WINTERHULP.
Mr. STEVENS UIT
Nederlandsch werk ten bate
der Nederlandsche bevolking
BOEKEN
KOU OP
TIJDSCHRIFTEN
FEUILLETON
DOOR R. ARDEN. DETROIT
TWEEDE BLAD.
urd een
de aan-
laarzen,
van de
straten
Kaan,
niet in
te zijn.
toe, dat
bare we-
eigendom.
informeer-
er straat-
daaraan
de be-
schappelijk
er Kaan
stijgende
lerhoud. De
e grootste
voorzitter
bij de inge-
is, zich
ïhuisverplc-
te laten
van M. H.
ide 12.500
Een interview met den
directeur voor Noord-
Holland, mr. A. J. Backer.
Als directeur voor Noord-Hol
land van de stichting „Winter
hulp Nederland" treedt op mr.
A. J. Backer, chef van de le af-
deeling van de Provinciale Grif
fie en van het Kabinet van den
commissaris der Provincie. In
deze functies en trouwens ook
in vroegere betrekkingen is
hij veel in aanraking gekomen
met vraagstukken betreffende
armenzorg, volksgezondheid en
sociale aangelegenheden. Boven
dien heeft hij als rechterhand
van den Commissaris veel con
tact met burgemeesters en ge-
gemeentebesturen. Daarom was
zijn aanwijzing tot provinciaal
directeur een gelukkige, temeer
daar de heer Bakker ook bekend
staat als een harde werker en
een uitnemend organisator.
Van een villa in het Kenaupark te
Haarlem waait de Nederlandsche
vlag. In het- gebouw is sinds 15 No
vember het bureau van den provin
cialen directeur van „Winterhulp"
gevestigd.
„Die vlag", zoo zeide mr. Backer
ons in een onderhoud, dat wij met
hem hadden, „is het symbool van
het Nederlandsche werk ten bate van
het geheele Nederlandsche volk. Ik
zal niet verbloemen, dat. „Winter
hulp" nog heel wat moeilijkheden
en bezwaren moet overwinnen, om
zich den steun en de sympathie van
de geheele bevolking eigen te
maken, maar ik ben overtuigd, dat
wij op den duur daarin zullen sla
gen. Wie kennis maakt met het
werk laat al gauw zijn bedenkingen
varen en het duurt dan niet lang of
er komt zelfs enthousiasme voor in
de plaats.
Dat heb ik, ik mag het wel ver
klappen, het eerst bij mijzelf onder
vonden. Maar daarna ook bij den
opbouw van de organisatie in Noord-
Holland bij anderen. „Winterhulp"
had de medewerking noodig van alle
burgemeesters der 126 gemeenten in
de-ze provincie, want die waren aan
gewezen om als plaatselijke direc
teuren op te treden. In zes groepen
heb ik met de heeren vergaderd, in
Haarlem, Den Helder, Hilversum,
Zaandam, Hoorn en Alkmaar. Het
bleef voor mij niet verborgen, dat
vele heeren aanvankelijk vrij koel
tegenover hun nieuwe taak stonden,
maar wij zijn eens openhartig gaan
praten. Ik heb daarbij uitvoerig ver
teld, wat het doe-1 van „Winterhulp"
is en hoe dat zal worden nagestreefd
en toen de heeren eenmaal door
drongen waren van de noodzakelijk
heid van dit werk, sloeg de stemming
gauw om. Nu geven de burgemees
ters niet alleen plichtmatig hun
medewerking, maar uit de rapporten,
die ik dagelijks ontvang over de vor
deringen der organisatie in hun ge
meente- is mij overtuigend gebleken,
dat zij nu allen enthousiast hun
schouders zetten onder het werk.
„Winterhulp" betoogt, ik wil het
hier ook nog eens zeggen, steun te-
geven aan allen, die het noodig heb
ben. Er leven talloos velen, die hoog
stens het noodige hebben of krijgen
om van te leven. Maar ook die min
der bedeelden hebben recht op een
beetje zon en warmte in hun leven,
niet alleen zij maar ook, en zelfs
vooral, hun kinderen.
