918000 MAN
DIE ZIJN NIET GEK
Nieuwe luchtbeschermingsvoorschriften.
Vastlegging verplichting tot verrichten van
diensten en werkzaamheden.
Bevoegdheden burgemeesters
en militair gezag.
De beperkte dienstregeling
uitoebreid.
Autobus van een dijk
gestort.
Straffen in een gebieds
deel overzee.
Geen deportatie in dei
eigenlijken zin.
MONTE CARLO
Glimlachje.
Benoeming minister
van landbouw
en visscherij
Wat onder het nieuwe
departement zal
ressorteeren.
GEMENGD NIEUWS.
TWEEDE BLAD.
2
Gisteren is uitgegeven Staatsblad
580, bekendmaking van den opper
bevelhebber van land- en zeemacht
van 8 Mei 1940, houdende wijziging
van de wet betreffende bescherming
tegen luchtaanvallen (tweede wets
wijziging luchtbescherming militair
gezagj
Deze wetswijziging treedt in wer
king met ingang van heden.
De opperbe/elhebber ontleent zijn be
voegdheid tot deze wetswijziging aan artikel
29bis van de Wet van 29 Mei 1899. Dit arti
kel luidt als volgt:
Het militair gezag is bevoegd, de bescher
ming van de bevolking tegen luchtaanvallen
te regelen en. zoo noodig de wettelijke bepa
lingen betreffende de bescherming van de
bevolking tegen luchtaanvallen zoodanig te
wijzigen, als in het belang van de algemeene
veiligheid noodig wordt geacht.
Aan deze wetswijziging is het volgende
ontleend:
Art. 3 van de wet betreffende bescher
ming tegen luchtaanvallen wordt gewijzigd
en komt te luiden als volgt:
1. In elke gemeente is de burge
meester belast met de uitvoering
van de in artikel 1 bedoelde maat
regelen, voor zoover niet deze uit
voering bij of krachtens verordening
of-bij algemeene bekendmaking van
het militair gezag aan anderen wordt
opgedragen.
2. Indien de burgemeester niet of
niet behoorlijk voor de in het vorige
lid-bedoelde uitvoering zorg draagt,
kan door of namens den minister
van binnenlandsche zaken daarin
worden voorzien.
3. Het militair gezag kan bij verordening
of bij algemeene bekendmaking het toezicht
over de uitvoering van de in artikel 1 be
doelde-maatregelen opgedragen aan nader
aangewezen autoriteiten of personen. In zoo
danig'geval kunnen deze autoriteiten of-per
sonen aan de met de uitvoering belaste per
sonen terzake bindende aanwijzingen geven.
Het bepaalde in lid 2 is alsdan niet van toe
passing.
Lid 1 van artikel 9 van de wet betreffende
bescherming tegen luchtaanvallen wordt ge
wijzigd en komt te luiden als volgt:
1. Ter zake van het in gebruik nemen van
eigendommen, als bedoeld in de artikelen 7
en 8, alsmede ter zake van vorderingen, als
bédoêld ih artikel 12, lid 1, sub a en b, wordt
voor geleden schade, tenzij het tegendeel is
overeengekomen, ten laste van het Rijk aan
de rechthebbenden schadeloosstelling ver
eend
Diensten en werkzaamheden.
Artikel 12 van de wet betreffende be
scherming tegen luchtaanvallen wordt ge
wijzigd en komt te luiden als volgt:
1. De burgemeesters, alsmede
het militair gezag, zijn bevoegd om
in het belang van de bescherming
van de bevolking tegen luchtaan
vallen schriftelijk te vorderen:
a. het verrichten van nader te
omschrijven werkzaamheden en
dienst vanaf een in de vordering
aan te geven tijdstip af tot aan een
in de vordering, dan wel aan te ge
ven tijdstip.
b. De terbeschikking stelling zoo
noodig op een in de vordering nader
aan te wijzen plaats voor bepaal
den of onbepaalden tijd van bij ver
ordening of algemeene bekendma
king daartoe aangewezen goederen,
met dien verstande, dat deze vor
dering slecnts kan worden gericht
tot de eigenaars of houders van die
goederen.
c. Het treffen binnen den daar
toe bij de vordering genoemden tijd
van nader omschreven voorzienin
gen.
d. Alle overige medewerking.
2. Het militair gezag kan de bevoegdheid
tot vorderen, in lid 1 bedoeld, bij verorde
ning of algemeene bekendmaking geheel of
ten deele aan anderen overdragen. Voor
zoovér de bevoegdheid, bedoeld in lid 1,
sub b, wordt overgedragen, noemt deze ver
ordening of deze bekendmaking de goede
ren, waarvan de terbeschikkingstelling in
gevolge die overdracht zal kunnen worden
gevorderd.
