KRUSCHEN
Predikantsjubileum te Heiloo.
Dampo Bonbons!
Groote belangstelling ook
uit den omtrek.
Verduistering van
ramen en pruimen.
Rheumatische pijnen
Frankrijk en Italië.
Vraagstukken rondom de MiddellandscheZee
TWEEDE BLAD.
Veel bloemen en geschenken.
Ds. H. W. Bloemhoff te Hei
loo, die zijn 25-jarige evangelie
bediening aanvankelijk slechts
had willen, gedenken in de ge
wone godsdienstoefening op den
aan den dag van het feest voor-
afgaanden Zondag (dus Zondag
j.l.), is ten slotte gezwicht voor
den van verschillenden kant op
hem geoefenden drang, zoodat
het tot een breeder opgezette
herdenking heeft kunnen ko
men. Deze had dan gistermiddag
plaats in „het witte kerkje".
Reeds geruimen tijd vóór het op
2 uur gestelde aanvangsuur was het
kerkgebouw gevuld met belangstel
lenden, jong en oud, rijk en arm,
terwijl ook velen van buiten Heiloo
waren gekomen om deel te hebben
aan de huldiging van den gevierden
predikant, wien bij zijn 5-jarig ver
blijf in Heiloo reeds op ondubbel
zinnige wijze was getoond hoezeer
men in de gemeente op hem gesteld
is. Onder de aanwezigen merkten we
o.a. op den burgemeester en den ge
meente-secretaris en wethouder Ak
kerman en verschillende andere
vooraanstaande ingezetenen; uit den
kring van collega's toonden o.a. ds.
Klein Wassink van Alkmaar, ds. v. d.
Kieboom uit Bergen en ds. van Mul-
lem uit Akersloot van hun belang
stelling. Vele bloemen en palmen
gaven een prettigen aanblik. Om 2
uur waren alle banken overbezet en
waren ook de vele extra-bijgezette
stoelen in gebruik genomen.
De kerkdienst.
Bij het binnenkomen van den pre
dikant, begeleid door leden van den
kerkeraad, verhieven allen zich van
hun zitplaatsen. Nadat gelezen was
Jozua 4 4 t/m. 6 en de predikant
was voorgegaan in gebed, werd ge
zamenlijk gezongen het loflied van
Ps. 103 1.
Ds. Bloemhoff sprak daarna een
gedachtenisrede uit naar aanleiding
van de vraag in Jozua 4 vers 6: „Wat
zijn u deze steenen?" Hij maakte dui
delijk dat hier sprake is van „steenen
ter gedachtenis", die alle gedenken
maken tot een neerbuigen voor Gods
majesteit, liefde en trouw. Aan de
hand van voorbeelden uit den bijbel
en het dagelij ksch leven maakte spr.
duidelijk, dat die gedenksteenen
plaatselijk kunnen zijn, d.w.z. aan
bepaalde plaatsen gebonden, en de
ziel leidende en verblijdende krach-:
ten kunnen geven. Ook kunnen onze
gedenksteenen „in den tijd staan" en
dan kan in ons wakker worden ver
nieuwing en verdieping van het ge
loof en kunnen zij zijn een opwek
king tot trouw. Zóó beschouwde spr.
ook zijn 25-jarige ambtsvervulling. In
groote trekken vertelde hij dan iets
van zijn ervaringen in zijn verschil
lende standplaatsen: Kedichem (Z.-
H.), Harkstede en Warfhuizen (beide
in Groningen), daarna als predikant
voorganger der vrijzinnige hervorm
den te Hillegersberg en eindelijk
sinds 1 Mei 1932 te Heiloo. Overal
vond hij zeer belangstellende en
meelevende gemeenten.
Spr. eindigde zijn rede, waarin hij
met groote liefde over zijn ouden
vader en overleden moeder sprak,
met het persoonlijke getuigenis: Ik
heb een mooie loopbaan gehad als
prediker, ik had het voorrecht om
het rijke evangelie van Christus te
verkondigen in een arme wereld.
Alle roem ,is uitgesloten.
Onverdiende zaligheen
Heb ik van God genoten.
Daarvoor dank ik God en naast
Hem de menschen uit het diepst
van mijn hart.
