tiftm De kaasdragerskamer gerestaureerd. JUMicaties NOTITIE-BOEKJE. Eiken Vrijdagochtend komen de kaasdragers hier bijeen. Naar de hooglanden van Schoorl en Groet. Keuring buitengewoon dienstplichtigen. Onrustige zenuwen UIT MIJN DERDE BLAD. ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 27 APRIL 1940. geïU. maandschrift. „Astra" opent met loskes „Ice cream", eerige dames in In- jp haar wensch leg- der schepping erop ina niet teruggeko- eede verhaal speelt rimboe" en Herman hoe een planter aan t. Aangrijpend is Joseph Wechsberg, man de afschuwe- n om de liefde van .non. Uit den Fin- de novelle van An- atmoeting aan het icnhoff Jr. vervolgt enissen. Griezelig is Felix Salazar „En sEen schets Een optimist". Cor- er den naam „Don •hrijving van een even uit het oude a van M. van der endermonde e.a. De ïans uitgebreid met atje „Wij vrouwen, mevrouw M. Bek- itjes maken ook dit lijk. Het Kind". pril opent met het Adema van Schel- A. Gruijs vertelt >etingen met zwer- ok dezen keer is :end geïllustreerd, nneringen" omvat ide bijdragen. F. verhoudingen van rschillende verhou- enschentypen, die de droomer, de e mensch) ten op- school, de jeugd- ïappij. Frits van 'oedkundige advi- ijft een tweede ar- imen-önderwijs te mderhalf eeuw be- we nog: Bijdragen bleem" en „Het mrkrubriek en het oegsel „De Merel". reclame ECLAME Sedert onheugelijke jaren hebben de kaasdragers in het Waaggebouw een ver blijfplaats gehad, die wel den naam droeg van kaasdragerskamer, maar die eigenlijk den naam van kamer niet waard was. Het is een goede gedachte geweest van den „Vader" der kaasdragers om overleg te plegen met de kaasdragers en hen voor te stellen van deze verblijfplaats werkelijk een kamer te maken, waarvan het inte rieur overeenstemt met het aloude gilde. De vaklieden onder de kaasdragers stelden zich belangeloos beschikbaar om, naar het ontwerp van den Vader, hun beste krachten aan de restauratie te ge ven, hierbij krachtig gesteund door den heer W. Voorthuijsen, directeur van het marktwezen. Deze toch heeft het initiatief genomen om van instellingen en particulieren gel den te verzamelen, waartoe ook de kaas dragers zelve hun bescheiden deel hebben bijgedragen, en hoewel dat bedrag niet geheel toereikend was, toch het gilde aanspoorde om maar te beginnen. Door de welwillendheid van het ge meentebestuur, daarin krachtig gesteund door den burgemeester, werden de kastjes voor de kaasdragers gemaakt door de centrale werkplaats en door deze samen werking is een geheel verkregen, dat niet alleen de groote tevredenheid van de kaasdragers kan wegdragen, maar ook zeer zeker de aandacht en de belangstel ling heeft van ieder die een bezoek aan deze kamer brengt. Wat gebeurt er in deze kamer? Eiken Vrijdagochtend komen de kaas dragers, des zomers te zeven uur, des win ters te acht uur, hier bijeen voor het ap pèl. Zoodra de klok het uur laat hooren, klinkt stereotiep de stem van „den knecht" die zegt „Vader hij heeft gesla gen", waarop de Vader appèl houdt. Naast den Vader zit de provoost, dat is de knecht van het bestuur, deze neemt het „schandbord" in zijn handen en schrijft daarop wie te laat is, geheel op het appèl mankeert, of wel om andere redenen, reglementair voorgeschreven, in de ter men valt om beboet te worden. Is het appèl gehouden en weet men wie door ziekte of anderszins niet kan werken, dan werpen de overlieden van het gilde met dobbelsteenen om de hoogste oogen en wie de hoogste oogen gooit, heeft de eerste keuze van de noodhulpen, die