tiftm
De kaasdragerskamer gerestaureerd.
JUMicaties
NOTITIE-BOEKJE.
Eiken Vrijdagochtend komen de
kaasdragers hier bijeen.
Naar de hooglanden van
Schoorl en Groet.
Keuring buitengewoon
dienstplichtigen.
Onrustige zenuwen
UIT MIJN
DERDE BLAD.
ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 27 APRIL 1940.
geïU. maandschrift.
„Astra" opent met
loskes „Ice cream",
eerige dames in In-
jp haar wensch leg-
der schepping erop
ina niet teruggeko-
eede verhaal speelt
rimboe" en Herman
hoe een planter aan
t. Aangrijpend is
Joseph Wechsberg,
man de afschuwe-
n om de liefde van
.non. Uit den Fin-
de novelle van An-
atmoeting aan het
icnhoff Jr. vervolgt
enissen. Griezelig is
Felix Salazar „En
sEen schets
Een optimist". Cor-
er den naam „Don
•hrijving van een
even uit het oude
a van M. van der
endermonde e.a. De
ïans uitgebreid met
atje „Wij vrouwen,
mevrouw M. Bek-
itjes maken ook dit
lijk.
Het Kind".
pril opent met het
Adema van Schel-
A. Gruijs vertelt
>etingen met zwer-
ok dezen keer is
:end geïllustreerd,
nneringen" omvat
ide bijdragen. F.
verhoudingen van
rschillende verhou-
enschentypen, die
de droomer, de
e mensch) ten op-
school, de jeugd-
ïappij. Frits van
'oedkundige advi-
ijft een tweede ar-
imen-önderwijs te
mderhalf eeuw be-
we nog: Bijdragen
bleem" en „Het
mrkrubriek en het
oegsel „De Merel".
reclame
ECLAME
Sedert onheugelijke jaren hebben de
kaasdragers in het Waaggebouw een ver
blijfplaats gehad, die wel den naam droeg
van kaasdragerskamer, maar die eigenlijk
den naam van kamer niet waard was.
Het is een goede gedachte geweest van
den „Vader" der kaasdragers om overleg
te plegen met de kaasdragers en hen voor
te stellen van deze verblijfplaats werkelijk
een kamer te maken, waarvan het inte
rieur overeenstemt met het aloude gilde.
De vaklieden onder de kaasdragers
stelden zich belangeloos beschikbaar om,
naar het ontwerp van den Vader, hun
beste krachten aan de restauratie te ge
ven, hierbij krachtig gesteund door den
heer W. Voorthuijsen, directeur van het
marktwezen.
Deze toch heeft het initiatief genomen
om van instellingen en particulieren gel
den te verzamelen, waartoe ook de kaas
dragers zelve hun bescheiden deel hebben
bijgedragen, en hoewel dat bedrag niet
geheel toereikend was, toch het gilde
aanspoorde om maar te beginnen.
Door de welwillendheid van het ge
meentebestuur, daarin krachtig gesteund
door den burgemeester, werden de kastjes
voor de kaasdragers gemaakt door de
centrale werkplaats en door deze samen
werking is een geheel verkregen, dat niet
alleen de groote tevredenheid van de
kaasdragers kan wegdragen, maar ook
zeer zeker de aandacht en de belangstel
ling heeft van ieder die een bezoek aan
deze kamer brengt.
Wat gebeurt er in deze kamer?
Eiken Vrijdagochtend komen de kaas
dragers, des zomers te zeven uur, des win
ters te acht uur, hier bijeen voor het ap
pèl. Zoodra de klok het uur laat hooren,
klinkt stereotiep de stem van „den
knecht" die zegt „Vader hij heeft gesla
gen", waarop de Vader appèl houdt.
Naast den Vader zit de provoost, dat is
de knecht van het bestuur, deze neemt het
„schandbord" in zijn handen en schrijft
daarop wie te laat is, geheel op het appèl
mankeert, of wel om andere redenen,
reglementair voorgeschreven, in de ter
men valt om beboet te worden.
Is het appèl gehouden en weet men wie
door ziekte of anderszins niet kan werken,
dan werpen de overlieden van het gilde
met dobbelsteenen om de hoogste oogen
en wie de hoogste oogen gooit, heeft de
eerste keuze van de noodhulpen, die ge
kozen worden naar anciënniteit.
