SteuMeton De zaak van den betwisten baby nadert haar einde. Een vacanrte-Jietstocht. De Alkmaarsche Courant ■|a Hoofdpijn en Hiespijn. J. BECHDOLT. TWEEDE BLAD. 2 In een kort geding van bijzon deren aard en uitzonderlijk langen duur, n.l. tusschen de families S. en van der W., begint het einde in zicht te komen. Men zal zich herinneren, dat op 10 Mei des morgens in de kraamvrouwenkliniek Bethlehem aan de Princessegracht te den Haag een bom insloeg, waardoor enkele kinderen, die in zaal 9 verpleegd werden, werden gedood. De overige zuigelingen wer den aangereikt aan toegeschoten helpers. Mevrouw S.; die in de intact gebleven zaal 8 werd verpleegd, heeft een kind, waarvan zij meende, dat het het hare was, aan een helper door het raam aan de voorzijde aan gereikt, die het naar den schuilkelder van de Eerste Nederlandsche Levensverzekering Maatschappij heeft gebracht. Later heeft zij haar kind daar niet meer teruggevonden en daar zij overtuigd was, dat het nog leefde, heeft zij een rondgang met een der zusters gemaakt langs de moeders, die in de kliniek verpleegd werden en die nog wèl in het bezit waren van haar kind. In het kind, dat mevrouw van der W. uit de inrichting had medegebracht, herkende zij het hare, doch mevrouw van der W. hield vol, dat zij haar eigen kind had. Als bewijs werd o.m. aan gevoerd, dat zij dit kind niet in den schuil kelder van de Eerste Nederlandsche, doch in die van een ander gebouw aan de Prin cessegracht, nl. no. 6a, in ontvangst had ge nomen. De familie S. betoogt echter, dat de waarschijnlijkheid er voor pleit, dat het kind, dat op zaal 9 verpleegd werd, is ge dood, doch dat haar eigen kind, dat op zaal 8 lag en naar buiten gereikt is, nog in le ven is. Daarom heeft de familie S. van den presi dent van de Haagsche rechtbank, mr. A. S. Kueb, in kort geding afgifte gevraagd van het kind, dat de familie van der W. thans onder zich heeft. Op 15 Juni hadden de eerste pleidooien plaats, op 19 Juni werd getuigenverhoor gelast, dat op 24 Juni plaats had, en later gelastte de president deskundigen-onderzoek naar de bloedgroe pen en vingerafdrukken. De deskundigen rapporten zijn eerige dagen geleden inge diend, doch het onderzoek heeft geen posi tief resultaat opgeleverd. Pleidooien. Gisteren zijn nogmaals pleidooien gehou den in deze zaak. Mr. S. van Oven, de procureur voor de eischende partij, betoogde, dat alle patiën ten, ook mevrouw S., na den bominval be grijpelijkerwijze zenuwachtig waren. Doch vast staat, dat mevrouw S. haar kind door NOODLOTTIG ONGELUK IN DIEMEN. Dinsdagavond heeft zich op den Hartveld- schenweg onder de gemeente Diemen een ernstig ongeluk voorgedaan, dat aan een 38-jarigen Amsterdammer het leven heeft gekost. Des avonds omstreeks tien uur bewoog zich een file wielrijders in de richting Am sterdam, toen iemand uit de achterste ge lederen zijn fietspomp verloor. Hij minderde vaart en stapte af. Juist op dat oogenblik was hij ingehaald door den 38-jarigen A. L. M. uit Amsterdam, die voor op zijn fiets een 9-jarig jongetje vervoerde. Deze wielrijder moest onverwachts naar links uithalen, maar raakte met zijn stuur het andere rijwiel. Hij sloeg tegen den gr.ond, vlak voor een zware truck met trailer, die met matige snelheid voorbijgereden kwam. Van uitwijken was voor den autobestuurder geen sprake meer, M. kwam onder de wielen en was vrijwel op slag dood, Het 9-jarige jongetje, dat eveneens gevallen was, liep slechts lichte schaafwonden op. De fiets werd geheel vernield. VALUTAKOERSEN DER NEDERL. BANK 7 AUGUSTUS. Schriftel. en tel. transacties. Valuta's: New York 1.88 3/16—1.88 9/16; Berlijn 75.20—75.43; Brussel 30.11—30.17; Helsinki 3.813.82; Stockholm 