SteuMeton
De zaak van den betwisten
baby nadert haar
einde.
Een vacanrte-Jietstocht.
De Alkmaarsche Courant
■|a Hoofdpijn en Hiespijn.
J. BECHDOLT.
TWEEDE BLAD.
2
In een kort geding van bijzon
deren aard en uitzonderlijk langen
duur, n.l. tusschen de families S.
en van der W., begint het einde in
zicht te komen.
Men zal zich herinneren, dat op 10 Mei
des morgens in de kraamvrouwenkliniek
Bethlehem aan de Princessegracht te den
Haag een bom insloeg, waardoor enkele
kinderen, die in zaal 9 verpleegd werden,
werden gedood. De overige zuigelingen wer
den aangereikt aan toegeschoten helpers.
Mevrouw S.; die in de intact gebleven zaal
8 werd verpleegd, heeft een kind, waarvan
zij meende, dat het het hare was, aan een
helper door het raam aan de voorzijde aan
gereikt, die het naar den schuilkelder van
de Eerste Nederlandsche Levensverzekering
Maatschappij heeft gebracht. Later heeft zij
haar kind daar niet meer teruggevonden en
daar zij overtuigd was, dat het nog leefde,
heeft zij een rondgang met een der zusters
gemaakt langs de moeders, die in de kliniek
verpleegd werden en die nog wèl in het
bezit waren van haar kind. In het kind, dat
mevrouw van der W. uit de inrichting had
medegebracht, herkende zij het hare, doch
mevrouw van der W. hield vol, dat zij haar
eigen kind had. Als bewijs werd o.m. aan
gevoerd, dat zij dit kind niet in den schuil
kelder van de Eerste Nederlandsche, doch
in die van een ander gebouw aan de Prin
cessegracht, nl. no. 6a, in ontvangst had ge
nomen. De familie S. betoogt echter, dat de
waarschijnlijkheid er voor pleit, dat het
kind, dat op zaal 9 verpleegd werd, is ge
dood, doch dat haar eigen kind, dat op zaal
8 lag en naar buiten gereikt is, nog in le
ven is.
Daarom heeft de familie S. van den presi
dent van de Haagsche rechtbank, mr. A. S.
Kueb, in kort geding afgifte gevraagd van
het kind, dat de familie van der W. thans
onder zich heeft. Op 15 Juni hadden de
eerste pleidooien plaats, op 19 Juni werd
getuigenverhoor gelast, dat op 24 Juni
plaats had, en later gelastte de president
deskundigen-onderzoek naar de bloedgroe
pen en vingerafdrukken. De deskundigen
rapporten zijn eerige dagen geleden inge
diend, doch het onderzoek heeft geen posi
tief resultaat opgeleverd.
Pleidooien.
Gisteren zijn nogmaals pleidooien gehou
den in deze zaak.
Mr. S. van Oven, de procureur voor de
eischende partij, betoogde, dat alle patiën
ten, ook mevrouw S., na den bominval be
grijpelijkerwijze zenuwachtig waren. Doch
vast staat, dat mevrouw S. haar kind door
NOODLOTTIG ONGELUK IN DIEMEN.
Dinsdagavond heeft zich op den Hartveld-
schenweg onder de gemeente Diemen een
ernstig ongeluk voorgedaan, dat aan een
38-jarigen Amsterdammer het leven heeft
gekost.
Des avonds omstreeks tien uur bewoog
zich een file wielrijders in de richting Am
sterdam, toen iemand uit de achterste ge
lederen zijn fietspomp verloor. Hij minderde
vaart en stapte af. Juist op dat oogenblik
was hij ingehaald door den 38-jarigen A. L.
