WINTERHULP. Mr. STEVENS UIT Nederlandsch werk ten bate der Nederlandsche bevolking BOEKEN KOU OP TIJDSCHRIFTEN FEUILLETON DOOR R. ARDEN. DETROIT TWEEDE BLAD. urd een de aan- laarzen, van de straten Kaan, niet in te zijn. toe, dat bare we- eigendom. informeer- er straat- daaraan de be- schappelijk er Kaan stijgende lerhoud. De e grootste voorzitter bij de inge- is, zich ïhuisverplc- te laten van M. H. ide 12.500 Een interview met den directeur voor Noord- Holland, mr. A. J. Backer. Als directeur voor Noord-Hol land van de stichting „Winter hulp Nederland" treedt op mr. A. J. Backer, chef van de le af- deeling van de Provinciale Grif fie en van het Kabinet van den commissaris der Provincie. In deze functies en trouwens ook in vroegere betrekkingen is hij veel in aanraking gekomen met vraagstukken betreffende armenzorg, volksgezondheid en sociale aangelegenheden. Boven dien heeft hij als rechterhand van den Commissaris veel con tact met burgemeesters en ge- gemeentebesturen. Daarom was zijn aanwijzing tot provinciaal directeur een gelukkige, temeer daar de heer Bakker ook bekend staat als een harde werker en een uitnemend organisator. Van een villa in het Kenaupark te Haarlem waait de Nederlandsche vlag. In het- gebouw is sinds 15 No vember het bureau van den provin cialen directeur van „Winterhulp" gevestigd. „Die vlag", zoo zeide mr. Backer ons in een onderhoud, dat wij met hem hadden, „is het symbool van het Nederlandsche werk ten bate van het geheele Nederlandsche volk. Ik zal niet verbloemen, dat. „Winter hulp" nog heel wat moeilijkheden en bezwaren moet overwinnen, om zich den steun en de sympathie van de geheele bevolking eigen te maken, maar ik ben overtuigd, dat wij op den duur daarin zullen sla gen. Wie kennis maakt met het werk laat al gauw zijn bedenkingen varen en het duurt dan niet lang of er komt zelfs enthousiasme voor in de plaats. Dat heb ik, ik mag het wel ver klappen, het eerst bij mijzelf onder vonden. Maar daarna ook bij den opbouw van de organisatie in Noord- Holland bij anderen. „Winterhulp" had de medewerking noodig van alle burgemeesters der 126 gemeenten in de-ze provincie, want die waren aan gewezen om als plaatselijke direc teuren op te treden. In zes groepen heb ik met de heeren vergaderd, in Haarlem, Den Helder, Hilversum, Zaandam, Hoorn en Alkmaar. Het bleef voor mij niet verborgen, dat vele heeren aanvankelijk vrij koel tegenover hun nieuwe taak stonden, maar wij zijn eens openhartig gaan praten. Ik heb daarbij uitvoerig ver teld, wat het doe-1 van „Winterhulp" is en hoe dat zal worden nagestreefd en toen de heeren eenmaal door drongen waren van de noodzakelijk heid van dit werk, sloeg de stemming gauw om. Nu geven de burgemees ters niet alleen plichtmatig hun medewerking, maar uit de rapporten, die ik dagelijks ontvang over de vor deringen der organisatie in hun ge meente- is mij overtuigend gebleken, dat zij nu allen enthousiast hun schouders zetten onder het werk. „Winterhulp" betoogt, ik wil het hier ook nog eens zeggen, steun te- geven aan allen, die het noodig heb ben. Er leven talloos velen, die hoog stens het noodige hebben of krijgen om van te leven. Maar ook die min der bedeelden hebben recht op een beetje zon en warmte in hun leven, niet alleen zij maar ook, en zelfs vooral, hun kinderen. „Winterhulp" wil voor dat deel van ons volk, dat voortdurend ge bukt gaat onder de zorgen, welke de. dagelijksche strijd om het bestaan medebrengt, verlichting van die zorg brengen. De stichting wil deze min der bedeelden opheffen en hun daar bij het gevoel geven, dat zij, als deel van de Nederlandsche samenleving, door hun landgenooten worden ter zijde gestaan, zoowel in materieel als in geestelijk opzicht en dat zij niet aan hun