44.8144.90; Zürich 42.72—42.81. Bankpapier: New York 1.86 1/2;—1.90 1/4; Brussel 30.0830.20; Stockholm 44.7644.94; Zürich 42.67—42.86. het raam naar buiten heeft gegeven. Dit kind moet dus nog in leven zijn. Spr. zeide, dat er niet aan getwijfeld kan worden, dat het kind, dat thans onder de berusting van de familie van der W. is, hetzelfde kind moet zijn. In elk geval staat vast, dat dit kind nooit het kind van mevrouw van der W. is, daar haar kind gedood moet zijn. Van de vier op. haar zaal verpleegde jongens zijn er twee terecht en er zijn in het puin van die zaal twee kinderlijkjes gevonden Verschillende voorwerpen uit het goed van mevrouw van der W., b.v. een kousenzak, zijn gevonden op de plaats, waar een der kinderlijkjes is gevonden. Pleiter achtte het niet twijfelachtig, dat het kind van me vrouw van der W. overleden is. Doch de waarschijnlijkheid achtte pleiter niet vol doende: verschillende getuigen hebben het kind herkend als dat van mevrouw S. en anderen hadden ontkend dat het het kind van mevrouw van der W. is, het vlekje op den neus, waarover de meest verschillende verklaringen zijn afgelegd, geeft geen ze kerheid. Tenslotte betoogde mr. van Oven, dat in het deskundigen-rapport, althans ten aanzien van de vingerafdrukken, een zeer kleine aanwijzing ten gunste van eischeres te vinden is. Mr. ir. H. Smalhout, de procureur van de familie van der W., achtte het deskundigen onderzoek vergeefsche moeite en oponthoud. Spr. kan met eischer meegaan, als deze be- toc gt dat een der patiënten een verkeerde baby als de hare behoudt, doch betwist, dat het bewijs geleverd is, dat deze patiënte mevrouw van der W. is. Het tweede kinder lijkje kan z.i. ook van een andere zaal dan zaal 8 of 9 afkomstig zijn. Vast staat, dat het kindje-S. naar der. schuilkelder van de Eer ste Nederlandsche gebracht is. Hoe ver klaart men nu, dat het ki-dje-S., dat naar dien schuilkelder gebracht is, terecht is ge komen in den kelr er van Princessegracht 6a? Hier is een hit at. Als hier geen bewijs van geleverd wordt, dan is het z.i. totaal onmogelijk, dat het kindje, waarover het geschil loopt, het kindje-S. is. De herken ningsteekenen pleiten voor spr. standpunt. Voorts bestreed pleiter enkele getuigen verklaringen. Ook betoogde spreker aan de hand van eer. grafiek, dat de gewichts toename ook in het voordeel van gedaagde pleit. Tenslotte vroeg spreker in geval van twijfel de vordering af te wijzen, daar de familie van der W. het kindje reeds drie maanden onder zi"h heeft en eischers zich in die drie maanden hebben moeten ver zoenen met den bestaanden toestand. Zou het kindje nu weggenomen worden, dan zou het kunnen zijn, dat het later weer moet worden teruggegeven. PI. meende echter, dat de vordering niet voor toewijzing vat baar is. Na re- en dupliek bepaalde de president de uitspraak op Woensdag 14 Augustus. PROEVEN MET NIEUWE GROENTE- EN FRUITSOORTEN. Op den uitgestrekten proeftuin van het Zuidhollandsch glasdistrict worden thans, onder leiding van den rijkstuinbouwconsu- lent, ir. J. M. Riemens, proeven genomen met nieuwe groente- en fruitsoorten. Teneinde in een eventueele voedsel- schaarschte te kunnen voorzien, is men be gonnen met het kweeken van zoete Paprika, Aubergines en Soja-boonen. Tevens worden proeven genomen met eenige middel-Amerikaansche vruchten, als de carica papaja en die van den advocaat boom, welke een hooge voedingswaarde be zitten. Met het forceeren van de aspergecultuur boekt men op dezen proeftuin uitstekende resultaten, zoodat de oogst aanmerkelijk vroeger is te verwachten. DE OPBOUWDIENST GAAT ZINGEN. Muziekopleidingsinstituut in den Haag. De samenstelling van een zangbundel voor den opbouwdienst