M. uit Amsterdam, die voor op zijn fiets een
9-jarig jongetje vervoerde. Deze wielrijder
moest onverwachts naar links uithalen, maar
raakte met zijn stuur het andere rijwiel. Hij
sloeg tegen den gr.ond, vlak voor een zware
truck met trailer, die met matige snelheid
voorbijgereden kwam. Van uitwijken was
voor den autobestuurder geen sprake meer,
M. kwam onder de wielen en was vrijwel
op slag dood, Het 9-jarige jongetje, dat
eveneens gevallen was, liep slechts lichte
schaafwonden op. De fiets werd geheel
vernield.
VALUTAKOERSEN DER NEDERL. BANK
7 AUGUSTUS.
Schriftel. en tel. transacties.
Valuta's:
New York 1.88 3/16—1.88 9/16; Berlijn
75.20—75.43; Brussel 30.11—30.17; Helsinki
3.813.82; Stockholm 44.8144.90; Zürich
42.72—42.81.
Bankpapier:
New York 1.86 1/2;—1.90 1/4; Brussel
30.0830.20; Stockholm 44.7644.94; Zürich
42.67—42.86.
het raam naar buiten heeft gegeven. Dit
kind moet dus nog in leven zijn. Spr. zeide,
dat er niet aan getwijfeld kan worden, dat
het kind, dat thans onder de berusting van
de familie van der W. is, hetzelfde kind
moet zijn. In elk geval staat vast, dat dit
kind nooit het kind van mevrouw van der
W. is, daar haar kind gedood moet zijn. Van
de vier op. haar zaal verpleegde jongens
zijn er twee terecht en er zijn in het puin
van die zaal twee kinderlijkjes gevonden
Verschillende voorwerpen uit het goed van
mevrouw van der W., b.v. een kousenzak,
zijn gevonden op de plaats, waar een der
kinderlijkjes is gevonden. Pleiter achtte het
niet twijfelachtig, dat het kind van me
vrouw van der W. overleden is. Doch de
waarschijnlijkheid achtte pleiter niet vol
doende: verschillende getuigen hebben het
kind herkend als dat van mevrouw S. en
anderen hadden ontkend dat het het kind
van mevrouw van der W. is, het vlekje op
den neus, waarover de meest verschillende
verklaringen zijn afgelegd, geeft geen ze
kerheid. Tenslotte betoogde mr. van Oven,
dat in het deskundigen-rapport, althans ten
aanzien van de vingerafdrukken, een zeer
kleine aanwijzing ten gunste van eischeres
te vinden is.
Mr. ir. H. Smalhout, de procureur van de
familie van der W., achtte het deskundigen
onderzoek vergeefsche moeite en oponthoud.
Spr. kan met eischer meegaan, als deze be-
toc gt dat een der patiënten een verkeerde
baby als de hare behoudt, doch betwist, dat
het bewijs geleverd is, dat deze patiënte
mevrouw van der W. is. Het tweede kinder
lijkje kan z.i. ook van een andere zaal dan
zaal 8 of 9 afkomstig zijn. Vast staat, dat het
kindje-S. naar der. schuilkelder van de Eer
ste Nederlandsche gebracht is. Hoe ver
klaart men nu, dat het ki-dje-S., dat naar
dien schuilkelder gebracht is, terecht is ge
komen in den kelr er van Princessegracht
6a? Hier is een hit at. Als hier geen bewijs
van geleverd wordt, dan is het z.i. totaal
onmogelijk, dat het kindje, waarover het
geschil loopt, het kindje-S. is. De herken
ningsteekenen pleiten voor spr. standpunt.
Voorts bestreed pleiter enkele getuigen
verklaringen. Ook betoogde spreker aan
de hand van eer. grafiek, dat de gewichts
toename ook in het voordeel van gedaagde
pleit. Tenslotte vroeg spreker in geval van
twijfel de vordering af te wijzen, daar de
familie van der W. het kindje reeds drie
maanden onder zi"h heeft en eischers zich
in die drie maanden hebben moeten ver
zoenen met den bestaanden toestand. Zou
het kindje nu weggenomen worden, dan
zou het kunnen zijn, dat het later weer moet
worden teruggegeven. PI. meende echter,
dat de vordering niet voor toewijzing vat
baar is.
