BIJ ONS IN ROTTERDAM 9xuMet<m Aar Verkeersproblemen, die verdwenen en andere, die ontstonden. Rechizahen. Duitsche krijgsraad legt vijf jaar op. „Feindbegünstigurig". J. BF.CHDOLT. No. 163 Het Duits De strijd b TWEEDE BLAD. Als alle andere Nederlanders hebben de Rotterdammers de fiets teruggevonden. Het fietsverkeer heeft thans een omvang aangenomen als nimmer tevoren. In drom men doorkruisen de fietsers de stad in alle richtingen. Auto's rijden uiteraard niet meer, het tramverkeer heeft zich wel grootendeels maar toch nog niet geheel hersteld en waar de afstanden te groot zijn om te voet af te leggen, is het de fiets of de tandem, die redding moet brengen. Met het toenemen van het fietsverkeer wordt obk helaas het aantal rijwiel-over tredingen grooter. De overtredingen van dit soort zijn zóó talrijk, dat het haast zorgwekkend is. Lang niet altijd zijn deze overtredingen aan schuld of grove nala tigheid te wijten. Veeleer is dit een gevolg van het feit, dat de Rotterdamsche bevol king eenigszins uit het lood geslagen is. De gebeurtenissen der laatste weken heb ben uiteraard hun invloed gehad op het zenuwgestel van de bevolking. Intusschen past het verkeer in de Maas stad zich op waardige wijze aan bü de an dere takken van sociaal leven en den we deropbouw daarvan. De Maasstad is als bij tooverslag bevrijd van een aantal nij pende verkeersproblemen, die nimmer af doend opgelost waren en die begonnen te gelijken op Gordiaansche knoopen. Zoo was er een Hofpleinvraagstuk, dat uitge groeid was tot een complete lijdensge schiedenis. Uit alle hoeken en gaten bolde het verkeer samen op het Hofplein, dat ingevolge een in uitvoering zijnd plan wel eenigszins geordend zou worden, maar dat verkeerstechnisch toch altijd een uiterst zwak punt bleef, evenals trou wens het Van Hogendorpsplein en de Maasbrug gen. Het nieuwe Rotterdam krijgt ver moedelijk vier zeer groote pleinen, een wereldstad waardig, te weten het Beurs plein, het Hofplein, het Oostplein en het Kruisplein. De drie eerstgenoemde plei nen bestonden reeds en zullen aanzienlijk grooter worden. Het Kruisplein wordt ;en plein op het thans bestaande kruispunt Kruiskade DiergaardesingelWestersingel. Ook dit wordt een zeer groot plein, zoodanig, dat de Aert van Nesstraat in de toekomst zal uitkomen op het nieuwe Kruisplein. Met deze pleinen als basis zal het mo gelijk zijn een gezond en eenvoudig opge bouwd verkeer te doen ontstaan, waardoor Rotterdam verkeerstechnisch een waar lustoord belooft te worden. Het grondbe ginsel van dit verkeer, een ver doorge voerd eenrichtingsverkeer, wordt ook thans reeds toegepast, nu behalve de tal- loozg fietsers en de schaarsche particuliere auto's, de puntauto's nog de volle aan dacht vragen van de verkeerspolitie. De vier toegangswegen van het drukke Wes ten naar den Coolsingel, Kruiskade, Aert van Nesstraat, Van Oldenbarneveltstraat en Binnenweg mogen slechts in één rich ting, om de beurt van en naar den Cool singel worden bereden. Voorts bestaat ook in de Meent éénrichtingsverkeer, n.l. van den Coolsingel af. De Goudsche Singel is voor het verkeer naar den Coolsingel in het hoofdverkeer ingeschakeld, waarmede het ook in het nieuwe Rotterdam toe te passen principe van een ver doorgevoerd circulatieverkeer is toegepast. Hoewel dus het verkeer in Rotterdam op het oogenblik verlost is van een paar lastige vraagstukken, zijn er, mede door de plotselinge verschuivingen in de woon wijken en de beteekenis daarvan, wel een paar tijdelijke