bevindt zich in een vergevorderd stadium van voorbereiding. Het ligt in de bedoeling t. z. t. aan al het personeel van dezen dienst een exemplaar van den bundel te verstrekken. Het ligt voorts in het voornemen 12 Augustus a.s. over te gaan tot inrichting van een muziekopleidingsinstituut te den Haag, waar de aanstaande districts- muziek-leiders en corpszangleiders zullen worden opgeleid. Zoo leert men ons land kennen. „En, komt u dezen zomer ook eens bij ons in Westbroek kijken?" vroegen onze gasten voor de zooveelste maal, toen ik hun naar de autobus bracht, die hen weder naar het ge- evacueerde Utrechtsche gebied zou brengen. Vast beloven kon ik het niet, de tijden zijn te onzeker. Maar op hun herhaald aandrin gen beloofde ik toch, als het eenigszins mo gelijk was, op de fiets te zullen komen. Bij na twee maanden na dien droeven morgen waren wij klaar voor den tocht. Buitenge woon veel animo was er niet, de onzeker heid op het gebied van de veiligheid remde de lust tot het zwerven in de vrije natuur, maar toen wij, op den stralenden Julimorgen heel vroeg naar buiten traden, de in een rooden mantel gehulde opkomende zon tege moet, en den grooten weg opreden, vervlo gen alle bedenkingen. Joop vooral was opge togen. Is er iets heerlijkers denkbaar, dan in den zomer eenige dagen volop te genieten van de goede gaven, die moeder Natuur zoo rijke lijk tentoonstelt, frank en vrij te zwerven door bosch en hei, langs beek en vliet, stil te liggen luisteren naar het ruischende riet, of het suizelend geritsel van den wind door eeuwenoude boomen? Mee te zingen met der vogelen gezang, te volgen met het oog hun sierlijke vlucht of het drukke gedoe over de wijde velden? Te trekken door liefelijke dorpjes met hun mooie boerderijen en aardige huizen en welks voortuintjes een fleurige bloemenweelde de straat versiert? In kleine winkels inkoopen te doen voor den dag of in de intieme gelagkamers in de café's onder het genot van een kop koffie een praatje te maken met de bewo ners? Om ten slotte te belanden in onze mooie steden waar oude monumentale ge bouwen met sierlijke torens of grachten waar langs de oude huizen prijken met gevelsteenen, mooie poortjes en intieme hofjes bewondering afdwingen voor den schoonheidszin van onze voorgeslachten? „Hé Nynke, daaaag", hoorden wij eens klaps voorbij Nieuwendam roepen. In de twee voorbijtrekkende meisjes herkende ik een dorpsgenootje. „Hallo, waar gaat de reis naar toe?" „Nijmegen", galmde de hooge meisjesstem en we^ waren ze. „Hoe is 't mogelijk", glunderde Joop, „wie had dat nu gedacht." „Laten wij Muider berg aan Zee eens gaan bekijken', stelde Joop voor. Wij sloegen den zijweg in, reden over den prachtigen brink, vol oude, hooge boomen, omringd door er bijpassende huisjes, naar de zee. Schitterend lag de watervlakte in het glanzende zonlicht, blijde kinderstem men juichten op het strand. Bijna geheel verlaten was het groote terras van het café-restaurant. Geen wonder, dat de zakenmenschen klagen. Lven en laten leven, is zeer zeker in dezen tijd een dringenden eisch. Nabij Naarden riepen twee zigeunersvrouwen ons aan, vroegen naar den weg, Mooi waren ze, de slanke, donkere typen, re gelmatig de trekken, glanzende het git zwarte haar, waarin een vuurroode bloem prijkte. In het bosch van Bredius, op een heel stil plekje ter zijde van het fietspad naar Blaricum, nuttigden wij de inmiddels in geslagen levensmiddelen en waanden ons koninginnen in het grootsche boschrijk. Geen menschelijke stem drong tot ons door, na den maaltijd gaven wij ons een tijd aan onze eigen gedachten over, tot een zwoegende mier mij uit mijn gepeinzen rukte. Met. inspanning van al zijn krachten sleepte