Dl PR00M
PAM BIJ DE MAANAPEN.
Kerk en school.
Openluehtsamenlcomst Vrijz.Godsdienstigen.
DE BLOEMENKOOPMAN IS ER WEER
RADIOPROGRAMMA
TIJDSCHRIFTEN
Seuitleton
FRANKRIJK C
TWEEDE BLAD
Toenemende belangstelling van jongeren.
Krachtige geloofs
getuigenissen.
Nadat in de ochtend-gods
dienstoefening in de Kapelkerk
één der vrijz. herv. predikan
ten te Alkmaar, ds. Prins van
Wijngaarden, aan de hand van
het verhaal uit Lucas 24 de
beteekenis van den Hemel
vaartsdag had uiteengezet als
de derde in de rij van de be
vestigingen van het getuigenis,
dat Jezus Gods Zoon was, had
in den namiddag in den stede
lijken muziektuin de 31e
openluchtbij eenkomfit plaats
van vrijzinnig godsdienstigen
in Noordholland.
De thans zoo mooie en frissche
tuin was goed bezet en opvallend
was het groote aantal jongeren,
méér dan wij bij vorige dergelijke
gelegenheden wel zagen.
Ds. C. Met, van Zaandam, voor
zitter van het comité, sprak het
openingswoord,
waarin hij waardeerde dat deze sa
menkomst mogelijk was na het on
weer, dat over ons land en de we
reld is losgebarsten. Dankbaar was
het comité gestemd voor het be
zoek, dat veel drukker was dan zich
in den ochtend liet verwachten.
Spr. memoreerde hierbij, dat on
der de aanwezigen één was, die
thans voor de 30e maal» de vrijz. sa
menkomst bijwoonde. Dankbaar
was spr. ervoor, dat weder He
melvaartsfeest mocht worden ge
vierd, dat immers ons nader kan
brengen tot God. Hij hoopte dat
onder Diens Zegen deze dag mocht
worden een dag, vol van een stre
ven hemelwaarts.
Na gemeenschappelijken zang van
„Wilt heden nu treden", hield dr.
W. Banning, uit Haarlem, een rede
over
Bedroefd en nochtans blijde.
Wanneer wij in een gezelschap
met elkaar praten, komt het over-
kropte gemoed aan het woord. Er
is zooveel wat omlaag haalt, voor
al de politieke haat vaart door ons
volk, maar thans willen we staan
onder het licht van het evangelie.
Hierbij knoopte spr. aan bij den
brief van Paulus, waarin hij aan de
Korinthiërs schrijft, dat hij be
droefd was, maar nochtans blijde.
Wij allen zullen ongetwijfeld zor
gen hebben over ons zelf, over ons
volk, over het gebeuren in de heele
wereld nu alle volken door den
storm worden aangegrepen, over
de wellust waarmee vernietigd
wordt en over de verleugening,
die over heel de wereld vaart;
diepe zorg heeft men omdat nog al
tijd blijkt te heerschen de Kain's-
moraal of erger nog: die van La-
mech, dat er zeven maal zeventig
maal gewroken zal worden.
Dit verschijnsel is over de heele
wereld merkbaar en de oorlog is er
niet alléén de oorzaak van, wel is
hij het symptoom ervan. Geestelijke
verwoesting is er het gevolg van
en men vraagt zich bezorgd af: Hoe
zal men dat te boven komen?
Vooral de christen is diep bedroefd,
omdat hij er zonden van den
mensch in ziet tegen God en Diens
door Jezus Christus in de wereld
gebrachte boodschap.
Die boodschap spreekt van an
dere dingen, van krachten van het
evangelie, dat uit God is. Ook daar
van staan teekenen opgericht. Spr.
dacht aan het heilige, vlammende
Grieksche woord, dat het beter is
onrecht te lijden dan te bedrijven,
of aan het: „Wie het zwaard grijpt,
zal er door vergaan" en aan zoo
vele andere stralende getuigenissen
van het koninkrijk Gods, dat door
breekt ook in onze wereld als een
kracht tot behoud, waar gemaakt
door Jezus Christus.