ge kozen worden naar anciënniteit. Zijn de noodhulpen ingedeeld, dan wordt „het hout", dat zijn de berries, klaar gezet en te half tien zijn allen in het wit gekleed en getooid met een hoed in de kleuren van het veem, rood, groen, geel en blauw, en begint het dragen. Na afloop van de markt gaan de tasch- lieden naar boven, tellen onder toezicht van de overlieden het ontvangen weegloon en wanneer dat verdeeld is, roept de pro voost „alles boven", waarna de overlieden aan de kaasdragers van elk veem het hun toekomende loon uitbetalen. In de Kaasdragerskamer worden ook de z.g. bieravonden gehouden, waarvan er jaarlijks één verplicht is voorgeschreven, terwijl bij aanstelling van een vasten kaasdrager deze gehouden is aan „de kamer" te geven: bier, pijpen en tabak. Hierbij worden nog steeds de ruim 300 jaar oud zijnde tinnen kannen gebruikt, terwijl een kooltje vuur, in koperen vuur- potjes, dient om de pijpen aan te steken. Dan is het „de Gilde viert, de Gilde juicht", en de humor is niet van de lucht. Hier is nog een overblijfsel van 't oude gildewezen, waar de oude. gebruiken nog in eere zijn en angstvallig worden be waard. Een bezoek aan de Kaasdragerskamer is alleszins aan te bevelen, waarvoor eiken Donderdag en Vrijdag steed gelegenheid De heer A. H. Bijleveld schrijft ons: Er is een kans, dat de Nederlanders in den eerstvolgenden tijd hun eigen land eindelijk wat beter leeren kennen. De Natuurhistori sche Vereeniging doet dit al lang en met name onze afd. Alkmaar, die op haar laatste excursie naar de noordelijke staatsduinen in de gemeente Schoorl dit terrein (voor ve len volstrekt terra incognita) eens nader verkende. Wat is die streek toch rijk aan natuur schoon! Om te beginnen al dat (niet onbe kende) Waterbosch met zijr, vele prachtig brons en goudgeel bloeiende gagel, mooie oude zeedennen en forsche jonge Oostenrijk- sche dennen (beide met mooie groote den-, appels) en hobbelige smalle kronkel paden! Ja, die gagel is in 't voorjaar een pracht; en wel eigenaardig is, dat in de Schoorlsche duinen (anders dan op de Ve- luwe) de mannelijke planten (d.i. die met meeldraadbloemen: de gagel is zg. twee- huizig) zeer veelvuldiger voorkomen.dan de vrouwelijke, en het werd op de excursie dus een opgave: die vrouwelijke gagel op te sporen wat eindelijk aan een paar scherp ziende dames gelukte. Maar welk een kleine struikjes, wier donkerroode stempelslippen slechts weinig in 't oog vielen! Al veel eerder trof men nóg bloeiende kraaiheide aan (in normale jaren na midden April al lang uitgebloeid) en ook alleen met meeldraadbloempjes; de vrouwelijke bloei valt in 't geheel niet op en dat die er toch is, bewijzen 't zomers de vele ronde zwarte bes sen, waarmee verscheidene planten Kraai heide (die heelemaal geen „heide" is!) vol zitten. En nu 't Kleine Ganzenveld in met zijn Schoorlsche, Catrijper en Groeter plassen. Wat een schitterend landschap: 't nog don- ker-dorre heideveld afgebroken door groote, langwerpige en ronde waterplassen, die 't blauw van de lucht prachtig weerkaatsen, daar achter de groene hellingen van zacht opglooiende hooge heuvels en alles in 't wes ten bekroond door de schitterend witte top pen en flanken van den Grooten Overval of Ijsbeer! (Wèl een verschil met de vlakke streken in 't midden en oosten van Noord- Holland!) Hier werd die vrouwelijke ga gel gevonden, hier ziet men af en toe enkele of in groepjes staande dennen, elzen of ber ken, een dwarse heuvelrij en schier overal die bloeiende geelbruine