De ledejj van den V.C.J.B. afd.
Heiloo zongen hierop den predikant
een lied toe.
Aanbieding huldeblijk.
Verschillende personen hadden
den wensch te kennen gegeven om
den jubileerenden predikant toe te
spreken. De eerste hunner was de
heer D. d e J a g e r, die sprak na
mens de hervormde gemeente. Hij
getuigde van de vreugde om het feit
dat de 25-jarige ambtsvervulling
van ds. Bloemhoff alhier mocht wor
den herdacht. Deze kan terugzien op
een mooien arbeid in dienst der
kerk. Alle verwachtingen, gekoes
terd bij de intrede van ds. BI., zijn in
vervulling gegaan. We hebben* onder
uw gehoor goede uren in de kerk
doorgebracht en dat we staande zijn
gebleven in moeilijke tijden is aan
u te danken.
Zeer waardeerend getuigde spr.
van den arbeid van ds. BI. ook in
cursussen en in zijn herderlijk werk.
zooals aan ziekbedden (ook in het
ziekenhuis) en bij sterfbedden, waar
hij dan steeds een troostrijk woord
vond voor de achtergeblevenen. Ook
in uren van vreugde was ds. BI. een
gaarne geziene gast als vertegen
woordiger der kerk. Voor dit alles
betuigde spr. hartelijk dank. Hij be
trok hierin ook mevr. BI., die in alles
meeleefde.
Als stoffelijk blijk van waardee
ring bood spr. den predikant de en
cyclopaedic van Winkler Prins aan,
hopende dat het gebruik ervan een
herinnering zal blijven aan het werk
in Heiloo. Aan mevr. Bloemhoff
schonk spr. een prachtige bloemen
mand, Hij eindigde njet te zeggen^
wij bidden dat u nog vele jaren on
der ons zult mogen arbeiden.
Staande zongen de aanwezigen
hierop het derde vers van Ps. 134.
Andere sprekers.
De heer Strooker, oudste ou
derling, herinnerde aan de bevesti
ging van ds. BI. door ds. de Boer te
Odoorn (thans te Wormerveer) en
aan de intrede in Heiloo en sprak
zijn dank uit voor alles wat de jubi
laris van thans in de sindsdien ver-
loopen acht jaar voor de herv. ge
meente van Heiloo deed. Spr.'s in
nige wensch was, dat dit nog vele
jaren zoo zal mogen duren. Ook
mevr. BI. wenschte hij geluk met dit
jubileum, dat ook haar feest is, want
zij heeft haar man nooit haar steun
onthouden. Wij zullen nooit vergeten,
zei spr., hoe gij ons altijd in de
pastorie hebt ontvangen.
Collega's getuigen van
waardeering.
Ds. van den Kieboom te
Bergen sprak namens het Prov.
Kerkbestuur en namens den Ring.
Hij zag overeenkomst tusschen ds.
Bloemhoff en den aartsvader Abra
ham: beiden zijn van hier naar daar
getrokken en hebben een altaar op
gericht, dat spreekt van gedachtenis-
steenen, maar bovenal van dank
baarheid. Hoe inniger Gods liefde
door ons is beseft, naar die- mate
kunnen wij geven met ruim en blij
moedig hart. Uw levenservaring is
tot heden goed en gelukkig geweest
en ik wensch u toe, dat ge, bijge
staan door uw vrouw, nog vele
mooie en goede jaren zult werkzaam
zijn in de herv. kerk en als het
Gods wil is, in Heiloo.
De Ringpredikanten zeggen: ,,Gi)
zijt ons een leidsman en goede vriend
geweest" en zij zeggen dank voor
uw vele werk, hopende dat ge het
nog vele jaren bij ons zult vervullen
en dat Gods liefde over dit werk zich
ontfermt.
Ds. Klein Wassink, spre
kende namens de classis Alkmaar,
zei, dat dit college in zijn Woensdag
gehouden vergadering den jubilaris
met veel waardeering had toegespro
ken. Gij zijt de scriba questor van
ons bestuur, zei spr., en verricht als
zoodanig veel en belangrijk werk,
dat ons volle vertrouwen heeft. Spr.
waardeerde ten zeerste de toewij
ding, die ds. Bloemhoff heeft voor
zijn ambt, waardoor hij het kerkbe
zoek hoog wist op te voeren.