Men dient zich af te vragen aan
welke kracht eindelijk die van den
haat zal sterven. En als antwoord
gaf spr.: door de groote kracht van
Gods liefde. Dit is voor ons de
groote troost, zij geeft ons richting
en houvast. Het evangelie leert
ons, dat barmhartigheid zich uit
strekt tot alle menschen in nood,
dat gerechtigheid en trouw als een
oer-sterkê beek komen van God.
Als wij dit weten, zullen wij ook
tegelijkertijd afwijzen de afgoden
van den tijd: nationalisme, mam-
monisme en de duistere machten in
de wereld. De stille liefde van
Gods majesteit staat daar als een
zekerheid voor ons, dat zij sterker
is dan elke waan. Met aanhalingen
uit de Psalmen verduidelijkte spr.
dit nader.
Na de pauze sprak de heer C. A.
Korndörffer, evangelist te
Koedijk-Zuidscharwoude, met als
onderwerp: I
Wij bezitten een woord voor
de wereld.
Vooral de aandacht der jongeren
zou spr. bij dit onderwerp willen
bepalen.
Dezen dag hebben wij elkaar ge
zocht in een gemeenschap, die van
het evangelie vaak niets wil weten.
We leven in een wereld van strijd,
een wereld waarvan we zelf deel
uitmaken; we voelen als christenen
tragisch en fel het kloppen van deze
wereld.
Vooral voor de jongeren is deze
tijd moeilijk, omdat de vaste normen
van vroeger ontbreken. De jeugd be
leeft het omverstooten van wat als
vaststaande werd beschouwd en zij
zoekt vaak den weg die het gemak
kelijkst is. Dit geldt echter ook voor
duizenden ouderen, die, èn door per
soonlijk leed en door het leed der
wereld stuurloos geworden, om ver
lossing vragen uit de cel, waarin de
menschheid door demonische krach
ten is opgesloten: in wanhoop strek
ken zij de handen uit, omdat zij
weten dat hun menschenkracht te
kort schiet.
Zouden wij christenen iets be
zitten om de wereld te kunnen ver
lossen? Zeker, als menschen hebben
wij dat niet, maar als christenen wèl,
omdat wij het evangelie van Jezus
Christus hebben, zonder hetwelk wij
niets kunnen. Het is de kern van
ons leven een christendom zonder
evangelie is niets. We vinden er de
waarden van het leven in, de ge
stalte van Christus, al geeft het
christendom geen verklaring voor al
het onredelijke in de wereld. Het
heeft er geen ander antwoord voor
dan het woord van Job. Wel bezitten
wij echter een woord voor deze
wereld, niet een woord van verwijt
of van feilen haat voor wie het niet
met ons eens is. We hebben het niet
van onszelf, maar van God: het is
ons geloof, dat er, ondanks alles wat
de menschen elkaar aandoen, een
kracht is die alles en allen door
straalt en te allen tijde de menschen
nabij kan zijn en kan redden, een
kracht, die ook een volk en de
menschheid kan redden. Ons woord
voor de wereld is ons geloof in het
evangelie, dat ons opdraagt om
recht en gerechtigheid uit te dragen.
Wij, die verward zitten in de tijden,
willen opnieuw het oude woord op
nemen, dat Gods liefde straalt over
allen, ouden en jongen, boozen en
goeden. We mogen daarom niet lan
ger toeven in den tuin van „het ge
makkelijk opnemen", maar moeten
ernst maken met de wereld en met
AMSTERDAMSCHE BRIEF.
Schuin tegenover mijn huis heeft
de bloemenman zijn stalletje weer
neergezet. Het is nog wel koud en
guur daar op den hoek van de
straat, maar het is immers Mei en
eeuwig kunnen de warme lenteda
gen niet uitblijven. Ik ben mijn huis
uitgegaan en heb wat bloemen bij
hem gekocht.
Daar zijn we weer, mijnheer,
zeide de bloemenkoopman. Net als
verleden jaar. Heel wat veranderd
in dat jaar, vindt u niet?
Veel veranderd.
Inderdaad, veel is er sinds Mei
van het vorige jaar veranderd, ook
in mijn goede Amsterdam. Terwijl ik
de bloemen in vazen schik, peins ik
daar over na. Wat kan er in zoo'n
jaar veel gebeuren! En wat wen
nen wij in zoo'n jaar ongemerkt aan
tal van dingen, waar wij in het be
gin zoo héél vreemd tegen aan
keken!