„Winterhulp" wil voor dat deel
van ons volk, dat voortdurend ge
bukt gaat onder de zorgen, welke de.
dagelijksche strijd om het bestaan
medebrengt, verlichting van die zorg
brengen. De stichting wil deze min
der bedeelden opheffen en hun daar
bij het gevoel geven, dat zij, als deel
van de Nederlandsche samenleving,
door hun landgenooten worden ter
zijde gestaan, zoowel in materieel
als in geestelijk opzicht en dat zij
niet aan hun lot worden overgelaten
Mr. A. J. Backer
Aan den anderen kant wil „Winter
hulp" de Nederlanders doordringen
van de verantwoordelijkheid, die zij
jegens hunne talrijke minder be
deelde landgenooten hebben en van
de plichten, die daaruit voortvloeien
De vervulling van deze plichten zal
niet gevoeld moeten worden als een
last, doch als een met blijmoedigheid
te aanvaarden taak. De offers die
voor dit werk gevraagd zullen wor
den en op offers, niet op giften
komt het aan, zooals de Commissaris
der Provincie in zijn oproep aan de
bevolking het zoo juist heeft uitge
drukt zullen uit de volheid des
harten moeten worden gebracht.
Hier wordt dus een krachtig beroep
gedaan op de Nederlandsche harten.
De verwezenlijking van het oog
merk om zon en warmte te brengen
in het leven van de in nood verkee-
rende landgenooten zal moeten neer
komen op aanvulling van
hetgeen ter voorziening in het nood
zakelijk levensonderhoud van andere
zijde wordt verstrekt.
Voor die aanvulling wil „Winter
hulp" zorgen. Zij treedt dus niet in
de plaats van „Maatschappelijk Hulp
betoon" of Werklooshe-idsdienst, die
blijven zorgen voor de basis van de
ondersteuning. En dan zijn er nog
velen, die, hoewel zij werk hebben,
toch in kommervolle omstandig
heden verkeeren. Dok die moeten ge
holpen worden. Evenzoo de Stille
Armen.
Er is dus veel, zeer veel voor
„Winterhulp" te doen!
Het Nederlandsche volk heeft
te weinig besef van den omvang
van den nood, die voor den oor
log al groot was, maar nu door
de tijdsomstandigheden nog is
toegenomen.
Wij beschouwen het dan ook als
een belangrijk deel van onze taak
dien nood aan Nederland klaar en
duidelijk voor oogen te stellen.
Daarv.oor zal de medewerking inge
roepen worden van de film, radio en
pers. Wij zijn overtuigd, dat als het
eenmaal tot het volk zal zijn doorge
drongen, dat alle krachten moeten
worden ingespannen om de ellende
van duizenden te verzachten, het ge
willig en zelfs veel zal offeren. Als
e-r in het verleden ergens nood was,
al was het in het buitenland, dan
stroomden de bijdragen van alle zij
den. Die hulpvaardigheid was een
traditie. Nu het noodig is voor land
genooten zal niemand willen achter
blijven.
Het werk van „Winterhulp" moet
nog beginnen te groeien. Het is te
vergelijken met een boot, die onder
stoom ligt en dezer dagen haar reis
aanvaardt. Het einddoel van de reis
is bepaald, maar wij weten nog niet
precies, welke tusschenhavens wij
moeten aandoen.
De details van ons werk zijn nog
niet vastgesteld, veel zal namelijk
afhangen van de ontwikkeling van
het groeiproces. Daarom is ook niet
precies aan te geven hoe uiteinde
lijk de verhouding zal zijn tot de
thans bestaande vereenigingen voor
liefdadigheid en sociale zorgen. Wat
die lichamen in het verleden ge
presteerd hebben wordt natvfurlijk
gewaardeerd, want zij hebben zeer
veel goeds tot stand gebracht.
