De Veterinair Hoofdinspecteur van de Volks
gezondheid wendt zich tot het publiek.
Frauduleuze slachtingen een gevaar voor
de volksgezondheid.
BUITENLAND
Parijs anders en toch niet veranderd.
DE ELFT VERDWEEN TOTAAL, ZAL DE
ZALM OOK WEGBLIJVEN?
Vele nadeelige factoren in het spel.
POLITIERECHTER
EERSTE BLAD
3
Op het onsociale karakter van
de clandestiene slachtingen van
vee rundvee, schapen en var
kens is reeds van verschillende
zijden de aandacht gevestigd. Be
halve het onsociale karakter heeft
dit euvel nóg een bedenkelijken
kant, in verband staande met de
consumtie van ongekeurd Vleesch.
Er wordt wel eens gevraagd, of
aan het nuttigen van „gesmokkeld"
vleesch gevaren voor den consument
zijn verbonden. Dit is inderdaad het
geval. Deze gevaren zijn zelfs zeer
groot. Niet zonder reden zijn er in
runderen 3'50237
graskalveren 78910
vette kalveren 114424
nuchtere kalveren 556502
varkens 1094692
schapen 202545
geiten 11747
eenhoevige dieren 26523
Bij deze getallen moeten wij
feitelijk nog voegen als „niet vol
komen deugdelijk" de hoeveel
heden, welke slechts voor con
sumptie werden toegelaten, nadat
zij aan een bepaelde bewerking
waren onderworpen, d. z. de zooge
naamd voorwaardelijk goedgekeur
de, geslachte dieren.
De omstandigheid, dat er in
Nederland in den loop der jaren
slechts sporadisch vleeschverigifti-
ging is voorgekomen, is uitsluitend
te danken aan de uitneemende
werking van onze vleeschkeurings-
diensten, d.w.z. aan de uitvoering
van de Vleeschkeurdngswet (Staats
blad 1919, no. 524).
De enkele malen, dat eeni werke
lijke vleesehvergiftiging zich voor
deed, betrof het zoo goed als steeds
gevallen, die het gevolg vfraren van
„ongekeurde huisslachtingen" of
van clandestiene slachtingen, welke
laatsten overigens vóór de crisis
maatregelen in mindere mate voor
kwamen.
Hierbij verdient de aandacht, dat
niet tot de vleeschvergiftigingen
worden gerekend de gevallen,
waarin oorspronkelijk goedgekeurd
en gezond vleesch door slechte be
waring in de huishouding of door
andere bijkomstige infectie on
deugdelijk is geworden. Zoodanige
gevallen worden gerekend tot de
groote groep der voedselvergifti
ging.
Er zijn nog steeds menschen, die
meenen, dat zij zeiven wel „aan het
vleesch kunnen zien", of het deug
delijk voor consumptie is, en dat zij
dus de wetenschappelijke keuring
wel kunnen missen. Dezulken worden
er met nadruk op gewezen, dat zij
het mis hebben!
Onder vleeschkeuring wordt ver
staan een deskundig onderzoek:
alle beschaafde landen wettelijke
maatregelen genomen ter bescher
ming van den mensch tegen geva
ren, waaraan hij bij het eten van
vleesch bloot staan. Daarvoor dient
een vleeschkeuringswet. Zulk een
wet heeft een sterk preventieve
(voorbereidende) werking. Dit
blijkt, wat Nederland betreft, uit
de jaarverslagen, door rpij van de
inwerkingtreding der algemeene,
verplichte keuring af uitgebracht.
Laat mij willekeurig een voorbeeld
nemen: het jaar 1937. In dit jaar
werden gekeurd:
waarvan afgekeurd
19487
12622
2674
33642
32727
14068
3785
7059
de beoordeeling van het geslachte
dier, met alle organen en ingewan
den erbij, met betrekking tot de
deugdelijkheid ervan als voedings
middel voor den mensch. En aan
deze keuring van het geslachte dier
gaat, opdat nog grootere zekerheid
worde verkregen, het onderzoek van
het dier in levenden toestand vooraf.
Bovendien moet men niet zelden bac
teriologische onderzoekingen op het
laboratorium verrichten om in twij
felachtige gevallen de kwestie der
deugelijkheid tot een oplossing te
brengen.
Nu is alléén de deskudngie, de die
renarts met zijn veelzijdige en ge
specialiseerde kennis, in staat een
volledige keuring te verrichten en
uitspraak te doen. Bij de gewone
keuring kan hij worden bijgestaan
door personen, die van Rijkswege
daartoe in staat gesteld een ele
mentaire kennis van de vleeschkeu
ring hebben opgedaan en wier be
perkte bevoegdheden wettelijk zijn
geregeld,
Bij dit alles moeten wij goed be
grijpen, dat vleesch, schadelijk voor
de gezondheid, heel frisch kan
s c h ij n e n. Het is bijvoorbeeld mo
gelijk, dat het een mooie, roode kleur
vertoont en als men het voelt vast
blijkt, terwijl de leek er ook overi
gens geen afwijkingen van het nor
male aan kan bespeuren maar dat
het gebruik ervan desondanks le-r
vensgevaarlijk voor den mensch is.
