EEN POLITIEK ACCOORD IN BELGIE. <0 V <0 lllijrifiazdtje» AESCULAAP bij DE MUZEN Pijnen TWEEDE BLAD 3 Rex-Vlaanderen en de Verdinasobeweging opgenomen in het Vlaamsch-Nationaal Ver- bond. Rex als de eenheidspartij in Wallonië erkend. (Van onzen correspondent). Brussel, Mei 1941. Gisteren werden de vertegenwoor digers van de verschillende bladen eensdeels ontvangen door den leider van de Rexistische beweging in België, Léon Degrelle, en ander deels door den leider van het V.N.V., Staf De Clercq. De ontvangst bij den lieer Degrelle had plaats in zijn particulier domein van de Lorrein- sche Dreef, vlak bij het Zoniënwoud, terwijl de h. De Clercq zijn genoo- digden toesprak in een hotel in het centrum der stad. Deze verschillen de recepties waren georganiseerd om mede te dealen dat een politiek ac- coord is tot stand gekomen tusschen twee politieke bewegingen, een ac- coord dat in de lucht hing, zooals wij hebben geschreven, toen wij zin speelden óp de geruchten van con centratie der politieke bewegingen, welke werden verspreid. Dit accoord komt hierop neer, dat, ten overstaan van de noodzakelijkheid, alle krach ten, die een waarachtige nationaal- socialistische revolutie in Vlaande ren willen voltrekken te bundelen, de organisaties V. N. V., Verdinaso en Rex-Vlaanderen, besloten hebben te versmelten tot een eenheidsorga nisatie, welke den naam draagt „Vlaamsch Nationaal Verbond. Eenerzij ds erkent Rex het V. N. V. als de eenheidspartij in Vlaanderen. Anderzijds erkent het V. N. V. Rex als de eenheidspartij voor Wallonië. De Romaansche afdeelingen van het Verdinaso worden ontbonden en worden opgenomen door Rex. Naar aanleiding van de bekendmaking van dit accoord heeft de h. De Clercq een uitvoerige verklaring afgelegd en ook de h. Degrelle heeft hetzelfde gedaan. Te velen nog, betoogde de leider van het V. N. V. verschansen zich in een zoo niet vijandige, dan toch afwachtende houding, die het gevaar in zich draagt dat de aan gang zijnde nationaal-socialistische revolutie in Europa achteloos voor bij kan gaan aan Vlaanderen. Bij al ons streven en strijden, vervolgde hij, is onze hoogste bekommernis steeds geweest de grootst mogelijke eenheid te verwezenlijken, in den schoot van ons helaas al te vaak in zich zelf verdeeld volk. Thans open den zich nieuwe mogelijkheden voor onze eenheidsbetrachting. De natio naal-socialistische opvatting immers, die de onze is, draagt noodzakelijk het eenheidsferment in zich. Het be staan van verschillende politieke nationaal-socialistische bewegingen, in den schoot eener zelfde volksge meenschap, is een hoogst onlogisch en onwezenlijk iets. Wij drukken den wensch uit dat ook de Walen in Wallonië in een sterke nationaal- socialistische organisatie zouden ge bundeld worden. V. N. V. kan met Rex, die de Walen in Wallonië win nen wil voor het nationaal-socialisme, samenwerken voor zooveel zulks in het belang der beide volksgemeen schappen wenscbelijk blijkt. Wij staan hier als vrije mannen, die waardige zonen willen zijn van een volk dat, hoe zeer het in den loop der eeuwen ook aan zich zelf overge laten was, er in geslaagd is zijn eigen Germaanschen aard te bewaren tegen allen dwang en verdrukking in van uit het Zuiden. Als vrije mannen be tuigen wij ons vertrouwen in het na tionaal-socialistische Duitschland en in zijn Führer, dien wij met trots er kennen als de Führer aller Germa nen. Wij hebben de stellige hoop, neen