verkeerspuzzles ontstaan. Zoo was b.v. aanvankelijk, toen de bin nenstad nog geheel gesloten was voor het verkeer, de tunnel onder de spoorbaan bij het Henegouwerplein zwaar overbelast, zoodat hier vaak honderden fietsers in lange files wachtten. Voorts hebben Kruis kade en Binnenweg het op de snijpunten met den 's Gravendijkwal, mede als ge volg met de aldaar in aanleg zijnde tun nels ten behoeve van een rechtstreeksche verbinding met den Maastunnel, zwaar te verantwoorden gehad. Nu het geheele stadscentrum met uitzondering van het gebied begrensd door Boompjes, Beurs plein, Blaak, Leuvehaven, voor het verkeer vrijgegeven is, kan het verkeer bij het Henegouwerplein en den 's Gravendijkwal weer normaal en zonder stagnatie ver werkt worden. Het moeilijkst zijn nu nog de verbindingen met den Linker Maas oever, vooral, doordat op de Maasbruggen nog slechts éénrichtingsverkeer, elke zijde om de beurt vijf minuten, mogelijk is. Dit is des te erger, aangezien het puin onder meer naar de Boompjes wordt vervoerd om daar in schepen te worden geladen, die voor de verdere expeditie wijd en zijd in het land verspreid, maar speciaal groote hoeveelheden naar de Zuiderzeewerken, zorg dragen. Verder wordt puin gereden naar de pijlers van de Maasbrug, die hier mede verstevigd wordt. Bovendien worden de al te diepe gedeelten van de rivier met puin op een gewenschter peil gebracht, waardoor de baggerwerkzaamheden wor den verlicht en de waterstand in de ri vier, gebruik makend van de bestaande strooming, verbeterd wordt. Dit alles brengt druk verkeer met zich bij de Maasbruggen. Voegt men hierbij nog het tramverkeer, dan is het duidelijk, dat de oeververbindingen ook onder de huidige omstandigheden het teere punt van het Rotterdamsche verkeer vormen De tram. Bij het uitbreken van den oorlog is het tramverkeer te Rotterdam terstond stop gezet. Gedurende de vijf dagen, dat ons land actief bij den oorlog betrokken is geweest, heeft het trambedrijf geheel stil gelegen. De tol, die de R.E.T. aan den oorlog heeft moeten betalen, bestond uit 17 groote autobuswagens, een aanzienlijk verlies uiteraard, dat evenwel op het oogenblik niet zoo zwaar telt, nu het stadsautobusverkeer tot een minimum is beperkt. De tramwagens zijn er zeer goed argekomen. Behalve een aantal gebroken ruiten werd aan dit materiaal geen schade geleden. Wel waren natuurlijk in de ge troffen binnenstad de bovenleidingen ge heel vernietigd. Met man en macht is er toen gewerkt om zoo spoedig mogelijk een beperkt tramverkeer te herstellen, hetgeen reeds op den zeventienden Mei gelukte, toen twee kringlijnen van Schiedam naar den Eendrachisweg in dienst werden ge-, steld en ook het tramverkeer op den Linker Maasoever werd hervat. Dagelijks werd dit tramverkeer uitgebreid, zoodat het thans, op enkele uitzonderingen na, normaal is, 'behoudens een paar omleggin gen. In ieder geval was de toestand reeds spoedig zoo, dat alle stadsdeelen per tram bereikbaar waren. De tram heeft het dan ook voortdurend zeer druk gehad. Zoo bedroegen de- ontvangsten op een der eer st# Zondagen na het bombardement 21000 tegen 17.000 normaal. De totale opbrengst over de maand Juni was slechts 10.000 minder dan het vorige jaar, on danks de stagnatie in het verkeer en on danks het feit, dat er bijna geen buslijnen aangehouden zijn. In overleg met de Rijksverkeersinspec tie is een regeling ontworpen voor de plaatselijke autobuslijnen, die aanvanke lijk voor dt. R.E.T. zeer poover uitviel. Slechts de buslijn D mocht