lot worden overgelaten Mr. A. J. Backer Aan den anderen kant wil „Winter hulp" de Nederlanders doordringen van de verantwoordelijkheid, die zij jegens hunne talrijke minder be deelde landgenooten hebben en van de plichten, die daaruit voortvloeien De vervulling van deze plichten zal niet gevoeld moeten worden als een last, doch als een met blijmoedigheid te aanvaarden taak. De offers die voor dit werk gevraagd zullen wor den en op offers, niet op giften komt het aan, zooals de Commissaris der Provincie in zijn oproep aan de bevolking het zoo juist heeft uitge drukt zullen uit de volheid des harten moeten worden gebracht. Hier wordt dus een krachtig beroep gedaan op de Nederlandsche harten. De verwezenlijking van het oog merk om zon en warmte te brengen in het leven van de in nood verkee- rende landgenooten zal moeten neer komen op aanvulling van hetgeen ter voorziening in het nood zakelijk levensonderhoud van andere zijde wordt verstrekt. Voor die aanvulling wil „Winter hulp" zorgen. Zij treedt dus niet in de plaats van „Maatschappelijk Hulp betoon" of Werklooshe-idsdienst, die blijven zorgen voor de basis van de ondersteuning. En dan zijn er nog velen, die, hoewel zij werk hebben, toch in kommervolle omstandig heden verkeeren. Dok die moeten ge holpen worden. Evenzoo de Stille Armen. Er is dus veel, zeer veel voor „Winterhulp" te doen! Het Nederlandsche volk heeft te weinig besef van den omvang van den nood, die voor den oor log al groot was, maar nu door de tijdsomstandigheden nog is toegenomen. Wij beschouwen het dan ook als een belangrijk deel van onze taak dien nood aan Nederland klaar en duidelijk voor oogen te stellen. Daarv.oor zal de medewerking inge roepen worden van de film, radio en pers. Wij zijn overtuigd, dat als het eenmaal tot het volk zal zijn doorge drongen, dat alle krachten moeten worden ingespannen om de ellende van duizenden te verzachten, het ge willig en zelfs veel zal offeren. Als e-r in het verleden ergens nood was, al was het in het buitenland, dan stroomden de bijdragen van alle zij den. Die hulpvaardigheid was een traditie. Nu het noodig is voor land genooten zal niemand willen achter blijven. Het werk van „Winterhulp" moet nog beginnen te groeien. Het is te vergelijken met een boot, die onder stoom ligt en dezer dagen haar reis aanvaardt. Het einddoel van de reis is bepaald, maar wij weten nog niet precies, welke tusschenhavens wij moeten aandoen. De details van ons werk zijn nog niet vastgesteld, veel zal namelijk afhangen van de ontwikkeling van het groeiproces. Daarom is ook niet precies aan te geven hoe uiteinde lijk de verhouding zal zijn tot de thans bestaande vereenigingen voor liefdadigheid en sociale zorgen. Wat die lichamen in het verleden ge presteerd hebben wordt natvfurlijk gewaardeerd, want zij hebben zeer veel goeds tot stand gebracht. Zooals ook door den Directeur- generaal der stichting duidelijk is te kennen gegeven, is 't niet de be doeling de bestaande organisatie op maatschappelijk terrein af te bre ken. Integendeel wil men deze or ganisaties laten voortarbeiden op haar terrein, doch dan, waar moge lijk, in samenwerking met „Win terhulp". Wel verre van deze orga nisatie te negeeren doet „Winter hulp" een krachtig beroep op hare medewerking. Wordt deze mede werking verleend, dan zullen de in stellingen er op kunnen rekenen, dat zij op haar beurt van „Winter hulp" allen mogelijken steun ont vangen. Het feit, dat zij in de win terperiode in het algemeen geen ih- zamelingen zullen mogen houden, beteekent dan ook allerminst, dat zij verstoken,zullen blijven van de noodige inkomsten om haar uitge ven te dekken. Wanneer deze in stellingen degenen die haar anders in de winterperiode steunden, op wekken hun bijdrage