dezekerheid, dat hij de poli tieke, cultureele en economische toe komst van het Nederlandsche volk beveiligen zal, krachtens de beginse len zelf, die de grootwording van zijn eigen volksgemeenschap hebben mo gelijk gemaakt. De h. De Clercq be toogde ook, ten opzichte van de Walen, dat V. N. V. hen geenszins het recht op leven en volksche ontwikke ling ontzegt. Doch de tijd moet voor goed uit zijn dat zij beschikten over de Vlaamsche levensmogelijkheden. Dat is Vlaamsche zaak. Wat de verklaring van den heer Degrelle betreft, deze wees zooals de leider van het V. N. V. op de nood zakelijkheid van een eenheidsactie. Doch «in elk geval moet worden af gezien van de aanmatiging van bui ten Vlaanderen, aan de Vlamingen een gedragslijn op te leggen. Zij al leen hebben te beslissen wat Vlaan deren zal zijn. Er zal slechts een Vlaamsch-Waalsche federatie tot stand komen indien men het aan weerskanten verlangt. Het is het werk van de partijgangers van deze federatie haar mogelijk te maken, nuttig en wenschelijk. Wat Rex be treft, deze partij gelooft aan de nood zakelijkheid van een Westelijken Staat, waarin Vlamingen en Walen in vrede samen zouden wonen, waarin beide volken zich zouden kunnen uitleven volgens hun eigen wezen en met alle noodzakelijke waarborgen. „Wij gelooven, ver klaarde Degrelle dat de geestelijke eenheid van het Westen niet alleen de Dietsche Nederlanden omvat maar ook de Romaansche, Vlamingen en Walen vormen hetzelfde ras, hebben denzelfden oorsprong, hebben de zelfde Germaansche aanwinst gekre gen in de Ve eeuw. Vereenigd door dezelfde stroomen hebben zij spoedig een economisch complex gevormd dat zich steeds eheft ontwikkeld in den loop der eeuwen. Zij hebben dezelfde juridi sche vorming gekregen en hebben dezelfde godsdienstige gevoelens. Zij hebben, met minder of meer geluk, dezelfde invallers gekend of verdre ven. Hun samenwerking was een onloochenbare werkelijkheid. Wij, Rexisten, stellen er prijs op, dit ge meenschappelijk patrimonium te red den. Wij gelooven aan het nut, in elk opzicht, van een Staat waarin Vla mingen en Walen in vrede kunnen arbeiden. En wij zijn overtuigd dat een door ieder geliefd Koning het verbindingsteeken bij uitstek zijn zou tusschen Vlamingen en Walen, in den schoot van een federalen Staat. Dat is het standpunt van Rex. Rex zal het met al zijn krachten verdedigen bij de Romaansche bevolking. Doch Rex zal het niet trachten op te leg gen aan de Vlamingen. Zij zullen zich het glorierijk verleden van de Zeventien Provinciënë moeten her inneren, de gegevens van het ooge'n- blik moeten bestudeeren en gebeur lijk een keus moeten doen, die gelijk is aan de onze." Bij de beoordeeling van dit accoord kan men vaststellen dat het practisch voor Rex niet veel inhoudt. De Ro maansche organisaties van het Ver dinaso waren volstrekt niet belang rijk. Er is dus practisch geen aan winst. Wat het V.N.V. betreft kan men vaststellen dat het de Dinaso- beweging opneemt, waarin onlangs een breuk was ontstaan, omdat een deel de gedachte van het Bourgon dische rijk niet wou opgeven, of ten minste de grondslag van deze ge dachte, toegepast op België. Ander zijds worden in het V.N.V. enkele groepen opgenomen die Rex-Vlaan deren vormden, maar die in werke lijkheid nooit veel bedrijvigheid aan den dag hebben gelegd. Het typische is dat, bij het ontstaan van Rex, deze groepen in Vlaanderen eigenlijk be stonden uit franskiljons. Voor