rijden en dan og maar van Overschie tot den Noorde lijken ingang van het station D.P. met een kwartiersdiens., die alleen tijdens de spits uren tot een 7 'A minuten-dienst kon wor- ongevoerd. Bovendien is ook ce dienst op Delft gehandhaafd, met dien verstan de, dat de busser: om de twee rijden in plaats van zooals vroeger, om het half uur. Dank zij diverse besprekingen is men er in geslaagd een verder herstel van het busverkeer tot stand te brengen. Er is weer een verbinding HeyplaatPernis en de lijn L, die een verbinding vormde tus- schen Hillegersberg en Kthel, is over het gedeelte SchiedamKethel hervat. Bij al deze buslijnen staat de gedachte voorop, dat bussen slechts daar mogen rijden, waar geen tramverbindingen zijn. Het is om deze reden, dat de zuiver locale buslijn H, de eenige R.E.T.-verbinding tusschen het Noordelijk en het Westelijk stadsdeel, eveneens hersteld is. Tenslotte zullen ook de buslijnen in Schiedam weer spoedig door de R.E.T. worden geëxploiteerd. Stadsverkeer. Het overig stadsverkeer wordt, zooals gezegd, in hoofdzaak gevormd door fiet sers. Ook rijden er, zij het in zeer beschei- dieni mate, weer taxi's. Het rijtuig ontwaart men nog niet veel in Rotterdams straten, minder althans dan in andere steden. Ook de z.g. twee-tax, de fiets-taxi, is tot dusver niet tot de Maasstad doorgedrongen. Late visites zijn dientengevolge te Rotterdam nog niet goed mogelijk, vooral niet sinds de verordening van kracht werd, dat rij wielen een half uur na zonsondergang niet meer op straat geparkeerd mogen worden; De tram rijdt slechts tot omstreeks half elf, de fiets mag ook niet later onbeheerd buiten staan, en lange wandelingen door de duistere stad, waar het dikwijls zeer moeilijk is zich te oriënteeren, lokt niet velen aan. Zoo wordt de Rotterdammer met zachten drang gedreven naar een tij dig naar bed gaan, hetgeen zeker in deze woelige dagen niet anders dan toe te juichen is. Rotterdammer. HOE ROTTERDAMS JEUGD HAAR VACANTIE DOORBRENGT. In het bijzijn van den wethouder van on derwijs, den heer L. de Groot, heeft het bestuur van de afdeeling kinderevacuatie van het centraal evacuatiebureau te Rot terdam voor de pers een uiteenzetting ge geven over het probleem van de evacuatie en de komende vacantie der Rotterdamsche jeugd. Het kamp van de Rotterdamsche vacan- tieschool in Hoek van Holland kan niet ge bruikt worden, het vacantiekinderfeest, dat anders elk jaar honderden kinderen enke le dagen naar buiten stuurde, ziet zich voor een zeer beperkte vervoersgelegenheid ge plaatst en bovendien kan ook het kamp te Gilzerijen niet voor haar oorspronkelijk doel gebruikt worden. Er moet naar andere middelen worden uitgezien om iets voor het kind te kunnen doen. Daar is allereerst het aanbod dat rijksminister Seysy Inquart namens den gouwleider van de Ostmark heeft gedaan en het aanbod van zeer velen uit den lande om kinderen uit Rotterdam voor eenigen tijd in hun gezinnen op te nemen. Aan 75.000 schoolkinderen werden formu lieren verstrekt, met als resultaat dat reeds op den daarop volgenden dag 300 aanvragen binnenkwamen. Het bestuur kreeg tot nu toe ruim 4000 aanvragen te verwerken. De Heer H. S. van der Waals, gedelegeer de voor de kinderevacuatie, zette daarna uiteen, hoe den anderen Rotterdamschen kinderen, die het noodig hebben, gelegen heid voor vacantie wordt geschonken. De vereenigingen, welke zich bezig houden met het naar buiten zenden van het zwakke kind in Rotterdam, hebben alle hun werk zaamheden voortgezet. Na