aan „Winter hulp" te zenden, zal dit indirect aan haar eigen belangen ten goede ko men. Het staat wel vast, dat „Winter hulp" niet zal treden op het gebied van het kerkelijk leven en dus ook niet op dat van de kerkelijke chari tatieve vereenigingen. Zij wil niet overkoepelen datgene, wat op dit gebied in den loop der eeuwen naar aloude traditie is opgebouwd. Behalve samenwerking tusschen „Winterhulp" en de bestaande so ciale instellingen wil de stichting ook grootere samenwerking tus schen deze instellingen onderling bevorderen. Het streven is dus ge richt op meer coördinatie, doch hiernaast ook op meer centralisatie. Wij moeten ons als Nederlanders óók één gevoelen in onze liefdadig heid en niet alleen ons medelijden schenken aan menschen uit eigen kring of uit eigen gemeente. Vandaar, dat „Winterhulp" lande lijk is gaan werken. De ingezetenen van een welvarende gemeente, die in eigen omgeving dus weinig aan liefdadigheid hebben te doen, moe ten in de toekomst helpen, het leed in andere steden en dorpen te ver zachten. Er is voor den veel omvattenden arbeid van „Winterhulp" veel, zeer veel geld noodig. Het bedrag kan niet hoog genoeg geschat worden. Ongetwijfeld moeten er per jaar en kele tientallen millioenen guldens binnenkomen. Er is gemompeld: „Als er niet ge noeg binnenkomt zal overgegaan worden tot een gedwongen heffing". Het is mijn persoonlijke overtui ging dat het daartoe niet zal komen. Misschien hebben sommigen dit praatje uitgevonden, om een motief te hebben, zich afzijdig te houden. Als voor „Winterhulp" door de overheid een bijdrage op het belas tingbiljet gevraagd zou worden, zou dit het bewijs zijn, dat „Winter hulp" in het wezen der zaak mis lukt was. Immers het gaat niet alleen om de steunverleening aan hen, die in nood verkeeren, doch ook om de organi satie van den wil om vrijwillig te offeren. Ik heb evenwel vertrouwen, dat bij mijn landgenooten het juiste inzicht ,zoo niet aanstonds dan toch na korten tijd zal doorbreken. Laat men vertrouwen schenken aan de mannen, die nu hun schouders onder het werk van „Winterhulp" hebben gezet. Het wantrouwen en de ongegronde, kwaadwillige ge ruchten, verspreid met het doel, deze goede en mooie zaak te laten mislukken, moeten verdwijnen. Er is al gezegd, dat de directeur-generaal van „Winterhulp" een fantastisch groot salaris krijgt en dat ook de provinciale directeuren en hun medewerkers abnormaal hooge jaar wedden genieten. Ik mag hier te genover stellen, dat als beginsel geldt, dat het werk ten behoeve van winterhulp belangeloos wordt verricht. Het wordt beschouwd als een eeretaak tegenover het Neder landsche volk. Alleen bij de lande lijke, zoowel als bij de provinciale leiding is de aanstelling van bezol digd personeel, dat over de noodige vakbekwaamheid moet beschikken, onvermijdelijk. Ik kan echter de stel lige verzekering geven, dat de bezol digingen van dit personeel, dat tot een minimum wordt beperkt, eerder blijven beneden dan uitsteken boven die, welke elders in overeenkomstige functies worden genoten. Zelf ont vang ik als provinciaal directeur geen bezoldiging. Alle voorbereidingen voor de col lecte op 29 en 30 November zijn ge troffen. Wij hopen, dat die eerste in zameling niet teleur zal stellen, maar dat de opbrengst, aangevuld met stortingen op de giro ons onmiddel lijk in staat zal stellen, reeds dadelijk flinke bedragen uit te keeren. Wij kunnen pas geld geven als wij het zelf ontvangen hebben. Maar als „Winterhulp" eenmaal gaat geven zal dit haar beste propaganda zijn! Er is gezegd, dat de plaatselijke directeuren een gedeelte van het ge collecteerde geld mogen behouden om dit in de eigen gemeente te be steden. Die algemeene stelregel kan eenig misverstand wekken. In ge