Na re- en dupliek bepaalde de president
de uitspraak op Woensdag 14 Augustus.
PROEVEN MET NIEUWE GROENTE- EN
FRUITSOORTEN.
Op den uitgestrekten proeftuin van het
Zuidhollandsch glasdistrict worden thans,
onder leiding van den rijkstuinbouwconsu-
lent, ir. J. M. Riemens, proeven genomen met
nieuwe groente- en fruitsoorten.
Teneinde in een eventueele voedsel-
schaarschte te kunnen voorzien, is men be
gonnen met het kweeken van zoete Paprika,
Aubergines en Soja-boonen.
Tevens worden proeven genomen met
eenige middel-Amerikaansche vruchten, als
de carica papaja en die van den advocaat
boom, welke een hooge voedingswaarde be
zitten.
Met het forceeren van de aspergecultuur
boekt men op dezen proeftuin uitstekende
resultaten, zoodat de oogst aanmerkelijk
vroeger is te verwachten.
DE OPBOUWDIENST GAAT ZINGEN.
Muziekopleidingsinstituut in
den Haag.
De samenstelling van een zangbundel
voor den opbouwdienst bevindt zich in een
vergevorderd stadium van voorbereiding.
Het ligt in de bedoeling t. z. t. aan al het
personeel van dezen dienst een exemplaar
van den bundel te verstrekken.
Het ligt voorts in het voornemen 12
Augustus a.s. over te gaan tot inrichting
van een muziekopleidingsinstituut te den
Haag, waar de aanstaande districts-
muziek-leiders en corpszangleiders zullen
worden opgeleid.
Zoo leert men ons land
kennen.
„En, komt u dezen zomer ook eens bij ons
in Westbroek kijken?" vroegen onze gasten
voor de zooveelste maal, toen ik hun naar de
autobus bracht, die hen weder naar het ge-
evacueerde Utrechtsche gebied zou brengen.
Vast beloven kon ik het niet, de tijden zijn
te onzeker. Maar op hun herhaald aandrin
gen beloofde ik toch, als het eenigszins mo
gelijk was, op de fiets te zullen komen. Bij
na twee maanden na dien droeven morgen
waren wij klaar voor den tocht. Buitenge
woon veel animo was er niet, de onzeker
heid op het gebied van de veiligheid remde
de lust tot het zwerven in de vrije natuur,
maar toen wij, op den stralenden Julimorgen
heel vroeg naar buiten traden, de in een
rooden mantel gehulde opkomende zon tege
moet, en den grooten weg opreden, vervlo
gen alle bedenkingen. Joop vooral was opge
togen.
Is er iets heerlijkers denkbaar, dan in den
zomer eenige dagen volop te genieten van de
goede gaven, die moeder Natuur zoo rijke
lijk tentoonstelt, frank en vrij te zwerven
door bosch en hei, langs beek en vliet, stil te
liggen luisteren naar het ruischende riet, of
het suizelend geritsel van den wind door
eeuwenoude boomen? Mee te zingen met der
vogelen gezang, te volgen met het oog hun
sierlijke vlucht of het drukke gedoe over
de wijde velden? Te trekken door liefelijke
dorpjes met hun mooie boerderijen en
aardige huizen en welks voortuintjes een
fleurige bloemenweelde de straat versiert?
In kleine winkels inkoopen te doen voor
den dag of in de intieme gelagkamers in
de café's onder het genot van een kop
koffie een praatje te maken met de bewo
ners? Om ten slotte te belanden in onze
mooie steden waar oude monumentale ge
bouwen met sierlijke torens of grachten
waar langs de oude huizen prijken met
gevelsteenen, mooie poortjes en intieme
hofjes bewondering afdwingen voor den
schoonheidszin van onze voorgeslachten?
