Zeepbesparirig en wasschen zonder zeep in de huishouding. J^l'S III J- ll I IS 8J3 9 !"SJ Water ontharden met soda. Enkele „zeeplooze" recepten. YOOR DE HUISVROUW. DE STRIJD TEGEN HET BEDERF. Doelmatig bewaren van levensmiddelen. CO (U -o c O 9 Q U TJ C r-t IP? ■3 Urt'o a» -a W M C w 5 W 3 o..st -o k jg Ctf O -S O) m CO c o <l> 5 T3 ft g C Q) G v a-" ■8*3 Sff S j i> C Sg c o •o 3 w tj C "n T3 s-g gg a i> - TJ Cli w -S 41 /S; ft-s Q O 'P 2 ICS Q T3 Dit geldt niet alleen voor boonen en erwten en voor gedroogde vruchten, doch ook voor gort, ha vermout, grutten, rijst,, macaroni en vermecelli. Beide laatste artikelen weeken geheel uit elkaar als de kwaliteit slecht is; zij moeten ook niet zoo jang geweekt worden, een paar uurtjes zijn voldoende. Bespaarde U den kooktijd van ge droogde vruchten al eens door ze 2 dagen te weeken inplaats van één? Als de vruchten goed zijn, dan zijn ze nu zoo prachtig uitgedijd, dat koken niet meer noodig is. Zijn de vruchten met suiker enz. geweekt, dan behoeft alleen het vocht maar even te worden ge kookt en gebonden. Als dat dan nog een paar uur tijd heeft om, over de vruchten gegoten, koud te worden, dan is de zaak in orde. Voor appel tjes en harde stoofperen (niet de ge- confijte gedroogde peren) is weeken alleen niet voldoende. Hield U bij het opmaken van het menu al rekening met de ge- wenschte zuinigheid bij het brand- stofgebruik? Maakte U gebruik van wat ver schillende winkels U kunnen leve ren aan artikelen „gereed voor het gebruik?" Pap in flesschen, watergruwel, vanille vla enz., eenvoudige soep in blik of op andere wijze geconser veerd? Gebruikt U als de vleeschwaren- bonnetjes het mogelijk maken ham in het middageten, bloedworst, hoofdkaas of dergelijke artikelen? Zij maken allen den bereidingstijd van het middageten korter en het brandstofgebruik Kleiner. Kookt U soep voor 2 dagen? Met wat overleg kan dat zonder dat het voedsel daarvan lijdt. Eén aftreksel van soepbeentjes of van visch, van groenten of van het karkas van wild of gevogelte kan het aanschijn geven aan ettelijke bordjes soep van verschillende kleur en smaak. Móet er een gerecht bereid wor den dat véél brandstof vraagt, doet U er dien dag dan een ander gerecht bij dat rauw gegeten kan worden, zooals de salades van rauwe groen ten? Hebt U al een maaltijd inge voerd die bestaat uit een voedzame soep en een stevig nagerecht of uit een gerecht dat op zichzelf een heele maaltijd vormt? Probeert U toch de dikke en voedzame aardappelsoep eens, de aardappelkoek met een rauwe salade, de stamppotten met rauwe groenten. Al deze op zich zelf héél smake lijke gerechten, zijn gaar in den tijd, die aardappelen noodig hebben om gaar te worden. Zij vargen dus werkelijk weinig brandstof en ook weinig tijd. Weinig tijd, die in de keuken moet worden doorgebracht, wil zeggen weinig kunstlicht noodig bij dat werk. Dit laatste geldt uit den aard der zaak alleen als de warme maaltijd 's avonds wordt genomen. Er zou uit een oogpunt van bezui niging iets voor zijn om den warmen maaltijd uitsluitend op het midden van den dag te nemen. Dan is er geen kunstlicht noodig voor de bereiding, niet voor het op doen en niet voor het afwasschen. De veel kleinere afwasch van de avondbroodmaaltijd kan desnoods blijven staan tot den volgenden dag, als het weer licht is. Door een dergelijke reorganisatie van de huishouding is waar noo dig zeker bezuiniging op gas en electriciteit te bereiken. Niet in alle gezinnen zal zoo iets mogelijk zijn, maar daar waar het kan was het te overwegen. Als de dagen lengen is de bezuiniging ook niet noemens waard