DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. I Narvik riog steeds het centrum der krijgsverrichtingen. De strijd in Noorwegen. No. 108 Woensdag 8 Mei 1940 Scherpe critiek op de Britsche regeering en oorlogsleiding. Een proclamatie van koning Haakon. De Duitschers bij Narvik herhaaldelijk aangevallen. Het Fransche legerbericht. Proclamatie van koning haakon aan het Noorsche volk. Ministerie van Economische Zaken gesplitst. Mr. van Rhijn minister van Landbouw en Visscherij. LANSBURY. f De algemeene toestand. Hei Britsche kabinet in de branding. t 1940. afgeleverd zonder utiebons in ont- it misdrijf de :s n.l. niet als een ter verantwoording zich er op, dat het riften minder ge- is lijkt. De klanten niet van tevo- let bestelde bij hun lak niet thuis, zooi- geven der bannen •ancier moet dan later worden toe hij den kunstmest en meenemen. zei de handelaar, ubbeltjes op een vervoer kost veal :t nog meer. - f erder nog aan, dat n de war was gé- gen in den afgeloQ. :t erg om de bons n klant, om ze te t de post et altrui wat slordig te z$n sn van de bon», rrake. He omstandigheden vroeg 10 of 5 niet veroordeeld te ributiewet, zei hij, logelijk precies kan lacht, dat u erken- milde vordering 2 dagen. htiging wenschelijk as de houding niet, sche arbeider aan duwend binnen en ichillig rondkijkend, jdens het schaftuur werkte, zijn chef et gezicht gegeven of dat zoo was. het op zeer onver antwoord, dat door iverstaanbaar was. gehoord, vertelde, is en meisjes, in de was, hetgeen hij hem toen een heel n zei: „Wat heb ik en later kreeg hij t stomp in het ge- olauw oog en een rdoor zijn bril in ehte weer vroeg, of ,Het zal wel zoo 5 de eerste getuige- rechter een rapport r, dat allesbehalve i erin afgeschilderd lig en gezegd werd, patroon was ontsla gheid. Ondanks zijn sheid was de jonge- slecht te spreken hij „inderdaad zeer manieren" vond. ip met een rietje :enoeg kon dat niet. an de mishandeling, a, vorderde de offi- sstraf. kreeg die straf ook, rzoek om een geld- dat hij „over zijn reest. gsrapport gevraagd. uit Hoorn, indertijd n Loos, moest op het i als waarnemend mboursementen, tot 40, had verduis- ;ekomen, zoodat zijn ehandeld. getuige optredend, ait met geldzaken te i barre wintermaan- springen, hoewel hij h het verwaande in iliseerde, terwijl hij aedoeld had, want weling en zou er innen opsteken, wat amen, indien hij hét olgen van een in- •enlange routine kon gaan, Summers, ïuten aan de poort", aren zij ter plaatse. n Summers stenden steenen stoep, die f het voorwerp blikken. De eenige ecteur van het ge- ij er in het geheel Zij betraden het ngzaam de steenen verdieping, waar zij ionden, welke juf- beroep vermeldde, nu vlugger geant- maal en juffrouw 'eer!" begroette zij zij den rustigen blik zich gevestigd zag, eker achteruit, hen :omen. mer van wijlen Hen- (Wordt vervolgd). ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE ADVERTENIIEN Van 1 -5 regels 1.25, elke regel meer f 0.25, groote contracten rabat. Groote létters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Directeur: C. KRAK. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. 142e Jaargang Er is in Noorwegen verschil van meening over de vorderingen der Duitsche troepen, welke vanuit Drontheim naar het Noorden oprukken. Volgens de Duitsche berichten zouden de Duitschers reeds de stad Mo op 80 k.m. ten Z. van Narvik hebben ingenomen, maar het Noorsche hoofdkwartier beweert, dat geen Duitsch soldaat de grens tusschen Noord-Trondelag en de provincie Norland ongeveer 150 k.m. ten Z. van Mo zou hebben overschreden, wat dus een aanzienlijk verschil maakt. Bfj Narvik zetten de geallieerden hun omsingelingspolitiek voort. Men ver wacht daar versterking voor den aanval op de Duitsche stellingen van Noor sche legerafdeelingen die haastig naar het N. oprukken en de spoorlijn van Narvik naar de Zweedsche grens reeds bezet zouden hebben. Over den toestand in Zuid- en midden Noorwegen loopen de beschouwingen eenigszins uiteen. Het ziet er naar uit, dat in midden Noorwegen nog verzet geboden wordt door Noorsche legerafdeelingen, welke de oprukkende