Duitsche soldaten in het Amster-
damsche stadsbeeld, het is zoo
langzamerhand een gewoon ver
schijnsel geworden. Wij kennen hun
uniformen al precies uit elkaar. En
er zijn Amsterdammers, die hun
rangen al nauwkeurig onderschei
den kunnen. Dat restaurant in het
centrum van de stad, wij weten
zoo langzamerhand niet beter, of het
is altijd hun „Wehrmachtsheim" ge
weest. En aan de schildwachten
voor gindsch gebouw zijn wij al zoo
gewend geraakt, dat wij bijna zijn
vergeten, waar dat gebouw vroeger
ook al weer voor diende.
En zoo zijn er tal van dingen
méér. Zoo min als wij vroeger bij
het uitgaan onzen huissleutel verga
ten, vergeten wij thans onze identi
teitskaart. Het noodzakelijke maar
lastige bonnensysteem beheerschen
wij zóó volkomen als een kind van
de lagere school zijn A.B.C. Dat
's avonds de luiken voor de winkels
gaan, vinden wij heel gewoon en wij
mopperen al lang niet meer als wij
prompt op tijd één voor één de plan
tjes van onze vensterbanken weg
halen om 't verduisteringsgordijn
omlaag te laten. Heel vreemd zou
den wij opkijken, als de radio plot
seling, zooals in het grijze verleden,
tot twaalf uur 's nachts zou blijven
de kerk, die toch altijd nog het
evangelie predikt, en zoo wij dat nog
niet hebben, moeten wij erom bid
den. We moeten het evangelie uit
dragen, wetende dat de vergevende
liefde van God allen nabij is, die
voor Hem het hoofd buigen.
Door alle tijden heen zijn er men
schen geweest, die dat hebben er
varen en zich dat woord van het
evangelie niet lieten ontnemen. Laat
er onrecht en geweld in de wereld
zijn, wij christenen moeten het evan
gelie uitdragen en daarmee toonen
dat wij een woord voor de wereld
hebben, e.en woord dat vóór ons
treedt in de gestalte van Jezus van
Nazareth; die kan redden van zonde
en komt als de zon na morgenrood.
Ds. J. P. van Mullem, van
Akersloot, sprak een slotwoord, waar
in hij dank bracht aan de bezoekers
voor hun aanwezigheid en aan de
sprekers voor hun bezielend woord.
Moge God. ons allen in Zijne barm
hartigheid omvatten, zei spr., Zijn
genade zij met ons Nederlandsche
volk en de Nederlandsche kerk.
De samenkomst, welke werd opge
luisterd door de kerkkoren van
Schagen en Hoorn (directeuren resp.
de heeren J. I. Hovenier en J. van
Berkel) werd besloten door het ge
meenschappelijk zingen van het be
kende Gezang 232 „Neem, Heer, mijn
beide handen", waarvan ds. Met van
tevoren de geschiedenis van het ont
staan had verteld.
doorspelen. Wij zorgen, dat wij op
tijd de laatste tram van tien uur
's avond halen en als in ons stam
café de waard om elf uur van den
„hoogsten tijd" gewaagt, kunnen
wij ons nog maar amper voorstel
len, dat we vroeger tot één uur
's nachts konden blijven „plakken".
En zoo is er nog heel veil meer.
Wij hebben zuinig leeren zijn met
textielpunten en boterbonnen. Wij
hebben geleerd, dat het niet goed is
om oude schoenen en fietsbanden
weg te gooien. Wij kijken niet meer
raar op als wij buiten den schouw
burg fietstaxen inplaats van auto
taxi's zien staan (die intusschen ver
boden zijn. Red.) Wij hebben zonder
zaklantaren door het donker leeren
loopen, zonder tegen trottoirbanden
en andere wandelaars op te loopen.
Wij zijn vriendelijk geworden tegen
over onzen sigaretten winkelier en
wij hebben onzen hoed leeren af
nemen voor den kolenbaas. Wij heb
ben kortom: wij hebben in het
jaar van Mei tot Mei, dat achter ons
ligt, heel wat wijzigingen zich zien
voltrekken.