meer, nu is het dat nog wel. Gaat U wel eens met de oogen van een vreemde en alsof U in (Vervolg van Zaterdag 4 Januari). Ook zijn er verschillende inweek- middelen in den handel, welke reeds sedert langen tijd bestaan en die we dus niet nader behoeven te noemen. Inweeken doen we koud of lauwwarm, doch vooral niet bij te hooge temperatuur, daar anders bloedvlekken en andere eiwitten on oplosbaar worden. Zelfs zijn er spe ciale preparaten in den handel, wel ke enzymen uit de pancreasklier van slachtdieren bevatten en die in staat zijn de eiwitten af te breken. De ontstane afbraakproducten los sen gemakkelijk op in water. De plantaardige vezel wordt door deze enzymen niet aangetast. Daar der gelijke preparaten nogal wat soda kunnen bevatten, is het gebruik er van voor wol en echte zijde niet aan te bevelen, omdat, zooals we wel als bekend mogen veronderstellen, soda schadelijk is voor wol en zijde. Na het inweeken wordt het goed uitgewrongen of uitgeknepen, waar na het eigenlijke wasschen volgt. Bij het wasschen met vervangings middelen is het niet noodzakelijk, dat het goed, zooals bijv. bij gebruik van een zelfwerkend waschmiddel (radion, persil, etc.) wordt gebracht in de koude waschvloeistof. Het is hier geen bezwaar, wanneer het wa-. ter eenigszins warm is, b.v. badtem- peratuur heeft. Onze waschvloeistof met waterglas maken we nu als volgt: per 12 liter water, zoo moge- fijk onthard water voegen we toe 100 cm2, dat is 1 deca liter waterglas zooals we dit hebben gekocht. Met deze oplossing gaan we nu het witte goed wasschen. Het is wel gewenscht, dat de verhou ding tusschen de hoeveelheid wasch- goed en de vloeistof wat ruim is, zoodat het waschgoed niet stijf op gepakt in de waschketel ligt en we het zoo nu en dan eens kunnen om roeren. Het geheel wordt nu ver warmd tot de vloeistof bijna kookt, waarna we de vloeistof nog circa 10 minuten tegen de kook aanhouden. Hoewel niet direct schadelijk, is het eigen huis voor het eerst ziet. door Uw woning? Het is merkwaardig hoevéél men dan ziet dat anders kan en anders moet. Als U het nog nooit deed, begin er dan nu eens mee en ga na hoe door een betere plaatsing van stoelen b.v. méér ge profiteerd kan worden van 't daglicht. Zie hoe de stofzuiger en andere machines hulpmiddelen worden ge bruikt. Probeer of door betere werkindeeling dat gebruik beperkt kan worden. Let eens op het ge bruik van het strijkijzer, haalt u een maximum aan nut uit dat prac- tische instrument voor een mini mum aan stroom? Brandt het electrische theelichtje den héélen middag, ook als het niet meer noodig is? Vergeet niemand het licht uit te doen op plaatsen, die nu omdat ze verduisterd zijn, slecht kunnen wor den gecontroleerd? Een lucifer, zoo hoorde ik eens iemand zeggen, is altijd r.og goed- kooper dan het gas dat nutteloos brandt. Dit is een tijd om zich dergelijke kleine en pietluttige bezuinigingen te herinneren. Op de groote dingen is bezuiniging dikwijls niet moge lijk; probeer het op de kleine. 't Waren maar vragen, die ik hier stelde. Geeft U uzelf het antwoord. R. L.