geen enkele van de twee partijen is er dus een nieuwe expansie te registreeren. Voor het V. N. V. in Vlaanderen zou de toetreding b.v. van de oude Katho lieke Vlaamsche Landsbond heel wat meer beteekenen. Tevens moet wor den geconstateerd, voor zoover het uit onderzoek van de teksten moge lijk is, dat de overeenkomst niet in sluit dat er een offieieele bekrachti ging aan verbonden is, dat er geen monopolium bestaat. Het komt hier slechts aan op een verklaring welke voor de propaganda een gemakke lijker arbeidsterrein schept. Wij hebben er op gewezen dat aan het voorstel van Degrelle, gedaan op zijn meeting te Luik, geen gevolg werd gegeven, het voorstel nl. om het accoord van 1936 met het V.N.V. te hernieuwen. Als reden daartoe kon worden opgegeven dat de vor ming van eenheidspartij voor het V. N.V. het beginsel insloot van de er kenning van een toestand die tevens een richting zou aanduiden voor de toekomst, met het oog op het Bel gische Staatsbegrip. Deze weg wil het V.N.V. blijkbaar vooralsnog niet op gaan, mede in verband met de om standigheid dat er een aanleiding zou kunnen in gezocht worden om de wilsvorming in het Vlaamsche land in dien zin aan te wenden. Noch tans is nu wel een accoord tot stand gekomen. Doch dat is geen eenheids partij. Het is integendeel een vast stelling, practisch, van twee verschil lende posities. Het blijkt zeer duide lijk dat Rex en V.N.V. geen gemeen schappelijk programma hebben wat het toekomstige statuut van België zijn zal, of zou moeten worden, naar hun wensch. Aarj Waalschen kant blijft het Rexisme wel degelijk on populair. De nieuwe orde, de een heidspartij wordt er niet beschouwd, zooals „Le Nouveau Journal" schrijft, als een verwijding van de rexistische partij. En het blad voegt er aan toe dat Rex geen brevet bezit. Het blad, dat opkomt voor een „compromis des Beiges", waarover wij het nog nader in een volgenden brief zullen hebben meent er te kunnen aan vastknoopen dat Rexalleszins geen optie heeft, door dit accoord, op de toekomst. In elk geval kan men o.i. van mee ning zijn dat de hoofdgedachte van de overeenkomst zeer gezond is. Het komt er op aan en zoo is men wel algemeen van meeninig in Vlaam sche kringen dat de eene volks groep de andere vrij laat over haar belangen te oordeelen. Wanneer men tenslotte langs dezen weg elkander vindt, dan is er een goede weg af gelegd. Doch de ontwikkeling van de gebeurtenissen zal moeten uitwijzen of deze weg zal gevonden worden. hebben veelzijdig pijnuitdrijvende werking. FTLMNTEUWS leraardigst en het publiek ver maakt zich uitstekend. Vooraf een Ufa-film en veel Polygoonnieuws uit binnen- en buitenland. DE ONBEKENDE GELIEFDE. Theater Harmonie. Ich kenn Dich nicht und liebe Dich is de titel van deze Duitsche film en Willy Forst speelt er met Magda Schneider in de voor naamste rollen. Een beroemde operette-compo nist Willy Forst ontdekt op den omslag van een muziekstuk het portret van een meisje, dat hem in verrukking brengt. Zij is de vrouw van zijn droomen en als hij eindelijk haar naam en adres te weten komt, gaat hij met den libretto-schrijver op reis om het meisje ten huwelijk te vragen. De schrijver adviseert hem zich niet dadelijk bekend te maken en herinnert aan de woorden van Napoleon, dat men niemand kan leeren kennen, tenzij men zijn ka merdienaar is. - Dat brengt den componist op de gedachte zich als huisknecht op de villa van het meisje te