Wijzigingen in onze grootere en
kleine omgeving. Wijzigingen ook in
ons zelf.
Heel wat veranderd in dat
jaar smijn bloemenman heeft wel
gelijk. Maar zelf neemt hij precies
als verleden jaar zijn standplaats
op den hoek tegenover mijn huis
weer in. Zijn stalletje is een bor.te
weelde van kleur en geur. Men
schen blijven er even stilstaan en
koopen er wat bloemen, om er hun
tafel, hun kamer, hun huis mee op
te sieren.
Wat bleef.
En ik peins: hier heb je nu iets,
dat 't zelfde gebleven is. Menschen
en dingen, gedachten en omstandig
heden veranderen, maar er zijn een
paar dingen, die dezelfde blijven.
Goede dingen zijn dat; 't behagen
dat menschen scheppen in een
bloem, die van eeuwig schoone na
tuur getuigt, behoort daar toe.
Voor mijn raam sta ik naar mijn
vriend den bloemenkoopman en zijn
stalletje te kijken. Hij hoort zoo
echt bij dat oude hoekje Amsterdam,
v/aar ik het uitzicht op heb. Een
hoek van een oude straat met oude
gevelhuizen, een hoek bij een oude
brug over een gracht. Wat al dingën
heeft dit stadshoekje niet beleefd:
Amsterdamsche kooplieden en sta
tige regenten hebben hier gewan
deld, soldaten van allerlei slag zijn
over die brug getrokken, optochtln
van allerlei soort zijn er over heen
gegaan.
Karossen zijn hier langs gereden,
en oude sleeperswagens, fietsen en
vrachtauto's, rijtuigen en diligences,
autobussen en fietstaxiën. Men
schen met deftige pruiken hebben
hier gewandeld en menschen met
stijve hooge hoeden, achttiende-
eeuwsche menschen en negentiende-
eeuwsche menschen, menschen van
toen en menschen van nu. Wie
weet, heeft er ook vroeger op dit
plekje een bloemenman of bloemen
vrouw gestaan, vijftig jaar terug,
hondrd jaar terug, nog langer ge
leden misschien.
Want dze hoek en deze brug over
de gracht daar hóórt zoo'n bloe-
menstalletje eigenlijk bij: zoo'n klein
plekje bloemenweelde, waar men
even bij stil blijft staan, om wat
bloemen te koopen en die mee te
nemen naar huis en die daar te
schikken in een oude vaas
Heel wat veranderd, mijnheer,
zei de koopman.
Heel wat gelijk gebleven,
peins ik voor mijn venster.
En het carillon van den ouder,
kerktoren aan de gracht twinkelt in
de prille Meilucht zijn wijsje van
alle dagen
AMSTERDAMMER.
ZATERDAG.
HILVERSUM I, 415,5 M. 6.45 Gr.pl.
6.50 Ochtendgymnastiek. 7.Gr.pl.
7.45 Ochtendgymnastiek. 8.BNO:
Nieuwsber. 8.15 Gewijde muziek
(gr.pl.) 8.45 Gr.pl. 9.15 Voor de
huisvrouw. 9.20 Gr.pl. 10.Ernstige
Muziekprogr. (opn.) 12.Ensemble
Bart Ekkers. 12.42 Almanak. 12.45
Almanak. 12.45 BNO: Nieuws- en
econ. ber. 1.Rococo-octet. 1.35
Gr.pl. 2.Kamerplanten die de lief
hebber uit zaad kan kweeken, cause
rie. 2.20 Melodisten en solist, het
Ensemble Erica Helen en pianosoli.
3.45 Gr.pl. 4.Bijbellezing (voorbe
reid door de Christ. Radio Stichting).
4.20 Viool, piano en gr.pl. 5.15 BNO:
Nieuws-, econ.- en beursber. 5.30
Orgelbespeling. 6.Gr.pl. 6.15 Voor
den binnenschipper. 6.30 Omroep
orkest. 7.BNO: Vragen van den
dag. 7.15 Omroeporkest. 7.45 Voor
den boer. 8.BNO: Nieuwsber. 8.15
Spiegel van den dag. 8.30 Het Con
certgebouwkwintet en piano. 9.15
Gr.p. 9.25 Dagsluiting (voorbereid
door de Christ. Radio-Stichting). 9.30
Ber. (Eng.) 9.45 Gr.pl. 10.— BNO:
Eng. berichten sluiting.