—H. toch beter, dat de vloeistof niet wer kelijk kookt. Nu gaan we verder precies eender te werk, als we dit gewend zijn te doen. We kunnen de vloeistof laten afkoelen en het goed met de hand nawasschen ter verwij dering van vlekken of we kunnen het goed een tweede sop geven en daarna met de hand wasschen. Onze ervaring is, dat waterglas in het al gemeen niet schadelijk is voor de huid, en dat in vele gevallen de huid minder rimp,elt dan bij was schen met zeep. Na het wasschen wordt precies eender gespoeld, als we dat gewend zijn, maar vooral goed spoelen, op dat geen resten van het waschmid del in het goed achterblijven. Dat zou op den duur schadelijk zijn. Wordt op deze wijze gewasschen, dan is normaal vuil huishoud- en lijfgoed schoon. Wat niet altijd di rect schoon kan worden gekregen, zijn zeer vuile en vette doeken of servetten met vruchtenvlekken. Maar dergelijke doeken zijn op de gewone wijze wasschende ook niet zonder meer schoon te krijgen. Men doet het verstandigste door derge lijke vuile doeken ter plaatse van da vlekken met een weinig zeep in te smeren, waarna de vlekken wel zul len verdwijnen. Voor dergelijke vlekken r-oet het goed gebleekt worden. Bij de behandeling, die het goed nu heeft ondergaan, is het nog niet gebleekt. Voor huisvrouwen, die altijd een zelfwerkend waschmiddel gebruiken, wordt dit iets omslachti ger. In het zelfwerkend waschmid del is namelijk het bleekmiddel reeds aanwezig en dit vervult zijn taak tijdens het koken van het waschgoed. Zij, die echter met ge wone zeep waschten, zullen wel ge wend zijn om het goed te bleeken "met bleekwater. Onder de huidige omstandigheden is het echter aan te bevelen, om niet al bet witte goed zonder meer aan een bleekproces te onderwerpen, want juist bij het bleeken wordt de vezel aangetast en niet bij het was schen, ook niet wanneer we was schen met de bekende vervangings middelen. Een aantasting van de vezel beteekent slijtage en dat wil len we zooveel mogelijk voorko men. Dus alleen dat goed bleeken, wat strikt noodig is, waar dus b.v. nog vlekken in zijn, die op een an dere wijze niet kunnen worden ver wijderd. Het witte goed, dat niet wordt gebleekt, zal op den duur iets minder helder van tint worden, doch een overwegend bezwaar kan dat niet genoemd worden goed spoelen is zeer bevorderlijk voor een goede tint. Wordt het echter al te erg, dan kan zoo nu en dan alles wel een keertje worden gebleekt. Hiervoor neme men bleekwater, dat tegen woordig overal in den handel ver krijgbaar is. Het gebruik van bleek water heeft het groote voordeel, dat men niet bang behoeft te zijn, dat er gaatjes in het goed worden ge beten, zooals wel voorkwam bij het bleeken met bleekpoeder doordat stukjes chloorkalk onopgelost ble- verj. Verder leggen we er den nadruk op, dat vooral niet te sterk wordt gebleekt; in het algemeen zijn de hoeveelheden, die voor het gebruik van de verschillende bleekmiddelen worden opgegeven, aan den ruimen kant. Volgens de warenwet moet het bleekwater per liter vloeistof 40 gram van het werkzame bestanddeel chloor bevatten, d.w.z. dat de inhoud van een flesoh ter grootte van een halve lier voldoende is om 80 liter DISTRIBUTIE TERPENTIJN EN LIJNOLIE. De secretaris-generaal van het departement van handel, nijverheid en scheepvaart maakt bekend, dat de hoeveelheden terpentijn en lijn olie, welke op de door de plaatselijke distributiediensten aan schilders uit te reiken bonnen kunnen worden betrokken, voor de periode van 1 Jan. tot 1 Febr. 1941 als volgt zijn vastgesteld: twee liter kunstterpen tijn per bon voor terpentijn en twee liter rauwe lijnolie of gekookte olie of standolie per bon voor lijnolie. bleekvloeistof te maken. Op een em mer van 12 liter zijn dus 75 cm3, dat is een driekwart deciliter voldoende. Dit lijkt heel weinig, doch is vol doende. Wanneer we het waschgoed een kwartier tot een half uur in de koude bleekvloeistof laten staan, waarbij we zoo nu en dan even om roeren, zullen in 't algemeen de vlek ken verdwenen zijn. En laten we er vooral om denken, dat we het goed niet schoon moeten bleeken, maar schoon moeten wasschen. Het blee ken is