Zooals ook door den Directeur-
generaal der stichting duidelijk is
te kennen gegeven, is 't niet de be
doeling de bestaande organisatie op
maatschappelijk terrein af te bre
ken. Integendeel wil men deze or
ganisaties laten voortarbeiden op
haar terrein, doch dan, waar moge
lijk, in samenwerking met „Win
terhulp". Wel verre van deze orga
nisatie te negeeren doet „Winter
hulp" een krachtig beroep op hare
medewerking. Wordt deze mede
werking verleend, dan zullen de in
stellingen er op kunnen rekenen,
dat zij op haar beurt van „Winter
hulp" allen mogelijken steun ont
vangen. Het feit, dat zij in de win
terperiode in het algemeen geen ih-
zamelingen zullen mogen houden,
beteekent dan ook allerminst, dat
zij verstoken,zullen blijven van de
noodige inkomsten om haar uitge
ven te dekken. Wanneer deze in
stellingen degenen die haar anders
in de winterperiode steunden, op
wekken hun bijdrage aan „Winter
hulp" te zenden, zal dit indirect aan
haar eigen belangen ten goede ko
men.
Het staat wel vast, dat „Winter
hulp" niet zal treden op het gebied
van het kerkelijk leven en dus ook
niet op dat van de kerkelijke chari
tatieve vereenigingen. Zij wil niet
overkoepelen datgene, wat op dit
gebied in den loop der eeuwen naar
aloude traditie is opgebouwd.
Behalve samenwerking tusschen
„Winterhulp" en de bestaande so
ciale instellingen wil de stichting
ook grootere samenwerking tus
schen deze instellingen onderling
bevorderen. Het streven is dus ge
richt op meer coördinatie, doch
hiernaast ook op meer centralisatie.
Wij moeten ons als Nederlanders
óók één gevoelen in onze liefdadig
heid en niet alleen ons medelijden
schenken aan menschen uit eigen
kring of uit eigen gemeente.
Vandaar, dat „Winterhulp" lande
lijk is gaan werken. De ingezetenen
van een welvarende gemeente, die
in eigen omgeving dus weinig aan
liefdadigheid hebben te doen, moe
ten in de toekomst helpen, het leed
in andere steden en dorpen te ver
zachten.
Er is voor den veel omvattenden
arbeid van „Winterhulp" veel, zeer
veel geld noodig. Het bedrag kan
niet hoog genoeg geschat worden.
Ongetwijfeld moeten er per jaar en
kele tientallen millioenen guldens
binnenkomen.
Er is gemompeld: „Als er niet ge
noeg binnenkomt zal overgegaan
worden tot een gedwongen heffing".
Het is mijn persoonlijke overtui
ging dat het daartoe niet zal komen.
Misschien hebben sommigen dit
praatje uitgevonden, om een motief
te hebben, zich afzijdig te houden.
Als voor „Winterhulp" door de
overheid een bijdrage op het belas
tingbiljet gevraagd zou worden, zou
dit het bewijs zijn, dat „Winter
hulp" in het wezen der zaak mis
lukt was.
Immers het gaat niet alleen om de
steunverleening aan hen, die in nood
verkeeren, doch ook om de organi
satie van den wil om vrijwillig te
offeren. Ik heb evenwel vertrouwen,
dat bij mijn landgenooten het juiste
inzicht ,zoo niet aanstonds dan toch
na korten tijd zal doorbreken.
Laat men vertrouwen schenken
aan de mannen, die nu hun schouders
onder het werk van „Winterhulp"
hebben gezet. Het wantrouwen en
de ongegronde, kwaadwillige ge
ruchten, verspreid met het doel,
deze goede en mooie zaak te laten
mislukken, moeten verdwijnen. Er is
al gezegd, dat de directeur-generaal
van „Winterhulp" een fantastisch
groot salaris krijgt en dat ook de
provinciale directeuren en hun
medewerkers abnormaal hooge jaar
wedden genieten. Ik mag hier te
genover stellen, dat als beginsel
geldt, dat het werk ten behoeve
van winterhulp belangeloos wordt
verricht. Het wordt beschouwd als
een eeretaak tegenover het Neder
landsche volk. Alleen bij de lande
lijke, zoowel als bij de provinciale
leiding is de aanstelling van bezol
digd personeel, dat over de noodige
vakbekwaamheid moet beschikken,
onvermijdelijk. Ik kan echter de stel
lige verzekering geven, dat de bezol
digingen van dit personeel, dat tot
een minimum wordt beperkt, eerder
blijven beneden dan uitsteken boven
die, welke elders in overeenkomstige
functies worden genoten. Zelf ont
vang ik als provinciaal directeur
geen bezoldiging.