presentee ren. Hij koopt den. tot dat oogenblik in functie zijnden huisknecht Theo Lingen om en deze maakt het in een oogenblik zoo bont, dat hij wordt ontslagen en de compo nist zijn plaats kan innemen. Vanaf dat oogenblik gebeuren er allerlei zonderlinge dingen in het huis van den directeur-gene raal, den vader van het meisje. De huisknecht gedraagt 'zich allerzon derlingst, maar op het moment dat hij zich totaal onmogelijk maakt, ontdekt het meisje Gloria Mag da Schneider dat de verliefde huisknecht in werkelijkheid een beroemd componist-is en dan is er niet veel meer noodig om de film een gelukkig slot te doen krijgen. Het filmbeeld is hier en daar wat vaag, maar de geschiedenis is al- MEISJE VOOR ALLES. V ictoria-theater. De bezoekers hebben zich gisteren avond bij de eerste voorstelling van „Meisje voor alles" op buitengewone wijze geamuseerd, waartoe niet al leen de komische geschiedenis, maar ook de vertolking ten zeerste heeft bijgedragen. Het is echter moeilijk het verloop van de gebeurtenissen te verhalen. Stelt U voor een char mante dienstbode, die verliefd is op een vriend van mijnheer. Zij schrijft hem brieven onderteekend Isabella, maar zij heet Hanni. Mijnheer schrijft op verzoek van den vriend, den vlieger Caspari, brieven terug. Een ontmoeting wordt ten slotte afge sproken. Als Caspari en „Isabella" in de bar zitten, komt mijnheer met den rijken Amerikaan King daar ook. Groote verbazing van Hanni en haar mijnheer dr. Fürgartner. Maar mr. King voelt zich door „Isabella" ten zeerste aangetrokken. Hij inviteert haar en de heeren voor een souper en dr. Fürgartner moet terwille van de relaties het spel meespelen. Intus- schen komt n-evr. Fürtgartner thuis tot de ontdekking, dat Hanni in de beste japon van mevrouw is uitge gaan en zeer laat ziet zij haar man en Hannie samen thuis komen. Ge volg: ontslag voor Hanni. Doch mr. King ontmoet Hanni later weer als bronwater-meisje in Hamburg, ver looft zich met haar. Dr. Fürgartner inviteert mr. King en zijn verloofde bij zich thuis. Maar als mevr. ver neemt, dat één der gasten haar vroegere dienstmeisje is, wil zij niet meedoen en laat haar keukenmeid voor mevrouw spelen, enz., enz. U begrijpt tot welke dolle en dwaze, meermalen hoogst komische tafree- len dit alles aanleiding geeft. Maar aan 't slot vertrekt een vliegmachine en U kunt wel raden, wie er in zit ten. Grethe Weisér heeft op schitteren de wijze de rol van Hanni gespeeld. Ralph Roberts leverde weer één van zijn creaties, die men zich nog lang zal herinneren. Zeer goed waren Heinz Salfner als mr. King en Franz Zimmerman als Caspari. Het geheel speelde zich op vlotte wijze af in mooie interieurs en verschafte eenige uren van vreugde. Een uitstekende film voor de feestdagen. In het voorprogramma Ufa-jour naal en Tobis-Nieuws van Polygoon met tal van interessante opnamen. VROOLIJKE MUZIKANTEN. Roxy-theater. Dit is inderdaad een vroolijke, op wekkende film, waaraan men zeer veel genoegen zal beleven. De ge schiedenis van deze film, die gemaakt is naar de operette van Ziehrer, is ook Wel in staat om de toeschouwers te boeien. In het dorpje St. Golden zal n.l. een feest worden georganiseerd ter éere van den componist Paul Nieder. Deze is met zijn manager Brack op- weg naar het dorpje. Maar in de na bijheid van St. Golden bevinden zich drie vagebonden, n.l. Haselhof, ex- muzikale clown, Kasimir, circus- artist en Napoleon, de wonderhond. Zij