Vooral bepaalde lagere organismen,
bacteriën, zijn aan de vleeschvergif
tigingen schuldig. Deze bacteriën
vindt men in vleesch en organen bij
zieke dieren van onderscheiden soort.
Voor den mensch, die zulk besmet
vleesch nuttigt, zijn deze vergifti
gingen in vele gevallen d o o d e 1 ij k.
Dikwijls beperkt de ziekte zich niet
tót één geval, maar treft zij vele ge
zinnen tegelijk, die allen van het
EEN VERKLARING VAN
MINISTER-PRESIDENT FILOF.
?ofia, 9 Juni (D.N.B.) Minister
president en minister van onder
wijs, Filof, heeft vandaag in de ha
venstad Swisjtaf aan de Donau, ter
gelegenheid van den stapelloop van
het nieuwe Bulgaarsche schip Czaar
Boris III, o.m. verklaard, dat Bul
garije dank zij de overwinning der
spilmogendheden zijn volledige na
tionale eenheid heeft verkregen en
dat het thans voor groote en belang
rijke opgaven staat. Bulgarije zal
als trouw en oprecht bondgenoot
van de spilmogendheden en van het
driemogendhedenpact ook van zijn
kant bijdragen leveren tot de nieu
we economische orde, die door de
spilmogendheden in Midden- en
Z.O.-Europa wordt opgericht.
De voorzitter van de kamer, Kal-
foff, verklaarde o.a.: De nieuwe
aanwinsten van Bulgarije verster
ken in nog grootere mate zijn be
trekkingen met Duitschland en Ita
lië, waarmede het zijn lot voor altijd
verbonden heeft.
ITALIË STRIJDT EEN JAAR.
Rome, 9 Juni (D.N.B.) Ter gele
genheid van den verjaardag van
Italië's deelneming aan den oorlog
wordt van officieele zijde een over
zicht gegeven van de operaties der
Italiaansche weermacht te land, ter
zee en in de lucht, waaruit blijkt,
dat het Italiaansche luchtwapen van
10 Juni 1940 tot heden 1439 vijande
lijke vliegtuigen neergeschoten
heeft. De verliezen van het Italiaan
sche luchtwapen bedroegen in deze
periode 232 toestellen. De verhou
ding is dus 1 op 6 ten gunste van
Italië.
Nieuwe Britsche bevelhebber
in Egypte. (D.N.B.) - Luitenant-
generaal sir James Maxwell-Corn-
wal heeft volgens Reuter het bevel
over de Britsche troepen in Egypte
op zich genomen. Deze behooren tot
de strijdkrachten in het Midden-
Oosten, die onder bevel van gene
raal Wavell staan.
Vereeniging van trajecten der
I'arijcshe ondergrcndsche.' (D.N.B.)
In het kader van de openbare wer
ken in en om Parijs zullen nog drie
trajecten der ondergrondsche ver
lengd of uitgebreid worden.
Tien milliard voor de Ameri-
kaansche weermacht. (D.N.B.) -
Het Huis van Afgevaardigden heeft
met 350 stemmen tegen 1 een bedrag
van tien milliard dollar beschik
baar gesteld voor de Amerikaansche
weermacht, voor het op 1 Juli be
ginnende financieele jaar.
Britsche troepentransporttrein
ontspoord. - Een troepentransport
trein met Britsch-Indische soldaten,
die van Basra naar Bagdad onder
weg was, is in de woestijn door Irak-
kers tot ontsporing gebracht. Een
groot aantal Britsch-Indiërs is om
gekomen.
ALKMAAR, 9 Juni 1941. (N.V.
Alkm. Exportveiling)Aardbeien 23
40, Andijvie 919, Rabarber 6,
Tomaten 44 enWitlof I 2528 per
100 kg; Asperges 2163, Peterselie
4.606, Raapstelen 2.203.30,
Radijs 1.60, Selderie ,3.308.10,
Uien 920 en Wortelen 10.4013
per 100 bos; Bloemkool le s. 1216
2e s. 4.309.60, Kropsla 0.503
en Komkommers 615 per 100 st.;
Postelein per bakje 2957 cent; Spi
nazie per 8 kg 52 cent.
PURMEREND, 10 Juni 1941.
Gem. Kaasbeurs. Verhandeld 17
partijen, wegende 79000 kg. Hoogste
prijs 40+ 35.25. Handel vlug.
Kaasmarkt: 4 stapels, wegende 1275
kg, Kleine boeren 34.50 per 50 kg.
