ingeschreven om het werk te krijgen om door bij-rekeningen aan de winst te komen. Deze man heeft waar schijnlijk gehoopt, met het grind een groote winst te maken. Een dergelijk risico neemt men voor zichzelf en als het verkeerd uit pakt, is het voor eigen risico. Men kan dan later niet zeggen, dat het de schuld is van de Directie. Spr. betoogde voorts, dat later wel geble ken is, dat er voldoende grind en klei was. Dr. Wentholt is gedekt door den minister, de zaak is uiteraard eenigszins duurder ge worden en daardoor ontstond er een vor dering op den heer Broersma, maar door een vergissing van den Landsadvocaat is die in het faillissement niet gehandhaafd. Spr. kon niet inzien, dat de heer Broersma daardoor is benadeeld. Aan de procedure in Alkmaar is dr. Wentholt onschuldig. Spr. oordeelde de brochure zwaar beleedi- gend. Daarin wordt gezegd, dat dr. Went holt is zonder eenige trots en zonder eigen waarde als ingenieur. De vragende vorm en de tenzij's in de brochure laakte spr. In het geschrift zag spr. niets anders dan 'n nerhalen van den ambtenaar Wentholt. Een vergelijking met den schurk Esterhazy en een betiteling van advocaat van kwade zaken is geen kleinigheid. Spr. oordeelde, dat de rechtbank te Alkmaar terecht een veroordeeling heeft uitgesproken. Ten aanzien van het sub B ten laste ge legde oordeelde spr., dat hier wel degelijk sprake is van smaadschrift. De „Open brief" toch kwam in handen van den raad van ministers en spr. vroeg zich af, wat de ministers van onderwijs en buitenlandsche zaken met deze zaak te ma ken hebben. Kennelijk heeft verdachte het doel gehad, ruchtbaarheid aan zijn „Open brief" te geven. Hij geeft dit trouwens toe, want hij zegt: „Ik heb den brief ook aan de Kamerleden en 65 dagbladen gezonden". Smaad volgens het eerste lid van art. 261 van het Wetb. van Strafrecht is hier aanwezig. Deze man heeft zijn recht gehad. Omdat hij zijn zin niet heeft gekregen, heeft hij nog niet het recht, allerlei beschuldigingen te uiten. Het gaat langzamerhand op queru- lanterie gelijken. Steeds heeft verdachte ge daan, wat hij niet had moeten doen. Hij had tegen den Staat een vervolging moeten in stellen wegens schade door een onrecht matige daad. Nu zegt de heer Broersma wel, dat hij daarvoor de middelen niet had, maar spr. is van oordeel, dat daarvoor het benoodigde bedrag nog wel altijd te vin den zou zijn geweest, maar dat verdachte dit niet heeft aangedurfd. Het gaat niet aan, dat hij jarenlang een openbaar ambte naar met dergelijke aantijgingen vervolgt. Spr. vorderde vernietiging van 't Alkmaar sche vonnis en veroordeeling van verdach te wegens maad tot een maand gevangenis straf. Mr. dr. Buiskool vangt zijn pleidooi aan met de opmerking, dat het hem wen- schelijk voorkomt, dat hij zich in deze zaak tot het juridische gedeelte beperkt. Wan neer wij tot feiten willen afdalen, aldus pl., dan kunnen wij daar op dit oogenblik nog geen oordeel over vellen. Pleiter herinnerde eraan, dat het Hof in Raadkamer is geweest, toen de rechtbank verdachte buiten vervolging stelde. Ver dachte wilde vervolging wegens smaad, om gelegenheid te krijgen, zijn beschuldigingen te bewijzen. Het Hof verwees de zaak naar de rechtbank, het moet dus de bedoeling van het Hof geweest zijn, dat verdachte wegens smaad vervolgd werd en het heeft de kamer, welke hij zachtjes dicht deed tot deze bijna geheel gesloten was. Toen wachtte hij. Wie er ook boven was, hij kon er op rekenen, dat