het kleine diertje een doode spin over den ongelijken bemosten grond. Soms scheen hij niet verder te kunnen, rustte even, maar ging dan weer voort, en zou zeker zijn doel bereiken. Waar een wil is, is een weg, een oogenscl.ijnlijk zwak en nietig diertje gaf ons een les, waar wij in dezen zwaren tijd, nog heel wat steun aan kunnen hebben. -In Blaricum verlieten wij den grooten weg. Langs welige weilanden voerde een pad, aan weerszijden begroeid met laag eikenhout, r aar Laren. Een beekje vloeide terzijde, van dichtbij- zagen wij den toren van Eemnes. Vlak bij Laren eindigde de weg eensklaps en raasde het verkeer ons weer voorbij. He tbezoek aan kennissen in Laren blijft als een donkere wolk hangen over het moaie uitstapje. Daar schreiden wij mee met de slachtoffers van dezen oorlog, eenzame vrouwen, wier liefste bezit van hen was weggerukt. Toen wij verder trokken, voorbij Hilversum, waar wij even een kijkje namen van het kostelijke raadhuis, gingen wij de heide op, over de fietspaden naar Loosdrecht. Nog had de hei haar blauwe feestjapon niet aan, maar schoon was zij ook nu in haar donkere kleedij, in het spronkelende zonlicht. Over Loos drecht naar Hollandsche Rading bereik ten wij Westbroek. Onderweg ontmoetten wij den jongsten zoon van onze gasten, die van zijn werk uit Bilthoven kwam. Met zijn drietjes reden wij Westbroek bin nen, een welvarend dorp met mooie boer derijen en stonden al spoedig bij de fam. v. Keulen in huis, waar Wij gastvrij wer den ontvangen. Buren en kennissen kwa men praten, algemeen was men van oordeel, dat de gedwongen logeerpartij in de Mei maand, stevige vriendschapsbanden had gelegd. Met groote waardeering werd over de ondervonden gastvrijheid gesproken. Den volgenden morgen moesten wij den tuin en het land met den ouden baas be kijken. Een kreet van bewondering ont snapte ons toen wij het, door plassen om ringde weiland betraden, waar een oude merrie rustig te grazen liep. Donker scheen het heldere water in de plassen. Veel tijd hadden wij niet, het plan was, naar Delft te trekken, een lange rit wachtte ons nog. Onze gastheer bracht ons een eind op weg. Te midden door het uitge strekte plassengébied, waar hengelaars hun hart ophaalden aan hun geliefde sport, begeleid door het lied van den ka- rakiet, reden wij langs de molens naar Zuilen, waar wij het kasteel bezichtigden en de mooie landhuizen, lieten ons met de pont over de Vecht zetten en gingen toen op Vleuten aan. Het Utrechtsche land is bijzonder mooi, wij genoten in het oude dorpje van het stille kerkpleintje met de ouderwetsehe huisjes bij de kerk, waarvan de toren apart er naast is gebouwd. In Woerden naar het raadhuis en het kasteel, waar de edelen in vroegere eeuwen ver blijf hielden, en in Bodegraven, waren wij spoedig uitgekeken. Gouda hield ons langer gevangen, waar vooral de St. Jhnskerk, de Waag en het raadhuis bouwwerken van klassieke schoonheid bleken te zijn. Maar ook de alledaagsche dingen waren er voorbeeldig. In het bondshotel dronken wij koffie, zoo als zelden geschonken wordt en in een bakkerswinkel sloegen wij Drentsche stoeten (ronde krentebrooden) in, die zeldzaam lekker waren. Na den inwendigen mensch versterkt te hebben, gingen wij in Delft op onderzoek uit. Zij, die de schoonheid der cude steden kunnen genieten, zullen zich onze verruk king kunnen voorstellen. Eenigszins ont roerd namen wij de historische Groote Kerk in oogenschouw, wandelden langs de stille grachten, overbrugd door de stijgen de steenen gewelven, vol bc wondering voor de patriciërs-huizen met de mooie gevels en siertegels. Vele inwoners van het stadje wezen ons den weg naar de be zienswaardigheden, waardoor steeds meer