„Hé Nynke, daaaag", hoorden wij eens
klaps voorbij Nieuwendam roepen. In de
twee voorbijtrekkende meisjes herkende
ik een dorpsgenootje. „Hallo, waar gaat de
reis naar toe?" „Nijmegen", galmde de
hooge meisjesstem en we^ waren ze. „Hoe
is 't mogelijk", glunderde Joop, „wie had
dat nu gedacht."
„Laten wij Muider berg aan Zee eens
gaan bekijken', stelde Joop voor. Wij
sloegen den zijweg in, reden over den
prachtigen brink, vol oude, hooge boomen,
omringd door er bijpassende huisjes, naar
de zee. Schitterend lag de watervlakte in
het glanzende zonlicht, blijde kinderstem
men juichten op het strand. Bijna geheel
verlaten was het groote terras van het
café-restaurant. Geen wonder, dat de
zakenmenschen klagen.
Lven en laten leven, is zeer zeker in
dezen tijd een dringenden eisch. Nabij
Naarden riepen twee zigeunersvrouwen
ons aan, vroegen naar den weg, Mooi
waren ze, de slanke, donkere typen, re
gelmatig de trekken, glanzende het git
zwarte haar, waarin een vuurroode bloem
prijkte.
In het bosch van Bredius, op een heel
stil plekje ter zijde van het fietspad naar
Blaricum, nuttigden wij de inmiddels in
geslagen levensmiddelen en waanden ons
koninginnen in het grootsche boschrijk.
Geen menschelijke stem drong tot ons
door, na den maaltijd gaven wij ons een
tijd aan onze eigen gedachten over, tot een
zwoegende mier mij uit mijn gepeinzen
rukte. Met. inspanning van al zijn krachten
sleepte het kleine diertje een doode spin
over den ongelijken bemosten grond. Soms
scheen hij niet verder te kunnen, rustte
even, maar ging dan weer voort, en zou
zeker zijn doel bereiken. Waar een wil
is, is een weg, een oogenscl.ijnlijk zwak en
nietig diertje gaf ons een les, waar wij
in dezen zwaren tijd, nog heel wat steun
aan kunnen hebben.
-In Blaricum verlieten wij den grooten
weg. Langs welige weilanden voerde een
pad, aan weerszijden begroeid met laag
eikenhout, r aar Laren. Een beekje vloeide
terzijde, van dichtbij- zagen wij den toren
van Eemnes. Vlak bij Laren eindigde de
weg eensklaps en raasde het verkeer ons
weer voorbij.
He tbezoek aan kennissen in Laren
blijft als een donkere wolk hangen over
het moaie uitstapje. Daar schreiden wij
mee met de slachtoffers van dezen oorlog,
eenzame vrouwen, wier liefste bezit van
hen was weggerukt.
Toen wij verder trokken, voorbij
Hilversum, waar wij even een kijkje
namen van het kostelijke raadhuis,
gingen wij de heide op, over de fietspaden
naar Loosdrecht. Nog had de hei haar
blauwe feestjapon niet aan, maar schoon
was zij ook nu in haar donkere kleedij, in
het spronkelende zonlicht. Over Loos
drecht naar Hollandsche Rading bereik
ten wij Westbroek. Onderweg ontmoetten
wij den jongsten zoon van onze gasten,
die van zijn werk uit Bilthoven kwam.
Met zijn drietjes reden wij Westbroek bin
nen, een welvarend dorp met mooie boer
derijen en stonden al spoedig bij de fam.
v. Keulen in huis, waar Wij gastvrij wer
den ontvangen. Buren en kennissen kwa
men praten, algemeen was men van oordeel,
dat de gedwongen logeerpartij in de Mei
maand, stevige vriendschapsbanden had
gelegd. Met groote waardeering werd over
de ondervonden gastvrijheid gesproken.
Den volgenden morgen moesten wij den
tuin en het land met den ouden baas be
kijken. Een kreet van bewondering ont
snapte ons toen wij het, door plassen om
ringde weiland betraden, waar een oude
merrie rustig te grazen liep. Donker
scheen het heldere water in de plassen.