er bij zijn beneden- komst een aardige verrassing op hem wachtte. Het wachten werd vervelend, maar toch voelde Higgins er niets voor om naar bo ven te gaan, want in zulke gevallen is het voordeel altijd voor dengene die boven is, en een levende agent is nog altijd te prefe- reeren boven een dooden of een bewuste- loozen inspecteur. Toen er na ongeveer vijf minuten nog niets gebeurde, begon inspecteur Higgins een vaag vermoeden te krijgen, dat de on bekende boven van zijn aanwezigheid op de hoogte moest zijn. Toen drong het tot hem door, dat een ieder, die in het huis was, hem wel gehoord moest hebben, ten zij deze na hem was binnengekomen. En als de man na hem was binnengekomen, waarom was hij dan niet gewaarschuwd door de openstaande kelderdeur? Er klopte hier iets niet. Maar wanneer het een spelletje van wachten moest wor den, was Higgins bereid het tegen iedereen op te nemen, want hij had een onuitputte lijk geduld, indien het in zijn kraam te pas kwam. In gewone, dagelijksche omstandig heden, was hij zeker niet minder ongedul dig dan zijn doorsnee medemensch. Hij liep bij voorbeeld liever, dan op een bus te moe ten wachten, zelfs wanneer hij er zeker van kon zijn, dat de bus hem weldra zou inha len. Een late trein prikkelde hem ook uiter mate, evenals een aarzelende getuige. In de kleinere dingen des levens was geduld niet zijn grootste deugd, maar in zaken waar het op aan kwam, was Job een heethoofd pl. verbaasd, dat de rechtbank dat deel van de dagvaarding nietig heeft verklaard. Het vonnis was verbazingwekkend. In dit op zicht sluit pl. zich bij den Proc.-Generaal aan. Zelden zal het gebeuren, dat een ver dediger aan het Hof vraagt, een dagvaar ding, die in het voordeel van verdachte nie tig is verklaard, wel schuldig te achten, be houdens hetgeen pl. daaromtrent zal vragen, n.l. in den geest van den verdachte de waarheid van de feiten, die hij heeft ge steld, te bewijzen. Ten aanzien van het sub. A. ten laste gelegde, vereenigt pl. zich met de zienswij ze van den Proc.-Generaal. De voorstelling van de brochure moet verkregen worden door de geheele lezing en niet door aaneengeregen brokstukken. Er kan. niet gesproken worden van belee diging. De brochure is een samenvatting van artikelen van ir. Kohier in de Tele graaf, tegen dr. Wentholt, die niet werden vervolgd. Verdachte komt juist op tegen de voorstelling, dat dr. Wentholt is een goed betaalde broodschrijver. Hij betoogt juist, dat dr. Wentholt zooveel macht had, dat deze hem daardoor in moeilijkheden kon brengen. Het is een aanval op de leiding van Waterstaat en daaruit kan geen belee diging worden geput. Eigenlijk is er spra ke van smaadschrift, want het zijn bepaal de feiten, die aan dr. Wentholt ten laste werden gelegd. Nader geeft pl. dit aan en hij concludeert, dat ten aanzien van het sub A ten laste gelegde, een veroordeeling niet kan volgen. Ten aanzien van sub B is pl. van oordeel, dat hier wel degelijk sprake is van smaad schrift. Voor verdachte maakt het niet uit of hier het eerste lid of het tweede lid van art. 261 wordt gesteld, omdat hij dan toch gelegenheid krijgt te bewijzen, hetgeen h;i heeft gesteld. In tegenstelling met den Proc.