19151940, de tijd van uw ambts
vervulling, was een periode var.
oorlog tot oorlog. Moge het zóó zijn
dat ge met uw gezin wordt voortge
leid van vrede tot vrede in God, tot
den vrede, die alle verstand te boven
gaat.
Een woord van een vriend.
Ds. de Boer van Wormerveer
herinnerde aan het ontstaan van
vriendschap tusschen hem en ds.
Bloemhoff nadat spr. een proef
preek had gehouden. Dat was nu 13
jaren geleden en die vriendschap
was nimmer bekoeld, integendeel,
steeds toegenomen. Driemaal had
ds. Bloemhoff hem op zijn verzoek
bevestigd in verschillende plaatsen
en spr. had hem hier in Heiloo mo
gen inleiden. Hartelijk hoopte hij,
dat ds. Bloemhoff nog vele jaren
verkondiger van het evangelie zal
zijn en zoo mogelijk te Heiloo.
Waardeering van andere zijde.
De heer J. van d e r W o r p, di
recteur der Rijkskweekschool te
Alkmaar, was met enkele leeraren
en vele leerlingen naar het „witte
kerkje" gekomen om te getuigen
van waardeering voor de wijze,
waarop ds. Bloemhoff zijn ambt
van godsdienstleeraar aan genoem
de inrichting opvat en uitvoert. Spr.
gaf een uiteenzetting van het doel
van dit onderwijs: het vormen van
persoonlijkheden in den besten zin
van het woord, bewust van de groo
te godsdienstige waarden. Uw me
thode is gegrond op de best moge
lijke handleiding, den bijbel, en de
leering van den besten Meester, Je
zus Christus. Uw woord wordt daar
bij geschraagd door uw eigen per
soonlijkheid. Spr. bood als blijk van
waardeering een boekwerk aan, „De
gelijkenissen des Heeren", en
wens.chte den jubilaris toe, dat hij
nog lang zal kunnen voortgaan met
het vormen van jonge menschen tot
kinderen Gods.
De heer N. V e 1 d t, leider van de
plaatselijke afd. van den V.C.J.B.,
was verheugd over het feit, dat ds.
Bloemhoff van de oprichting der
afd. af achter haar had gestaan en
aan haren bloei had meegewerkt op
verschillende wijzen: spreken, wan
delen en fietsen met de jonge leden
enz., zoodat hij in één woord was:
hun raadsman, leider en vriend. Dat
al dat werk kon geschieden in hoofd
zaak in de avonduren, waardoor ds.
Bloemhoff telkens weer aan zijn
gezin onttrokken werd, daarvoor
was spr. ook mevr. Bloemhoff dank
baar.
Spr. wees erop, dat de leden van
den V.C.J.B. hadden gezongen een
lied van den lievelingsdichter van
ds. Bloemhoff, n.l. van Guido Ge-
zelle, en wel diens „Het leven is een
strijdbanier". Zij bidden u toe, zei
hij, dat ge temidden van uw gezin
en familie nog lang zult mogen ar
beiden aan uw taak, die ge nu reeds
25 jaren hebt vervuld en zij hopen
dat d« strijdbanier zal veranderen
Er hing hier ergens een student
rond met vacantie. Die verveelde
zich nou wel niet, maar hij deed wel
eens wat, om niet heelemaal niks te
doen. Hét is zoo sneu, om op te
staan met de gedachte, dat je wel
kan blijven liggen, omdat je tóch
niets hoeft te presteeren.
Naast dien student woonde een
gewichtige dame, meer gewicht dan
dame. Die dame wilde haar huis
doeltreffend laten verduisteren. En
haar oog viel op onzen technischer,
kennis.
Wij hebben dat oog opgeraapt en
hebben ons met tweedehandsch hout
en derdehandsch spijkers naar dat
adres begeven, om haar luiken dicht
te timmeren. Mevrouw bleek zeer
groote oppervlakten van ramen te
bezitten, zoodat we niet geheel met
het hout uitkwamen. Hetgeen ver
holpen werd door de verduisterings
luiken tweedeelig te maken en haar
wijs te maken, dat dit uit voorzorg
geschiedde met het oog op den trek.