ontmoeten aan een halteplaats het treintje, waarin Nieder en zijn manager zitten. Haselhof speelt een stukje op een gestolen gitaar, een schlager van Nieder. Deze vindt dit niet goed, neemt de gitaar af en speelt het voor. Op dit' oogenblik komt de eigenaar van de gestolen gitaar aan. Haselhof en Kasimir vluchten in den trein, Nieder en Brack worden aangehouden en in St. Golden worden de zwervers door de juichende menigte verwelkomd als de componist en zijn manager. Als dan Juliana Marlé de zangeres en Steffi, die in Haselhof haar vroegeren verloofde herkent en denkt dat Nieder zijn kunstenaarsnaam is, er in St. Golden bijkomen, beginnen de verwikkelingen pas recht. Maar het slot brengt voor diverse verliefde paartjes een gelukkig einde. De vroolijke muziek is mede een groote attractie. De film wordt door Paul Hör- biger en Rudolf Carl als de zwervers en Lucie English en Erika Druso- witsch als de zangeressen vlot en aantrekkelijk gespeeld en zal ieder amuseeren. Het voorprogramma bracht een Ufa-journaal, een Tobis Hollandsch Nieuws, een film over diverse spor ten der Hollanders, en een natuur opname van een reis naar een Duitsche badplaats. „KOMEDIE OM GELD». City-theater. Deze film verhaalt ons van de lotgevallen van een eerzaam bank- looper, die plotseling een hem toe vertrouwd groot bedrag mist en daardoor in groote moeilijkheden raakt. De wereld vertrouwt hem niet meer, al is er geen schijn van bewijs tegen hem. En het oordeel van de wereld, zoo laat deze film ons zien, daar komt het op aan. De man krijgt ontslag en weet geen uitweg meer. Hij is juist op het punt er maar een eind aan te ma ken als er een tijdelijke verbetering komt in den toestand. Dezè blijkt evenwel niet duurzaam en ten slotte, als hij zichzelf weer terug gevonden heeft, vindt hij het ver miste geld ook weer terug en de banklooper hervat zijn werk. Deze rol wordt gespeeld door Herman Bouber. Hij ontpopt zich in deze creatie als een karakter speler van formaat. En niet alleen hij levert goed spel; ook Cor Ruys, Rini Otte en Matthieu van Eysden sluiten zich uitstekend bij hem aan. Zij allen hebben onder lei ding van regisseur Ophüls een zeer aparte film geschapen die geheel afwijkt van de normale genre der Nederlandsche rolprent. Dit is in het bizonder een gevolg van het feit, dat af en toe in de film een min of meer ironisch commentaar wordt gegeven op de lotgevallen van de hoofdpersonen. „Comedie om geld" is een film, met sterk dramatische momenten waarin toch ironie en humor niet ontbreken. Vooraf: Het Polygoon-journaal, een film over het Oostenrijksche landschap en een komische één- acter, die dit keer inderdaad niet zonder humor genoemd kan wor den. SPORT Voetbal PINKSTERWEDSTRIJDEN. Kampioens- en promotie-degrada tiewedstrijden zijn gedurende de Pinksterdagen zeer belangrijk. A.D.O. en P.S.V. ontmoeten el: kaar tweemaal, eerst in den Haag en Maandag in Eindhoven. Ook He racles en Be Quick doen zoo. Zon dag in Groningen, Maandag in Al melo. Men is wel benieuwd hoe de kampioens-competitiestand er na deze twee dagen zal uitzien. Voor de promotie-degradatie krijgt Z.F.C. bezoek van E.D.O. en zal zich kranig moeten weren om haar kans te behouden. Overmaas ontvangt het sterke Emma uit Dor drecht en men is zeer benieuwd naar den uitslag. Q.S.C. speelt haar eersten wed strijd voor promotie tegen Sant poort, dat zich dit seizoen zeer sterk heeft getoond. Ook D.T.S. gaat