-Generaal meent pl. overigens, dat het tweede lid wel genomen kan worden. In de nota vinden wij de meening van dr. Wentholt, dat verdachte nooit iets te kort is gedaan en rechtvaardig is behandeld. Maar toch staat erin dat hij niet bekwaam was om het werk van 230.000 uit te voe ren en dat hij met de som van 197.000 te laag heeft ingeschreven, omdat hij in het grind meer voordeel heeft gezien. Ten aanzien van de onbekwaamheid van verdachte, wil pl. opmerken, dat deze een jaar tevoren voor Rijkswaterstaat een werk heeft uitgevoerd van 376.000. De nota bevat voorts een geweldige te genspraak. Eenerzijds wrodt beweerd, dat Broersma zijn voordeel heeft willen zoeken in de grindregeling en anderzijds, dat juist geen enkele verwachting was geweest bij den aannemer van de grindkwestie. Deze man onbekwaam! In Friesland maakte hij het grootste stoomgemaal ter wereld voor 765.000; in 1921 voor de gemeente Den Haag een werk van 1.200.000. Dat hij la ger dan de raming inschreef, zegt niets. Er was iemand die nog 10.000 lager inschreef en in dezelfde week besteedde de Rijkswa terstaat een werk aan, dat geraamd was op 2.800.000 en dat voor 1.550.000 is gegund. De bewering van dr. Wentholt, in zijn no ta, dat de opvolger van den heer Broersma hetzelfde werk heeft uitgevoerd, is onjuist. Deze kreeg, inplaats van 65 cent, 1.80 voor 1 M3. en inplaats van 40 cent, 0.75 voor 1 M3. grond. Zijn opleveringstijd was veel langer gesteld, terwijl hij in gunstiger jaar getijde werkte. De klei is bovendien ge haald uit een ander stuk grond, waarover nooit geschil was. Acht paragrafen vervie len in het bestek en negen werden gewij zigd. Dat staat niet in de nota. Voor de rechtbank te Alkmaar heeft dr. Wentholt toegegeven, dat bij het opmaken van het bestek voor den opvolger van den heer Broersma, rekening is gehouden met de moeilijkheden en de aanwijzingen van den heer Broersma. De heer Broersma had al 375.000 in het werk besteed; hij was fi nancieel krachtig: zijn firma stond goed aangeschreven; hij voerde verschillende groote werken uit voor Rijkswaterstaat, maar toch kende deze mijnheer Wentholt hem niet. De heer Broersma moest wel den indruk krijgen, dat dr. Wentholt tegen hem was. Steeds gelukte het hem niet, kwesties met dr. Wentholt op te lossen. Ik hoop niet, dat het Hof hem ziet als een querulant want dat is hij niet. in vergelijking met onzen inspecteur. Hij had jaren en jaren geloerd op een zekeren misdadiger, hoog in rang, tot deze zich ein delijk eens bloot gaf, en deze bivakeerde nu in Dartmoor. Bij een andere gelegen heid waren inspecteur Higgins en een wan hopig misdadiger tezamen opgesloten ge worden in een donkere kamer. Zij konden elkaar onmogelijk zien en toch wisten zij van elkanders aanwezigheid. Alleen op ge luid konden zij afgaan en het draaide uit op eindeloos wachten, tot een van beiden door het maken van eenig gerucht zich eindelijk zou verraden. De zenuwen van den misdadiger hadden het 't eerst bege ven, en hij had zijn man gekregen. Bij een andere gelegenheid „Ha, eindelijk beweging!" Inspecteur Higgins legde zijn oor tegen de kier van de deur, terwijl hij zich ge reed maakte voor den aanval, zoodra de indringer zou verschijnen en terwijl hij met één hand den knop vastgreep, bereid de hij zich er op voor de deur op het kri tieke moment wijd open te gooien. Hij luisterde met ingehouden adem. Er viel niet aan te twijfelen, dat er zich iemand door het huis bewoog. Sluipende voetstap pen. „Hemel!" mompelde de inspecteur, toen zijn ooren het naderende geluid beter kon den waarnemen. De voetstappen kwamen de trap op! „Verdraaid, ze zijn met hun tweeën!" mompelde hij weer. (Wordt vervolgd). I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 10