Mevrouw accepteerde deze verhoo
ging van de rekening.
In de keuken ontdekten we een
groote schaal met pruimen. Ze ston
den iets te hoog, dus stuurden we
mevrouw naar den zolder om, de
gereedschapskist van haar man te
halen. Toen mevrouw terugkwam
stonden de pruimen op een geschik
ter plaats bij het raam, waar zij ze
niet zien kon. Min twee, om te be
ginnen.
Eindelijk, zenuwachtig gemaakt
door het op-de-vingers-gekijk van
de omvangrijke dame, hingen we 't
verduisteringsluik zoo'n beetje tegen
het raam. Ziezoo, zei de chemisch
student, dat zit stevig. Pas op me
vrouw, vooral niet aankomen, laat
u maar zitten.
Ze liet het zitten, in de meening,
dat ze overdag wel met licht op in
de keuken kon werken.
We wezen haar ten overvloede op
de kieren, draaiden de lamp uit en
beweerden, dat het licht, wat er
overvloedig doorviel, wel van buiten
naar binnen, doch nooit van binnen
naar buiten kon stralen. Toen ik
het licht in de keuken weer opdeed,
ontbraken er weer twee pruimen.
Na deze kundige verduistering
wenschte de practische huisvrouw
onze hulp in te roepen voor de kel
derlamp, welke het vertikte. Wij
knikten met vollen mond en me
vrouw opende een deurtje in de
keuken, wat toegang bleek te geven
tot een smalle keldertrap, waarbo
ven een lamp bevestigd was.
We schroefden de glazen ballon
met eenig wurmen uit de fitting en
lieten hem in scherven op de stee
nen vloer vallen.
Mevrouw slofte naar zolder om
een nieuwe gloeilamp te halen en
wij namen een pruim op den goeden
gang van zaken. De pitten depo
neerden we zoolang in een leege
weckflesch. Weldra kwam mevrouw
met een kartonnen doos terug. Wc
probeerden de lamp in de fitting,
knipten met den schakelaar, maar
het licht wilde er niet uit komen.
Dan was de fitting zeker stuk.
De student legde de lamp voor
zichtig op tafel, want als ie 'm op
een stoel gelegd had, was mevrouw
er misschien op gaan zitten. Ik
daalde halfweegs de trap af, gewa
pend met een kolossale schroeven
draaier van de vrouw des huizes,
om de fitting te demonteeren. Na
eenig breekwerk van het porceleiu,
om bij de pieterpeutig kleine
schroefjes te kunnen komen, hield
ik op het laatst twee eindjes ge
kleurd draad over. M'n collega
hield met twee handen de lamp vast
en ik prikte de:,,draadeinden in zijn
polsen. Au! schreeuwde de kerel en
daar liet me de stommerd de lamp
uit z'n vingers vallen.
Mevrouw vreesde, dat hij een
schok gekregen had en rende weg.
om de hoofdschakelaar af te zetten,
maar ik liet haar de handel weer in
zetten omdat ik die eindjes draad
op spanning moest controleeren. De
student haalde hiertoe, na bekomen
te zijn van den schrik, de keuken
lamp uit de fitting. In het schemer
donker merkte mevrouw niet het
bewegen van onze kaken. Licht ging
er niet meer op: de losse draden
bleken spanningsloos te zijn en de
gloeilamp moesten we bij de hand
houden. Ik verzocht mevrouw dus
een zaklantaarn te leveren.
Toen de huisvrouw met een fel
lichtschijnsel in de keuken terug
kwam, hadden we ieder net onze
zesde pit in de weckflesch gedepo
neerd Nu daalde m'n vriend in den
kelder af om den schakelaar na te
zien en lichtte ik bij. Mevrouw
scharrelde wat rond en riep de trap
af, dat ze de lamp op een veiliger
plekje had neergelegd. We smulder,
juist van de pruimen, welke we in
onze zakken hadden meegenomen,
dus zonden we slechts een instem
mend gemompel naar boven.
Achter den schakelaar vonden we
twee einden draad, plus een plaatje
mika.