Alle voorbereidingen voor de col
lecte op 29 en 30 November zijn ge
troffen. Wij hopen, dat die eerste in
zameling niet teleur zal stellen, maar
dat de opbrengst, aangevuld met
stortingen op de giro ons onmiddel
lijk in staat zal stellen, reeds dadelijk
flinke bedragen uit te keeren. Wij
kunnen pas geld geven als wij het
zelf ontvangen hebben. Maar als
„Winterhulp" eenmaal gaat geven
zal dit haar beste propaganda zijn!
Er is gezegd, dat de plaatselijke
directeuren een gedeelte van het ge
collecteerde geld mogen behouden
om dit in de eigen gemeente te be
steden. Die algemeene stelregel kan
eenig misverstand wekken. In ge
meenten waar de nood groot is, en
de mogelijkheid om te offeren ver
houdingsgewijze gering, zal de situ
atie wel zóó zijn, dat de geheele
collecte-opbrengst aan steunopbrengst
ter plaatse heengaat en zoo noodig
nog met elders ingezamelde gelden
wordt aangevuld.
Het geld dat „Winterhulp"
verzamelt zal uitsluitend aan
Nederlanders ten goede komen,
zonder aanzien des persoons. Er
wordt niet gelet op afkomst,
geloofsovertuiging of politieke
richting.
Ik hoop van harte zoo besloot
mr. Backer dat al mijn landge
nooten, ook zij, die aanvankelijk nog
wat vreemd daar tegenover staan,
hun krachten en gaven zullen aan
wenden, om dit nieuwe, dat waarde
vol is, te steunen. In het belang van
heel ons land en volk".
Bij de Hollandia Drukkerij in
Baarn verscheen In de Branding,
een boekje voor ouders en opvoe
ders van jonge menschen van 1220
jaar door Dr. A. de Vletter, Rector
van het Kennemer Lyceum te Bloe-
mendaal. Het is de derde uitgave
van het boekje „In moeilijke jaren",
vernieuwd en omgewerkt door
Willemien de Vletter. Voor ouders
en paedagogen een zeer lezenswaar
dig boekske.
In de Nederlandsche verzameling
„Kerstvertellingen" is een nieuwe
uitgave verschenen nml. „Het Licht
daalt neder", uitgegeven door de
Uitgeverij Ploegsma te Zeist, een
interessante bundel vertellingen van
bekende Nederlandsche schrijvers
als Ina BoudierBakker, K. v. d.
Geest, K. H. R. de Josselin de
Jong, Herman de Man, G. P. Port-
hartGimberg, Tony de Ridder en
Anne de Vries.
Eens komt de dag is de titel van
een roman door J. RiemensReur-
slag, uitgegeven bij de Hollandia-
Drukkerij te Baarn. Het is de ge
schiedenis van een leerares in de
wiskunde, een goed geschreven ver
haal over een gevoelige vrouw en
het milieu waarin zij verkeert tot
eens de dag komt dat zij den man
vindt voor wien zij bestemd is.
Optimisme, bron van levensmoed
en levenskracht is een boek van Dr.