gagel tusschen de hei verspreid. Enkele nederige mossoorten staken hun sporenhoudertjes omhoog: 't be kende Haarmos en het kleinere Funaria hygrometrica (door sommigen wel Draaimos, door anderen soms Hoorntandmos genaamd), beide met hun puntige mutsjes op 't sporen- doosje; ook 't minder bekende lichtgroene Dicranum (met ronde sporendoosjes aan krom overhangende steeltjes). En op een andere plek zag men nog de sporenhouden- de wratjes of knobbeltjes van het roode be kermos (een korstmos-soort). Alles zeer in teressant voor wie in eigen land zijn oogen weet te gebruiken. Maar overigens was niet te ontkennen, dat de uiterst strenge record-winter 1940 ge weldig had huisgehouden en vele planten nog steeds zeer achterlijk waren in groei en bloei, zooals trouwens overal. In April ziet men in normalen tijd nog steeds de geel bloeiende Gaspeldoorns (een winterbloeier), maar nu in 1940? Al wat Gaspeldoorn heette, vertoont alle teekenen van grondig dood te zijn, en 't zal een wonder zijn, als daar nog iets van terecht komt! Veel beter is de brem de vorst doorgekomen, want die stond overal frisch en groen. En verschillende kleine hoo rnen (eschdoornn, vogelkers) ontplooiden pas hun blaadjes; berkenkatjes werden al wat langer (de els raakte uitgebloeid), en ook de abeel vertoonde aan zijn grijsachtige takjes de nog steeds korte meeldraadkatjes, waarin de roode helmknoppen even tus schen de viltige schubjes doorschemerden. Na een rustpoos tegen beschutte duinhel ling (waarin een gelukkige bestuursaanvul- ling plaats had) werd de tocht verder naar 't N. voortgezet, maar nu weldra langs een gebaanden, met klei en dgl. gebaanden weg. Links laat men de mooie plassen liggen, rechts verheffen zich de zeer 'hooge zand duinen van Catrijp, maar deze Ganzeveld- weg maakt de noordelijke duinen toeganke lijker, dan zij ooit géweest zijn. Men passeert de lange en hooge, begroeide Baaknol en be treedt ten slotte den (deels) beboomden Har- ger zeeweg, waar verderop een (steeds groo- ter wordende) plas en een (botanisch ge sproken) veel belovend moerasje opdagen. In deze en de andere plassen vertoonden zich reeds waterinsecten, als schaatsenloo- pers en rugzwemmers, en alom weerklonk 't vroolijke heldere gekwaak van gewone padden, vuurpadjes en kikkers. In de verte vlogen en riepen eenige zeemeeuwen en in 't N. vernam men de lieflijke, vroolijke fluit tonen van de wulp. Aan de voet der Harger, Groeter en Cat rijper duinen werd de terugtoch aanvaard. Hier komt men langs eigenaardige zandige paden of langs een flink nieuw fietspad waaraan bloeiend klein hoefblad zijn gele Composieten-ster op beschubde, alsnog blad- looze stengel in de zon opheft en in de scha duw doet neerhangen. Na het aardige landelijke kerkje van Groet met zijn schoone omlijsting van hoog ge boomte komt men in een omgeving, die zoo sterk van 't gewone Hollandsche landschap afwijkt, dat men zich in een andere wereld waant: eerst langs lage duintjes met voorlig gende schrale weitjes, waar mooie Saane- geiten trouw haar jongen bewaken bij oude boerderijtjes; ook forsche boerenhuizen, waar men stompsnoetige, ruige, bruine Si- De Keuringsraad ALKMAAR zal de buitengewoon dienstplichtigen van de lichtingen 1936 en 1937, die nog nimmer voor den dienst werden gekeurd, in de gelegenheid stellen een uitspraak te ver krijgen omtrent hunne geschiktheid voor den dienst. Deze keuring zal worden gehouden te Alkmaar, in de lokalen van de voormalige 4e Gemeenteschoool aan de Oudegracht, ingang