HILVERSUM H, 301,5 M. 6.45
Gr.pl. 6.50 Ochtendgymnastiek. 7.
Gr.pl. 7.45 Ochtendgymnastiek. 8.
BNO: Nieuwsber. 8.15 Gr.pl. 10.
Morgenwijding (voorbereid door het
Vrijz. Prot. Kerkcomité). 10.20 Mei-
progr. (opn.) 12.— Ber. 12.15 Om
roeporkest. 12.45 BNO: Nieuws- en
econ. ber. 1.Gr.pl. 1.45 Voor de
rijpere jeugd. 2.R'damsch Philh.
orkest en solist. 2.45 Samenspraak
„Land en landschap: Wij trekken
over de Veluwe". 3.— R'damsch
Philh. Orkest en solist. 4.-Gr.pl.
4.15 Orkest Eloward. 5.Bijbelver
tellingen (voorbereid door het Vrijz.
Prot. Kerkcomité). 5.30 Ensemble
Bandi Balogh. 6.Gr.pl. 6.15 Ge
mengd koor >,Pro Musica" en gr.pl.
6.45 Rep. 7.BNO: Groningsch
praatje. 7.15 Nieuws van de platen-
markt. 7.30 Werkers ontmoeten el-
Het Mei-nummer van „De
Wandelaar".
Bij den uitgever A. G. Schoon-
derbeek te Laren N.H. verscheen
het Mei-nummer van „De Wande-
laar", geïllustreerd maandblad, ge
wijd aan natuurstudie, natuurbe
scherming, heemschut, geologie,
folklore, buitenleven en toerisme
onder leiding van A. V. Fey. De
lezer wordt eerst ingewijd in de
kunst van het kievitseieren zoeken,
door W. Visser, die het mooie Twis-
keland tot zijn operatieterrein ge
kozen heeft, door D. Zooistra, die
het eierzoeken beoefende in Zuid
en Midden-Friesland.
Dra. M. Barendrecht-Hoen wijst
in bosch, hei, duinen en' weiland
op de overdaad, die Meimaand ten
toon spreidt, en laat genieten van
het frissche ontluiken van het jonge
groen.
Daarna het vervolgartikel „De
sterrekunde in het leven onzer
voorouders", van Dr. A. C. de
Koek.
De komst van Meimaand in ons
land is van oudsher omgeven door
tallooze gebruiken, waarvan er nog
vele hier en daar in eere gehouden
worden. C. Cretier ontdekte enkele
resten van ouden „gelukstoover",
v/aarbij het er om gaat de kracht
van de zich vernieuwende natuur
tot zich te trekken.
Dr. van Sijn vertelt van planten
en vogels. Onder de deskundige
leiding van de „De Korte Wande-
ling"-medewerkers wordt een be
zoek aan de broedplaats van de
zwarte sterns gebracht en naar den
bloeienden Beemster gefietst.
Ten slotte geeft P. M. C. Toepoel
aan, hoe wij onze makkers op de
wandeling in dezen tijd zoo doel
matig mogelijk kunnen voeden.
Een zeer verzorgd nummer met
tal van fraaie foto's.
kaar. 7.45 Nieuws van de platen-
markt. 8.BNO: Spiegel van den
dag of gr.pl. 8.30 Vaudeville-progr.
10.BNO: Nieuwsber.
293. De terugreis verloopt voorspoedig. Ze laten de
maan steeds meer achter zich en eindelijk naderen ze de
aarde weer. Door middel van tegen-explosies wordt de
vaart Van het raket afgeremd.
29H
294. Toch hebben ze nog een flinke snelheid: De pro
fessor heeft uitgerekend dat ze in het water terecht zul
len komen en het blijkt dat de geleerde zich niet heeft
vergist. Het gevaarte duikt naar beneden.
door
Eleanor Elliot CarroH.