slechts een nabewerking, die alleen dient om een enkele hardnek kige vlek te verwijderen en het uiterlijk aanzien te verhoogen. Bleekt men zooals hierboven is aan gegeven, dan zal hierdoor zeker geen overmatige aantasting van ons weef sel plaats hebben. Na het bleeken moet zeer goed ge spoeld worden, opdat geen sporen van het bleekmiddel in het goed ach terblijven. Eventueel kunnen we hier nog antichloor gebruiken, doch noodzakelijk is dit niet, mits er goed wordt gespoeld. Wij hebben nu een voorbeeld ge geven van een waschproces met wa terglas als reinigingsmiddel. Gebrui ken we vervangingsmiddelen voor zeep, die in hoofdzaak-uit phospha- ten of silicaten bestaan, dat zijn dus de meeste middelen, die thans aan de markt zijn, dan lossen we hiervan per 12 liter water op 60 gram, dat is 76 afgestreken eetlepels, overeen komend met 60 gram suiker in een maatbeker. De behandeling voor het witte goed is verder gelijk als reeds werd omschreven. Gekleurde goederen moeten 'al naar gelang van de waschechtheid der kleuren bij lagere temperatuur worden behandeld. Ook hiervoor richten wij ons naar onze vroegere waschmethoden met zeep. De hóe veelheden van onze vervangingsmid delen kunnen we gelijk nemen aan die, noodig voor het wasschen van wit goed. Recepten voor wasschen zonder zeep. wit goed (geen wol, echter zijde of acetaatzijde). 1. Een nacht inweeken al of niet met inweekmiddel; 2. per 12 liter zoo mogelijk ont hard water toevoegen 100 cm3, d.i. 1 deciliter waterglas, of per 12 liter zoo mogelijk onthard water toevoegen 60 gram van een zeepver- vangingsmiddel, d.i. 6 afgestreken eetlepels en komt overeen met 60 gram suiker in een maatbeker. Verwarmen tot de vloeistof bijna kookt. Eventueel twee soppen geven: 3. spoelen; 4. indien noodig bleeken met bleek water, waarvan per 12 liter koud water 75 cm3, d.i. driekwart deciliter wordt toegevoegd; Gekleurd goed (geen wol, echte zijde of acetaatzijde), 1. bont goed een nacht inweeken; 2. wasschen met dezelfde hoeveel heden als voor wit goed; tempera tuur afhankelijk van de soort goed; 3. spoelen. Met nadruk wordt er echter de aandacht op gevestigd, dat ook deze zeepvervangingsmiddelen schaarsch kunnen worden en dat het voor kan komen, dat zij niet in onbeperkte mate in den handel verkrijgbaar zul len zijn. door MARTINE WITTOP KONING. KAA.S ALS BRON VAN EIWIT VOOR ONZE VOEDSEL VOORZIENING. Wenken voor hen, die het kaasrantsoen op andere wijze willen benutten. Hoe velen veronderstellen, dat vleesch in onze warme maaltijden een speciale rol vervult! Een maal tijd zonder vleesch wordt gewoonlijk niet alleen uit een oogpunt van smaak niet beschouwd als „af", doch uit voedingsoogpunt bovendien niet als volledig. Hoewel er op voedingsgebied vele vermoedens zijn, welke de weten schap niet onvoorwaardelijk kan be vestigen, is er wel eenige grond voor de opvatting, dat vleesch een speciale plaats inneemt: het brengt het vet en het dierlijk eiwit in den maaltijd, en een zekere hoeveelheid dezer stoffen in ons rantsoen is wel ge wenscht, al is het dan ook niet nood zakelijk, dat zij beslist in den war men maaltijd een plaats vinden. Meer en meer raakt het ook in ons land bekend, dat wij dierlijk eiwit, behalve aan vleesch, ook kunnen ontleenen aan kaas, al kunnen over het algemeen over de verhoudingen in kwaliteit en de hoeveelheid de meeste huisvrouwen zich geen heldere voorstelling vormen. Wat de kwaliteit betreft is vast gesteld, dat het eiwit uit kaas bij het vleescheiwit zeker niet achter staat en ten aanzien van de hoeveel heid moet rekening gehouden wor den met het eiwitgehalte. Dit