Veel tijd hadden wij niet, het plan was,
naar Delft te trekken, een lange rit wachtte
ons nog. Onze gastheer bracht ons een
eind op weg. Te midden door het uitge
strekte plassengébied, waar hengelaars
hun hart ophaalden aan hun geliefde
sport, begeleid door het lied van den ka-
rakiet, reden wij langs de molens naar
Zuilen, waar wij het kasteel bezichtigden
en de mooie landhuizen, lieten ons met de
pont over de Vecht zetten en gingen toen
op Vleuten aan. Het Utrechtsche land is
bijzonder mooi, wij genoten in het oude
dorpje van het stille kerkpleintje met de
ouderwetsehe huisjes bij de kerk, waarvan
de toren apart er naast is gebouwd. In
Woerden naar het raadhuis en het kasteel,
waar de edelen in vroegere eeuwen ver
blijf hielden, en in Bodegraven, waren wij
spoedig uitgekeken.
Gouda hield ons langer gevangen, waar
vooral de St. Jhnskerk, de Waag en het
raadhuis bouwwerken van klassieke
schoonheid bleken te zijn. Maar ook de
alledaagsche dingen waren er voorbeeldig.
In het bondshotel dronken wij koffie, zoo
als zelden geschonken wordt en in een
bakkerswinkel sloegen wij Drentsche
stoeten (ronde krentebrooden) in, die
zeldzaam lekker waren.
Na den inwendigen mensch versterkt te
hebben, gingen wij in Delft op onderzoek
uit. Zij, die de schoonheid der cude steden
kunnen genieten, zullen zich onze verruk
king kunnen voorstellen. Eenigszins ont
roerd namen wij de historische Groote
Kerk in oogenschouw, wandelden langs de
stille grachten, overbrugd door de stijgen
de steenen gewelven, vol bc wondering
voor de patriciërs-huizen met de mooie
gevels en siertegels. Vele inwoners van
het stadje wezen ons den weg naar de be
zienswaardigheden, waardoor steeds meer
schoonhend werd ontdekt. Noode namen
wij afscheid, met het plan spoedig eens en
dan nog langer, terug te komen. Nauwe
lijks waren wij buiten de stad, of het ging
regenen, een dikke bui, die in een ge-
stadigen regenval bleef heerschen. Over
Nootdorp, Leidschendam, Stompwijk en
het mooie dorp Zoeterwoude, bereikten wij
Leiden.
De tol naar Warmond wekte onze erger
nis op. Zulk een gedoe, iederen doortocht
vijf cent te moeten betalen, leek ons gru
welijk ouderwetsch en hebzuchtig. Maar er
was geen ontkomen aan. Vroegere dorps-
ger.ooten zagen ons plotseling druipnat,
als uit den grond verrezen, voor hun ver
baasde blikken opduiken. Echt leuk, al die
groot geworden kinderen eens weer te
zien, het werd laat, eer wij onze leger
steden opzochten. Den volgenden morgen
trokken wij, onder een lachtenden hemel,
weer op Leiden aan. De stoere molen riep
ons reeds van verre het welkom toe. Wie,
die de academiestad kent, zal niet met ons
haar lof bezingen? Beeldige hofjes, waar
bejaarde lieden in vrede hun levensavond:
doorbrengen, prachtige kerken, de Laken
hal, den grooten tuin achter het academie
gebouw waar wij vrijelijk mochten vertoe
ven en de concierge ons een bloem van
den tulpenboom liet zien, de studenten
sociëteit en het nieuwe stadhuis, dat alles
is een bedevaart' naar de oude stad ruim
schoots waard.
Verder ging het weer langs aardige
binnenwegjes om zooveel mogelijk van
het natuurschoon te genieten. Die tocht
zullen wij nimmer vergeten. Haarlems
omgeving had voor ons de volle bekoring,
voldaan bekeken wij de molen de „Sant-
haes" te Santpoort, die mede door de be
woners te Alkmaar en omgeving voor den
ondergang is behoed. In Beverwijk aten
wij ons galgenmaal van dezen tocht, een
schotel warme poffertjes, en gingen ver
der op Akersloot aan.