Om te probeeren, of er spanning
op de aankomende draad stond van
den schakelaar, eischten we het ver
lengsnoer van den' stofzuiger op,
bonden één ader aan de lampdraad,
knoopten de andere ader aan de
beide schakelaardraden en prutsten
de lamp aan het andere eind van
het snoer. Met eenige voldoening
beschouwde ik deze snuggere eigen
uitvinding en vol trotsch verzocht
ik mevrouw plechtig thans de
hoofdschakelaar in te zetten.
Die staat nog steeds in, zei de da
me met eenige verwondering, welke
mij als hoon in de qpren klonk. De
lamp brandde niet, dus er ston'i
geen spanning op de leidingen.
Thans moest de fout in de lei
dingen schuilen. Vol woede en
ijver smeeten we ons op de hate
lijk kronkelende buizen, sloopten
de heele mikmak van den kalk-
stortenden muur, verbraken de
lasschen en ontdekten ten slotte
een zwart en een rood eind 2/
kwadraat. Dat was de voeding,
daar moest de spanning op staan.
Weer kwam het snoer van den
stofzuiger er aan te pas. Eindelijk
zat de lamp er aan vast. Er ge
beurde niets. Mevrouw beweerde
bij hoog en laag, dat de hoofd
schakelaar aan stond. Voor alle
zekerheid ging ik even kijken. Ja,
het was zoo.
De student was er moe van en
plofte neer op een trede. Tenmin
ste, ik dacht dat hij plofte, maar
het bleek de gloeilamp te zijn,
waar hij voorzichtig op was gaan
zitten. We v.ertelden mevrouw, dat
dc- 2 lamp kennelijk niet voor een
dergelijke spanning bestemd was
en vroegen een nieuwe.
Ze verscheen met een 150-Watt
lamp uit de huiskamer. M'n collega
ging ondertusschen met de zaklan
taarn op inspectie naar den hoofd
schakelaar. Weldra kwam hij terug
en' beweerde, dat er wel een zeke
ring stuk kon wezen. En zoo was
het. Daar hadden we nou al dien
tijd voor zitten sloopen!
Nadat we een nieuwe smeltveilig-
heid hadden ingedraaid, straalde ons
vanuit de keuken een zee van licht
tegemoet, Vol ijver begaven we ons
aan den wederopbouw van de kelder
verlichting, waarbij een nieuwe ba
kelieten fitting goede diensten be
wees. De schakelaar schakelde best,
alleeen knipte hij niet. De leidingen
spijkerden we met een paar ferme
tikken weer zoo'n beetje langs den
muur. Alleen had mevrouw nu geen
lamp meer in de keuken. Maar dat
was niet erg, zei ze, die zou ze mor
gen wel gaan koopen, evenals een
nieuwe huiskamerlamp.
Bij het verlaten van de kelder
ruimte bleek de weckflesch overvol
en de pruimenschaal volkomen leeg
te zijn. Het was onzen tijd dus om
weg te gaan. Mevrouw vroeg om de
rekening. O, dat was niet veel, zei
den we. Alleen de onkosten van de
drie lampen, de fitting, het snoer en
het arbeidsloon. Totaal negen gulden
acht en vijftig plus elf cent omzetbe
lasting en tien cent zegel
Blijf nog even, zei de lieve dame,
ik heb pruimen staan! O nee, daar
waren we- niet voor gekomen, nee
dank u wel, heusch niet. En we hol
den weg; het gereedschap van de
dame nog in onze zakken, maar op
zulke kleinigheden kijkt een. techni
cus op zoo'n oogenblik niet
D'ARGENTY.
De directe oorzaak van Uwe
it onzuiver bloed. Neem die oorzaak
weg; doe een bloedzuiverende kuur met
Kruschen Zout. Met de onzuiverheden
in Uw bloed zullen ook Uw pijnen ver
dwijnen, radicaal en langs natuurlijken weg.
Bij apoth. en drog. 1.47, 0.76, 0.41 p. fl. Intl. O.B.
in een kruisbanier, die ge tot in
Gods hand zult mogen dragen.