wisselt zoowel bij vleesch als bij kaas. Het eiwitgehalte van kaas is niet alleen afhankelijk van de soort, doch ook van den ouderdom. Onze vol vette en 40 plus kaas zijn rijker aan vet, de 20 plus en magere kaas rijker aan eiwit. Oude kaas heeft minder vocht en daardoor een hooger eiwitgehalte. Terwijl het eiwitgehalte van vleesch kan worden gesteld op ongeveer 20 bedraagt dit van belegen vette kaas ca. 25 van belegen 20 plus kaas ca. 30 en van belegen magere kaas ca. 40 Uit een oogpunt van eiwitvoor ziening heeft één pond 20 plus kaas dus reeds eenzelfde beteekenis als anderhalf pond vleesch! Voor hen, die hun kaasrantsoen aan den hoofdmaaltijd dienstbaar willen maken, volgen hier een twee tal goede mogelijkheden voor toe passing als goede eiwitbron in den warmen maaltijd: I Gekruide Aardappelpurée met Leidsche kaas. (Recept van Alida Reiding). Rest aardappelen, wat melk, belegen Leidsche kaas, wat gesnipperde ui, een klontje boter of vet, nootmuskaat, peper, zout, desgewenscht aroma. Breng een kleine hoeveelheid melk aan de kook. Doe er de aardappelen in en laat deze warm worden. Druk ze fijn en voeg zoo noodig nog wat melk toe. Snipper de ui en bak de uitsnippers lichtbruin. Vermeng de purée met de gebakken ui, eenige lepels geraspte Leidsche kaas, noot muskaat, peper, zout en desge wenscht aroma naar smaak. II. Stamppot van savoyekool met Goudsche of Edammer; voor 4 personen. (Recept van Martine Wittop Koning). 1 middelmatig groote kool, 1 kg. aardappelen, 250 g. pond) kaas, 40 g. (2 af gestreken eetlepels) boter of vet, wat zout, misschien wat peper. Maak de kool schoon, snipper ze fijn en zet ze op met niet te veel en goed bodempje) kokend water en wat zout. Breng ze aan de kook en leg er dan de geschilde aard- appélen op; laat beide samen gaar worden (ongeveer uur, liefst niet langer!) en onderzoek nu en dan of het bodempje water nog voldoende is: vul het anders wat bij. Stamp de kool met de aardappelen door elkaar, roer er de boter (of het vet> en de geraspte kaas door (mis schien ook een ietsje peper) en laat het gerecht nog even goed heet worden, zoodat de kaas kan smelten. Wenken van den Voedingsraad. Door het onoordeelkundig opber gen van levensmiddelen gaat veel waardevols verloren. Daarom wil len wij het nu eens hebben over zuinigheid in verband met een doelmatige wijze van bewaren. Als de huisvrouw aan het begin van een nieuwe distributieperiode de aangeschafte hoeveelheid op de keukentafel legt, vertegenwoordigt deze niet alleen een bepaalde gelds waarde, maar tevens 'n belangrijke hoeveelheid voedingsstoffen. Uit beide oogpunten is een goede ver zorging noodig. Men begint met alles in de daar voor bestemde bussen of potten weg te bergen. Al is de voorraad kleiner dan men vroeger gewend was, toch komt alles op zijn vaste plaats. Dit geeft niet alleen een goed overzicht, maar is bovendien zuiniger dan het uit de zak gebrui ken Een zak valt gemakkelijk om of scheurt open. Sommige stoffen, als suiker en zout, trekken veel vocht aan, kleven zoo aan het pa pier vast en gaan voor een deel daarmee verloren. Dit alles betee kent verlies. Men zorge er echter voor, geen nieuwen voorraad oij een oude rest te storten omdat eert begin van be derf zich dan aan het geheel zou mededeelen. In een schoone jampot of bus bewaart men het versche product totdat de oude hoeveelheid op is. Grutterswaren kan men beter in katoenenzakjes bewaren dan in bussen of flesschen, omdat zij in die zakjes nog wat nadrogen als men de zakjes op een luchtige, drooge plaats ophangt, b.v. op een goed geventileerden zolder. De kans op beder