meenten waar de nood groot is, en de mogelijkheid om te offeren ver houdingsgewijze gering, zal de situ atie wel zóó zijn, dat de geheele collecte-opbrengst aan steunopbrengst ter plaatse heengaat en zoo noodig nog met elders ingezamelde gelden wordt aangevuld. Het geld dat „Winterhulp" verzamelt zal uitsluitend aan Nederlanders ten goede komen, zonder aanzien des persoons. Er wordt niet gelet op afkomst, geloofsovertuiging of politieke richting. Ik hoop van harte zoo besloot mr. Backer dat al mijn landge nooten, ook zij, die aanvankelijk nog wat vreemd daar tegenover staan, hun krachten en gaven zullen aan wenden, om dit nieuwe, dat waarde vol is, te steunen. In het belang van heel ons land en volk". Bij de Hollandia Drukkerij in Baarn verscheen In de Branding, een boekje voor ouders en opvoe ders van jonge menschen van 1220 jaar door Dr. A. de Vletter, Rector van het Kennemer Lyceum te Bloe- mendaal. Het is de derde uitgave van het boekje „In moeilijke jaren", vernieuwd en omgewerkt door Willemien de Vletter. Voor ouders en paedagogen een zeer lezenswaar dig boekske. In de Nederlandsche verzameling „Kerstvertellingen" is een nieuwe uitgave verschenen nml. „Het Licht daalt neder", uitgegeven door de Uitgeverij Ploegsma te Zeist, een interessante bundel vertellingen van bekende Nederlandsche schrijvers als Ina BoudierBakker, K. v. d. Geest, K. H. R. de Josselin de Jong, Herman de Man, G. P. Port- hartGimberg, Tony de Ridder en Anne de Vries. Eens komt de dag is de titel van een roman door J. RiemensReur- slag, uitgegeven bij de Hollandia- Drukkerij te Baarn. Het is de ge schiedenis van een leerares in de wiskunde, een goed geschreven ver haal over een gevoelige vrouw en het milieu waarin zij verkeert tot eens de dag komt dat zij den man vindt voor wien zij bestemd is. Optimisme, bron van levensmoed en levenskracht is een boek van Dr. Johannes Numann in de vertaling van J. H. J. BirzaTrimpe, uitge geven bij de N.V. Kosmos, uitg. mtp. te Amsterdam. De schrijver zegt ln zijn voorwoord dat het zijn beroep is om uit pessimisten optimisten te maken. De beproefde wegen om weer optimist te worden behooren het eigendom van alle lagen der samenleving te worden. Wij moeten vóór alles optimistische opvoeders zijn opdat onze kinderen met meer vertrouwen door het leven zullen gaan dan wij het gekund hebben. Ons Indisch 'boekje, een bundel praatjes bij plaatjes over Indië door Dr. H. F. Tillema, uitgegeven bij de Drukerij Torenlaan te Assen is een bundel van de door den schrijver in een groot aantal bladen Het In dische Hoekje gepubliceerde schetsen over den Indischen Archipel welke interessant werkje door het Koloniaal Instituut in Amsterdam v/arm wordt aanbevolen. Het boekje bevat o.a. een foto van den pas ho noris causa gepromoveerden schrij ver, die in een inleidend woord niet alleen de aandacht vraagt vooi Java, maar voor héél het uitgestrek te eilandenrijk, dat hij van eigen aanzien en door eigen studie in alle opzichten heeft leeren kennen. Wij verwachten, dat vele trouwe lezers van het „Indische Hoekje" zich voor dezen bundel zullen interesseeren. Bij W. van Stockum en Zoon te Den Haag is een boekje van Rudolf van Wehrt verschenen, getiteld: Beteekenisvolle uren waarin de voornaamste gebeurtenissen van het jaar 1939 vóór het uitbreken van den oorlog worden weergegeven, een bundel, die men gevoegelijk naar den titel van het eerste hoofd stuk „Zoo ontstond de oorlog" zou kunnen noemen. Bij A. J. G. Strengholt's Uitg. Mtp. N. V. te Amsterdam verscheen een boek van prvf. H. A. Overstreet: Wij en onze medemenschen, in Neder landsche bewerking door A. Vuer- hardBerkhout. De hoofdstukken vormen den voornaamsten inhoud van een cursus welke in de Nieuwe School voor Maatschappelijk