„Een slechte vacantietijd, dit jaar," .-iei
ons de schipper van het pontje, „er zijn
bijna geen reizigers."
Het was reeds laat toen wij onze wo
ning naderden. Wij waren moe en zonver
brand, doch wij zijn blij dat wij onze be
denkingen, om dit jaar op avontuur uit te
gaan, op zij hebben gezet.
Versterkt naar lichaam en geest, ver-
frischt en verjongd vatten wij onze le
venstaak weer met vreugde op, genietend
nog van de tallooze herinneringen.
Nederland is zoo rijk aan afwisselende
schoonheid, ons kleine lieve land onder
den grooten wijden hemel geeft degeen die
zich eenige inspanning wil getroosten, uit
onuitputbare bronnen de rijkste zegenin
gen die niet voor geld zijn te koop en door
roest noch mot worden verteerd, nl. een
gezond lichaam en een sterken geest.
Stompetoren. NYNKE.
De positie der Arbeiderspers. - In „Het
Volk" lezen wij: Naar aanleiding van
geruchten, dat de N. V. Drukkerij en
Uitgeversmaatschappij „De Arbeiderspers"
surséance van betaling heeft aangevraagd
of zal aanvragen, kan worden medegedeeld
dat de directie aanleidng heeft gevonden
zich per circulaire tot de gewone handels
crediteuren te wenden, met het verzoek ge
noegen te nemen met uitstel van betaling
tot 1 Februari 1941.
Betalingen van leveranties gedaan na 23
Juli geschieden normaal.
is het EENIGE DAGBLAD met een
EIGEN STADSKARAKTER.
Dat is de GROOTSTE WAARDE voor den
adverteerder! Tel. 3320.
Jongen van fiets gevallen. - Gister
avond reed een jongen uit Bussum te Naar
den op den z.g. bedekten weg bij de wallen.
Op de stang van zijn rijwiel zat de 12-jarige
T. L. uit Rotterdam, die in Bussum logeerde.
Op een gegeven moment geraakte de Rot-
terdamsche jongen met zijn voet tusschen
voorvork en voorwiel, waardoor zij kwamen
te vallen. L. bleef op den weg liggen en
klaagde over inwendige pijnen. Zijn toestand
bleek zoo ernstig, dat hij naar de St. Gerar-
dus Majella-stichting moest worden ge
bracht. Hier moest operatief worden inge
grepen, daar de jongen zware inwendige
kneuzingen had opgeloopen. Zijn toestand is
hoogst ernstig.
Het groote publiek leest een dagblad.
Gevolg: de dagblad-reclame
is krachtig en afdoend 3.
Veilig en vlug als geen ander helpen hierbij
altijd een poeder of cachet van Vlijnhardt-
Mijnhardt's Poeders per stuk 8 ct. Doos 45 ct.
Cachets, genaamd „Mijnhardtjes" 2 st. 10 ct.
Doos 50 ct.
Bij het zwemmen in zee verdronken. -
Dinsdagavond ongeveer 9 uur is aan het
strand te Schevenjngen ter hoogte van den
vuurtoren de 17-jarige M. K. uit de van
Wezenbekestraat tijdens het zwemmen ver
dronken. De jongen was bij een golfbreker
in zee gegaan en is vermoedelijk door den
sterken stroom meegesleurd. Het lijk is nog
niet aangespoeld. Een vriend i van hem, de
17-jarige N. H. uit de Zeezwaluwstraat, die
zich ook te water had begeven, kwam even
eens in levensgevaar te verkeeren, doch kon
gered worden door drie burgers.