Westerkolkstraat, op 29 en 30 Mei en. 3 en 4 Juni a.s., des voormiddags te 9 uur en des namiddags te 1.30 uur. Geneeskundige verklaringen. Vermoedt de buitengewoon dienstplichtige, dat hij ongeschikt is wegens een ziekte of een ge brek, dan is het wenschelijk, een s c h r i f- telijke verklaring van een gen e e skundige mede te brengen. Indeeling. Voor hen, die niet voorgoed ongeschikt worden verklaard, bestaat de gelegenheid om hun wenschen met betrek king tot hun indeeling bij den keurings raad kenbaar te maken. Het is wenschelijk, dat ieder opgeeft, welke voorkeur hij in de eerste en welke hij in de tweede plaats heeft. Voorts kunnen zij den voorzitter van den keuringsraad een schriftelijke verklaring ter hand stellen om te bewijzen, dat zij voor zeker vak of voor zekeren arbeid bijzondere geschiktheid bezitten. Met opgegeven wenschen kan slechts rekening worden gehouden, voor zoover de dienstbelangen het toelaten. Verplichting. De buitengewoon dienst plichtige is bij deelneming aan de keuring gehouden te verschijnen precies op het daarvoor aangegeven uur. Verhindering. Het is wenschelijk, dat hij die door ziekte of wegens een andere reden niet bij de keuring kan verschijnen, hier van tijdig kennis geeft aan den voorzitter van den keuringsraad of aan den burge meester. Wie niet aan de keuring deelnemen. Aan de keuring nemen geen deel: a. zij, die indertijd in verband met hun verbintenis bij het vooroefeningsinsti tuut van den vrijwilligen landstorm een geneeskunlig onderzoek hebben ondergaan en daarbij geschikt werden bevonden voor den dienst bij den landstorm, zonder voor behoud ten opzichte van hun lengte (zij worden geacht als dienstplichtige geschikt te zijn voor den dienst); b. zij, die als vrijwilliger behooren tot de landmacht, tot de zeemacht of tot de overzeesche weermacht. Uitspraak op verklaringen. In sommige gevallen kan de buitengewoon dienstplich tige ongeschikt worden verklaard enkel op grond van een. schriftelijke verklaring, bij voorkeur afgegeven door twee genees kundigen. De eischen, waaraan zulk een verklaring moet voldoen, zijn omschreven in art. 37, 4e lid, en art. 41 van het dienst plichtbesluit. Nadere inlichtingen kan men vragen aan de gemeentesecretarie of aan den voorzitter van den keuringsraad. berische honden ziet rondloopen (gelukkig erg mak); maar verderop gaat 't pad langs hooge, steile, dicht met hout en kruiden be groeide heuvels, een pracht voor 't oog, vooral daar, waar links en rechts van de „Vier Trappen" de mooie bosch-anemonen rijkelijk bloeien en hun witte weelde hier en daar afwisselt met mooie paarse crocussen. Dat mooie kerkje van Catrijp staat hier wel in een eenig-schilderachtige omgeving! Zoo naderde men allengs (o.a. langs de vermaarde „Brouwerskom") 't eindpunt van de tocht (de plantjes werden al weer gewo ner, als muurpeper, hondsdraf e.a.),nl. het militair terrein aan 't begin van den Munni- kenweg, waar tevens de wandeling de dui nen in was begonnen. Alles te zamen: een heerlijke excursie! Mijnhardt s Zenuwtabletten maken- U spoedig weer. weldadig kalm. Buisje 40 en 75 cent. Huis keuring, enz. Hij, die binnen het rijk verblijft, doch wiens gezondheidstoestand niet gedoogt voor den keuringsraad te ver schijnen, dan wel is opgenomen in een ge vangenis of rijkswerkinrichting, wordt, indien hij dit verzoekt, onderzocht ter plaatse, waar hij zich bevindt. Het verzoek daartoe kan worden ingediend bij den burgemeester met opgaaf van volledig adres, die dit verzoek doorzendt