is dan uiterst gering. Bovendien kan men die zakjes, als er nog eens een vorstperiode komt, een poosje buiten hangen. Het blijkt nl. dat mijten en andere in secten, die wel eens van een voor raadje mee eten en het daarbij zeer onaangenaam verandert een vorst-kuur van een goede week niet overleven. Men kan het meel, de grutten, gort of andere waar dan gerust weer gebruiken. De aangeschafte peulvruchten komen soort bij soort in katoenen zakjes op een droge plaats te hangen. Is de kelder goed droog dan is die geschikt, anders is de zolder beter. Gedroogde appeltjes enz. worden eveneens, het liefst in katoenen zakjes, op een luchtige plaats ge hangen. Bloem blijft in de origineele ver pakking. Losse bloem komt in niet geheel afgesloten bussen. Havermout mag ook niet geheel van de lucht afgesloten worden. Men bewaart ze op een koele, luchtige plaats. Is de havermout sterk verpulverd, dan is de kans-op mijt erg groot. Vleesch. Verschillende slagers leveren al het vleesch voor een distributieperiode tegelijk af aan hun klanten. Deze nemen dat voor alle zekerheid maar aan. Daarom is het goed ook over het bewaren van vleesch even te spreken. In ongebraden toestand kan men het vleesch zelfs in een goeden kelder maar 1 dag bewaren. Door het te zouten of te marineeren kan men deze periode rekken. Bij het zouten trekt echter veel vocht uit het vleesch, welk vocht men alleen bij het afmaken van de jus kan ge bruiken. Het marineeren (met wa ter, azijn en kruiden overgoten wegzetten) is alleen voor taai rundvleesch en voor lamsvleesch aan te raden. Beter is het, het vleesch kort na ontvangst te bra den, in een kleine pan of kom oter te zetten, vlug af te koelen en met de jus te overgieten. Wanneer het geheel onder jus of vet staat, blijft het op een koele plaats wel een paar weken goed. Heeft men misschien, nu er wei nig vleesch te krijgen is, op de bonnen rookwo-=t gekocht voor de stamppot? D er dan aan, dat deze zachte worst beslist niet lan ger bewaard kan worden dan twee. weken, lleen de harde, droge wor sten zijn duurzamer. Deze moeten dan op een koele, tochtige plaats opgehangen worden. De witte uit slag, die soms ontstaat, is afkom stig van het zout of van een on schadelijke schimmel. Zij wordt met een droge doek er afgeveegd en de worst met wat vet ingewre ven. Bij een aangesneden worst be strijkt men de snijvlakte met een- weinig boter of vet. Gebruikt men de voor het gezin bestemde eieren niet direct, dan komen zij op een eierrekje te staan, eieren hebben een poreuze schaal en nemen gemakkelijk geuren uit hun omgeving over. Plaats ze da'ar- om nooit in de buurt van sterk riekende stoffen. Wie wat,eieren in kalf of waterglas heeft, zorge - er voor dat deze een „vorstvrije", maar koele standplaats hebben. Met de feestdagen, of als er geen vleesch is, moet men er difect" maar aan beginnen, daar zij niet langer dan gedurende den winter bewaard moeten worden. Alleen zeer versch in waterglas inge maakte eieren kunnen in een koe len kelder in een volgenden winter nog gebruikt worden. Een overge bleven eierdooier bewaart men' in een kopje met water, anders droogt hij te veel uit. Hierbij nog een waarschuwing voor het gebruik van eendeneieren bij de spijsbereiding. Eendeneieren kunnen ziekte overbrengen, zij moeten daarom uitsluitend in hard gekookten toestand gebruikt wor den. In de bakkerij mag men ze alleen voor de beschuitbereiding gebruiken, omdat geen ander ge bak voldoende verhit wordt om de ziektekiemen in het eendenei te óooden. Koop alleen eendeneieren voorzien van een stempel. Op de flesch slaolie, die men voor de