De heer Lovink sprak als be
stuurslid van „Westerlicht" te Alk*-
maar, waar ds. Bloemhoff nu onge
veer zeven jaar (sinds ds. Nobel het
ambt neerlegde) geestelijk verzor
ger is. Hij betuigde zijn hartelijken
dank voor hetgeen ds. Bloemhoff
in dien tijd deed voor de bewoners
der stichting, menschen die voortko
men uit allerlei maatschappelijken
kring. Dat had wel moeilijkheden
kunnen geven, maar ds. Bloemhoff
was spoedig voor velen vriend en
leidsman geworden. Uw mooie werk
bracht licht in het leven van velen
onzer ouden van dagen, zei spr.
Mevr. Boot, een gemeentelid,
uitte in dichtvorm haar dankbaar-
beid voor wat ds. Bloemhoff in Hei
loo was geweest.
Nadat het kerkkoor onder leiding
van zijn directeur, den heer P. A.
Blaauw uit Alkmaar, een tweetal
liederen ten gehoore had gebracht,
sprak ds. Bloemhoff
een kort slotwoord.
Hij betuigde daarin dank en er
kentelijkheid voor wat in deze dagen
kerk en gemeente en vele anderen
voor hem en zijn gezin geweest zijn
en zei, dat dit een aansporing zal
zijn om op den ouden wég voort te
gaan. Moge ons de kracht worden
geschonken om eenmaal gemaakte
fouten niet nogeens te maken. Spr.
wilde openlijk zijn dank uitspreken
voor het feit, dat eiken Zondag zijn
heele gezin als een vanzelfsprekend
iets ter kerk gaat en hoopte dat de
gemeente van Heiloo daarin aanlei
ding mag zien om voortaan niet
meer als individu, maar als gezin
evenzoo te doen.
Met het gezamenlijk zingen van
Gez. 148 1 werd de dienst besloten.
Na afloop der plechtigheid was er
in de pastorie, waar in de morgen
uren reeds een schat van bloemen
en andere gelukwenschen waren
aangeboden, gelegenheid om de
familie Bloemhoff te complimentee
ren. Zeer velen hebben daarvan ge
bruik gemaakts
[CHORREJ&OVDE BORïri
Kwesties inzake Tunis, Djiboeti en het
Suezkanaal.
Door den oorlog in Griekenland
is de aandacht der Franschen
wederom op Italië gevestigd, welks
farts en gestes een deel der Fran-
sche politici van voorheen geneigd
was te negeeren. Ten onrechte
overigens, want Italië heeft van
den beginne af aan het onvermni-
derd voortbestaan van zijn eischen
herinnerd. Dit kan trouwens blij
ken uit het verdrag van den wa
penstilstand, einde Juni van dit
jaar tusschen Frankrijk en Italië
gesloten. Daarbij is onder meer be
paald, dat Tunesie met zijn haver,
Bizerte, Algerie met Oran, Toulon,
de Fransche oorlogshaven en Ajac-
cio op Corsica zouden worden ge
demilitariseerd, wat bereids is ge
schied, terwijl Italië onbeperkte
rechten verkreeg om zich te bedie
nen van de Fransche haven Dji
boeti en van den spoorweg tus
schen Djiboeti en van den spoor
weg tusschen Djiboeti en Addis-
Abeba. Een blik op de kaart geeft
er eenig idee van wat dat in feite
beteekent. Om te voorkomen, dat
Frankrijk zich illusies maakte,
heeft Mussolini kortgeleden nog
medegedeeld, dat Italië geen duim
breed van het grondgebied, waarop
het aanspraak meent te kunnen
maken, aan Frankrijk zal laten,
daarbij dezelfde woorden bezigen
de als Daladier deed, toen hij in
December 1938 verklaarde, dat
Frankrijk van geen duimbreed
gronds afstand zal doen.
Officieel zijn de Italiaansche eischen
eigenlijk nimmer geformuleerd. Wel
heeft Mussolini in vroegere redevoe
ringen Tunis, Djiboeti en het Suez
kanaal genoemd, doch tot een duide
lijk en direct voorstel is het toch
nooit gekomen. De eenige verkla
ring, waaraan men houvast heeft, is
de nota van 1938, waarbij de Italiaan
sche regeering mededeelde, dat de
overeenkomst, welke op 7 Januari
1935 was gesloten, het accoord Mus-
sclini-Laval geheeten, niet meer als
basis kon dienen voor onderhande
lingen tot verbetering der betrekkin
gen tusschen beide landen. Met name
werd in die nota het vraagstuk der
minderheden in Tunis aangeroerd:
om te beginnen wenschte Italië een
gunstiger statuut met betrekking tot
de naturalisatie.