probeeren in de derde klas te komen. Zij gaat op bezoek bij St. George nummer laatst van 3 A. H.F.C. zal zich verdedigen tegen de Volewijckers en Rapiditas ontvangt het sterke Elinckwijk. In afd. IV LimburgiaPicus en R.B.S.Standaard, terwijl in afd. V de tweedeklas-kampioenen L.S.C. en G.R.C. elkaar ontmoeten in Sneek. Boksen. MAX SCHMELING NOG IN LEVEN. Berlijn, 30 Mei. (A.N.P.) In te genspraak met geruchten als zou de bekende Duitsche wereldkam pioen bokser Max Schmeling bij den aanval op het eiland Kreta als valschermjager om het leven zijn gekomen, wordt thans officieel medegedeeld, dat Max Schmeling inderdaad behoort heeft bij de eerst valschermjagers, die in den strijd op het eiland Kerta boven het eiland werden afgeworpen. Het gelukte hem met vele van zijn kameraden de buitengewoon groote moeilijkheden ter vervulling van hun zware opdracht, n.m.l. het be zetten van een belangrijk punt op het westelijk deel van het eiland, het hoofd te bieden en daarmede de landing, van meerdere troepen eenheden te vergemakkelijken, Paarden DE OPENINGSCOURSES. Zooals men weet zal morgen de eerste meeting op het Gem. Sport park worden gehouden van de ver- eeniging „Vooruit". Gezien de groo te moeilijkheden, die men onder vindt bij het vervoer der paarden en de hooge onkosten van dat vervoer, mag men voor morgen van een vol doend aantal inschrijvingen spre ken. Voor het openingsnummer (een vierde klasse draverij) zijn 13 paar den ingeschreven en deze draverij kan dan ook een zeer interessant nummer worden. Van de kanspaar den in deze course, mogen vooral genoemd Edelman, Dienares en Dou glas H. Maar verrassingen zijn ook hier niet uitgesloten. In de prij zendraverij 2e en 3e klasse staaii negen paarden inge schreven, waarvan Dumas Hano ver van de koppaarden de beste kans heeft. Maar bij de paarden, die er 20 m achterstaan lijkt Caesar S. een zware concurrent. En wat zal Zampa van N.Z. het doen? De le klas heat telt vijf inschrij vingen, maar als deze alle vijf op komen, kan het een mooi nummer worden. Xerxes, Bobichon, staan met 1610 m aan den kop, waarop Bonnie's Norton, IJ Kennel en High wayman volgen op 1650 m. Weet Xerxes de geheele course niet in twee heats te winnen, dan lijkt Bon nie's Norton een beste kans te ma ken. Een kortebaan-draverij zal het programma besluiten. 21 paarden zijn ingeschreven. Menige spannen de serie zal men kunnen zien, maar wie tenslotte de eindoverwinning zal behalen valt zeer moeilijk te voorspellen. Ongetwijfeld zal de belangstel ling voor deze draverijen met den totalisator zeer groot zijn. Het be looft een coursedag te worden, zoo als we dien in langen tijd in Alk maar niet gekend hebben. „EEN KONSTLIJK MENSCHENMOORDER". Dichters en dokters hebben niet steeds met elkaar op goeden voet ge staan. De zonen der Muzen hebben dikwijls hun spot uitgegoten over de geneesheeren van hun tijd. Zelfs de beminnelijke de Gènestet werd sar castisch als hij over de geneeskunde hoorde spreken. Hij verklaarde, dat de geneeskunde een aardig vak was, vol geheimen en problemen en dat men, om te leeren waft zij vermocht, het beste deed met naar een kerkhof te gaan. Voltaire, de beruchte en beroemde Fransche vrijgeest, dacht er bijna hetzelfde over, alleen hij zei het op andere wijze. In zijn verhaal „Zadig" één van die satyrieke vertellingen, die hem ten'deele zijn roem verschaft hebben vertelt hij hoe dokter Hermes Zadig verklaarde, dat