het ongeluk, dat Rotterdam op 14 Mei heeft getroffen, is er direct en spontaan uit alle deelen van het land om kinderen ge vraagd. Typisch was het, dat ongeveer tweehonderd aanvragers vroegen om kin deren, die door de gebeurtenissen wees ge worden waren en die men als eigen kind wilde aannemen. Gelukkig heeft men deze aan vragers moeten teleurstellen, want „oorlogsweesjes" heeft Rotterdam nagenoeg niet. Het totaal der aanvragen was zoo groot, dat elk kind, dat daarvoor in aanmerking zou komen, vijftien tot twintig maal zou uitgezonden kunnen worden, wilden alle aanvragers tevreden worden gesteld. Aan vankelijk voelden de ouders van de getrof fen gezinnen er weinig voor hun kinderen enkele maanden of weken af te staan, dach de bereidheid neemt nu toe. Voor elk kind, dat uitgezonden wordt, wordt nagegaan of het in een omgeving terecht komt, waar Voor den Duitschen krijgsraad is gisteren in het gebouw van den bevelhebber der Ordnungspolizei (Plein no. 1 vroeger dep. van koloniën, te Den Haag) een strafzaak behandeld, welke in het Duitsche strafwet boek- „Feindbegünstigung" wordt genoemd. Het ging hier om den 36-jarigen pension houder *J. C. V. te Scheveningen, die in de laatste dagen van Mei pogingen had aange wend om Nederlandsche militairen te vin den, die bereid zouden zijn tot vertrek naar Engeland om in het Britsche leger dienst te nemen. De pogingen waren niet geslaagd. De pensionhouder werd aangeklaagd op grond van art. 91 sub b. van het Duitsche strafwetboek, dat als volgt luidt: „Wie in het binnenland of als Duitscher in het buitenland poogt tijdens een oorlog tegen het rijk of met betrekking tot een dreigenden oorlog aan de vijandelijke macht bijstand te verleenen of aan de krijgsmacht van het rijk of rijks bondge- nooten nadeel toe te brengen, wordt met den dood of met levenslange tuchthuisstraf gestraft. Indien de daad slechts een onbe langrijk nadeel voor het rijk en zijn bond- genooten en slechts een onbelangrijk voor deel voor de vijandelijke macht heeft opge leverd en zij ook geen meer ernstige ge volgen zou kunnen veroorzaken, dan kan met tuchthuisstraf, doch niet minder dan twee jaar, worden volstaan". Volgens art. 161 van de Duitsche militai re strafwet geldt art. 91 van het strafwet boek thans ook voor niet-Duitschers in het door Duitschland bezette gebied. De Duit sche justitie had als verdediger van den verdachte aangewezen mr. Frangois Pau-' wels uit Amsterdam. Als getuigen werden gehoord de 51-jarge J. B. Ton, een gepensionneerde, die in deze oorlogsdagen als reserve-adjudant-onder officier in het Nederlandsche leger diende, en de 49-jarige fourier C. van der Maden. Verdachte verklaarde in financieele moei lijkheden te zijn geraakt. Hem was ter oore gekomen, dat de Engelsche radio het bericht uitgezonden zou hebben, dat het Nederland sche vorstenhuis op 28 of 29 Mei zou heb ben aanbevolen, dat Nederlandsche militai ren zich zouden aanmelden voor dienstne ming om met de Engelsche en de Fransche weermacht tegen Duitschland te vechten. Den dag tevoren zouden drie man (een kellner, een portier en een chauffeur) bij verdachte zijn gekomen met de mededee- ling dat zij 345 van hem moesten hebben. Indien hij niet betaalde, zouden zij hem willen vermoorden. Verdahcte zou toen tot den adjudant ge zegd hebben: Dacht U dat er nu nog men schen zoo dwaas zijn, na de capitulatie, om voor Engeland dienst te nemen? T. had hierop geantwoord: Jammer, dat ik gehuwd ben, maar ik weet misschien wel anderen, doch