schoonhend werd ontdekt. Noode namen wij afscheid, met het plan spoedig eens en dan nog langer, terug te komen. Nauwe lijks waren wij buiten de stad, of het ging regenen, een dikke bui, die in een ge- stadigen regenval bleef heerschen. Over Nootdorp, Leidschendam, Stompwijk en het mooie dorp Zoeterwoude, bereikten wij Leiden. De tol naar Warmond wekte onze erger nis op. Zulk een gedoe, iederen doortocht vijf cent te moeten betalen, leek ons gru welijk ouderwetsch en hebzuchtig. Maar er was geen ontkomen aan. Vroegere dorps- ger.ooten zagen ons plotseling druipnat, als uit den grond verrezen, voor hun ver baasde blikken opduiken. Echt leuk, al die groot geworden kinderen eens weer te zien, het werd laat, eer wij onze leger steden opzochten. Den volgenden morgen trokken wij, onder een lachtenden hemel, weer op Leiden aan. De stoere molen riep ons reeds van verre het welkom toe. Wie, die de academiestad kent, zal niet met ons haar lof bezingen? Beeldige hofjes, waar bejaarde lieden in vrede hun levensavond: doorbrengen, prachtige kerken, de Laken hal, den grooten tuin achter het academie gebouw waar wij vrijelijk mochten vertoe ven en de concierge ons een bloem van den tulpenboom liet zien, de studenten sociëteit en het nieuwe stadhuis, dat alles is een bedevaart' naar de oude stad ruim schoots waard. Verder ging het weer langs aardige binnenwegjes om zooveel mogelijk van het natuurschoon te genieten. Die tocht zullen wij nimmer vergeten. Haarlems omgeving had voor ons de volle bekoring, voldaan bekeken wij de molen de „Sant- haes" te Santpoort, die mede door de be woners te Alkmaar en omgeving voor den ondergang is behoed. In Beverwijk aten wij ons galgenmaal van dezen tocht, een schotel warme poffertjes, en gingen ver der op Akersloot aan. „Een slechte vacantietijd, dit jaar," .-iei ons de schipper van het pontje, „er zijn bijna geen reizigers." Het was reeds laat toen wij onze wo ning naderden. Wij waren moe en zonver brand, doch wij zijn blij dat wij onze be denkingen, om dit jaar op avontuur uit te gaan, op zij hebben gezet. Versterkt naar lichaam en geest, ver- frischt en verjongd vatten wij onze le venstaak weer met vreugde op, genietend nog van de tallooze herinneringen. Nederland is zoo rijk aan afwisselende schoonheid, ons kleine lieve land onder den grooten wijden hemel geeft degeen die zich eenige inspanning wil getroosten, uit onuitputbare bronnen de rijkste zegenin gen die niet voor geld zijn te koop en door roest noch mot worden verteerd, nl. een gezond lichaam en een sterken geest. Stompetoren. NYNKE. De positie der Arbeiderspers. - In „Het Volk" lezen wij: Naar aanleiding van geruchten, dat de N. V. Drukkerij en Uitgeversmaatschappij „De Arbeiderspers" surséance van betaling heeft aangevraagd of zal aanvragen, kan worden medegedeeld dat de directie aanleidng heeft gevonden zich per circulaire tot de gewone handels crediteuren te wenden, met het verzoek ge noegen te nemen met uitstel van betaling tot 1 Februari 1941. Betalingen van leveranties gedaan na 23 Juli geschieden normaal. is het EENIGE DAGBLAD met een EIGEN STADSKARAKTER. Dat is de GROOTSTE WAARDE voor den adverteerder! Tel. 3320. Jongen van fiets gevallen. - Gister avond reed een jongen uit Bussum te Naar den op den z.g. bedekten weg bij de wallen. Op de stang van zijn rijwiel zat de 12-jarige T. L. uit Rotterdam, die in Bussum logeerde. Op een gegeven moment geraakte de Rot- terdamsche jongen met zijn voet tusschen voorvork en voorwiel, waardoor zij kwamen te vallen. L. bleef op den weg liggen en klaagde over inwendige pijnen. Zijn toestand bleek zoo ernstig, dat hij naar de St. Gerar- dus Majella-stichting moest worden ge