Johannes Numann in de vertaling
van J. H. J. BirzaTrimpe, uitge
geven bij de N.V. Kosmos, uitg. mtp.
te Amsterdam. De schrijver zegt ln
zijn voorwoord dat het zijn beroep
is om uit pessimisten optimisten te
maken. De beproefde wegen om
weer optimist te worden behooren
het eigendom van alle lagen der
samenleving te worden. Wij moeten
vóór alles optimistische opvoeders
zijn opdat onze kinderen met meer
vertrouwen door het leven zullen
gaan dan wij het gekund hebben.
Ons Indisch 'boekje, een bundel
praatjes bij plaatjes over Indië door
Dr. H. F. Tillema, uitgegeven bij de
Drukerij Torenlaan te Assen is een
bundel van de door den schrijver in
een groot aantal bladen Het In
dische Hoekje gepubliceerde
schetsen over den Indischen Archipel
welke interessant werkje door het
Koloniaal Instituut in Amsterdam
v/arm wordt aanbevolen. Het boekje
bevat o.a. een foto van den pas ho
noris causa gepromoveerden schrij
ver, die in een inleidend woord niet
alleen de aandacht vraagt vooi
Java, maar voor héél het uitgestrek
te eilandenrijk, dat hij van eigen
aanzien en door eigen studie in alle
opzichten heeft leeren kennen. Wij
verwachten, dat vele trouwe lezers
van het „Indische Hoekje" zich voor
dezen bundel zullen interesseeren.
Bij W. van Stockum en Zoon te
Den Haag is een boekje van Rudolf
van Wehrt verschenen, getiteld:
Beteekenisvolle uren waarin de
voornaamste gebeurtenissen van het
jaar 1939 vóór het uitbreken van
den oorlog worden weergegeven,
een bundel, die men gevoegelijk
naar den titel van het eerste hoofd
stuk „Zoo ontstond de oorlog" zou
kunnen noemen.
Bij A. J. G. Strengholt's Uitg. Mtp.
N. V. te Amsterdam verscheen een
boek van prvf. H. A. Overstreet: Wij
en onze medemenschen, in Neder
landsche bewerking door A. Vuer-
hardBerkhout. De hoofdstukken
vormen den voornaamsten inhoud
van een cursus welke in de Nieuwe
School voor Maatschappelijk Onder
zoek in New York wordt gegeven,
een cursus voor mannen en vrou
wen waarin behandeld is hoe
de houding van den mensch veran
derd zou worden met behulp van
de nieuw verkregen inzichten in de
psychologie. Dit boek is geschreven
voor de zoogenaamde normale
dus niet volmaakte menschen, in
de overtuiging dat wij veel meet
van ons zelf moeten weten. Het
boek leert ons een nieuw en beter
inzicht in onze eigen persoonlijk
heid te verkrijgen. Het is het
resultaat van vele jaren practische
ervaring.
Het Nederlandsche boek 1940 is
een bekende jaarlijksche uitgave
van den Ned. Uitgeversbond en
bevat de totalen van alle uitgaven
die in 1940 het licht zagen be
halve van schoolboeken en enkele
geschriften. Het werkje werd ge
ïllustreerd door Jo Spier. Een inlei
dend artikel is door Prof. Dr. Anton
van Duinkerken geschreven. Er ts
ditmaal een prijsvraag voor het le
zend publiek in het algemeen in de
zen „catalogus" opgenomen.
De Hollandia Drukkerij te Baarn
heeft drie boeken van Anke Servaes
in één band vereenigd, namelijk
Kinderzaal, Kinderen die over zijn
en Moeder Liesbeth.
Sari Góth heeft daarbij voor al
leraardigste illustraties gezorgd.
Wrijf 's avonds rug en borst in met
Dampo.Dan onderde wol! Volgende
morgen beter! Pot 50ct. Doos 30ct.
„Jazz-wereld" exit.
Ook de „Jazz-wereld" is slacht
offer van de tijdsomstandigheden.