Zijn de noodhulpen ingedeeld, dan
wordt „het hout", dat zijn de berries,
klaar gezet en te half tien zijn allen in het
wit gekleed en getooid met een hoed in de
kleuren van het veem, rood, groen, geel
en blauw, en begint het dragen.
Na afloop van de markt gaan de tasch-
lieden naar boven, tellen onder toezicht
van de overlieden het ontvangen weegloon
en wanneer dat verdeeld is, roept de pro
voost „alles boven", waarna de overlieden
aan de kaasdragers van elk veem het hun
toekomende loon uitbetalen.
In de Kaasdragerskamer worden ook
de z.g. bieravonden gehouden, waarvan er
jaarlijks één verplicht is voorgeschreven,
terwijl bij aanstelling van een vasten
kaasdrager deze gehouden is aan „de
kamer" te geven: bier, pijpen en tabak.
Hierbij worden nog steeds de ruim 300
jaar oud zijnde tinnen kannen gebruikt,
terwijl een kooltje vuur, in koperen vuur-
potjes, dient om de pijpen aan te steken.
Dan is het „de Gilde viert, de Gilde
juicht", en de humor is niet van de lucht.
Hier is nog een overblijfsel van 't oude
gildewezen, waar de oude. gebruiken nog
in eere zijn en angstvallig worden be
waard.
Een bezoek aan de Kaasdragerskamer
is alleszins aan te bevelen, waarvoor eiken
Donderdag en Vrijdag steed gelegenheid
De heer A. H. Bijleveld schrijft ons:
Er is een kans, dat de Nederlanders in den
eerstvolgenden tijd hun eigen land eindelijk
wat beter leeren kennen. De Natuurhistori
sche Vereeniging doet dit al lang en met
name onze afd. Alkmaar, die op haar laatste
excursie naar de noordelijke staatsduinen
in de gemeente Schoorl dit terrein (voor ve
len volstrekt terra incognita) eens nader
verkende.
Wat is die streek toch rijk aan natuur
schoon! Om te beginnen al dat (niet onbe
kende) Waterbosch met zijr, vele prachtig
brons en goudgeel bloeiende gagel, mooie
oude zeedennen en forsche jonge Oostenrijk-
sche dennen (beide met mooie groote den-,
appels) en hobbelige smalle kronkel
paden! Ja, die gagel is in 't voorjaar een
pracht; en wel eigenaardig is, dat in de
Schoorlsche duinen (anders dan op de Ve-
luwe) de mannelijke planten (d.i. die met
meeldraadbloemen: de gagel is zg. twee-
huizig) zeer veelvuldiger voorkomen.dan de
vrouwelijke, en het werd op de excursie dus
een opgave: die vrouwelijke gagel op te
sporen wat eindelijk aan een paar scherp
ziende dames gelukte. Maar welk een kleine
struikjes, wier donkerroode stempelslippen
slechts weinig in 't oog vielen!
Al veel eerder trof men nóg bloeiende
kraaiheide aan (in normale jaren na midden
April al lang uitgebloeid) en ook alleen met
meeldraadbloempjes; de vrouwelijke bloei
valt in 't geheel niet op en dat die er toch is,
bewijzen 't zomers de vele ronde zwarte bes
sen, waarmee verscheidene planten Kraai
heide (die heelemaal geen „heide" is!) vol
zitten.
En nu 't Kleine Ganzenveld in met zijn
Schoorlsche, Catrijper en Groeter plassen.
Wat een schitterend landschap: 't nog don-
ker-dorre heideveld afgebroken door groote,
langwerpige en ronde waterplassen, die 't
blauw van de lucht prachtig weerkaatsen,
daar achter de groene hellingen van zacht
opglooiende hooge heuvels en alles in 't wes
ten bekroond door de schitterend witte top
pen en flanken van den Grooten Overval of
Ijsbeer! (Wèl een verschil met de vlakke
streken in 't midden en oosten van Noord-
Holland!) Hier werd die vrouwelijke ga
gel gevonden, hier ziet men af en toe enkele
of in groepjes staande dennen, elzen of ber
ken, een dwarse heuvelrij en schier overal
die bloeiende geelbruine gagel tusschen de
hei verspreid. Enkele nederige mossoorten
staken hun sporenhoudertjes omhoog: 't be
kende Haarmos en het kleinere Funaria
hygrometrica (door sommigen wel Draaimos,
door anderen soms Hoorntandmos genaamd),
beide met hun puntige mutsjes op 't sporen-
doosje; ook 't minder bekende lichtgroene
Dicranum (met ronde sporendoosjes aan
krom overhangende steeltjes). En op een
andere plek zag men nog de sporenhouden-
de wratjes of knobbeltjes van het roode be
kermos (een korstmos-soort). Alles zeer in
teressant voor wie in eigen land zijn oogen
weet te gebruiken.