Duitschers voortdurend blijven bestoken. Uit Oslo is aan de Zweedsche pers gemeld, dat de Duitsche verliezen in Noorwegen vrij groot zouden zijn. Chamberlain heeft in het Lagerhuis een verklaring over de gebeurte nissen in Noorwegen afgelegd en Attlee, Sinclair en anderen hebben op de daar getroffen militaire maatregelen ernstige critiek uitgeoefend. In het bijzonder heeft een rede van admiraal Sir Roger Keyes, den grooten man uit den strijd bij Zeebrugge in den vorigen oorlog, indruk gemaakt, toen hij verklaarde, dat hij tevergeefs om een paar oude oorlogsschepen had ge vraagd, waarmede hij een succesvollen aanval op Drontheim had kunnen ondernemen. Over het lot der Britsche regeering zal heden heslist worden, maar men verwacht, dat het kabinet-Chamberlain nog wel zal aanblijven. Koning Haakon heeft een proclamatie aan zijn volk gericht, waarin hij meedeelt, dat het moreel van de troepen en van de bevolking niet is aange tast en de verwachting uitspreekt, dat Noorwegen bevrijd zal worden. De Duitschers verdreven. Volgens de te Stockholm ontvangen be richten wordt de strijd bij Narvik met over leg gevoerd. De Noren en geallieerde troepen sluiten de Duitschers steeds meer in. De Duitsche troepen hebben zich in de buitenwijken in gegraven, blijkbaar hopen zij, nu de geal lieerde troepen uit het Z. van Noorwegen teruggetrokken zijn, hulp uit het zuiden te krijgen. In het overige deel van "Noorwegen, zetten afdeelingen van het Noorsche leger den strijd voort. Zij strijden verwoed in de ber gen rond de woeste Gulvallei tusschen Rö- ros en Storen en naar verluidt hebben zij een Duitsche afdeeling van 300 man verdre ven met zware verliezen. De Duitschers heb ben versterkingen gezonden naar Röros en de bruggen worden hersteld om den marsch naar Storen mogelijk te maken. Uit Londen wordt gemeld: De operaties tot omsingeling van de Duit sche troepen door de geallieerden voortge zet in het gebied van Narvik, waar de Duit sche posten herhaalde malen zijn aangeval len, zoo heeft de B.B.C. gisteravond ge meld. In midden-Noorwegen blijver» de Noorsche contingenten weerstand bieden. In de laatste dagen zijn geallieerde troepen ontschepingen ten Noorden van Narvik ten uitvoer gelegd. Uit ïïamsos afkomstige de tachementen Noren zouden op weg zijn naar het noorden om zich bij de geallieerden te voegen. In middenNoorwegen wordt de guerrilla voortgezet. De Duitschers zouden ten N. van Drontheim geen steden bezet hebben. Het Noorsche Telegraafagentschap meldt uit „ergens in Noorwegen", dat 't Noorsche militaire hoofdkwartier in het Noorden van Noorwegen, categorisch tegenspreekt, dat de Duitschers steden bezet hebben ten N. van Drontheim. Het agentschap verklaart, dat geen jpuitsch soldaat nog de grens gepas- seeriuis tusschen Noord-Trondelag en de provincie Norland. De grens loopt ten zui den van Majavann in het Namdal ten Noord- Oosten van Namsos. De Duitsche verliezen. De verliezen, die door de Duitschers in Noorwegen worden geleden, moeten vrij be langrijk zijn, zoo wordt uit Oslo aan de Zweedsche dagbladen gemeld. Men Consta teert, dat dagelijks vrachtwagens, beladen met dooden en gewonden, in Oslo aanko men. De dooden worden begraven in ge meenschappelijke graven en in groepen van vijftig. Er zijn weer verscheidene scholen in Oslo gerequireerd door de bezettings-auto- riteiten. Men gelooft, dat dit geschiedt ten behoeve van het onderbrengen van Noorsche gevangenen. De toestand der levensmiddelenvoorzic ning wordt in Noorwegen steeds verontru: tender en de Noorsche minister van land bouw heeft een oproep gericht tot de bevol king, waarin hij zegt, dat het Noorsche volk zich nooit 'in een zoo ernstigen toestand heeft bevonden van een standpunt van le vensmiddelenvoorziening. In den oproep wordt gezegd „ieder moet zich ten zeerste inspannen om zich voor te bereiden op den komenden winter". De Noren zullen stand houden. Van „ergens in Noorwegen" wordt ge meld: In een door het Noorsche opperbevel uitgegeven verklaring, waarin een overzicht wordt gegeven van de jongste gebeurtenis sen in Noorwegen wordt gezegd: „Wij zul len' niet toegeven. De