Onder zoek in New York wordt gegeven, een cursus voor mannen en vrou wen waarin behandeld is hoe de houding van den mensch veran derd zou worden met behulp van de nieuw verkregen inzichten in de psychologie. Dit boek is geschreven voor de zoogenaamde normale dus niet volmaakte menschen, in de overtuiging dat wij veel meet van ons zelf moeten weten. Het boek leert ons een nieuw en beter inzicht in onze eigen persoonlijk heid te verkrijgen. Het is het resultaat van vele jaren practische ervaring. Het Nederlandsche boek 1940 is een bekende jaarlijksche uitgave van den Ned. Uitgeversbond en bevat de totalen van alle uitgaven die in 1940 het licht zagen be halve van schoolboeken en enkele geschriften. Het werkje werd ge ïllustreerd door Jo Spier. Een inlei dend artikel is door Prof. Dr. Anton van Duinkerken geschreven. Er ts ditmaal een prijsvraag voor het le zend publiek in het algemeen in de zen „catalogus" opgenomen. De Hollandia Drukkerij te Baarn heeft drie boeken van Anke Servaes in één band vereenigd, namelijk Kinderzaal, Kinderen die over zijn en Moeder Liesbeth. Sari Góth heeft daarbij voor al leraardigste illustraties gezorgd. Wrijf 's avonds rug en borst in met Dampo.Dan onderde wol! Volgende morgen beter! Pot 50ct. Doos 30ct. „Jazz-wereld" exit. Ook de „Jazz-wereld" is slacht offer van de tijdsomstandigheden. Tien jaar lang heeft dit orgaan de ontwikkeling van jazz-, radio- en dansmuziek gevolgd en voor velen is zij in die periode een betrouwbare gids geweest voor hen, die de mo derne muziek een goed hart toe droe gen. Het tijdschrift heeft gestreden tegen vooroordeelen en misvattingen en tal van vijanden tot vrienden weten te maken. Het heeft veler be langstelling gewekt en het is dan ook zeker niet aan gebrek hieraan te wij ten, dat deze uitgave (Moorman's periodieke pers Den Haag) moest worden gestaakt. Dit laatste nummer geeft een interessante en waardevol overzicht van de jazzmuziek in ons land gedurende het afgeloopen decen nium. „Tien jazzwereld-interviews", een schema van het ontstaan en de ontwikkeling der jazz-muziek en een beschouwing van Will G. Gilbert ever de gramofoonplatencritiek in de afgeloopen 5 jaar besluit dit slot nummer. „In weer en wind". „ln weer en wind" van November opent met een mooie foto van enkele jonge drieteenmeeuwen, die behoort bij een artikel van Jan P. Strijbos, die vertelt van het vogelparadijs der Lofoten, Rost, welk eiland deze na tuuronderzoeker bij zijn omzwervin gen in het hooge Noorden eveneens heeft aangedaan. C. F. L. Los publi ceert zijn slotartikel over het „Domus Lucis" van Ter Apel. Een watermo len, geschilderd door Hoffema, heeft le aandacht van D. H. Dinzeldein en H. Kleijn schrijft over de talrijke soorten boletin, die in den herfst de Nederlandsche bosschen bevolken. Artikelen over een tocht met onbe kende bestemming door het West- land van den A.N.W.B., crocussen, zeepkruid (van Rinke Tolman), „an dere werelden", vogelobservatie van uit de schuilhut en een uitvoerige boekbespreking besluiten dit zeer gevarieerde en weer uitstekend ge- illustreerde Novembernummer. „Het Kind". Het nummer van 16 November van „Het Kind" is geheel gewijd aan het congres tot Fröbelherden- king, dat op 26 October j.l. te Am sterdam werd gehouden. Het tijd schrift opent met een foto van de bekende paedagoog en vervolgens wordt een uitvoerig verslag gegeven van de op dit congres uitgesproken redevoeringen. Achtereenvolgens voeren in dit nummer het woord: de voorzitter, prof. dr. J. H. Gunning W.zn., die de openingsrede hield, mej. J. E. Schaap, gemeentelijk inspec- trice bij het kleuteronderwijs te Rot terdam over „Fröbel, een moderne paedagoog" en de heer L. Welling, hoofd der derde onderwijsinspectie ben het