Tien jaar lang heeft dit orgaan de
ontwikkeling van jazz-, radio- en
dansmuziek gevolgd en voor velen
is zij in die periode een betrouwbare
gids geweest voor hen, die de mo
derne muziek een goed hart toe droe
gen. Het tijdschrift heeft gestreden
tegen vooroordeelen en misvattingen
en tal van vijanden tot vrienden
weten te maken. Het heeft veler be
langstelling gewekt en het is dan ook
zeker niet aan gebrek hieraan te wij
ten, dat deze uitgave (Moorman's
periodieke pers Den Haag) moest
worden gestaakt. Dit laatste nummer
geeft een interessante en waardevol
overzicht van de jazzmuziek in ons
land gedurende het afgeloopen decen
nium. „Tien jazzwereld-interviews",
een schema van het ontstaan en de
ontwikkeling der jazz-muziek en een
beschouwing van Will G. Gilbert
ever de gramofoonplatencritiek in de
afgeloopen 5 jaar besluit dit slot
nummer.
„In weer en wind".
„ln weer en wind" van November
opent met een mooie foto van enkele
jonge drieteenmeeuwen, die behoort
bij een artikel van Jan P. Strijbos,
die vertelt van het vogelparadijs der
Lofoten, Rost, welk eiland deze na
tuuronderzoeker bij zijn omzwervin
gen in het hooge Noorden eveneens
heeft aangedaan. C. F. L. Los publi
ceert zijn slotartikel over het „Domus
Lucis" van Ter Apel. Een watermo
len, geschilderd door Hoffema, heeft
le aandacht van D. H. Dinzeldein en
H. Kleijn schrijft over de talrijke
soorten boletin, die in den herfst de
Nederlandsche bosschen bevolken.
Artikelen over een tocht met onbe
kende bestemming door het West-
land van den A.N.W.B., crocussen,
zeepkruid (van Rinke Tolman), „an
dere werelden", vogelobservatie van
uit de schuilhut en een uitvoerige
boekbespreking besluiten dit zeer
gevarieerde en weer uitstekend ge-
illustreerde Novembernummer.
„Het Kind".
Het nummer van 16 November
van „Het Kind" is geheel gewijd
aan het congres tot Fröbelherden-
king, dat op 26 October j.l. te Am
sterdam werd gehouden. Het tijd
schrift opent met een foto van de
bekende paedagoog en vervolgens
wordt een uitvoerig verslag gegeven
van de op dit congres uitgesproken
redevoeringen. Achtereenvolgens
voeren in dit nummer het woord: de
voorzitter, prof. dr. J. H. Gunning
W.zn., die de openingsrede hield, mej.
J. E. Schaap, gemeentelijk inspec-
trice bij het kleuteronderwijs te Rot
terdam over „Fröbel, een moderne
paedagoog" en de heer L. Welling,
hoofd der derde onderwijsinspectie
ben het L.O., over „Goed kleuteron
derwijs is de basis van onze volks
opvoeding". Tot slot volgt de verta
ling van een gedeelte ontleend aan
Fröbels „Menschenerziehung".
Bij de N, V. Uitg. Mtp. Kosmos te
Amsterdam verscheen een klein
boekske, Koken in 15 minuten, een
practisch kookboekje voor alleenwo
nende jonge echtparen en alle an
deren, die snel en zonder veel moei
te eenvoudige gerechten in één-per-
soons porties willen bereiden. Het is
geschreven door den Zwitserschen
schilder Paul Burckhardt, voor ons
land bewerkt door Pieter van der
Valk en van een voorwoord voor
zien door J. W. F. Werumeus Bu-
nmg. Het boekje is aardig geïllus
treerd.
In de serie Weten en Kunnen van
dezelfde uitgevers-maatschappij ver
schenen de deeltjes Snoeien van
boomen en struiken door G. Blee-
ker, Rotsplanten in den tuin door
Aiïen Ruijs en Rozenteelt door ama
teurs door J. J. van der Windt. Al
deze boekjes zijn geïllustreerd met
foto's of teekeningen.
32)
„Daar moeten we mee wachten",
besloot Sherman. Wat denkt u wel
achteraf kan gemakkelijk blijken,
dat Grizzard zich op een plaats be
vindt, die misshien compromittant is
en hij vindt onze zorg heel hinder
lijk. Ik ben ervoor, nog een tijdje
te wachten. Wie zal het hem belet
ten, het nachtleven van Dakar mee
te maken?"