14)
Inez had het hoofd nu een weinig
omgewend en keek het aschgrauw
geworden meisje met halfgesloten
oogen aan. Haar mond vertrok zich
tot een smalend lachje, als wilde
ze zeggen: „Zie je nu, hoe onnoozel
je bent? Had je heusch gedacht,
dat je hem aan mij kon ontne
men?"
Robin hief echter het hoofd niet
op.
„Dat is nu net, wat ik al een
poosje gehoopt had", vervolgde
Ambrose. „Ik had die hoop bijna
opgegeven, toen ik vannacht die
twee malle schepsels in den salon
aantrof. Wie anders dan zoo'n stel
maanzieke idioten zou in staat zijn,
zoo'n groot nieuws op zoo'n onmo
gelijk uur aan een slaperigen vader
te vertellen?"
De roode nevel trok een weinig
op. Gwynne keek rustiger naar het
gebogen, blonde hoofd aan het an
dere einde der tafel. Ze had het
gevoel, of haar hersens verdoofd,
of bevroren waren. Maar toch
kwam ergens een besef van trots
BMC vore», Niemand moebt ver
moeden, dat zij iets om hem gaf!
Zeker niet Robin, of Inez!
„Mijn beste gelukwenschen", zei
ze duidelijk met heldere stem, ver
baasd over zichzelf. Ze slaagde er
zelfs in, haar nicht opgewekt toe
te lachen. „Ik hoop, dat jullie sa
men heel gelukkig moogt zijn!"
En toen keek Robin op. Uit zijn
blauwe oogen sprak de kwelling,
door hem in zijn binnenste onder
vonden. Er lag een diepe, pijnlijke
trek om zijn mond. Hij bewoog de
lippen, als wilde hij Gwynne een
boodschap doen toekomen en om
haar vertrouwen vragen, niettegen
staande de schijn zoo tegen hem
was. Inez onderving dien blik,
stond haastig op en zei, met haar
blanke hand op zijn schouder:
„Kom, laten we aan dek gaan. We
missen zoo veel. Ik wil het Kanaal
zoo graag' goed bekijken. Ga je mee,
Robin?"
De stoelen werden achteruitge-
schoven en het gezelschap verliet
de eetzaal. Maitland bleef een
oogenblikje naast Gwynne stil
staan.
„Als je klaar bent, kom je dan
ook?" vroeg hij vriendelijk.
Ze schudde haar krullenkopje.
„Ik heb nog zoo verschrikkelijk
veel te doen, neef Ambrose. Mis
schien over een poosje".
Hij verdween en Gwynne keek
haastig de zaal rond. Oscar was
naar de kombuis gegaan om ver-
sche koffie te halen. Nu had ze ge
legenheid, naar haar hut te vluch
ten. Als ze nu maar onopgemerkt
in die veilige toevluchtshaven be
landen kon! Waar ze alleen kon
zijn! Alléén!
Er was niemand in de gang. Ze
holde er doorheen en haalde nau
welijks adem, voordat ze de hut
deur achter zich had gesloten en
gegrendeld. Ze bleef midden in de
hut staan, als een standbeeld, met
beide handen tegen haar angstig
kloppende hart.
Robin en Inez verloofd! Giste
renavond in den salon, op hetzelf
de uur, dat zij over hem had lig
gen droomen, plannen voor hun
beider toekomst gemaakt en aan
zijn lieve woorden en hartelijke
kussen teruggedacht had.
Wat een schandaal! Ze legde haar
handen tegen haar wangen en voel
de, hoe gloeiend heet ze waren.
Nooit in haar leven zou ze kunnen
vergeten, hoe ze, rustend in Ro
bin's armen, hem» zoo volmondig
haar liefde bekend had.
„Ik houd van je met mijn heele
wezen!" had ze tegen hem gezegd.
En hij had dus met haar gespeeld!
Voor de aardigheid! Misschien in
wendig haar uitgelachen, omdat
ze zich zoo gemakkelijk liet win
nen!
Gwynne stond voor haar spiegel.
Een vreemde keek haar aannee,
dat kon ze zelf onmogelijk zijn,
dat vreemde meisje met die ge
jaagde oogen en trillende lippen.
Ze kwam dichterbij. Ze hief haar
vinger dreigend tegen haar spiegel
beeld op.