hoe moeten zij er komenï De mogelijkheid zou toen zijn besproken om per schip te gaan op de wijze als in der tijd ten aanzien van Spanje geschiedde Verdachte meende wel iemand te weten, die door dik en dun naar Engeland zou wenschen te gaan om in het leger daar te Bande dienst te nemen. Getuige Ton, hierna bihnengelaten, ver telde dat V. hem had gevraagd eens bij Kern te komen. Dat was op 27 of 28 Mei. Het verhaal van den Engelschen zender om trent dienstneming bij de Engelsche en Fransche legers werd toen door V. ter sprake gebracht. V. vertelde hem toen dat hij op de Amerikaansche legatie had ver nomen, dat men wel een schip ter beschik king kon stellen indien er voldoende deel nemers waren. Hij vroeg of getuige geen menschen wist, die zich daarvoor wilden aanmelden. Getuige had toen gezegd, dat het in past, of deze omgeving voor het kind zedelijk niet gevaarlijk is en of 'het kind zelf gezond is. Een apart comité, het „comi té vacantie 1940", zorgt voorts voor de kin deren, die niet geëvacueerd behoeven te worden^ doch alleen voor vacantie naar buiten moeten. Hierbij werd ook gebruik gemaakt 'van het aanbod van die gezinnen, die om te evacueeren kinderen hebben ge vraagd. hij wel eens wilde informeeren. Hij heeft daarop met fourier van der Maden erover gesproken en het verzoek van verdachte overgebracht. Aanvankelijk achtte getuige het plan wel uitvoerbaar, maar later kwam hij tot de conclusie, dat het te fantastisch was. President: Wat zeide van der Maden? Getuige: Dat wij ons er verder niet mee zouden bemoeien. Daarop heb ik V. geant woord dat er geen liefhebbers te vinden waren. President: Wat zei V. toen? Getuige: Niets. We hebben er verder niet meer over gesproken. Getuige van der Maden vertelde daarna, dat Ton hem gevraagd had of hij menschen bij de compagnie wist, die bereid zouden zijn per schip naar Engeland te gaan om tegen Duitschland te vechten. Getuige zei- de, dat hij dit plan wel bij eenige militai ren, wier gezindheid hij voldoende kende, ter sprake zou brengen. Hij vroeg tevens bij wie de menschen zich konden aanmel den en kreeg toen den naam en het adres van den pensionhouder V. te hooren. Getuige gevoelde, aldus verklaarde hij, dat daarmee een misgreep tegenover den overwinnaar^ou worden gedaan en dat de ze gevaarlijk voor onze Hollandsche solda ten zou zijn. Hij heeft toen het heele geval bij de militaire politie aangebracht. Boven dien heeft hij de Hollandsche soldaten ge waarschuwd, op een dergelijke aanvraag niet in te gaan. De eisch. De aanklager achtte de tenlastelegging voldoende bewezen. Hij wees op den ernst van het feit, waarop, als het plan gelukt was, de doodstraf staat. Wij kunnen ons aldus de officier niet indenken, dat Ne derlandsche soldaten, die door de grootheid van den Führer vrij mogen loopen waar zij willen, ervoor te vinden zouden zijn, den strijd tegen het Duitsche leger weder zou den willen opnemen. In ieder geval moeten eventueele pogingen daartoe met ijzeren kracht worden tegengegaan. Dit kan slechts door onherroepelijke bestraffing van daar aan schuldigen geschieden. Spreker eischte vervolgens een tuchthuis straf van acht jaren. Mr. Frangois Pauwels, vervolgens aaan het woord komend, betwijfelde of het bewijs toereikend is voor een zoodanige strafopleg ging als de officier heeft geëischt. Boven dien meende pleiter te moeten twijfelen aan de volkomen betrouwbaarheid der ge tuigenverklaringen. Getuige van der Maden heeft zelf nooit met verdachte gesproken en ten aanzien van