3. Een ieder, tot wien een vorde
ring, als in dit artikel bedoeld,
wordt gericht, is verplicht daaraan
gevolg te geven, met dien verstan
de, dat de personen, van wie .het
verrichten van- werkzaamheden of
diensten is gevorderd, verplicht
zijn zich voor deze werkzaamheden
of diensten in persoon aan te mel-
den -ter plaatse, als in de vordering
aangegeven, alsmede om de aan-
Wijzingen op te volgen van dege
nen, die met de leiding over of het
toezicht op die werkzaamheden zijn
belast, mede voor wat betreft hun
verblijfplaats gedurende de tijden,
dat de hun opgedragen werkzaam-
heden zijn onderbroken en het na
zoodanige tijden wederom opnemen
van deze werkzaamheden.
4. De burgemeester, alsmede het militair
gezag Zijn bevoegd Om in het belang van
de bescherming tegen luchtaanvallen bij
openbare bekendmaking algemeene of bij
zondere gedragsregels voor te schrijven.
Deze bevoegdheid komt mede toe aan hen,
aan wie ingevolge art. 3 lid 1, uitvoering van
deze maatregelen is opgedragen, voor zoo
ver die uitvoering betreft.
5. Het militair gezag is bovendien bevoegd
algemeene of bijzondere voorschriften te
geven, ten einde in tijden van oorlogsge
vaar handelingen te voorkomen, welke,
naar 't oordeel van dat gezag, van nut kun
nen zijn bij de voorbereiding van luchtaan
vallen, als in deze wet bedoeld.
6. Ieder is verplicht zich te gedragen naar
de gedragsregels en voorschriften, op grond
van dit artikel vastgesteld.
7. De maatregelen, krachtens dit artikel
genomen, blijven zonder gevolg, dan wel
vervallen, indien en voor zoover zij onver-
eenigbaar zijn met maatregelen, ten behoe
ve van de actieve middelen van landsver
dediging genomen of te nemen krachtens de
wetten, genoemd in art. 1 der algemeene
vorderingswet 1939 en krachtens art. 2 lid
2, dier wet.
Voor zoover de maatregelen ter
bescherming van de bevolking te
gen luchtaanvallen zijn gericht op
de regeling der verzorging van het
verkeer te water dan wel verband
houden met de verlichting in den
ruimsten zin van vaartuigen,
vaarwegen, bruggen, sluizen, enz.,
is de inspecteur-generaal van de
scheepvaart hiermede belast
Aldus heeft de opperbevelhebber bepaald
in een verordening (onder den titel alge
meene bekendmaking o.l.z. no. 27) ter uit
voering van bovenstaande wetswijziging.
Uit deze verordening, die gisteren in
werking is getreken blijkt, dat de inspec
teur-generaal voor de scheepvaart bij
schriftelijke aanzegging de uitvoering kan
overlaten aan de burgemeesters, die dan
daarmede overeenkomstig het bepaalde in
art. 1 van de wet belast blijven.
Voor zoover de inspecteur-generaal voor
de scheepvaart de uitvoering van maatre
gelen als bedoeld in het vorige artikel heeft
overgelaten aan een burgemeester, is hij
belast met het toezicht op die uitvoering.
De inspecteur-generaal voor de scheep
vaart kan de uitvoering van maatregelen
als bedoeld in art. 1, waar noodig, geheel
of ten deele opdragen aan: a. de ambtena
ren en beambten van den rijks- en die van
den provincialen waterstaat en van het
loodswezen; b. beheerders van wateren,
niet onder het beheer van het rijk of van
een provincie; c. de rijks- en gemeentepoli
tie, de Koninklijke Marechaussee daaron
der begrepen: d. de onder hem ressortéeren-
de ambtenaren.
Aan den inspecteur-generaal voor de
scheepvaart komt de bevoegdheid tot vor:
deren tóe, bedoeld in art. 12 van de wet
met. dien „verstande, dat hij de bevoegdheid
bedoeld in iid1 van dat artikel onder a,
slechts zal mogen uitoefenen voor het vor
deren van de navolgende werkzaamheden
en diensten:
a. loodsdiensten; b. schippersdiensten;' c
ordonnansdiensten; d. toezicht bij en be-
bediening van sluizen, bruggen en andere
kunstwerken, en dat hij bevoegdheid tot
vorderen, bedoeld in lid 1 van dat artikel
onder b, slechts zal mogen uitoefenen ten
aanzien van vaartuigen, motorrijtuigen en"
rijwielen.