L.O., over „Goed kleuteron derwijs is de basis van onze volks opvoeding". Tot slot volgt de verta ling van een gedeelte ontleend aan Fröbels „Menschenerziehung". Bij de N, V. Uitg. Mtp. Kosmos te Amsterdam verscheen een klein boekske, Koken in 15 minuten, een practisch kookboekje voor alleenwo nende jonge echtparen en alle an deren, die snel en zonder veel moei te eenvoudige gerechten in één-per- soons porties willen bereiden. Het is geschreven door den Zwitserschen schilder Paul Burckhardt, voor ons land bewerkt door Pieter van der Valk en van een voorwoord voor zien door J. W. F. Werumeus Bu- nmg. Het boekje is aardig geïllus treerd. In de serie Weten en Kunnen van dezelfde uitgevers-maatschappij ver schenen de deeltjes Snoeien van boomen en struiken door G. Blee- ker, Rotsplanten in den tuin door Aiïen Ruijs en Rozenteelt door ama teurs door J. J. van der Windt. Al deze boekjes zijn geïllustreerd met foto's of teekeningen. 32) „Daar moeten we mee wachten", besloot Sherman. Wat denkt u wel achteraf kan gemakkelijk blijken, dat Grizzard zich op een plaats be vindt, die misshien compromittant is en hij vindt onze zorg heel hinder lijk. Ik ben ervoor, nog een tijdje te wachten. Wie zal het hem belet ten, het nachtleven van Dakar mee te maken?" Ben Beverly schudde het hoofd. „Het is nu half tien. Ik ben bang dat hij op dit uur niet veel meer meemaakt". Er werd geklopt. „Binnen", zei de kapitein Een steward verscheen en deelde mede, dat kapitein Legrand van de Fransche politietroepen den com mandant van het schip wilde spre ken. „Laat mijnheer binnenkomen, zei Sherman en dadelijk trad een ele gante Franschman de hut binnen Hij sprak Fransch en Sherman eveneens, maar Ben Beverly had 'oeite, het gesprek te volgen. Kapitein Legrand deelde mede, dat twee van zijn menschen een passagier van de „Santa Barbara" in een boschje vlak bij de inboor- lingenwijk hadden aangetroffen. Mon Dieu, doodgeschoten oh la la, doodgeschoten was nu niet be paald het juiste woord door zeefd met kogels was deze man. Voorzoover men uit zijn papieren had kunnen nagaan, betrof het hier een zekeren mijnheer Grizzard uit New York! „Kijk eens aan", zei Ben Beverly triomfantelijk en tevreden „Wat heb ik u gezegd, kapitein?" Kapitein Legrand wierp Ben Be verly een onvriendelijken blik toe en vertelde verder: de moordenaar was aan boord! Kort na die schiet partij in dat boschje kwamen na melijk politiebeambten aanloopen en die vingen een man op. die rij kelijk onder het bloed zat. Hij legi- miteerde zich als Henry Stevens uit Detroit! Die man was de moordenaar en daarom wenschte hij, kapitein Le grand, hem in hechtenis te nemen! Legrand keek de beide mannen een voor een vol verwachting aan. Ben Beverly zette een hooge borst op. „Die moordenaar is mijn moorde naar", zei hij. „Die moordenaa' neem ik in hechtenis, wanneer het moet. Hij behoort ons toe, aan de Vereenigde Staten van Noord-Ame- rika. Wanneer hij schuldig is maken wij hem dood en anders niemand! Of hij in noodweer heeft gehandeld of niet, of hij op den ander geloerd heeft of niet, dat onderzoek ik. Ik ga dadelijk mee, ik moet dien goe den Grizzard nog eens zien. Griz zard, de parel van de New Yorksche onderwereld, nu is hij toch nog bij oen verkerde terecht gekomen!" Kapitein Legrand protesteerde: Men moest bedenken, dat de moord op Franschen bodem begaan was en dat de doode daar nog lag! Nu, hij kon wel zeggen, dat hij, kapitein Legrand, in dit geval volkomen be voegd was! Hij moest erop staan! Kapitein Sherman trok zijn schou ders op. „Het is voor mij de eerste keer, dat ik mij in zulk een situatie be vind", zeide hij besluiteloos. „Ik weet werkelijk niet Ben Beverly bewees, dat hij on vriendelijk kon worden. „Meneer, ik maak er u