Maar overigens was niet te ontkennen, dat
de uiterst strenge record-winter 1940 ge
weldig had huisgehouden en vele planten
nog steeds zeer achterlijk waren in groei en
bloei, zooals trouwens overal. In April ziet
men in normalen tijd nog steeds de geel
bloeiende Gaspeldoorns (een winterbloeier),
maar nu in 1940? Al wat Gaspeldoorn heette,
vertoont alle teekenen van grondig dood te
zijn, en 't zal een wonder zijn, als daar nog
iets van terecht komt! Veel beter is de brem
de vorst doorgekomen, want die stond overal
frisch en groen. En verschillende kleine hoo
rnen (eschdoornn, vogelkers) ontplooiden
pas hun blaadjes; berkenkatjes werden al
wat langer (de els raakte uitgebloeid), en
ook de abeel vertoonde aan zijn grijsachtige
takjes de nog steeds korte meeldraadkatjes,
waarin de roode helmknoppen even tus
schen de viltige schubjes doorschemerden.
Na een rustpoos tegen beschutte duinhel
ling (waarin een gelukkige bestuursaanvul-
ling plaats had) werd de tocht verder naar
't N. voortgezet, maar nu weldra langs
een gebaanden, met klei en dgl. gebaanden
weg.
Links laat men de mooie plassen liggen,
rechts verheffen zich de zeer 'hooge zand
duinen van Catrijp, maar deze Ganzeveld-
weg maakt de noordelijke duinen toeganke
lijker, dan zij ooit géweest zijn. Men passeert
de lange en hooge, begroeide Baaknol en be
treedt ten slotte den (deels) beboomden Har-
ger zeeweg, waar verderop een (steeds groo-
ter wordende) plas en een (botanisch ge
sproken) veel belovend moerasje opdagen.
In deze en de andere plassen vertoonden
zich reeds waterinsecten, als schaatsenloo-
pers en rugzwemmers, en alom weerklonk
't vroolijke heldere gekwaak van gewone
padden, vuurpadjes en kikkers. In de verte
vlogen en riepen eenige zeemeeuwen en in
't N. vernam men de lieflijke, vroolijke fluit
tonen van de wulp.
Aan de voet der Harger, Groeter en Cat
rijper duinen werd de terugtoch aanvaard.
Hier komt men langs eigenaardige zandige
paden of langs een flink nieuw fietspad
waaraan bloeiend klein hoefblad zijn gele
Composieten-ster op beschubde, alsnog blad-
looze stengel in de zon opheft en in de scha
duw doet neerhangen.
Na het aardige landelijke kerkje van Groet
met zijn schoone omlijsting van hoog ge
boomte komt men in een omgeving, die zoo
sterk van 't gewone Hollandsche landschap
afwijkt, dat men zich in een andere wereld
waant: eerst langs lage duintjes met voorlig
gende schrale weitjes, waar mooie Saane-
geiten trouw haar jongen bewaken bij oude
boerderijtjes; ook forsche boerenhuizen,
waar men stompsnoetige, ruige, bruine Si-
De Keuringsraad ALKMAAR zal de
buitengewoon dienstplichtigen van de
lichtingen 1936 en 1937, die nog nimmer
voor den dienst werden gekeurd, in de
gelegenheid stellen een uitspraak te ver
krijgen omtrent hunne geschiktheid voor
den dienst.
Deze keuring zal worden gehouden te
Alkmaar, in de lokalen van de voormalige
4e Gemeenteschoool aan de Oudegracht,
ingang Westerkolkstraat, op 29 en 30 Mei
en. 3 en 4 Juni a.s., des voormiddags te
9 uur en des namiddags te 1.30 uur.