Bïnnenscheepvaartverordening.
Tenslotte heeft de opperbevelhebber een
verordening vastgesteld betreffende de bin-
nenscheepvaartregeling die niet van toe
passing is op de vaartuigen van de Neder
landsche weermacht noch met betrekking
tot het territoriaal zeegebied. Aan deze
verordening is het volgende ontleend:
Schippers en opvarenden van vaartuigen
zijn verplicht met betrekking tot hun
vaartuig de bevelen op te volgen, welke in
verband met het zich met een vaartuig be
geven in, varen in, of zich bevinden in het
watergebied, dan wel in verband met het
verlaten van dat watergebied met een
vaartuig, op last van den opperbevelhebber
van land- en zeemacht worden gegeven:
Voor wat betreft niet-militair vervoer:
door of vanwege den inspecteur-generaal
voor de scheepvaart en voor wat betreft
militair vervoer: door of vanwege den di
recteur van den etappen- en verkeersdienst.
Op qeëlectrificëerde baan
vakken vandaag weer
normaal.
Met ingang van heden is op de
geëlectrificeerde baanvakken van
de Nederlandsche Spoorwegen de
normale dienstregeling met de
electrische treinen volgens de
dienstregeling van 15 October 1939
hersteld.
Met ingang van Vrijdag 10 Mei as. zal op
de niet-geëlectrificeerde lijnen uitbreiding
aan den treinenloop worden gegeven. Deze
zal evenwel nog niet normaal zijn.
Drie gewonden.
Op den weg van Diriteloord naar Stam
persgat (N.Br.) is gistermiddag een autobus
uit Nispëh, door een defect aan de stuur
inrichting van den dijk gestort. De autobus,
waarin 26 arbeiders van de werkverschaf
fing waren gezeten, die op weg naar hun
woning te Nispen waren, sloeg tweemaal
over den kop en bleef beneden aan den dijk
liggen
Slechts drie inzittenden bleken verwon
dingen te hebben opgeloopen. Bij twee be
trof het snijwonden, de derde evenwel
kreeg ernstige verwondingen aan den
schouder. Per autc moest hij naar zijn wo
ning worden vervoerd. De autobus was zoo
gehavend, dat een tweede bus moest wor
den gerequireerd om de overige arbeiders
naar huis te brengen.
Spionn'agè-ontwerp.
De minister van justitie schrijft aan de
Tweede Kamer in een nota, over het wets
ontwerp, houdende nadere voorzieningen
tegen het bekend worden van staatsgehei
men, verhooging van de unaximum-straf op
een aantal misdrijven tegen de veiligheid
van den staat en aanverwante kleinere wij
zigingen o.m.. het volgende:
Wil men de zaak van Verdere uit
breiding der toepasselijkheid van de
doodstraf aan de "orde stellen, het
welk in het wetsontwerp, dat op
korten termijn tot de meest noodige
voorzieningen beoogde te komen,
was vermeden, zoo stelle men recht-
streeksche invoering van de dood
straf voor, al dan niet beperkt tot
den staat van beleg en het geval van
oorlog, en wege dezen maatregel af
tegen de andere mogelijkheid, welke
op dit gebied bestaat:- het ten uit
voer leggen van gevangenisstraffen
voor politieke delicten tijdelijk over
zee.
Met het oog mede op deze overwegingen
stelde de minister ook in de memorie van
antwoord voor het vraagstuk van de rui
mere toepassing van de doodstraf aan te
houden tot het op korten termijn in te die
nen tweede wetsontwerp, op welk tijdstip
het resultaat van het regeeringsonderzoek
naar tenuitvoerlegging van gevangenisstraf
overzee tevens bekend zal zijn. De minister
doet hierbij gaarne de toezegging dat hij bij
de behandeling van dit tweede ontwerp de
Kamer loyaal in de gelegenheid zal stellen
te kiezen tusschen het door hem bij voor
keur gevolgde stelsel van ten uitvoer leggen
van gevangenisstraffen in een gebiedsdeel
overzee, welks preventie hij op velerlei
grond zeer hoog aanslaat, en het stelsel,
waarbij rechtstreeks oplegging van de dood
straf wordt mogelijk gemaakt bij misdrij
ven, waarop levenslange gevangenisstraf is
gesteld en begaan, terwijl het rijk zich in
oorlog bevindt of het rijk in Europa in zijn
geheel in staat van beleg is verklaard, zulks
echter met behoud van den rechter, die op
het oogenblik bevoegd is, en met hand
having van de normale wijze van rechtsple
ging. De minister heeft zich door opstelling
van een desbetreffende redactie overtuigd,
dat technisch een regeling in laatstgemelden
zin mogelijk is.