strijd zal doorgaan. De geheele wereld zal weten, dat Noorwe gen niet zal sterven, doch zijn pogingen zal versterken tot behoud van zijn onafhanke lijkheid. Het recht is aan onze zijde". De geëvacueerde troepen. Volgens een uit Washington ontvangen bericht in de New York Herald Tribune be draagt het totale aantal der uit Andalsnes geëvacueerde geallieerde troepen 4764 man. Naar schatting bedraagt het aantal verliezen der geallieerden bij Andalsnes 1800 man aan dooden en gewonden. Het Fransche legerbericht van gisteravond luidt: Optreden der artillerie ten westen van de Vogezen. Het Fransche legerbericht van vanoch tend luidt: De activiteit der wederzijdsche artillerie heeft in den loop van den nacht op 'verscheiden punten van het front voortgeduurd. SCHIETPARTIJ IN BINNENSTAD VAN DUBLIN. De Britsche bladen maken melding van een botsing in de binnenstad van Dublin tusschen rechercheurs en gewapende lieden. De mannen die waren gewapend met revol vers en automatische geweren, probeerden een voertuig aan te houden, waarop de post van den Britschen vertegenwoordiger Sir John Maffey werd vervoerd. Men gelooft dat de aanvallers aanhangers zijn van het Iersche republikeinsche leger. Rechercheurs- openden het vuur op hen. Bij de botsing werden twee rechercheurs ernstig door mitrailleurkogels gewond. De aanvallers hebben een man gewond achtergelaten. Zij zijn zonder de poststukken in een automobiel gevlucht. Zie vervolg Buitenland pag. 2, 2e blad. Uit „ergens in Noorwegen" wordt gemeld: Koning Haakon heeft een proclamatie ge richt tot het Noorsche volk, waarin hij verklaart: „In het Noorden van Noor wegen bezetten wij nog krachtige posities en vandaar uit zullen wij er in slagen om met de hulp, waartoe thans plannen wor den beraamd, de rest van het land te her overen". Voortgaande zegt de proclamatie „de superioriteit van den vijand, zoowel in aantal als in techniek, op den grond en in het hijzonder in de lucht, heeft ons ge dwongen terug te trekken. Wij hebben re den om te gelooven, dat dit spoedig veran derd zal worden. Het was geen oorlog, maar moord en brandstichting, welke de Duit schers pleegden in Noorwegen. „Zooals de eerste Duitsche aanval misdadig en bruut was, zoo is de Duitsche oorlogvoering der afgeloopen vier weken meedoogenloos en barbaarsch geweest. Open steden, weerloo- ze landelijke gemeenten, visschers in hun kleine visschersbooten en hospitaalschepen met groote, gemakkelijk te onderscheiden Roode Kruisteekens, zijn gebombardeerd en met machinegeweervuur bestookt". In ver band met de gevechten zegt koning Haakon „in ongeveer gelijke omstandigheden zijn onze soldaten volkomen gelijk aan de Duit sche en meer dan dat. De Duitsche verlie zen ter zee en te land zijn tot dusverre vele malen grooter geweest dat de onze". De koning voegde hier nog aan toe „ieder huis, dat vernield wordt, iedere moord op werloooze burgers heeft slechts de krach tige vastberadenheid van het volk versterkt om de aanvallers uit het land te drijven. Wij zijn er zeker van, dat de bevolking in de bezette districten zal optreden met de waardigheid, die door de omstandigheden wordt vereischt Ik en de regeering zijn vast besloten vol te houden tot het land bevrijd GEEN MAATREGELEN IN BELGIE. De Belgische bladen publiceeren zonder commentaar de berichten over de door Ne derland genomen veiligheidsmaatregelen. Bevoegde Belgische kringen verklaren, 'at op het oogenblik geen enkele soortge- jjke maatregel onder oogen wordt gezien. De regeeringspersdienst meldt: Reeds sedert eenigen tijd is geble ken, dat tengevolge van den oor logstoestand dé bemoeiingen van het huidige departement van econo mische zaken in die mate in om vang toenemen, dat het nauwelijks mogelijk is, dat het beheer van dit departement door één verantwoor delijk bewindsman blijft gevoerd. Hoewel de fungeerende minister van economische zaken in beginsel een voor stander is van den toestand zooals die thans bestaat, en dan ook bij zijn optreden in 1937 de leiding van het vereenigd departement op zich genomen heeft, nadat dit in de on middellijk voorafgaande jaren gesplitst