„Nu weet je, hoe de mannen
zijn, Gwynne Cameron", zei ze
heesch. „En nu is er nog maar één
ding, wat je doen kunt. Hem laten
denken, dat jij óók met hém ge
speeld hebt! Dat zal moeilijk zijn.
maar je zult het toch moeten
doen!"
Het volgend oogenblik echter lag
ze voorover in de kussens te snik
ken.
In de volgende dagen was haar
houding merkwaardig. Het jacht
gleed statig door de stille, tropische
wateren en deed nu en dan een
kleine haven aan, waar ze aan
land gingen, om de omgeving te be
zichtigen.
Dokter Faust vergezelde haar nu
regelmatig en misschien keken cle
scherpe oogen van den dokter wel
wat dieper en zagen ze het gewon
de hart van het meisje een dappe
re poging doen, om zich gewoon te
blijven gedragen. Al wist hij de
waarheid niet met zekerheid, hij
had er toch wel eenig vermoeden
van.
„Dat kleine meisje hield van
Robin", dacht Julian Faust bij zich
zelf. „En ze gedraagt zich als een
soldaat, zoo flink en dapper".
Ze lachte vaak en luid en nie-
man had er erg in, dat er een
vreemde klank in dien lach school.
Met vlag en wimpel wilde Gwynne
zich er doorheen slaan. „Met vlie
gende vanen", zooals ze ergens ge
lezen had. Geen trilling van haar
wimpers zou Robin doen vermoe
den, dat ze eens in werkelijkheid
ernstig iets om hem gegeven had.
Hij mocht, wat haar betrof, vin
den, dat ze luchthartig was., hij
mocht denken, wat hij maar wilde.
Hij zou de voldoening in geen ge
val smaken, haar als een der vele
slachtoffers te beschouwen van
zijn aantrekkelijkheid. Ze had wel
eens hooren zeggen, dat sommige
mannen daarop gesteld waren.
En dus gebeurde het vaak, dat
haar blik frank en vrij dien van
Robin ontmoette, zonder dat er
eenige uitdrukking van gevoel in
haar oogen te bespeuren viel. Hoe
durfde hij haar blik te beantwoor
den, zooals hij dat feitelijk deed!
Zijn wanhopige oogen schenen haar
zoo smeekend aan te staren, er lag
zulk een pijnlijke trek om zijn
vastgesloten lippen, dat Gwynne er
eigenlijk niet goed raad mee wist.
En toch moest hij wel van Inez
houden, anders zou hij haar niet
gevraagd hebben, zijn vrouw te
worden.
Inez vestigde lachend de aan
dacht op de attentie, door dokter
Faust aan haar nichtje bewezen.
„Je moet lachen, als je Julian na
gaat", zei ze op een middag, toen
ze samen op het dek waren. „Hij
aanbidt het meisje gewoonweg. Is
het niet belachelijk, hem den ver
liefden jongeling te zien spelen, na
zooveel jaren den spot met de lief
de gedreven te hebben?"
Robin gaf daar geen antwoord
op. Hij leunde over de verschan
sing en tuurde naar de golven.
Doch Inez zag, hoe strhk hij zijn
handen bm de reeling klemde en
vervolgde boosaardig: „Maar hij
mag wel oppassen. Heel wat vlin
ders hebben hun vleugels al aan
een kaarsvlam verzengd. En als
alle geruchten waarheid zouden
bevatten, dan heeft Gwynne, zoo
jong als ze is, uitstekend en geraf
fineerd slag van flirten".
„Hoe bedoel je dat?" vroeg Ro
bin, terstond opkijkend, met hee-
sche stem en witte lippen.
„Och, ik ben geen vijf weken
patiënte in St. Margaret's Hospitaal
geweest voor niets!" antwoordde
Inez lachend. „Onder de andere
verpleegsters werd vaak gelachen
om de plannen van Gwynne, nog
eens een hertog of graaf aan den
haak te slaan. Ze scharrelde ook
wél rond met de assistenten, maar
die liet ze gauw genoeg weer schie
ten, omdat ze andere plannen had.