Ben Beverly schudde het hoofd.
„Het is nu half tien. Ik ben bang
dat hij op dit uur niet veel meer
meemaakt".
Er werd geklopt.
„Binnen", zei de kapitein
Een steward verscheen en deelde
mede, dat kapitein Legrand van de
Fransche politietroepen den com
mandant van het schip wilde spre
ken.
„Laat mijnheer binnenkomen, zei
Sherman en dadelijk trad een ele
gante Franschman de hut binnen
Hij sprak Fransch en Sherman
eveneens, maar Ben Beverly had
'oeite, het gesprek te volgen.
Kapitein Legrand deelde mede,
dat twee van zijn menschen een
passagier van de „Santa Barbara"
in een boschje vlak bij de inboor-
lingenwijk hadden aangetroffen.
Mon Dieu, doodgeschoten oh la
la, doodgeschoten was nu niet be
paald het juiste woord door
zeefd met kogels was deze man.
Voorzoover men uit zijn papieren
had kunnen nagaan, betrof het hier
een zekeren mijnheer Grizzard uit
New York!
„Kijk eens aan", zei Ben Beverly
triomfantelijk en tevreden „Wat
heb ik u gezegd, kapitein?"
Kapitein Legrand wierp Ben Be
verly een onvriendelijken blik toe
en vertelde verder: de moordenaar
was aan boord! Kort na die schiet
partij in dat boschje kwamen na
melijk politiebeambten aanloopen
en die vingen een man op. die rij
kelijk onder het bloed zat. Hij legi-
miteerde zich als Henry Stevens uit
Detroit!
Die man was de moordenaar en
daarom wenschte hij, kapitein Le
grand, hem in hechtenis te nemen!
Legrand keek de beide mannen een
voor een vol verwachting aan.
Ben Beverly zette een hooge borst
op.
„Die moordenaar is mijn moorde
naar", zei hij. „Die moordenaa'
neem ik in hechtenis, wanneer het
moet. Hij behoort ons toe, aan de
Vereenigde Staten van Noord-Ame-
rika. Wanneer hij schuldig is maken
wij hem dood en anders niemand! Of
hij in noodweer heeft gehandeld of
niet, of hij op den ander geloerd
heeft of niet, dat onderzoek ik. Ik
ga dadelijk mee, ik moet dien goe
den Grizzard nog eens zien. Griz
zard, de parel van de New Yorksche
onderwereld, nu is hij toch nog bij
oen verkerde terecht gekomen!"
Kapitein Legrand protesteerde:
Men moest bedenken, dat de moord
op Franschen bodem begaan was en
dat de doode daar nog lag! Nu, hij
kon wel zeggen, dat hij, kapitein
Legrand, in dit geval volkomen be
voegd was! Hij moest erop staan!
Kapitein Sherman trok zijn schou
ders op.
„Het is voor mij de eerste keer,
dat ik mij in zulk een situatie be
vind", zeide hij besluiteloos. „Ik
weet werkelijk niet
Ben Beverly bewees, dat hij on
vriendelijk kon worden.
„Meneer, ik maak er u opmerk
zaam op, dat ik hier sta in opdracht
van de Washingtonsche politie. Ik
laat me niet onder mijn duiven
schieten. Wanneer ik verlang, dat
Stevens aan boord blijft, dan heb
ik daar mijn redenen voor! Ik ben
heelemaal geen vriend van Stevens,
maar ik heb redenen om hem in
vrijheid te laten tenminste voor-
loopig. Wanneer hij in hechtenis
moet worden genomen, dan doe ik
dat! Daarbij komt het er voor mij
heelemaal niet opaan, of Grizzard's
lijk in Dakar of in New York onder
den grond gestopt wordt. Grizzard
kan me minder schelen, het gaat
hier om andere dingen! Of Grizzard
bij een gevecht of uit een hinder
laag doodgeschoten werd, laat me
volkomen koud! Ik neem iedere
verantwoording op mij! Stevens
blijft aan boord!" Ben Beverly
sprak Engelsch. „Dat zou de kapi
tein van de politie misschien wel
mooi vinden. Een beetje afwisseling,
ontspanning, verhooren, gewichtig
doenerij tijdverdrijf!"