was geweest in een departement van han del, nijverheid en scheepvaart en een depar tement van landbouw en visscherij, is hij van oordeel een meening welke door het kabinet wordt gedeeld dat op dit oogen blik die toestand niet kan worden gehand haafd en dat, om alle betrokken belangen ook in de toekomst behoorlijk tot hun recht te doen komen, een splitsing van de werk zaamheden als onvermijdelijk moet worden beschouwd. Bij Koninklijk Besluit van heden is daarom opnieuw ingesteld een ministerie van landbouw en vis scherij, terwijl tegelijkertijd voor het bestaande departement de naam wordt hersteld van ministerie van handel, nijverheid en scheepvaart. Tot minister van landbouw en visscherij is benoemd de heer mr. dr. A. A. van Rhijn, thans secreta ris-generaal van het departement van economische zaken. De nieuwe minister heeft in zijn voornoemde functie en als voorzitter van het college van regeeringscommissaris- George Lansbury is gisteravond te Lon den overleden op den leeftijd van 81 jaar. Hij had zich aangesteld tot „vredesambas- sadeur" van Engeland en hij was een der meest geliefde persoonlijkheden in de Brit sche politiek. Lansbury Hij bekleedde een functie in de labour- regeering van Ramsay Macdonald van 1929 1931. Op den leeftijd van 72 jaar, na algemeene verkiezingen, waarin hij als eenige van de labour ministers herkozen werd, nam hij de leiding over de labourfractie in het Lager huis op zich, vier jaar later bracht hij zijn leiderschap ten offer aan zijn beginselen. Hij kon n.l. de sanctie politiek, waartoe door zijn partij tijdens den ItaliaanschAbessijn- schen oorlog was besloten, niet aanvaarden. Lanbury ondernam toen een kruistocht van drie jaar door de Vereenigde Staten en Europa, welke bekroond werd in 1937 door een onderhoud met Hitler en Mussolini, met wie hij de vraag besprak hoe de oorzaken van oorlogen konden worden weggenomen. sen voor landbouwcrisis-aangele genheden reeds eenige jaren den huidigen bewindsman geadviseerd, zoodat eenheid van behandeling der economische vraagstukken mag worden verwacht. Omtrent het terrein, dat ieder der beide departementen zal omvatten, zullen dezer dagen nadere mededeelingen worden ge daan. Men mag aannemen, dat de Britsche pre mier Neville Chamberlain wel een beetje heeft opgezien tegen de moeilijke taak wel ke hem gistermiddag in het Lagerhuis wachtte. Het is niet prettig een verloren zaak te moeten bespreken en vooral niet als men zelf verantwoordelijk wordt gesteld voor de maatregelen waardoor men den tegen slag heeft moeten boeken. Men kan dan zijn bedoelingen en verwachtingen verduidelij ken, maar in een oorlog tellen alleen be haalde successen en wie als verantwoorde lijk leider, ondanks alle goede bedoelingen, een resultaat verkrijgt, dat men als een mislukking moet qualificeeren, kan ver wachten, dat de critiek van allen „die l)et beter hadden geweten" of „anders zouden hebben gedaan" hem zeker1 niet bespaard zal blijven. De heer Chamberlain heeft Donderdag den opkomenden storm bezworen door de mededeeling, dat een openbare bespreking gevaarlijk voor de in Noorwegen vertoe vende troepen zou zijn. Het blijkt uit zijn thans gehouden rede, dat hij daarbij het oog had op de inscheping van de geallieer de legermachten in Namsos, en nu deze achter den rug is was het begrijpelijk, dat men het kabinet en zijn verantwoordelij ken leider niet langer zou sparen. Er is over de expeditie in Noorwegen niet veel meer te vertellen. Het is duidelijk, dat zij althans in Zuid- en Midden-Noorwe gen voor de geallieerden een echec is ge weest, al trachtte Chamberlain dat nog wat te verbloemen door de mededeeling, dat de terugtocht geen offers van beteekenis had gekost en dat de Duitsche verliezen in Noorwegen grooter dan de Britsche waren geweest. Daartegenover staat het onloochenbare feit, dat Noorwegen thans vrijwel geheel in Duitsche handen is en dat de geallieerden niet alleen een militair echec, maar ook een verlies aan prestige hebben geleden. Vrijwel de eenige verontschuldiging wel ke Chamberlain voor het optreden der ge allieerden heeft gegeven was de verklaring, dat