Ze is er brutaalweg op uit, iemand
met veel geld te trouwen. Misschien
is dat dan ook de reden geweest,
waarom ze me kort geleden heeft
trachten uit te hooren over de fi*
nancieele omstandigheden van Ju
lian. Ik heb haar een banaal ant
woord gegeven door te zeggen, dat
ze het maar. aan vader moest vra
gen, die er alles van afwist".
Inez lachte schril en had plezier
in haar eigen platte aardigheid. Ze
schaamde zich niet in het minst
over haar leugens. Doch Robin, die
het niet langer kon uithouden,
wendde zich om en greep haar bij
haar polsen. Zijn' bleeke, verwilder
de gezicht bracht hij vlak bij bet
hare.
(Wordt vervolgd.)
143e Jaargang Nc
Darlan geeft
Een keuze in volk
vrijheid.
Vichy, 23 Mei (D.N.B.)
vervangende premier, admi
lan, heeft vanmiddag voor
sche radio een rede
waarin hij verslag uitbra
zijn besprekingen met den
De rijkskanselier heeft
aangespoord, zoo verklaai
lan tot uitlevering van o
aan hem. Iedereen "weet -
Engelschen weten het betei
ook dat ik haar aan nie
uitleveren. De kanselier b
koloniaal gebied van mij
Hij heeft ook niet van mij
dat wij Engeland den ocrlo
ren. Waarom zou hij dat oc
hebben? Duitschland, dat a
oorlog ingegaan is, acht ziel
hem alleen te beëindigen t(
ke coalitie dan ook. Tijden
derhoud is er geen oogenbl
geweest van het opgeven
Fransche souvereiniteitsrecl
Frankrijk kiest volledig
weg, waarop het zich begee
en toekomst hangen van
zelf af. Het zal den vrede
dien het zelf verwerft
qu'elle se sera faite elle
Het zal in de Europeesche
tie de plaats innemen, dien
zelf bereidt.
Herinnert u want zeke
schijnen dit te vergeten
Frankrijk de zwaarste nede
zijn geschiedenis heeft gels
drie vijfde van het gebied i
bezet is en wij jjnderhalf
gevangenen hebben. Deze i
is de schuld van onze fouts
verleden. Van 1919 tot 193
onze leiders en onze we
vergadering de eene fout n
dere begaan en zich latën
pen tot de verdediging var
gen, die niet de onze waren,
ben ons tot de beschermers
kleine Europeesche volken
zonder dat wij in staat w
voor de vervulling van d
onmisbare wapenen te sme
hebben het land slechts van
fensief leger voorzien. i
onze leiders het niet verstor
oorlog geestelijk en stoffeli
te bereiden, hebben zij toch
log verklaard. Wij hebben 1
loren door de schuld en na
dergenen, die ons daarin
sleept hadden.
Na een onbeschrijflijke
phe is de maarschalk geros
het lot des lands in handei
men en hij verzocht om eer
len wapenstilstand.
In Juni 1940 had de ovei
den wapenstilstand kunner
ren, Frankrijk verplette
Frankrijk van de wereldk
gen. Hij heeft dit niet ged
Mei 1940 verwaardigt de s
naar zich tot onderhandelin
de Fransche regeering. Sei
bijeenkomst van Montoire,
beginsel der samenwerkin;
besloten, heeft Frankrijk d.
tes uitdrukking gegeven
wensch tot voortzetting ve
politiek. Deze gestes zijn v
kanselier aanleiding gewe
verzachtingen van de gevol
nederlaag en van de wapens
bepalingen toe te staan, we
wachtingen u bekend zijn.
Luistert goed naar mijn
van het verloop der huidig*
handelingen hangt de toeko:
Frankrijk letterlijk af. H<
voor Frankrijk om een- ke
schen leven en dood. De ma
en de regeering hebben he
gekozen. Uw plicht is nau
voorgeschreven: volgt den
schalk, steunt hem met al vv
ten. Zooals ik het zelf ook
zijn werk voor de nationa'
meuwing. Laat u als hij en i
gedachten en handelingen
tend leiden door de hooger,
gen van Frakrijk.
De meening in I
politieke kringen.
Vichy, 23 Mei (D.N.B.) I
sche politieke kringen hee
Uitdrukking gegeven aan de
gmg, dat de door den vice-r
president Darlan Vrijdag a
verklaringen niet alleen in
njk en in het Fransche in