laatstgenoemde moet de krijsgraad dus afgaan op de verklaringen van getuige Ton, die voor zichzelf de zaak zoo gunstig mogelijk tracht voor te stellen. Er zijn hier feitelijk twee lezingen en in zulk een geval van twijfel schrijft het on geschreven recht voor, dat men ten gunste van den verdachte beslist. Aangenomen mag worden dat V. alleen bedoelde, eenig geld te verdienen, doch zijn plan was fantastisch en derhalve geenszins serieus. Pleiter drong tenslotte aan op vrijspraak, subsidiair een lichte bestraffing van dezen reeds sedert 1 Juni in preventieve hechte nis gehouden verdachte, die bekend staat als een fatsoenlijk mensch en die boven dien eenigszins invalide is. De officier, repliceerend, handhaafde den eisch. Nadat verdachte het laatste woord had gehad en gezegd had een gebroken en be rouwvol man te zijn, die gaarne wil arbei den, begaf de krijgsraad zich in raadkamer. Na ongeveer drie kwartier werd de zitting heropend. De president deelde hierna mede, dat de krijgsraad den verdachte tot v ij f jaar tuchthuisstraf veroordeelde. De president gaf een uitvoerige motiveering van deze uitspraak. Aan het getuigenis van Ton heeft de krijgsraad niet getwijfeld, doch wel heeft Ton zich hierdoor zelf mede schuldig gemaakt, zoodat de aanhou ding van dezen getuige werd bevolen. De krijsgraad was overigens van oordeel, dat een feit, 14 dagen na de bezetting gepleegd op de wijze als hier is geschied, zoodanig behoort te worden bestraft, dat er een afschrikwekkende werking van uitgaat. Het oordeel van den krijgsraad wordt van kracht na goedkeuring door den miltaren bevelhebber her te lande. DOOR i) HOOFDSTUK I. Het onontkoombare. Op haar achttiende jaar beleefde Mary Reeder den gewichtigsten dag van haar ge heele bestaan. Het was, om zoo te zeggen, de dag, waarop haar leven begon. Tot dan toe was ze niet anders geweest dan de ge zonde, werkzame, tevreden jongere zuster van het mooiste meisje in de Verborgen Vallei. Doch op dien dag gebeurden er drie dingen, die hem tot een heel uitzonderlijken dag maakten. De hoeve van Cabinal in de Verborgen Vallei was het eerste tehuis, dat ze zich her inneren kon; ze kende geen andere ouders dan haar pleegouders, den ouden Les Ca binal en zijn spichtige vrouw Sarah, haar oom en tante. Het eenvoudige leven op een afgelegen hoeve in een vergeten bergvallei van het Verre Westen eischte slechts zelden een nieuwe japon. En als er een gemaakt werd, dan was die altijd bestemd voor Bess Reeder, de oudste zuster en de schoonheid der familie; en Mary die haar zuster bijna aanbad, maakte daartegen nooit eenig be waar. Mary dacht al even weinig over haar eigen uiterlijk, als over haar gezondheid, die uit stekend was en voor haar even natuurlijk en gewoon als de blauwe lucht en de zonne schijn. Ze had wel wat anders te doen, dan in een spiegel kijken! Ze bereed alles op vier pooten, wat maar berijdbaar was. Ze kon lasso werpen als de beste. Ze hield van het vrije veld en de open lucht en elke man elke vrouw en elk kind in de spaarzaam be volkte streek was met haar bevriend. Elk redeloos schepsel was voor haar een voor werp van belangstelling en toegenegenheid. Die dag bracht niet alleen verandering in het leven van Mary Reeder. Hij voegde ook een nieuw en spanrend hoofdstuk toe aan de geschiedenis van het Verre Westen. Groote economische krachten kwamen tot uiting. Menschenlevens zouden verandering ondergaan en zelfs het landschap zou wor den gewijzigd. Die dag was in de geschiede nis even belangrijk