Geneeskundige verklaringen. Vermoedt
de buitengewoon dienstplichtige, dat hij
ongeschikt is wegens een ziekte of een ge
brek, dan is het wenschelijk, een s c h r i f-
telijke verklaring van een
gen e e skundige mede te brengen.
Indeeling. Voor hen, die niet voorgoed
ongeschikt worden verklaard, bestaat de
gelegenheid om hun wenschen met betrek
king tot hun indeeling bij den keurings
raad kenbaar te maken. Het is wenschelijk,
dat ieder opgeeft, welke voorkeur hij in de
eerste en welke hij in de tweede plaats
heeft.
Voorts kunnen zij den voorzitter van den
keuringsraad een schriftelijke verklaring
ter hand stellen om te bewijzen, dat zij
voor zeker vak of voor zekeren arbeid
bijzondere geschiktheid bezitten.
Met opgegeven wenschen
kan slechts rekening worden
gehouden, voor zoover de
dienstbelangen het toelaten.
Verplichting. De buitengewoon dienst
plichtige is bij deelneming aan de keuring
gehouden te verschijnen precies op het
daarvoor aangegeven uur.
Verhindering. Het is wenschelijk, dat hij
die door ziekte of wegens een andere reden
niet bij de keuring kan verschijnen, hier
van tijdig kennis geeft aan den voorzitter
van den keuringsraad of aan den burge
meester.
Wie niet aan de keuring deelnemen. Aan
de keuring nemen geen deel:
a. zij, die indertijd in verband met hun
verbintenis bij het vooroefeningsinsti
tuut van den vrijwilligen landstorm een
geneeskunlig onderzoek hebben ondergaan
en daarbij geschikt werden bevonden voor
den dienst bij den landstorm, zonder voor
behoud ten opzichte van hun lengte (zij
worden geacht als dienstplichtige geschikt
te zijn voor den dienst);
b. zij, die als vrijwilliger behooren tot
de landmacht, tot de zeemacht of tot de
overzeesche weermacht.
Uitspraak op verklaringen. In sommige
gevallen kan de buitengewoon dienstplich
tige ongeschikt worden verklaard enkel op
grond van een. schriftelijke verklaring, bij
voorkeur afgegeven door twee genees
kundigen. De eischen, waaraan zulk een
verklaring moet voldoen, zijn omschreven
in art. 37, 4e lid, en art. 41 van het dienst
plichtbesluit. Nadere inlichtingen kan men
vragen aan de gemeentesecretarie of aan
den voorzitter van den keuringsraad.
berische honden ziet rondloopen (gelukkig
erg mak); maar verderop gaat 't pad langs
hooge, steile, dicht met hout en kruiden be
groeide heuvels, een pracht voor 't oog,
vooral daar, waar links en rechts van de
„Vier Trappen" de mooie bosch-anemonen
rijkelijk bloeien en hun witte weelde hier en
daar afwisselt met mooie paarse crocussen.
Dat mooie kerkje van Catrijp staat hier
wel in een eenig-schilderachtige omgeving!
Zoo naderde men allengs (o.a. langs de
vermaarde „Brouwerskom") 't eindpunt van
de tocht (de plantjes werden al weer gewo
ner, als muurpeper, hondsdraf e.a.),nl. het
militair terrein aan 't begin van den Munni-
kenweg, waar tevens de wandeling de dui
nen in was begonnen.
Alles te zamen: een heerlijke excursie!
Mijnhardt s Zenuwtabletten maken- U spoedig
weer. weldadig kalm. Buisje 40 en 75 cent.
Huis keuring, enz. Hij, die binnen het rijk
verblijft, doch wiens gezondheidstoestand
niet gedoogt voor den keuringsraad te ver
schijnen, dan wel is opgenomen in een ge
vangenis of rijkswerkinrichting, wordt,
indien hij dit verzoekt, onderzocht ter
plaatse, waar hij zich bevindt. Het verzoek
daartoe kan worden ingediend bij den
burgemeester met opgaaf van volledig
adres, die dit verzoek doorzendt aan den
voorzitter van den keuringsraad.