bracht. Hier moest operatief worden inge grepen, daar de jongen zware inwendige kneuzingen had opgeloopen. Zijn toestand is hoogst ernstig. Het groote publiek leest een dagblad. Gevolg: de dagblad-reclame is krachtig en afdoend 3. Veilig en vlug als geen ander helpen hierbij altijd een poeder of cachet van Vlijnhardt- Mijnhardt's Poeders per stuk 8 ct. Doos 45 ct. Cachets, genaamd „Mijnhardtjes" 2 st. 10 ct. Doos 50 ct. Bij het zwemmen in zee verdronken. - Dinsdagavond ongeveer 9 uur is aan het strand te Schevenjngen ter hoogte van den vuurtoren de 17-jarige M. K. uit de van Wezenbekestraat tijdens het zwemmen ver dronken. De jongen was bij een golfbreker in zee gegaan en is vermoedelijk door den sterken stroom meegesleurd. Het lijk is nog niet aangespoeld. Een vriend i van hem, de 17-jarige N. H. uit de Zeezwaluwstraat, die zich ook te water had begeven, kwam even eens in levensgevaar te verkeeren, doch kon gered worden door drie burgers. DOOF 24) Op haar tocht over de heuvels werd Mary op een grooten afstand gevolgd door een anderen ruiter, die haar niet uit het oog verloor. Ace Moseby bespiedde haar. Den vorigen avond had hij tegen zijn vrouw ge zegd: „Die Bowden moet iemand hebben, die hem helpt en van eten voorziet, anders kon hij zich zoo lang niet schuil houden!" „Dat is zeker ook een van zijn misda den dat hij er nog een vriend op na houdt, is het zoo niet?" had Ada bitter sarcastisch gevraagd. „Enfin daar weet ik wel een weg op. We staken het zoeken. En zoodra we erachter zijn wie hem helpt, beginnen we opnieuw. Ik vermoed wel, wie het zijn kan en ik zal eens poolshoogte nemen". „Je hebt schijnbaar geen rust, voordat je hem gelyncht hebt wel?" Moseby gaf geen antwoord, maar zijn dreigende blik zei genoeg. Als hij bekend was geweest met het op treden van zijn vrouw onder zijn eigen aan hangers zou Moseby zich niet erg op zijn gemak gevoeld hebben. Ada immers tracht te op eigen gelegenheid te voorkomen dat er nog meer wandaden gepleegd zouden worden. De schemering was reeds lang gevallen, toen Mary het hol bereikte. Ze verborg haar paard in een boschje aan den ingang der kloof en ging, een afgesproken deuntje fluitend, verder. Allan wachtte haar reeds op en nam haar mee, dieper het hol in, waar een lantaarn brandde. Ze schrok van zijn ongeschoren gezicht en zijn verwilder de oogen. Wat zag hij er vermagerd en el lendig uit! En dat alleen, omdat hij Bess liefhad! Was dat een misdaad, waarvoor hij als een wild dier opgejaagd moest worden? Ze vertelde hem het nieuws en zijn ge laat verhelderde. „Dan ga ik er vannacht nog vandoor. Maar dan zal ik een paard van je te leen moeten hebben". „Ik zal je er een komen brengen, Allan. Maar dat kan ik pas doen, als ze allemaal slapen". „Ik ga naar Mexico, tot de heele zaak geluwd is. Ik zal daar wel een baantje als koeherder vinden en dan betaal ik je aller eerst je paard. Voor wat je verder voor me gedaan hebt zal ik je nooit kunnen beta len". Hij greep glimlachend haar hand beet. „Enhoe gaat het met Bess?" vroeg hij, zich moeizaam goed houdend, „maakt ze hetgoed? Voelt ze zich gelukkig?" „Ja, Allan. Heel gelukkig. Ben is echt goed en lief voor haar. Ze zullen binnen kort trouwen". Ze zei het botweg al wist ze, hoeveel pijn het hem doen moest, omdat hij toch maar beseffen zou, dat Bess voor altijd uit zijn leven verdwenen was. Nam hij dit eenmaal als een voldongen feit aan, dan zou hij zijn gedachten gemakkelijker op andere dingen kunnen richten. „Gelukkig!" zei hij, „ik wensch hun het allerbeste. Ja, Ben zal wel goed voor haar zorgen. Hij is een degelijke kerel. Niet zoo als ik. Ik ben niks anders dan een idioot!" Ze keken elkaar verdrietig aan. Het was niet