Het gezicht van den kapitein der
politie van Dakar werd rood.
„Mijnheer, ik spreek ook Engelsch!"
„O, dan weet u meteen, hoe ik
over het geval denk". Ben Beverly
werd geen oogenblik in verwarring
gebracht. „Neemt u een sigaar,
mijnheer Legrand. Ik zal u en den
kapitein eens wat uitleggen".
De betaalmeester ging dralend
weg. Hij had ook graag iets ge
hoord, maar Ben Beverly wachtte,
tot de deurachter hem gesloten
werd. Daarna hield hij een lange
rede.
HOOFDSTUK XXIII.
Intusschen sprak het heele schip
reeds over het geval. Niemand had
er belang bij, den dood van Griz
zard geheim te houden. In Dakar was
de moord reeds na een uur het al
gemeene gesprek in de stad. Tien
minuten later wisten ook de passa
giers van de „Santa Barbara" alles.
Niemand twijfelde er ook maar een
minuut aan, dat Stevens de man
was, die Grizzard naar de andere
wereld geholpen had.
„Hebt u het gehoord? Hij kwam
twee minuten, nadat het laatste
schot geklonken had, gewoon onder
het bloed, uit het boschje. Op het
schip heb ik hem daarna zelf ge
zien! Het liep me koud over mijn
rug. Ik wist dadelijk, dat er iets ge
beurd was. Mary, zei ik tegen mijn
vrouw, die Stevens ziet er uit, als
of hij een moord begaan heeft. Zei
ik het, Mary of zei ik het niet? Nu,
ziet u!"
Intusschen was Peters, na zich
wat opgeknapt te hebben aan dek
gekomen. Edna, die eveneens aan
dek was, stapte op hem toe, zonder
zich iets aan te trekken van de
booze en nieuwsgierige blikken, die
in haar richting werden geworpen.
„Henry", zei Edna, „waarom heb
je dat gedaan? Heeft hij je aange
vallen? Het is verschrikkelijk, dat
alles zoo moest gebeuren!"
„Wat moest er gebeuren?" vroeg
Peters geërgerd. „Wat is er ge
beurd? Ik begrijp je niet, Edna!"
Enda zuchtte.
„Ik weet ik geloof tenminste,
dat ik het weet, dat je geen slechte
dingen kunt doen Henry. Je hebt
Grizzard toch zeker bij een vecht
partij doodgeschoten?"
Peters was eerlijk verbaasd.
„Is Grizzard dood? Werd Grizzard
doodgeschoten?"
Edna schudde treurig haar hoofd.
„Och, Henry heb toch vertrouwen
in me! Ik blijf je trouw, wat er ook
gebeurd mag zijn!"
„Ik heb Grizzard den heelen dag
niet gezien", zei Peters, in de war
gebracht. „Ik heb vandaag geen
schot gelost, ze hebben mijn revol
ver gegapt!"
Edna zuchtte opnieuw.
„Hoos eens", zei Peters, „daar ko
men we niet verder mee. Zeg me
eindelijk eens wat er gebeurd is!"
„Weet je het dan werkelijk niet?"
„Neen, dat heb ik je toch al ge
zegd!"
Edna vertelde, wat bekend was
geworden. Dat Grizzard dood in het
boschje was gevonden, waar die
vele schoten hadden geklonken. Dat
Stevens twee minuten later uit dit
boschje kwam, met bloed bedekt en
verward, en dat dus geen mensch
een oogenblik in twijfel verkeerde,
of Stevens had het gedaan.
Peters had reeds lang zijn koelbloe
digheid terug gekregen.
(Wordt vervolgd)