als de dag, waarop de eerste voortrekkerswagen de wijde prairie introkken. Mary Reeder trok zich van economie of historie niet veel aan. Ze zag in de komende veranderingen niet veel anders dan moei lijkheden voor haar oom Les Cabinal, dien ze liefhad en alleen omdat ze van hem hield, droeg ze die met hem mee. Zijn moei lijkheden waren ook de hare. Mary was op dezen stralenden herfstdag uitgereden om een bezoek te brengen aan Etta Hanley. Marietta, de bejaarde weduwe van Jeth Hanley en de moeder van den jongeren Jeth, die nu de hoeve bestuurde, had voor Mary een nieuwe zijden japon gemaakt, als een cadeautje voor haar verjaardag. Van daag moest de japon gepast worden en zag Mary zichzelf voor de eerste maal in deze japon in den spiegel. De zon deed h&ar zijde achtige haren als goud glanzen en haar bruine oogen schitteren. De blauwe japon viel in sierlijke plooien tot bijna op haar voeten en verborg haar rijlaarzen, die er niet al te goed bij pasten. Ze leek er slanker en grooter in, dan ze geweest was. Haar schoonheid kwam er duidelijk door uit. Ze had zich. nooit kunnen voorstellen, dat ze zóó mooi was! Etta, die met een paar spelden tusschen haar lippen, naast haar geknield lag onder het passen, voelde de opwinding van het oogenblik mee. Voor haar oogen werd een schoonheid geboren en zijzelf had daartoe meegewerkt. Ruim een jaar had Etta met een door niemand vermoede belangstelling het jongste meisje van Reeder in het oog gehouden. Ze zag, dat de door de zon ge bruinde jongste zuster zich tot een vrouw ontwikkelde; ze vond dat dit eenvoudige, tevreden kind zich tot een groote schoonheid ontplooide. En ze was op de gedachte ge komen, die schoonheid meer tot haar recht te doen komen door het maken van een verrassend nieuwe 'avondjapon. Ze had het patroon aan een modeblad ontleend en haar handige vingers hadden met groote kunst vaardigheid de japon genaaid. En hoewel ze zich nu meer dan trotsch op haar kunst werk voelde, beheerschte ze zichzelf toch met haar aangeboren bescheidenheid. Het begon reeds te schemeren, toen Mary afscheid van Etta Hanley nam en op haar gevlekte poney huiswaarts reed. Ze had de blauwe japon zoo graag meegenomen, maar er moest nog een en ander aan ver anderd worden voordat hij goed paste. „Denk erom, dat je het voor iedereen stil houdt", vermaande Etta nogmaals. Het moet een echte verrassing worden. Bederf die dus niet, door erover te praten". Mary beloofde het stellig en sprong in het zadel. Ze droeg weer haar gewone kleeding, een korten rok met blouse en een gekleur- den halsdoek. Met haar loshangende bruine haren onder een breedgeranden hoed was ze weer echt het jongere zusje van de knappe Bess Reeder. Etta Hanley keek haar na, staande onder de hooge populieren en dacht terug aan het oogenblik, dat ze in de blauwe japon voor den spiegel had gestaan, blozend bij de eerste ontdekking van haar eigen schoon heid. De oude vrouw wendde zich om, toen ze voetstappen achter zich hoorde. Het was haar zoon Jeth, die van de prairie thuis kwam. Hij was stoer gebouwd, net als zijn vader, en had aanleg tot gezetheid, hoewel hij nog pas dertig jaar was, JHij was een nuchtere verstandige jonge kerel, die erop uit was, zijn hoeve te verbeteren en de oude Etta had niet anders dan zijn geluk op het oog. „Waar sta je zoo over -te droomen, moe dertje?" vroeg Jeth. „Ik denk aan een heel aardig en lief meisje, als je het graag weten wilt. Het is gewoonweg een wonder, dat geen van jullie jongens nog ontdekt heeft, hoe