te ontkennen dat Allan zich onbesuisd en dwaas had aangesteld. „Maar dat blijf je niet", zei Mary hoop vol. „Voortaan niet meer, wel?" Allan antwoordde niet. „Ik zal de paarden na middernacht ko men brengen", beloofde Mary. „En nu is het beter, dat ik maar meteen terugrijd. Als ik te lang uitblijf maken ze zich thuis maar ongerust". Allan vergezelde haar tot aan den in gang van het hol. Ze drukte hem de hand ten afscheid, onbewust van de aanwezig heid van Moseby, die hen stond af te luis teren. Snel reed Mary naar de hoeve van Han- ley terug en tegelijkertijd reed Ace Mo seby naar Cabinal toe, waar hij zijn eigen plannen ten uitvoer kon leggen. HOOFDSTTUK XI. Een dolle rit. Mary vond haar huisgenooten met het avondeten op haar wachten. Ze verwel komden haar hartelijk en ze kon het zich nauwelijks voorstellen, dat het nog geen half uur geleden was, dat ze in het donkere hol bij Allan had gezeten. En nu zat ze warm en welbewust aan een gezellige tafel te midden van al die bekende en geliefde gezichten. Ben en Bess hadden het over hun aanstaande huwelijk. „Ik voel me zoo gezond als een visch", verklaarde Ben. „Weer heelemaal op streek en in staat om hard te werken en goed voor mijn wijfje te zorgen. Ik zal blij zijn, als ik weer aan het werk kan gaan!" „In weken hebben we zoo'n heerlijken dag niet gehad", zei Etta, toen ze van tafel waren opgestaan. „We mochten het wel een beetje feestelijk vieren. Kom, Mary, ga jij nu eens voor de piano zitten en speel en zing wat voor ons, zooals je dat vroeger voor Sarah deed!" Mary had er wel zin in. Onder het zingen kon ze eigen verdriet vergeten en een uit laat vinden voor haar opgekropte gevoelens Ze zette zich voor de oude piano en speelde oude, bekende liedjes, die het haar warm en de beenen los maakten. Ze wierp zich ge heel in die opgewekte muziek. Ze moesten gelukkig worden! Ze waren gelukkig! En zij was gelukkig met hen mee! Eindelijk werd ze wat rustiger. Haar vingers dwaal den over de toetsen en onwillekeurig speel de ze het oude, meest geliefde liedje van Sarah: „Kom, o droom mijner liefde". „Toe zing dat eens", drong Ben aan. „Toe, Mary! Dat zing je zoo allerliefst. Dat kan ik maar niet vergeten". Hij kwam naast haar staan en keek op haar neer en zij wijdde dadelijk al haar aandacht aan de toetsen. „Toe, zing het nou!" vroegen ze allen te gelijk. En zoo zong ze weer voor Ben Meredith en haar gedachten .vlogen terug naar den avond, waarop ze hem met haar pistool naar de hoeve van Cabinal had gebracht. En onder het zingen van dat lied werden ze allen ongewoon stil. Ben kon zijn blik niet van haar afwenden. De muziek scheen zijn hart te doen zwellen. Haar schoonheid bracht tranen in zijn oogen. En hij beefde over al zijn leden, verbaasd over zijn eigen diepe ontroering. Etta zat in haar schommelstoel doodstil te luisteren. Ze hield haar magere, verweer de handen voor haar oogen. Ze bedwong haar gevoelens slechts met groote moeite. „Daar zit ik me hier te snikken en te jan ken als een oude idioot", dacht ze veront waardigd. Zelfs Jeth vergat zijn stedenplannen. Wat jammer, dat Mary niet gunstiger over zijn aanzoek kon denken! „Er zijn natuurlijk een massa andere meisjes", dacht hij. „En een vrijgezel die zooveel goede zaken maakt, als ik, heeft volop keus. Maar zij moest met me willen trouwen. Ik zou toch zoo'n goede partij kun nen zijn!" En terwijl hij dit dacht, zag hij het ge zicht van Bess en schrok. Ze zag er heele maal niet als een gelukkige bruid uit. Veel eer als een meisje, dat alles, wat het leven haar bieden kon, verloren had. „Waarom kijkt ze in vredesnaam zoo verdrietig?" vroeg hij zich af. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 6