Hij moet bij een en ander slechts deze
reserve maken, dat het nader beraad van de
regeering tot de conclusie kan leiden, dat
de door hem beoogde maatregel niet wel
uitvoerbaar is. Dit is de reden, waarom hij
bij zijn memorie van antwoord slechts met
een aanduiding heeft volstaan. Hij ver
trouwt, dat de Staten-Generaal bereid zullen
zijn een uitstel.te aanvaarden, dat vrij zeker
een termijn van vier weken niet zal over
schrijden.
Hij moge hieraan toevoegen, dat hij toch
met een tweede ontwerp moet komen, daar,
in het raam van de thans geprojecteerde
veranderingen, wijziging van de artikelen
81 en 82 van het wetboek van militair straf-
en tuchtrecht niet kan uitblijven.
Ten slotte moge hij tot vermijding
van alle misverstand er op wijzen, dat
de maatregel, welke hij begeert, in
wezen niet is een nieuwe straf van
deportatie, ook niet als zoodanig aan
zijn ambtgenoot van koloniën is voor
gedragen, maar alleen en uitsluitend is
het ondergaan zeer tijdelijk van gevan
genisstraffen in een gebied overzee met
het oog op de afschuwelijke verwach
ting, die bedrijvers van het kwaad van
landverraad mogelijkerwijs zouden
koesteren in de richting van een van
buiten komende, bevrijding, een ver
wachting, waarop helaas niet ten on
rechte de commissie ook de aandacht
heeft gevestigd.
Amendement.
De Tweede Kamerleden Terpstra en van
Dijken (a.r.) hebben een amendement inge
diend, waarbij een nieuw artikel in dit ont
werp wordt voorgesteld. In hun toelichting
zeggen de voorstellers o.m.:
Artikel 78 der wet van 5 Juli 1921 be
paalt onder le., dat de militaire rechter ken
nis neemt van de misdrijven in geval van
oorlog door wien ook begaan in een in staat-
van beleg verklaard gedeelte van het grond
gebied des rijks, voor zoover die misdrijven
zijn omschreven in een der titels 1 en 2 van
het tweede boek van het wetboek van straf
recht of in het wetboek van militair straf
recht. De voorstellers zijn van oordeel, dat
hetgeen de wet thans reeds voorschrijft „in
geval van oorlog" ook behoort te gelden
voor den zeer ernstigen toestand, dat „in
tijd van oorlog" (dus mede als oorlog drei-
gende is of bij geheele of gedeeltelijke mobi
lisatie) het geheele land in staat van beleg
is verklaard. Hiertoe strekt het amendement.
Onder meer wordt dan artikel 45 van Het
wetboek van militair strafrecht van toe
passing, zoodat, indien op een misdrijf, om
schreven in een der bovengenoemde titels
van het wetboek van strafrecht, aldaar
levenslange gevangenisstraf is gesteld en de
rechter oordeelt, - dat de veiligheid van den
staat de doodstraf eischt, de schuldige tot
deze straf kan worden veroordeeld.
3 Mei
HEBBEN EEN PAKJE
SIGARETTEN GEKOCHT
WAARSCHUWING VOOR AUTO
BESTUURDERS.
De commandant van de Vesting Holland
waarschuwt de autobestuurders om op de
autosnelwegen de. grootste voorzichtigheid
te betrachten, zulks -in verband met op die
wegen genomen militaire maatregelen.
BRAND IN BRIKETTENFABRIEK TE
ROTTERDAM.
Gisteravond is te Rotterdam door onbe
kende oorzaak brand uitgebroken in een
loods van 25 bij 10 meter, welke door de
firma Barzilay als brikettenfabriek gebruikt
wordt en gelegen is aan de Vierhavenstraat
Het vuur vond in den uiterst brandbaren
voorraad gretig voedsel, zoodat de loods
binnen korten tijd tot achter in brand
stond. Toen de brandweer het vuur be
dwongen had waren de vliering en de kap
van de loods geheel uitgebrand. De schade,
welke ongeveer 6000 gulden bedraagt, wordt
niet door verzekering gedekt.
Ja, zie je, ik heb er genoeg
van iederen' morgen door Bonzo's
gelik wakker gemaakt te worden.
Bij K.B. van 8 Mei 1940 is met in
gang van 9 Mei 1940 benoemd tot
minister van landbouw en visscherij 1
mr. dr. A. A. van Rhijn, secretaris
generaal van het ministerie van
economische zaken.