opmerk zaam op, dat ik hier sta in opdracht van de Washingtonsche politie. Ik laat me niet onder mijn duiven schieten. Wanneer ik verlang, dat Stevens aan boord blijft, dan heb ik daar mijn redenen voor! Ik ben heelemaal geen vriend van Stevens, maar ik heb redenen om hem in vrijheid te laten tenminste voor- loopig. Wanneer hij in hechtenis moet worden genomen, dan doe ik dat! Daarbij komt het er voor mij heelemaal niet opaan, of Grizzard's lijk in Dakar of in New York onder den grond gestopt wordt. Grizzard kan me minder schelen, het gaat hier om andere dingen! Of Grizzard bij een gevecht of uit een hinder laag doodgeschoten werd, laat me volkomen koud! Ik neem iedere verantwoording op mij! Stevens blijft aan boord!" Ben Beverly sprak Engelsch. „Dat zou de kapi tein van de politie misschien wel mooi vinden. Een beetje afwisseling, ontspanning, verhooren, gewichtig doenerij tijdverdrijf!" Het gezicht van den kapitein der politie van Dakar werd rood. „Mijnheer, ik spreek ook Engelsch!" „O, dan weet u meteen, hoe ik over het geval denk". Ben Beverly werd geen oogenblik in verwarring gebracht. „Neemt u een sigaar, mijnheer Legrand. Ik zal u en den kapitein eens wat uitleggen". De betaalmeester ging dralend weg. Hij had ook graag iets ge hoord, maar Ben Beverly wachtte, tot de deurachter hem gesloten werd. Daarna hield hij een lange rede. HOOFDSTUK XXIII. Intusschen sprak het heele schip reeds over het geval. Niemand had er belang bij, den dood van Griz zard geheim te houden. In Dakar was de moord reeds na een uur het al gemeene gesprek in de stad. Tien minuten later wisten ook de passa giers van de „Santa Barbara" alles. Niemand twijfelde er ook maar een minuut aan, dat Stevens de man was, die Grizzard naar de andere wereld geholpen had. „Hebt u het gehoord? Hij kwam twee minuten, nadat het laatste schot geklonken had, gewoon onder het bloed, uit het boschje. Op het schip heb ik hem daarna zelf ge zien! Het liep me koud over mijn rug. Ik wist dadelijk, dat er iets ge beurd was. Mary, zei ik tegen mijn vrouw, die Stevens ziet er uit, als of hij een moord begaan heeft. Zei ik het, Mary of zei ik het niet? Nu, ziet u!" Intusschen was Peters, na zich wat opgeknapt te hebben aan dek gekomen. Edna, die eveneens aan dek was, stapte op hem toe, zonder zich iets aan te trekken van de booze en nieuwsgierige blikken, die in haar richting werden geworpen. „Henry", zei Edna, „waarom heb je dat gedaan? Heeft hij je aange vallen? Het is verschrikkelijk, dat alles zoo moest gebeuren!" „Wat moest er gebeuren?" vroeg Peters geërgerd. „Wat is er ge beurd? Ik begrijp je niet, Edna!" Enda zuchtte. „Ik weet ik geloof tenminste, dat ik het weet, dat je geen slechte dingen kunt doen Henry. Je hebt Grizzard toch zeker bij een vecht partij doodgeschoten?" Peters was eerlijk verbaasd. „Is Grizzard dood? Werd Grizzard doodgeschoten?" Edna schudde treurig haar hoofd. „Och, Henry heb toch vertrouwen in me! Ik blijf je trouw, wat er ook gebeurd mag zijn!" „Ik heb Grizzard den heelen dag niet gezien", zei Peters, in de war gebracht. „Ik heb vandaag geen schot gelost, ze hebben mijn revol ver gegapt!" Edna zuchtte opnieuw. „Hoos eens", zei Peters, „daar ko men we niet verder mee. Zeg me eindelijk eens wat er gebeurd is!" „Weet je het dan werkelijk niet?" „Neen, dat heb ik je toch al ge zegd!" Edna vertelde, wat bekend was geworden. Dat Grizzard dood in het boschje was gevonden, waar die vele schoten hadden geklonken. Dat Stevens twee minuten later uit dit boschje kwam, met bloed bedekt en verward, en dat dus geen mensch een oogenblik in twijfel verkeerde, of Stevens had het gedaan. Peters had reeds lang zijn koelbloe digheid terug gekregen. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 7