DOOF
24)
Op haar tocht over de heuvels werd Mary
op een grooten afstand gevolgd door een
anderen ruiter, die haar niet uit het oog
verloor. Ace Moseby bespiedde haar. Den
vorigen avond had hij tegen zijn vrouw ge
zegd: „Die Bowden moet iemand hebben,
die hem helpt en van eten voorziet, anders
kon hij zich zoo lang niet schuil houden!"
„Dat is zeker ook een van zijn misda
den dat hij er nog een vriend op na houdt,
is het zoo niet?" had Ada bitter sarcastisch
gevraagd.
„Enfin daar weet ik wel een weg op. We
staken het zoeken. En zoodra we erachter
zijn wie hem helpt, beginnen we opnieuw.
Ik vermoed wel, wie het zijn kan en ik zal
eens poolshoogte nemen".
„Je hebt schijnbaar geen rust, voordat
je hem gelyncht hebt wel?"
Moseby gaf geen antwoord, maar zijn
dreigende blik zei genoeg.
Als hij bekend was geweest met het op
treden van zijn vrouw onder zijn eigen aan
hangers zou Moseby zich niet erg op zijn
gemak gevoeld hebben. Ada immers tracht
te op eigen gelegenheid te voorkomen dat
er nog meer wandaden gepleegd zouden
worden.
De schemering was reeds lang gevallen,
toen Mary het hol bereikte. Ze verborg
haar paard in een boschje aan den ingang
der kloof en ging, een afgesproken deuntje
fluitend, verder. Allan wachtte haar reeds
op en nam haar mee, dieper het hol in,
waar een lantaarn brandde. Ze schrok van
zijn ongeschoren gezicht en zijn verwilder
de oogen. Wat zag hij er vermagerd en el
lendig uit! En dat alleen, omdat hij Bess
liefhad! Was dat een misdaad, waarvoor hij
als een wild dier opgejaagd moest worden?
Ze vertelde hem het nieuws en zijn ge
laat verhelderde.
„Dan ga ik er vannacht nog vandoor.
Maar dan zal ik een paard van je te leen
moeten hebben".
„Ik zal je er een komen brengen, Allan.
Maar dat kan ik pas doen, als ze allemaal
slapen".
„Ik ga naar Mexico, tot de heele zaak
geluwd is. Ik zal daar wel een baantje als
koeherder vinden en dan betaal ik je aller
eerst je paard. Voor wat je verder voor me
gedaan hebt zal ik je nooit kunnen beta
len".
Hij greep glimlachend haar hand beet.
„Enhoe gaat het met Bess?" vroeg hij,
zich moeizaam goed houdend, „maakt ze
hetgoed? Voelt ze zich gelukkig?"
„Ja, Allan. Heel gelukkig. Ben is echt
goed en lief voor haar. Ze zullen binnen
kort trouwen".
Ze zei het botweg al wist ze, hoeveel pijn
het hem doen moest, omdat hij toch maar
beseffen zou, dat Bess voor altijd uit zijn
leven verdwenen was. Nam hij dit eenmaal
als een voldongen feit aan, dan zou hij zijn
gedachten gemakkelijker op andere dingen
kunnen richten.
„Gelukkig!" zei hij, „ik wensch hun het
allerbeste. Ja, Ben zal wel goed voor haar
zorgen. Hij is een degelijke kerel. Niet zoo
als ik. Ik ben niks anders dan een idioot!"
Ze keken elkaar verdrietig aan. Het was
niet te ontkennen dat Allan zich onbesuisd
en dwaas had aangesteld.
„Maar dat blijf je niet", zei Mary hoop
vol. „Voortaan niet meer, wel?"
Allan antwoordde niet.
„Ik zal de paarden na middernacht ko
men brengen", beloofde Mary. „En nu is
het beter, dat ik maar meteen terugrijd.
Als ik te lang uitblijf maken ze zich thuis
maar ongerust".
Allan vergezelde haar tot aan den in
gang van het hol. Ze drukte hem de hand
ten afscheid, onbewust van de aanwezig
heid van Moseby, die hen stond af te luis
teren.