de bevelhebber van Drontheim drin gend om hulp gevraagd had- en dat het uit blijven van die hulp een zeer ongunstigen indruk zou gemaakt hebben. Men kan zich dat wel eenigszins inden ken. Te vaak heeft Engeland bedreigde neutralen hulp toegezegd dan dat de troe pen der geallieerden werkeloos kunnen toe zien hoe Noorwegen door Duitschland onder den voet wordt geloopen. Niet tegen het feit, dat hulp geboden werd al ging dat dan ook wat langzaam heeft de critiek zich gericht, want geheel Groot-Britannië was er kort geleden vol daan over, dat de geallieerden de Noren te hulp waren gekomen. Maar wel richtte zich de ontstemming tegen het feit, dat die hulp blijkbaar zoo ondoordacht en gebrekkig is geweest en dat men het leven van duizenden menschen en het verlies van kostbare schepen waagde aan een expeditie die niet onvoorzien was, maar ondoordacht' ten uitvoer werd ge bracht. Het is volkomen duidelijk, dat de geal lieerde landingstroepen onvoldoende waren toegerust om de modern bewapende Duit schers en hun geweldig luchtwapen in Noorwegen met succes te kunnen bestrij den. Men heeft bij dé critiek erkend, dat het gebrek aan goede vliegvelden een ernstige handicap is geweest, maar alweer doet zich de vraag voor of men dat alles niet lang van te voren had kunnen bekijken. Men had een expeditieleger van een hon derdduizend man, dat bestemd was om Finland tegen den inval der Russen te ver dedigen. Welnu, waarom heeft men dit leger, dat goed was voorbereid en uitgerust, niet intact gelaten, zoodat het op het eerste sein, dat er daar in het Noorden hulp ver wacht werd, had kunnen vertrekken? Het feit, dat dit leger blijkbaar versnip perd is en de onthullingen van Sinclair, die deed uitkomen, dat sommige expeditie- vaartuigen voor Noorwegen de allereerste scheeps- en levensbehoeften misten, getuigt allesbehalve van een goede en doeltreffen de organisatie. Al kan dat alles dan ook de sterkst mo gelijke ontkenning blijken van de beschul digingen van Von Ribbentrop, dat Engeland en Frankrijk gereed waren om een inval in Noorwegen te doen en dat slechts de snelle Duitsche actie om hen vóór te zijn dat heeft kunnen voorkomen. De Britsche legerleiding had de regee ring aangeraden geen critiek toe te staan en dus geen toestemming tot het stellen van vragen en gelegenheid tot debat te geven. Het is opmerkelijk en een bewijs, dat men in een democratischen staat als Enge land niet met een goede oude traditie wil breken dat de regeering ditmaal niet aan het verlangen der legerleiding tegemoet is gekomen, maar de gevolgen van eigen han delingen ten volle aanvaard heeft en zich aan de critiek daarop heeft blootgesteld. Het is een bewijs, dat men tekortkomin gen en tegenslagen ruiterlijk wil erkennen, wat in het algemeen een teeken van kracht is. tt Het is nu de vraag wat er na de scher mutselingen in het parlement met de re geering zal gebeuren. Zal de oppositie er zonder meer genoegen mee nemen, dat Churchill's macht nog wat vergroot wordt en dat men verder in den ouden tredmolen zal blijven rondloopen? Zal men eenvoudig vertrouwen, dat de gebeurtenissen van de afgeloopen twee weken en de scherpe thans geuite critiek voldoende zullen zijn om het regeeringsbe- leid in de naaste toekomst te verbeteren? Het ziet er inderdaad naar uit, dat Cham berlain, die bekend staat om zijn handig heid den politieken dans in gevaarlijke oogenblikken te ontspringen, ook nu weer rustig aan het roer van het Britsche staats- scheepje zal blijven. De labourfractie zou vanmorgen ineen- partijbijeenkomst alle gebeurtenissen nog eens de revue laten passeeren, maar men verwachtte algemeen, dat ,de tijd nog niet gekomen is om het huidige kabinet in den politieken leeuwenkuil van de oppositie te laten verdwijnen. Chamberlain zal ook deze crisis wel door staan en men hoopt en verwacht, dat hij uit dat alles de lessen zal trekken, welke hij noodzakelijk zal moeten kennen om den strijd tegen een zoo machtigen tegenstander als het energieke, goed .bewapende en goed georganiseerde Duitschland te kunnen win nen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 1