aan den voorzitter van den keuringsraad. Keuring elders. De buitengewoon dienst plichtige kan aan den voorzitter van den keuringsraad het verzoek doen om het onderzoek elders te ondergaan. Desge- wenscht kan hij het verzoekschrift, waarin hij zijn volledig adres moet opgeven, in dienen bij den burgemeester, die alsdan zorgt voor de verzending. Een dergelijk verzoek behoort, zoo mogelijk, te worden ingediend vóór 1 Mei a.s. Nieuw geneeskundig onderzoek. Het ligt in het voornemen om de goedgekeurden in de gelegenheid te stellen bij den herkeu- ringsraad, tijdens de zitting van dien raad in December a.s., een nieuw geneeskundig onderzoek te doen ondergaan, indien zij alsdan door overlegging van een genees kundige verklaring aannemelijk maken, dat zij vermoedelijk ongeschikt voor den dienst zijn geworden. Afkeuring door bedrog. Bestaat er naar het oordeel van den minister van defensie gegrond vermoeden, dat iemand voorgoed ongeschikt is verklaard als gevolg van bedrog, dan wordt de desbetreffende uit spraak door den minister vervallen ver klaard en wordt de persoon, wien het geldt, geplaatst in de verhouding tot den dienstplicht, waarin hij zou hebben ver keerd, indien hij niet ongeschikt verklaard was. Strafbepalingen. De buitengewoon dienstplichtige zal zich, op straffe als bij de wet bepaald, hebben te onthouden van het aanbieden van geld of geschenken of van andere verkeerde praktijken, waar door hij zou meenen zijn afkeuring voor den dienst te kunnen bevorderen. Art. 206 van het wetboek van strafrecht luidt als volgt: Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft: lo. hij, die zich opzettelijk voor den dienst bij de krijgsmacht ongeschikt maakt of laat maken; 2o. hij, die een ander op diens verzoek opzettelijk voor den dienst ongeschikt maakt. Indien in het laatste geval het feit den dood tengevolge heeft, wordt gevangenis straf van ten hoogste zes jaren opgelegd. Geen reiskosten, enz. De buitengewoon dienstplichtige, die opgeroepen is om voor de keuring te verschijnen en zich daartoe op reis moet begeven, kan niet in aan merking komen voor het ontvangen van een tegemoetkoming in de reis- en voe dingskosten. Rijbewijzen. Het is gewenscht, dat de buitengewoon dienstplichtige, die in het bezit is van een rijbewijs A (voor chauf feurs) of van een rijbewijs B (voor motor rijders) dan wel van beide rijbewijzen, dit stuk of deze stukken naar de keuring medebrengt. Duur der keuring. Er moet op gerekend worden, dat de aanwezigheid bij den keu ringsraad voor hen, die voor den dienst geschikt worden verklaard, 3 34 a 4 uur zal duren. Adresverandering. Bij adresverandering geve de buitengewone dienstplichtige zijn nieuwe adres aan de gemeentesecretarie op, ook bij het bureau voor militaire zaken. Alkmaar, 27 April 1940. De Burgemeester van Alkmaar, F. H. VAN KINSCHOT. M. J. BRUSSE: De gewonde en het kind. (II) Manofski hield zich slapende. Hij, Pool van geboorte, als fabrieksarbeider sedert enkele jaren in een Duitsche stad, was mee opgeroepen om in militairen dienst voor Duitschland in den oorlog te gaan. Nu lag hij, als eenige bedlegerige, met een zware wond in den rug, heel alleen in zijn zaal van het lazaret, omdat de andere patiënten waren gaan eten. En in zijn verbeten wan trouwen had hij de verpleegster, die hem uit medelijden was komen opzoeken, geen woord, geen blik van zijn door de wimpers kijkende oogen, gegund, zoodat zij boos was weggeloopen. Och, wat vond hij die stilte nu heerlijk. Dit waren zoo zijn gelukkigste