Snel reed Mary naar de hoeve van Han-
ley terug en tegelijkertijd reed Ace Mo
seby naar Cabinal toe, waar hij zijn eigen
plannen ten uitvoer kon leggen.
HOOFDSTTUK XI.
Een dolle rit.
Mary vond haar huisgenooten met het
avondeten op haar wachten. Ze verwel
komden haar hartelijk en ze kon het zich
nauwelijks voorstellen, dat het nog geen
half uur geleden was, dat ze in het donkere
hol bij Allan had gezeten. En nu zat ze
warm en welbewust aan een gezellige tafel
te midden van al die bekende en geliefde
gezichten. Ben en Bess hadden het over hun
aanstaande huwelijk.
„Ik voel me zoo gezond als een visch",
verklaarde Ben. „Weer heelemaal op streek
en in staat om hard te werken en goed voor
mijn wijfje te zorgen. Ik zal blij zijn, als ik
weer aan het werk kan gaan!"
„In weken hebben we zoo'n heerlijken
dag niet gehad", zei Etta, toen ze van tafel
waren opgestaan. „We mochten het wel een
beetje feestelijk vieren. Kom, Mary, ga jij
nu eens voor de piano zitten en speel en
zing wat voor ons, zooals je dat vroeger
voor Sarah deed!"
Mary had er wel zin in. Onder het zingen
kon ze eigen verdriet vergeten en een uit
laat vinden voor haar opgekropte gevoelens
Ze zette zich voor de oude piano en speelde
oude, bekende liedjes, die het haar warm en
de beenen los maakten. Ze wierp zich ge
heel in die opgewekte muziek. Ze moesten
gelukkig worden! Ze waren gelukkig! En
zij was gelukkig met hen mee! Eindelijk
werd ze wat rustiger. Haar vingers dwaal
den over de toetsen en onwillekeurig speel
de ze het oude, meest geliefde liedje van
Sarah: „Kom, o droom mijner liefde".
„Toe zing dat eens", drong Ben aan. „Toe,
Mary! Dat zing je zoo allerliefst. Dat kan
ik maar niet vergeten".
Hij kwam naast haar staan en keek op
haar neer en zij wijdde dadelijk al haar
aandacht aan de toetsen.
„Toe, zing het nou!" vroegen ze allen te
gelijk.
En zoo zong ze weer voor Ben Meredith
en haar gedachten .vlogen terug naar den
avond, waarop ze hem met haar pistool
naar de hoeve van Cabinal had gebracht.
En onder het zingen van dat lied werden
ze allen ongewoon stil. Ben kon zijn blik
niet van haar afwenden. De muziek scheen
zijn hart te doen zwellen. Haar schoonheid
bracht tranen in zijn oogen. En hij beefde
over al zijn leden, verbaasd over zijn eigen
diepe ontroering.
Etta zat in haar schommelstoel doodstil
te luisteren. Ze hield haar magere, verweer
de handen voor haar oogen. Ze bedwong
haar gevoelens slechts met groote moeite.
„Daar zit ik me hier te snikken en te jan
ken als een oude idioot", dacht ze veront
waardigd.
Zelfs Jeth vergat zijn stedenplannen. Wat
jammer, dat Mary niet gunstiger over zijn
aanzoek kon denken!
„Er zijn natuurlijk een massa andere
meisjes", dacht hij. „En een vrijgezel die
zooveel goede zaken maakt, als ik, heeft
volop keus. Maar zij moest met me willen
trouwen. Ik zou toch zoo'n goede partij kun
nen zijn!"
En terwijl hij dit dacht, zag hij het ge
zicht van Bess en schrok. Ze zag er heele
maal niet als een gelukkige bruid uit. Veel
eer als een meisje, dat alles, wat het leven
haar bieden kon, verloren had. „Waarom
kijkt ze in vredesnaam zoo verdrietig?"
vroeg hij zich af.
(Wordt vervolgd).