Keuring elders. De buitengewoon dienst
plichtige kan aan den voorzitter van den
keuringsraad het verzoek doen om het
onderzoek elders te ondergaan. Desge-
wenscht kan hij het verzoekschrift, waarin
hij zijn volledig adres moet opgeven, in
dienen bij den burgemeester, die alsdan
zorgt voor de verzending. Een dergelijk
verzoek behoort, zoo mogelijk, te worden
ingediend vóór 1 Mei a.s.
Nieuw geneeskundig onderzoek. Het ligt
in het voornemen om de goedgekeurden in
de gelegenheid te stellen bij den herkeu-
ringsraad, tijdens de zitting van dien raad
in December a.s., een nieuw geneeskundig
onderzoek te doen ondergaan, indien zij
alsdan door overlegging van een genees
kundige verklaring aannemelijk maken,
dat zij vermoedelijk ongeschikt voor den
dienst zijn geworden.
Afkeuring door bedrog. Bestaat er naar
het oordeel van den minister van defensie
gegrond vermoeden, dat iemand voorgoed
ongeschikt is verklaard als gevolg van
bedrog, dan wordt de desbetreffende uit
spraak door den minister vervallen ver
klaard en wordt de persoon, wien het
geldt, geplaatst in de verhouding tot den
dienstplicht, waarin hij zou hebben ver
keerd, indien hij niet ongeschikt verklaard
was.
Strafbepalingen. De buitengewoon
dienstplichtige zal zich, op straffe als bij
de wet bepaald, hebben te onthouden van
het aanbieden van geld of geschenken of
van andere verkeerde praktijken, waar
door hij zou meenen zijn afkeuring voor
den dienst te kunnen bevorderen.
Art. 206 van het wetboek van strafrecht
luidt als volgt:
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
jaren wordt gestraft:
lo. hij, die zich opzettelijk voor den
dienst bij de krijgsmacht ongeschikt maakt
of laat maken;
2o. hij, die een ander op diens verzoek
opzettelijk voor den dienst ongeschikt
maakt.
Indien in het laatste geval het feit den
dood tengevolge heeft, wordt gevangenis
straf van ten hoogste zes jaren opgelegd.
Geen reiskosten, enz. De buitengewoon
dienstplichtige, die opgeroepen is om voor
de keuring te verschijnen en zich daartoe
op reis moet begeven, kan niet in aan
merking komen voor het ontvangen van
een tegemoetkoming in de reis- en voe
dingskosten.
Rijbewijzen. Het is gewenscht, dat de
buitengewoon dienstplichtige, die in het
bezit is van een rijbewijs A (voor chauf
feurs) of van een rijbewijs B (voor motor
rijders) dan wel van beide rijbewijzen, dit
stuk of deze stukken naar de keuring
medebrengt.
Duur der keuring. Er moet op gerekend
worden, dat de aanwezigheid bij den keu
ringsraad voor hen, die voor den dienst
geschikt worden verklaard, 3 34 a 4 uur
zal duren.
Adresverandering. Bij adresverandering
geve de buitengewone dienstplichtige zijn
nieuwe adres aan de gemeentesecretarie
op, ook bij het bureau voor militaire
zaken.
Alkmaar, 27 April 1940.
De Burgemeester van Alkmaar,
F. H. VAN KINSCHOT.
M. J. BRUSSE:
De gewonde en het kind. (II)
Manofski hield zich slapende. Hij, Pool
van geboorte, als fabrieksarbeider sedert
enkele jaren in een Duitsche stad, was mee
opgeroepen om in militairen dienst voor
Duitschland in den oorlog te gaan. Nu lag
hij, als eenige bedlegerige, met een zware
wond in den rug, heel alleen in zijn zaal
van het lazaret, omdat de andere patiënten
waren gaan eten. En in zijn verbeten wan
trouwen had hij de verpleegster, die hem
uit medelijden was komen opzoeken, geen
woord, geen blik van zijn door de wimpers
kijkende oogen, gegund, zoodat zij boos
was weggeloopen.
Och, wat vond hij die stilte nu heerlijk.
Dit waren zoo zijn gelukkigste uren, dat er
niemand om hem heen was. En in deze uren
zou daar nu zoo'n zuster bij 'm komen
snateren? Goed, dat zij z'n verlangen om te
slapen begrepen had en verdwenen was. En
hier lag hij dan nu, betrekkelijk tevreden,
in bed, met die afgrijselijke wond en zijn
ongenaakbare gezicht.