Voorts is gisteren afgekondigd
Staatsblad no. 140, K.B. van'8 Mei
1940 tot instelling van een departe
ment van algemeen bestuur, dat den
naam zal dragen van Ministerie van
Landbouw en Visscherij en tot wij
ziging van den naam van het Mi
nisterie van Economische Zaken.
De nieuwe naam zal zijn: Ministerie
van Handel, Nijverheid en Scheep
vaart.
Wij ontleenen aan dit koninklijk besluit,
nog het volgende:
Aan het hoofd van het departement van
landbouw en visscherij is de zorg opgedra
gen voor de volgende, tot dusverre aan het
hoofd van het departement van economische
zaken opgedragen, zaken:
de organisatie van de directje van den
landbouw; het landbouwonderwijs; den
landbouwvoorlichtingsdienst; de maatrege
len tot wering en bestrijding van ziekten
van cultuurgewassen en van voor cultuurge
wassen schadelijke dieren; de paarden-,
rundvee-, varkens-, schapen- en geitenfok
kerij en de pluimvee- en bijenteelt; de
rijkslandbouwproefstations, de proefboer-
derijen en de proefvelden; de trekhonden
fokkerij; de pacht; het landbouwkrediet; de
bevloeiïngen en de ontwatering in het be
lang van den landbouw; de ruilverkaveling;
de jacht; de bescherming van in het wild
levende vogels en voor den landbouw nut
tige diersoorten; de bestrijding van bedrog
Geen deelneming aan internationale
postduivenwedstrijden. - De minister van
economische zaken heeft bepaald, dat in den
vervolge geen machtigingen meer zullen
worden afgegeven voor den invoer van den
uitvoer van'levende duiven, van welke
soort ook. Deze machtigingen, welke tot nu
toe werden verleend door de Nederlandsche
centrale voor eieren en pluimvee, zullen
dientengevolge evenmin voor postduiven
als voor andere duiven worden verstrekt.
Nederlandsche' postduivenhouders kunnen
dan ook voortaan niet méér deelnemen aan
buitenlandsche wedstrijdvluchten of aan-
oefenvluehten, waarbij de 'landsgrenzen
overschreden" worden.
Veerdienst EnkhuizenStavoren. - De
veerdienst EnkhuzenStavoren is met .in
gang van heden hersteld, zooals deze vol
gens de beperkte dienstregeling vaart.
Minister. Van Rhijn.
in den handel.in meststoffen, zaaizaden en.
veevoeder; het veeartsenij kundig staatstoe
zicht en de bestrijding van veeziekten; de
keuring van voor uitvoer bestemd vee; dé
rijksseruminrichting; het. staatsveeartsenij-
kundig onderzoekingsinstituut; de verstrek
king van grond aan landarbeiders; de ont
ginning van woeste gronden (voor bebos-
sching en voor stichting boerderijen); het
staatsboschbeheer; de bescherming van bos-
schen en andere houtopstanden; het behoud
van natuurschoon; de maatregelen op zuivel
gebied; de bevordering van den afzet van
landbouwproducten; de economische land
bouwvoorlichting; de internationale maat
regelen en de algemeene zaken den land
bouw betreffende;, de landbouwstatistiek; de
landbouw-erisisaangelegenheden; de uitvoe
ring-van de bodemproductiewet 1939; de uit
voering van de wet medewerking verdedi-
gingsyoorbereid-ing 1939, de algemeene vor
deringswet 1939, de prijsopdrijvinglt en
hamsterwet 1939 en de distributiewet- 1939,
een en ander voorzoover betreft de voedsel
voorziening; de visscherij.
Alle- bevoegdheden en verplichtingen,
bovenstaande onderwerpen betreffende, .en
welke bij bestaande algemeene maatregelen
van bestuur- en Koninklijke Besluiten - aan
den minister van Economische Zaken - zijn
opgedragen, gaan over op den minister van
Landbouw en Visscherij.
Alle verplichtingen, de genoemde onder
werpen betreffende, welke bij bestaande al
gemeene maatregelen van bestuur en - Ko
ninklijke Besluiten aan derden tegenover
den minister van Economische Zaken zijn
opgelegd, worden na het in werking treden
van dit besluit, geacht te zijn opgelegd
tegenover den minister van Landbouw en
Visscherij.
Alle ministerieele beschikkingen, aanwij
zingen en andere beslissingen, bovengenoem
de zaken betreffende en welke vóór het, in
werking treden van dit besluit krachtens
eenigen algemeenen maatregel van besjuur
of eenig Koninklijk Besluit zijn genomen
of gedaan, worden geacht te zijn gehand
haafd door den minister van Landbouw er.
Visscherij.
Het besluit treedt in werking met ingang
van 9 Mei 1940.