wonden aan het linkeroog onge neeslijk zijn Maar eenige dagen daarna blijkt de „ongeneeslijke" wonde uit zichzelf genezen te zijn en dokter Hermes schrijft een bro chure, waarin hij glashelder uiteen zet, dat héc oog zulks maar niet op eigen houtje had mogen doen. Evenwel, het is gemakkelijk den dokter te bespotten als men blaakt van gezondheid zooals Molière ook ruiterlijk bekende maar wie in pijn en banden is, weet niet wat hij den dokter bieden zal om van pijn en ziekte verlost te worden. Eén ding is echter het eind van alle weten schap en alle geneeskunde en dat is de dood. Voor den dood wijken zelfs de doktoren en dat is het juist wat de dichters en schrijvers van alle tijden tot ironie en sarcasme drijft. In „Die Coopman", een tragédie, welke reeds in 1583 in het Neder- landsch opduikt, verzekert de dokter zijn patiënt een rijken koopman dat hij hem niet redden kan, al stond hij ook tien jaar aan zijn bed. Het antwoord is weinig zachtmoedig. „Is het werkelijk zooals U zegt? Dan zijn de menschen bepaald niet toerekenbaar, daar zij hun gezond heid aan U toevertrouwen. Voor mijn part moogt ge dan wel gaan, al wilde ge naar de galg loopen, ik zal het U niet beletten!" Met die woorden spuwt de schrij ver zijn ironie den arts in het ge zicht en in latere tijden hebben andere schrijvers hem daarih trouw gevolgd. Want dat is het fatum van den arts, voor een stumper te worden uitgekreten als hij het onmogelijke niet doen kan en van hebzucht be schuldigt te worden als hij zijn loon verlangt. „Een Konstlijk Menschen- moorder". Het felst was de spot van schrijvers en dichters in den tijd, toen de „ge neeskundigen" met veel schijn geleerdheid en een mondje vol Latijn fym patiënten trachtten te im- poneeren. En hun broeders in de „konste", de apothekers, deelden in dien spot. Zij hulden zich in een waas van geheimzinnigheid en boven- aardsche machten, die hen een dankbaar onderwerp voor tooneel- dichters deden zijn. In een kluchtspel uit den jare 1718 heet het: „Die met geeling gekwelt geef ik vijf ponden Candijstroop in het Lijf en voor een kwade bek Slaan ik de zieken met een Coevoet in de Nek. Zoo ymand niet wel ziet, 'k zal hem vooral genezen Met zand in zijn gezicht, opdat hij blind mag wezen". Constantijn Huygens zag al even min veel heil in doktoren en stak dat niet onder stoelen of banken. „Hij is een onder-Beul, een Buffel 'met een Rinck Een vroedvrouw met een baerd, een Konstlijk Menschenmoorder". Dat getuigenis is niet bepaald vleiend te noemen. Maar hij is de eenige niet. Hooft zei in zijn: „Schijnhailigh" dat een dokter „een eerlijcke kerel was, die in spijt van de justitie geld met woorden wint!" Of zij gelijk hadden? Waarheidslievender redeneert Richard Verstegen, die in 1619 zijn „Scherpzinnige Characteren" schreef. Ook hij legde spottend den vinger op den neus van de dokters: „Hij - eenen Doctoor in der Medicijnen - is een mensch die altoos strijdende is tegen hem selven, want alle crancken soude hij willen ghesont maecken en datse ghesont waren, soo en soude hij niet meer te doen hebben". Niet alleen de letterkundigen van af de Middeleeuwen tot Bernard Shaw en Frederik van Eeden hebben de dokters bij den neus genomen, ook de schilders -durfden dat te doen. Een prachtig voorbeeld daar van is de „Keisnijder" van Jan Steen, thans in Museum Boymans. Daar zit hij, het slachtoffer, te krijten in zijn-stoel. Om te verhinderen dat hij den „meester-chirurgijn" te lijf zou gaan, is hij stevig aan zijn stoel vastgebonden. De slaapmuts scheef op den kop, brullend als een stier, on dergaat het slachtoffer de pijnlijke operatie, die de chirurgijn met ge paste zelfverzekerdheid op hem ver richt. De groep lachende toeschou wers rondom, de helpst r van den chirurgijn met een uitdrukking van naïef vertrouwen op het gezicht dat alles vormt een kostelijker spot dan de welversneden pen van menig schrijver kon geven. Meesters der wellevens-kunst. In de 18de eeuw komt er verande ring. Naast den rondtrekkenden char- Jetan vestigt zich de huisdokter. De kwakzalver blijft het kind van de rekening, maar de huisdokter wordt ontzien. Maar dat scheen de dienst baren van Aesculaap niet naar den zin. Want nauwelijks waren de dok ters den algemeenen spot ontgroeid of de waardige heeren lagen met el kaar over hoop. Zij ruzieden over wetenschappelijke strijdpunten en slingerden elkaar in de deftige taal van den pruiken-tijd de lieflijkste scheldwoorden naar het hoofd. En natuurlijk waren de dichters er als de kippen bq om dat in hun klueh'. ten voor het nageslacht te ver eeuwigen. Men was in de 18de eeuw zoo be zorgd voor zijn gezondheid, dat men die telkens weer in de waagschaal zette door vele voorbehoedende maatregelen te nemen, die ziekte en ongemak ver van den bezorgden mensch moesten bannen. De ele gante pruiken-tijd speelde een beetje met de ziekte en de dokters speelden mee. Zij verschijnen op de schilde rijen uit dien tijd als deftig aange dane personages, waardig en zeker van zichzelf en van hun zaak. Maar voor de kwakzalvers geldt nog steeds: „Vergeet mij niet, ick ben diegeen Die doode Luy help op de been". Ook in de literatuur van dien tijd krijgt de arts een waardiger rol toe bedeeld dan voorheen. En in de 19-de eeuw wordt hij de denker, die alles weet te verklaren en het bijna on mogelijke weet te verrichten. Maar één ding is onveranderd gebleven en dat is de onmach* van den dokter tegenover den dood, welke hem nog steeds ondanks alle opofferingen zijnerzijds een plaats verschaft in de tooneel-literatuur en waardoor de satyrici hem nog altijd als het mik punt van hun spot beschouwen. Loon naar werken. Het dokters-honorariumwan neer U één der humoristische week bladen opslaat, zult U zien, dat dit nog steeds een onderwerp is om met oneindige variaties bespottelijk te maken. En niet alleen in de stuivers-lec- tuur.. Ook ernstige letterkundigen hebben zich hieraan bezondigd. Zoo laat Bernard Canter in zijn: „Het geheim van Pochinelle" dokter Pera deze roovers-wijsheid verkondigen: „Het is voor ons, dokters, noodig, dat wij, om zelf in het leven te blijven, anderen dooden". In de reeds eerder genoemde tra gédie „Die Coopman" vraagt de pa tiënt welk honorarium de dokter verlangt. „Vijftien gulden" ant woordt de dokter. Het antwoord luidt: „Voor Uwe Dienst twaren is het vele toe veele. Want ghij hebben mij van mijne Cranckheyt niet genesen, maar hebben die swaerder ende grooter gemaeckt. Huysknecht! telle haer toe de vijftich gulden.ende laetze loopen aan de galge alszij waerdich zijn". Of het nu beter is? Een bekend geneesheer ver zuchtte eens, dat men liever een ad vocaat vijfduizend gulden betaald om tien jaar uit de gevangenis te blijven, dan een dokter vijfhonderd om tien jaar uit het graf te blijven. Arme dokters! J. OTTO.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1941 | | pagina 7