uren, dat er niemand om hem heen was. En in deze uren zou daar nu zoo'n zuster bij 'm komen snateren? Goed, dat zij z'n verlangen om te slapen begrepen had en verdwenen was. En hier lag hij dan nu, betrekkelijk tevreden, in bed, met die afgrijselijke wond en zijn ongenaakbare gezicht. Dat vale gezicht met het lage voorhoofd als ruw gebeiteld uit 't gebeente, had zoo iets hards en haatdragends. Alleen in zijn groote, zachtmoedige slavenoogen die me lancholie, die telkens opnieuw de een of ander tot den stormloop op zijn hart ver lokte. Goeden dag!" klonk 'n dun, par mantig stemmetje in zijn doezeligheid door. Hij lichtte verwonderd het hoofd op. Wat was dit voor een nooit gehoord geluid in deze ambulance-kamer? Midden in 't zaaltje, maar vóór zijn bed, stond een klein meisje. En Manofski moest onwillekeurig even lachen. Zoo'n nietig menschje, in een wijde witte jurk met kantjes. Ze had geen hoed op. Haar heel licht blonde krullen glansden als zilver in de middagzon. Leken ze niet zelf we! zonne schijn, zoo glinsterend blond als ze waren? Door zijn soezenden kop neuriede 'n Poolsch liedje van een verdwaalde zonnestraal. Hij dacht geen oogenblik aan zijn afwe rende houding. Heel vriendelijk voor zijn doen grijnsde hij haar toe. Dan spiedde hij onderzoekend naar links en naar rechts. Nee, er was niemand, behalve hij en 't kind. En meteen stak hij haar zijn grove hand toe, met den wijsvinger uitgestrekt, zooals naar heel kleine kinde, en, die leeren loo- pen en met zijr. ruwe stem, gromde hij zoo teeder mogelijk: Kom hierrr, jij!" Gehoorzaam kwam het kind. Alle bevan genheid was ineens weg van haar gezichtje, alsof ze alleen maar gewacht had tot de vreemde, bleeke man iets tegen haar zeg gen zou, om de leegte in deze ziekenzaal wat gezelliger te maken. Zij huppelde naar hem toe, legde haar handje in zijn groote vuist, maakte een heel diepe, keurige knicks en zei nog eens: „goeien dag!" Het heele gezicht van Manofski grijnsde. Zóó vertrouwelijk, en toch ook die plechtige hoffelijkheid, en dat alles samen in dit handjevol mensch. Ken je mij?" vroeg hij. Het kind keek hem ernstig aan. „Nee, oom", zei ze toen. Waarrrom jij komt?", vorschte hij verder. Wie? ik? O, ik kom alleen maar mijn tante opzoeken". Wie is jou tante?" Tante Emma". Hierrr? Zusterrr Emma? Ja?" Ja! Ze is hier en ze verpleegt de ge wonden". Wat is dat gewonden?" Het kind glimlachte ongelocvig. Of hij heusch niet zou weten, dat hij een gewonde was? Je bent er toch zelf een!" zei ze, en lachte vergenoegd. Manofski lachte mee om de gelukte grap. Een heel rauwe lach was 't. Je hoorde er dadelijk aan, dat hij 't lachen lang afge wend was. Maar dit hinderde 't kind niet. Manofski hield nog altijd haar handje vast. Zoo stond ze daar heel stil en keek hem met haar blauwe oogen aandachtig in zijn gezicht. Woon jij hier?", ging het examen verder. Ja!" Kom jij dikwijls hier na toe?" Och, eigenlijk alleen maar als ik hier een vriend heb" zei 't meisje. Nu schaterde Manofski het uit. Maar dit klonk al niet mooier dan de eerste maal. Het kind bleef ernstig. „Ik heb al drie vrienden gehad!" zei ze gewichtig zake lijk door Manofski's lachen heen. In eens werd hij stil. Het speet hem 'n beetje, toen hij 't beleedigde gezichtje zag. Een soort schaamte voelde hij. Hij wist wat dat is, als je wordt uitgelachen. Wie is nou jou vrrind?" vroeg hij zoo belangstellend mogelijk. Nou heb ik er geen een meer. De laatste is al lang weggereisd". Ach, toch, trreurrig, errg trreurig! Nou, en