Dat vale gezicht met het lage voorhoofd
als ruw gebeiteld uit 't gebeente, had zoo
iets hards en haatdragends. Alleen in zijn
groote, zachtmoedige slavenoogen die me
lancholie, die telkens opnieuw de een of
ander tot den stormloop op zijn hart ver
lokte.
Goeden dag!" klonk 'n dun, par
mantig stemmetje in zijn doezeligheid door.
Hij lichtte verwonderd het hoofd op. Wat
was dit voor een nooit gehoord geluid in
deze ambulance-kamer?
Midden in 't zaaltje, maar vóór zijn bed,
stond een klein meisje. En Manofski moest
onwillekeurig even lachen. Zoo'n nietig
menschje, in een wijde witte jurk met
kantjes. Ze had geen hoed op. Haar heel
licht blonde krullen glansden als zilver in
de middagzon. Leken ze niet zelf we! zonne
schijn, zoo glinsterend blond als ze waren?
Door zijn soezenden kop neuriede 'n Poolsch
liedje van een verdwaalde zonnestraal.
Hij dacht geen oogenblik aan zijn afwe
rende houding. Heel vriendelijk voor zijn
doen grijnsde hij haar toe. Dan spiedde hij
onderzoekend naar links en naar rechts.
Nee, er was niemand, behalve hij en 't kind.
En meteen stak hij haar zijn grove hand
toe, met den wijsvinger uitgestrekt, zooals
naar heel kleine kinde, en, die leeren loo-
pen en met zijr. ruwe stem, gromde hij
zoo teeder mogelijk:
Kom hierrr, jij!"
Gehoorzaam kwam het kind. Alle bevan
genheid was ineens weg van haar gezichtje,
alsof ze alleen maar gewacht had tot de
vreemde, bleeke man iets tegen haar zeg
gen zou, om de leegte in deze ziekenzaal wat
gezelliger te maken. Zij huppelde naar hem
toe, legde haar handje in zijn groote vuist,
maakte een heel diepe, keurige knicks en
zei nog eens: „goeien dag!"
Het heele gezicht van Manofski grijnsde.
Zóó vertrouwelijk, en toch ook die
plechtige hoffelijkheid, en dat alles samen
in dit handjevol mensch.
Ken je mij?" vroeg hij.
Het kind keek hem ernstig aan. „Nee,
oom", zei ze toen.
Waarrrom jij komt?", vorschte hij
verder.
Wie? ik? O, ik kom alleen maar
mijn tante opzoeken".
Wie is jou tante?"
Tante Emma".
Hierrr? Zusterrr Emma? Ja?"
Ja! Ze is hier en ze verpleegt de ge
wonden".
Wat is dat gewonden?"
Het kind glimlachte ongelocvig. Of hij
heusch niet zou weten, dat hij een gewonde
was?
Je bent er toch zelf een!" zei ze, en
lachte vergenoegd.
Manofski lachte mee om de gelukte grap.
Een heel rauwe lach was 't. Je hoorde er
dadelijk aan, dat hij 't lachen lang afge
wend was.
Maar dit hinderde 't kind niet. Manofski
hield nog altijd haar handje vast. Zoo stond
ze daar heel stil en keek hem met haar
blauwe oogen aandachtig in zijn gezicht.
Woon jij hier?", ging het examen
verder.
Ja!"
Kom jij dikwijls hier na toe?"
Och, eigenlijk alleen maar als ik hier
een vriend heb" zei 't meisje.
Nu schaterde Manofski het uit. Maar dit
klonk al niet mooier dan de eerste maal.
Het kind bleef ernstig. „Ik heb al drie
vrienden gehad!" zei ze gewichtig zake
lijk door Manofski's lachen heen. In eens
werd hij stil. Het speet hem 'n beetje, toen
hij 't beleedigde gezichtje zag. Een soort
schaamte voelde hij. Hij wist wat dat is,
als je wordt uitgelachen.
Wie is nou jou vrrind?" vroeg hij
zoo belangstellend mogelijk.
Nou heb ik er geen een meer. De
laatste is al lang weggereisd".
Ach, toch, trreurrig, errg trreurig!
Nou, en ik? Als' ik kon jouw vrrind zijn.
he?"
Dat kan je natuurlijk" zei de kleine
bereidwillig. „Je hoeft ook niks anders te
doen dan met me te praten, als ik kom".