opgespaarde bons aangeschaft heeft, is men bepaald zuinig. Deze komt op een koele, donkere plaats te staan. Als de flesch gesloten blijft, is de olie onbeperkt houdbaar. Vóór het gebruik moet men kat? zoo lang in een warmer vertrek of in wat warm water zetten, totdat de olie geheel vloeibaar is. Boter kan zonder speciale voor zorgen niet lang bewaard worden; vooral niet, wanneer zij wordt 'j blootgesteld aan licht, lucht of warmte, omdat deze de kwaliteit van het botervet kunnen doen ver minderen. Men bewaart de boter daarom liefst niet in de keuken, aoch op een donkere, koele plaats. Dit geldt voor boter die men koopt, 1 als roomboter, natuurboter of melkboter. Al dan niet van een of j meer officieele merken voorzien, J Heeft men wat boter overgespaard of'in het voorjaar in een potje in gemaakt, verversch dan geregeld het laagje pekelwater; indien het inleggen oordeelkundig is geschied, kan men, de „inleg"-boter zoowel op de boterham als in de keuken langen tijd gebruiken. Is dit echter niet op de juiste wijze geschied, dan kan deze boter thans min of meer in kwaliteit achteruitgegaan zijn (o.a. ranzig zijn geworden). Ook kan dit het geval zijn met boter, welke geruimen tijd geleden „in blik" is ingekocht, omdat zulke boter na afloop van dezen winter in vele gevallen niet goed meer zal zijn. In kwaliteit achteruitgegane boter -behoeft echter volstrekt niet als „bedorven" te worden be schouwd en te worden weggedaan, want deze is als regel in de keuken uitstekend bruikbaar. Bij verhitten van een braden met deze boter ver dwijnen n,l. de vluchtige stoffen en aldus verdwijnt ook een „ranzige" smaak. Men kan dergelijke boter ook op een zacht vuur gedurende j ongeveer een uur verhitten terwijl 5 men ze af en toe zacht omroert tot - hét dan verkregen botervet helder is en dit dan in een zeer goed ge reinigde, droge Keulsche pot gie ten na stolling sluit men het boter vat met droog perkament-papier 4 goed af en bewaart het op een koele, droge plaats. Dergelijk kan men minder goed geworden boter het eenvoudigst bij het bakken of braden kunnen opgebruiken. Na de flinke verhitting zal zij uitstekend bruikbaar en weer goed van smaak kunnen zijn. Kaas, in plakjes gesneden ge- kochti bewaart men het beste in vetvrij papier op een schaaltje; stukken kaas kan men onder een stolp,-mits niet-geheel luchtdicht afgesloten, of in een dekschaal be waren (een lepeltje of een propje papier tusschen stolp ep. schaal kan schimmelen van de kaas tegengaan) 1 Grootere stuken kaas worden op een niet te droge koele plaats be waard, nadat de aangesneden kan ten met wat boter en vet zijn be streken. Zij, die nog in het bezit zijn van een heele kaas, kunnen deze langen tijd bewaren, mits zij de kaas af en toe omkeeren en de korst inwrijven met een in olie ge- cirenkt doekje. Zij wordt het best op een ongteschilderde plank be waard, welke eens per week met heet water wordt schoongemaakt en gedroogd. Men kan ook een snij- of broodplank gebruiken. Volle melkpoeder kan niet in grootere hoeveelheden dan b.v. 1 kg en als regel niet langer dan 36 maanden worden bewaard in - liefst luchtdicht afgesloten blikver pakking. Is de bus of een pak (ook de z.g. perkamenten bekers)! aangebroken, dan doet men er goed 1 aan, het poeder regelmatig op te gebruiken, daar het poeder na eenigen tijd ranzig wordt door het daarin aanwezige melkvet. Taptemelkpoeder kan vrij lang en een tijd worden bewaard en is minder gevoelig voor aanraking met lucht; men beware dit poeder eveneens liefst luchtdicht op een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1941 | | pagina 8