Rondom die enkele punten heb
ben pers en publiek zich in steeds
wijder kringen bewogen; de roep
Tunisia, die in 1938 in de Italiaan
sche Kamer werd gehoord, gretig
overgenomen door de studenten,
werd allengs uitgebreid tot Djiboe
ti en het Suezkanaal, Corsica, Sa-
voye en Nice.
Als men zich de moeite getroost
om de geschiedenis te raadplegen,
en zoo heel ver behoeft men niet
terug te gaan in den tijd, blijkt, dat
Corsica eeuwenlang in het bezit van
Genua is geweest, een Italiaansche
republiek op. Op grond hiervan
wordt heden ten dage op de Italiaan
sche scholen geleerd, dat Corsica
eigenlijk een Italiaansch eiland, en
Napoleon, die er werd geboren, van
origine derhalve een Italiaan is. In
1768, juist een jaar voor zijn ge
boorte, verkocht Genua het eiland
evenwel aan de Franschen, die de
handen vol hadden aan Paoli, tot
wiens vrijscharen aanvankelijk ook
de vader van Napoleon behoorde. Zij
maakten het de Franschen nog
jarenlang lastig, riepen zelfs de hulp
in van Engeland, maar werden ten
slotte verslagen.
Wat Savoye betreft, de bakermat
der Italiaansche koningen, en Nice,
deze streken zijn pas sedert Maart
1860 in het bezit der Franschen, die
het van Sardinië namen, of liever
van het koninkrijk Italië, zooals
sinds 1861 het rijk van Victor Ema-
nual den Tweeden heette. Eigenlijk
dateert van dien tijd de eenheid van
Italië, want eerst toen wist het stam
huis Savoye, geleid door Cavour,
Oosenrijk uit Italië te verdrijven en
werd Florence, ten slotte sinds De
cember 1880 Rome de hoofdstad van
het nieuwe rijk.
Maar houden wij ons aan Tunis,
Djiboeti en het kanaal van Suez.
Tunesië dan is geen Fransche kolo
nie, doch een Fransch protectoraat.
Van dit land' uit heeft Hannibal, die
Hamilcar en Hasdrubal in zijn per
soon vereenigde, zijn tochten onder
nomen; niet ver van het tegenwoor
dige Tunis lag eens Carthago, dat bij
den derden Tunischen oorlog in 146
v. Chr. door de Romeinen werd ver
woest. Het gebied werd een Ro-
meinsch wingewest onder den naam
Afra. Reeds in 1577 vestigde Mar
seille een Fransch consulaat in Tunis,
een toestand, die eeuwen heeft voort
geduurd en den Italianen een doorn
in het oog was. In 1871 kwam het
tusschen Franschen en Italianen
zelfs tot een vrij ernstig conflict, in
1878 hoorde men in de Italiaansche
Kamer ook al de kreten Tunisia, en
in 1881 brak er een oorlog uit in
Tunis, na afloop waarvan Ali Bey
het tractaat teekende, 't welk Tune
sië onder Fransch protectoraat stelde,
een verdrag, dat in 1882 door
Duitschland, in 1883 door Engeland
en op 1 Januari 1884 ook door Italië
werd erkend. Maar de rivaliteit tus
schen de Italianen, die talrijk zijn in
Tunis, en de Franschen bleef be
staan, hetgeen er niet op verbeterde,
toen Bizerte met haar kanaal en
haven, haar vliegkamp, haar station
voor onderzeeërs, van groote strate
gische beteekenis en één der belang
rijke marinebases werd.