O, heel goed. Jij heet
Elze. En jij?"
Kan jou niet onthouden. Ik errg
moeilijk naam. Maarrr jij kent zeggen:
Johan, Zoo noemen die me".
Dus Johan?"
Moet jij dikwijls kom, Elze ja?"
O ja, nou kom ik vast dikwijls".
En altijd onderr eten, als allemaal
zijn uit".
Goed, Johan".
Zuster Emma keek naar binnen.
Elze, Elze? Och ben je daar einde
lijk? Wacht, jij. Zoo maar ontsnapt, jou on
deugd! Heeft ze u wakker gemaakt,
Manofski?"
Nee, tante Emma! Hij sliep niet, toen
ik hem goeden dag zei!" Op een drafje
trippelde ze terug naar de deur. En ziet
u? hij is nu mijn vriend".
De verpleegster keek.stom verbaasd naar
Manofski. Die lag over zijn dek te staren.
Zoo?" zei ze, nam het kind bij de
hand en ging weg.
Daag; Johan!" riep 't klare stem
metje zóóhartelijk. „Dag!" bromde
Johan nauwelijks hoorbaar terug.
Toen gingen weer een paar dagen voorbij
in den geüjkmatigen rustigen gang, - zooals
veel dagen hier gaan, door de zaal van het
lazaret, 't Verwonderde luisteren in de
verstomperde stilte, als er plots uit die
rust een lach klinkt of een wreed gekerm, -
maar over het algemeen altijd hetzelfde.
Den derden en ook den vierde dag sloeg
Manofski telkens weer een stormloop op
zijn vertrouwen met succes af. Er waren
namelijk in èen andere zaal een paar nieu
welingen binnengebracht, die, tegen alle
waarschuwingen in, in Manofski's zwaar
moedige oogen geloofden.
Dien middag na 't eten lag hij weer alleen.
Vaak sliep hij. Dikwijls ook las hij in den
griezelig boeienden misdadigersroman: „De
gil om elf uur dertien".
Den eersten middag had hij met 'n stillen
glimlach aan het kind gedacht.
Den tweeden met een vage herinnering.
Den derden sliep hij gedachteloos door, zoo
dat hij nu zijn kleine vriendin eigenlijk wel
vergeten was.
Maar hij grijnsde toch vergenoegd, toen zij
den zevenden dag klip klap, klip klap, bin
nen kwam huppelen op haar sandaaltjes.
„Goeden dag, Johan!" riep ze al aan
de deur. Ze kwam nu meteen naar z'n bed
door, gaf hem een hand, maar, hoewel ze
nu immers zijn vriendin was, maakte ze
toch weer dienzelfden diepen, plechtigen.
knicks van den eersten keer.
Dat is prrrettig, dat jij kome!" zei
Manosfki. Terwijl hij zoo die kleine, tengere
hand in zijn vuist gevangen hield, herin
nerde hij zich, dat er toen, toen 't kind voor
't eerst bij hem geweest was, veel lichts en
warms en kluchtigs gebeurd was. 't Wilde
hem werkelijk niet meer te binnen schieten
wat het geweest was. Daarvoor waren de
kameraden te druk, was zijn middagslaapje
te diep, was „De gil om 11 uur dertien" te
spannend geweest. Hij was alleen maar
blij, dat al dat lichte, warme en kluchtige
nu teruggekomen was.
„Vanmiddag kan ik fijn net zoo lang
bij je blijven als ik wil" vertelde z'n
vriendin. „Ik heb tegen allemaal gezegd,
dat ik naar je toe gang, omdat je nu immers
toch mijn vriend bent".
Ze keek hem overmoedig aan. En Manofs
ki voelde dit als een volkomen in bezit
némen, 't Hinderde hem eigenlijk, dat hij,
de beroemde ongenaakbare, nu bij verschei
den menschen bekend stond als de vriend
van dit kleine wezentje.
Maar hij glimlachte een beetje zuurzoet:
„Wel, dan zullen wij heel prrettig samen
prraten. Daarrr, zie je? Een stoel. Ga zit
ten. Maarrr gauw zal je mij niet meerrr
aarrdig vinden. Elsje. Dan moet je meteen
hard wegloopen".
Nadruk verboden.