mooi ze eigenlijk wel is". „U bedoelt Mary Reeder toch niet?" vroeg Jeth, lachend om zijn eigen vraag. „Ik zag haar zoojuist wegrijden. Bedoelt u Mary soms?" „En, als dat nu eens zoo was, wat dan nog?" „Die is nog niet veel meer dan een door de zon verbrand kind. Knap? Ik zou haast zeggen, dat je slechte oogen begint te krij gen, moeder". „Toch waar?" vroeg Etta. „Maar ik kan dan toch nóg altijd beter zien, dan de lui, die niet uit hun oogen willen kijken. Je zult niet kunnen zeggen, dat ik je er niet op merkzaam op gemaakt heb. En houd jij lie ver een oogje op Mary, voordat iemand an ders haar voor je neus wegkaapt". Etta vond het hoog tijd, dat haar zoon ging trouwen. Maar dat was haar geheim, net zoo goed als die blauwe jurk voor Mary. HOOFDSTUK II. Een gewichtige opdracht. Uit eigen beweging ging de poney van Mary het pad naar huis. Zijzelf was in ge dachten bezig met de blauwe japon en met haar eigen spiegelbeeld. Het pad voerde langs een rivier en ver volgens tégen een kalen, bruingeschroeiden heuvel op. Op den top stond een eenzame ruiter en staarde in gedachten over de wijde op en vlakte. Het was een man van over de zestig, al zat hij nog kaarsrecht in het zadel. Zijn magere gezicht met een scherpen haviksneus was naar haar toege wend en ze zag zijn lange grijze haren in den wind wapperen. Het was Les Cabinal, de pleegvader van Mary. Ze wuifde hem toe met haar hoed en zette haar paard tot grooter spoed aan. Hij wuif de afwezig met de hand terug en bleef over de vlakte staren, totdat Mary naast hem was komen staan en mee uitkeek. Het was een schitterend uitzicht. Ze stonden aan het begin der vallei en onder hen lag de heu velachtige vlakte als een golvende zee van wuivend zomergras, bruin gedroogd door de zon. Nergens was eenig spoor van een huis, een heining, of een gebaande weg, nergens eenig spoor van menschelijke bedrijvigheid. Slechts heel in de verte dreef een rook wolkje boven een heuveltop door de lucht. Wordt vervolgd. Tot dusvc door een rust land en ook e Ik twijfel zijn eigen bel digheden aan alles wat onr gevaar zou ki Niettemh zonder eenig opvolgen. Dez op zij worden Slechts door men zichzelf i het bijzonder stations. Over men het er toi onherroepelijli hierbij uitera; En overig heid zou kum Overheid en c tigheden of Io Beleedigende spreiden van zich daarmede dacht zijn, dat alleen dan mo Ik zou hei haar plicht nie Het voren van harte hoo; slaan. Ieder kern Meer da: ruimte v Het frontberic als volgt: Het is den Du in den loop van 609.000 bruto rei vijandelijke koop ren. Deze verliez des te harder ti economie in al 1 gewezen is op a de Engelsche voe doorloopende ac van rond 80 pet. talrijke voor dei dustrieën, stijgt ha 100 pet. der b Het verlies aa voor Engeland ec bij den aanvang i bare Britsche ongeveer een mil in het begin van Voor de uitwerk kade tegen Engel dat in den jongs ke Britsche konv havens van de Ti re rond 42 pet. invoer opnemen i heid dus die niet worden naar andc de noodige specif Dientengevolge nng zich klaarb convooien tot ied< zwaarste offers d monding van de gen. Gevechtei de kust. De luchtgevech boven het Kanaal, en zelfs boven dec en Schotland heb voor de Britsche geheim worden g< steden van Londen geheelen dag het aan de Z.-kust k> Engelschen kondei hoe de Duitsche n vooi in het Ranaa „Stockholms Tidni luchtgevechten, di< boven Britsche c speeld, de gevech grootste zjjn gewe heeft beleefd. De boven de zee en t afgespeeld.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 6