Somaliland met de haven en hoofd
stad Djiboeti is daarentegen een
Fransche kolonie. Dit land, aan de
Egyptenaren als het land van Phoen
bekend en aan de pharao's schat-
plichting, is tusschen Frankrijk, En
geland en Italië verdeeld, waarvan
Frankrijk verdrag met Italië 1888,
met Engeland 1901 het noorde
lijkste gedeelte aan de straat van
Bab-el-Mandeb bezit, terwijl het in
1887 ook de Tedsjoenbaai had ver
kregen. Het is van belang, niet
alleen wegens de ligging aan den
weg naar Zuid- en Oost-Azië, doch
ook om licht tebevroeden strate
gische redenen. Dit gedeelte van
Afrika is steeds een bron van on-
eenigheid geweest; reeds vóór den
wereldoorlog bestond er een Congo-
kwestie, die heel wat pennen en ge
moederen in beroering bracht. Sedert
1919 oefent Frankrijk het mandaat
van den volkenbond uit over Togo
en over een stuk van Kameroen,
beide, evenals het Britsche Tangan-
jinka. trouwens, voorheen Duitsche
bezittingen. Het is bekend, en
Hitier heeft het in een rede in 1938
herhaald, dat Duitschland vóór den
huidigen oorlog van Frankrijk en
Engeland in de eerste plaats de te
ruggave dezer naast de Congo ge
legen landstreken vroeg.
Rest ten slotte nog de kwestie van
het Suezkanaal, één der sreken,
waar thans de strijd tegen Engeland
wordt gestreden, den doorgang,
waarvan de geschiedenis te bekend
is, dan dat wij er breedvoerig over
behoeven uit te weiden. Het kanaal
in zijn huidigen vorm is het werk
van den Franschen ingenieur Ferdi
nand de Lesseps, aan die waarheid
valt niet te tornen, doch de oor
spronkelijke plannen waren geens
zins van hem afkomstig. Deze zijn
van den Oostenrijkschen ingenieur
Negrelli, die dan ook in 1858 door
den Egyptischen onderkoning Saïd
tot algemeen inspecteur der Suez-
werken werd benoemd, doch reeds
hetzelfde jaar overleed. De idee der
doorgraving is nog veel ouder, zij
dateert al uit de veertiende eeuw
voor Christus' geboorte en zelfs
werd de landengte al doorsneden
onder Selis den Eersten en Ramses
den Tweeden. Zij slibde echter in
later dagen dicht, het werk is onder
Necho opnieuw begonnen, doch niet
voortgezet omdat het orakel verkon
digde, dat het alleen den vreemde
lingen voordeel zou brengen, werd
later tóch voltooid, maar was in de
dagen van Cleopatra wederom ver
zand, enfin, men zou alleen over
dat kanaal een epos kunnen
schrijven.
Mannen als de Duitsche wijsgeer
Leibnitz, Lodewijk de Veertiende en
Napoleon hebben zich met het vraag
stuk bezig gehouden en tenslotte
heeft de Lesseps, die de plannen van
Negrelli had gekocht en een privi
lege van 99 jaren ontvangen, het
grootsche werk in tien jaren, name
lijk van 1859 tot 1869 tot stand ge
bracht. Er werd een maatschappij op
aandeelen gesticht; 47 procent van
dat aandeelen-kapitaal is in Engel-
sche handen, een belangrijk percen
tage .ook berust bij de Franschen.
Italië is er steeds op uit geweest om
meer zeggenschap te verkrijgen, daar
dit 160 kilometer lange kanaal, 't
welk de Middellandsche Zee met de
Roode Zee verbindt, voor dit land
van vitaal belang is, uit welk oog
punt men het ook bekijkt.
Het lijkt ons praematuur om thans
dieper, in te gaan op deze vraagstuk
ken. Wij wilden ze slechts vluchtig
aanstippen om eenig inzicht te geven
in de problemen, welke straks onge
twijfeld aan de orde zullen komen.
De koloniale en andere kwesties,
waarvoor een oplossing moet worden
gevonden, zijn ingewikkeld en niet
gering in aantal bovendien. Van de
vraag op welke wijze ten slotte een
bevredigende regeling wordt gevon
den, de vraag hoe het verstoorde
evenwicht in en om de „marenos-
trum" moet worden hersteld, hangt
voor een deel der verdere ontwik
keling af, niet alleen van Frankrijk,
dat in maarschalk Pétain en Pierre
Laval ter zake kundigen bezit, maar
van ons gansche werelddeel.
T. O.
ADVERTfeEREN IN DE KRANT
BRENGT U NADER TOT DEN
KLANT.