ik? Als' ik kon jouw vrrind zijn. he?" Dat kan je natuurlijk" zei de kleine bereidwillig. „Je hoeft ook niks anders te doen dan met me te praten, als ik kom". O, heel goed. Jij heet Elze. En jij?" Kan jou niet onthouden. Ik errg moeilijk naam. Maarrr jij kent zeggen: Johan, Zoo noemen die me". Dus Johan?" Moet jij dikwijls kom, Elze ja?" O ja, nou kom ik vast dikwijls". En altijd onderr eten, als allemaal zijn uit". Goed, Johan". Zuster Emma keek naar binnen. Elze, Elze? Och ben je daar einde lijk? Wacht, jij. Zoo maar ontsnapt, jou on deugd! Heeft ze u wakker gemaakt, Manofski?" Nee, tante Emma! Hij sliep niet, toen ik hem goeden dag zei!" Op een drafje trippelde ze terug naar de deur. En ziet u? hij is nu mijn vriend". De verpleegster keek.stom verbaasd naar Manofski. Die lag over zijn dek te staren. Zoo?" zei ze, nam het kind bij de hand en ging weg. Daag; Johan!" riep 't klare stem metje zóóhartelijk. „Dag!" bromde Johan nauwelijks hoorbaar terug. Toen gingen weer een paar dagen voorbij in den geüjkmatigen rustigen gang, - zooals veel dagen hier gaan, door de zaal van het lazaret, 't Verwonderde luisteren in de verstomperde stilte, als er plots uit die rust een lach klinkt of een wreed gekerm, - maar over het algemeen altijd hetzelfde. Den derden en ook den vierde dag sloeg Manofski telkens weer een stormloop op zijn vertrouwen met succes af. Er waren namelijk in èen andere zaal een paar nieu welingen binnengebracht, die, tegen alle waarschuwingen in, in Manofski's zwaar moedige oogen geloofden. Dien middag na 't eten lag hij weer alleen. Vaak sliep hij. Dikwijls ook las hij in den griezelig boeienden misdadigersroman: „De gil om elf uur dertien". Den eersten middag had hij met 'n stillen glimlach aan het kind gedacht. Den tweeden met een vage herinnering. Den derden sliep hij gedachteloos door, zoo dat hij nu zijn kleine vriendin eigenlijk wel vergeten was. Maar hij grijnsde toch vergenoegd, toen zij den zevenden dag klip klap, klip klap, bin nen kwam huppelen op haar sandaaltjes. „Goeden dag, Johan!" riep ze al aan de deur. Ze kwam nu meteen naar z'n bed door, gaf hem een hand, maar, hoewel ze nu immers zijn vriendin was, maakte ze toch weer dienzelfden diepen, plechtigen. knicks van den eersten keer. Dat is prrrettig, dat jij kome!" zei Manosfki. Terwijl hij zoo die kleine, tengere hand in zijn vuist gevangen hield, herin nerde hij zich, dat er toen, toen 't kind voor 't eerst bij hem geweest was, veel lichts en warms en kluchtigs gebeurd was. 't Wilde hem werkelijk niet meer te binnen schieten wat het geweest was. Daarvoor waren de kameraden te druk, was zijn middagslaapje te diep, was „De gil om 11 uur dertien" te spannend geweest. Hij was alleen maar blij, dat al dat lichte, warme en kluchtige nu teruggekomen was. „Vanmiddag kan ik fijn net zoo lang bij je blijven als ik wil" vertelde z'n vriendin. „Ik heb tegen allemaal gezegd, dat ik naar je toe gang, omdat je nu immers toch mijn vriend bent". Ze keek hem overmoedig aan. En Manofs ki voelde dit als een volkomen in bezit némen, 't Hinderde hem eigenlijk, dat hij, de beroemde ongenaakbare, nu bij verschei den menschen bekend stond als de vriend van dit kleine wezentje. Maar hij glimlachte een beetje zuurzoet: „Wel, dan zullen wij heel prrettig samen prraten. Daarrr, zie je? Een stoel. Ga zit ten. Maarrr gauw zal je mij niet meerrr aarrdig vinden. Elsje. Dan moet je meteen hard wegloopen". Nadruk verboden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 9