175 Geldekoeien 320—410, 110
Melkkoeien 360500, 35 Pinken
200260 handel matig; Nuchtere
kalveren (fok) 3856; 52 Magere
varkens 2849, 6 Zeugen 150
250, 408 Biggen 1834, 218 Scha
pen 3045, 131 Bokken en Geiten
2870, handel matig; 861 Lamme
ren 2030; Kipeieren 1.05 per
100 stuks; 1500 Oude kippen en ha
nen (wit, rood en blauw) 13 per
kg; Konijnen 215; 100 Eenden 1
—1.70.
Voor de leiering: 315 Vette koeien,
5 Stieren, 2' Vette kalveren, 29 Vette
Varkens en een gedeelte van 389
Nuchtere kalveren.
BROEK OP LANGENDIJK, 10 Juni.
(Lang. Groentenveiling). 44 bos Uien
10.80; 4000 kg Tomaten (A, B. C en
44; 8500 kg Rabarber 6.
NOORDSCHARWOUDE, 10 Juni.
(Noordermarktbond). 3800 kg Ra
barber 4.806.
TEXEL, 9 Juni 1941. Veemarkt:
7 Koeien 315475; 7 Kalveren 18
26; 1 Varken 55; 29 Biggen 22
35; 25 Biggen 3545; 3465 Lam
meren 2230.
vleesch van zoo'n dier hebben ge
geten. Bovendien zijn er nog be
paalde, evenmin als de bacteriën voor
het bloote oog zichtbare, parasieten,
die in het vleesch kunnen voorkomen
en die den mensch heel wat onaan
genaamheden en ongemakken kun
nen bezorgen, ja, soms zijn dood ten
gevolge hebben.
Daarenboven bestaat het gevaar,
dat het ongekeurde, clandestien in
den handel gebrachte vleesch, indien
het soms op zichzelf al eens deugde
lijk is, door de onhygiënische behan
deling ervan in de clandestiene be
drijfjes ondeugdelijk kan worden.
Dit kan geen verwondering wekken,
als men zich de omstandigheden
voorstelt, waaronder de clandestiene
slachtingen meestal plaats vinden.
Zij geschieden vaak in een donkere
en vuile omgeving. Na de slachting
wordt het vleesch dikwijls met ver
ontreinigd water afgespoeld. Ter
voorkoming van ontdekking bewaart
en vervoert men het vleesch op een
wijze, die spot met elk begrip van
hygiëne. Het wordt bewaard onder
mestvaalten, in gierbakken, op sme
rige zolders en in en onder bedste
den. Het wordt vervoerd in kinder
wagens, op vuile karren onder on
zindelijke bedekking, enzoovoorts.
Misschien zal men het eigenaardig
vinden, dat men, bij al die fraudu
leuze slachtingen, zoo weinig hóórt
over vleeschvergiftigingen of ziek
ten. Maar dit is nog al begrijpelijk
Want hij, dip ziek is geworden ten
gevolge van het nuttigen van zulk
vleesch, zal wel zoo wijs zijn, niet
aan de groote klok te hangen, dat hij
zieh dat door gesmokkeld vleesch te
koopen zelf op den hals heeft ge
haald. Zou er iemand ziek worden
door consumptie van vleesch, dat
wel is gekeurd, doch welks afwij
kingen over het hoofd zijn gezien,
dan zou daarentegen het gebeurde
binnen den kortst mogelijken tijd
algemeen bekend worden gemaakt!
Daarom, landg°nooten, koopt geen
vleesch van frauduleus geslachte die
ren. Doet gij het toch, dan zijt gij er
mede schuldig aan, dat de menschen
van goeden wille minder vleesch
krijgen toegewezen. Wie vleesch,
van frauduleuze slachtingen afkom
stig, koopt, is zelfzuchtig. En met al
zijn egoïsme is het toch mogelijk,
dat hij zijn eigen belangen slecht
dient en zichzelf in lichamelijk ge
vaar brengt. Want door ongekeurd
vlèesch te eten loopt hij grc'ote kans,
dat heele kleine wezentjes, den
mensch vijandig gezind, in zfjn
lichaam worden binnengesmokkeld
en daar een, misschien doodelijke,
verwoesting veroorzaken.
Prof. Dr. H. C. L. E. BERGER,
Veterinair Hoofdinspecteur van de
Volksgezondheid.
Pennekrassen uit Parijs,
De stemming in de wereldstad.
(Van onzen Parijschen
correspondent.)
Parijs, Mei 1941.
Is Parijs veranderd bij vroeger?
Als men slechts op het uiterlijk
afgaat, dan zonder twijfel. De Ville
Lumière heeft momenteel weinig
van een lichtstad. Het kent fiets
taxi's, de halve wereld trouwens be
stijgt tegenwoordig het stalen ros,
en de aapjeskoetsier, dien men in
een vergeten tijdperk verloren
waande, is opnieuw op de boule
vards verschenen.
Daarbij kennen we, als een groot
deel der huidige menschheid, de
restricties. Aangenaam zijn die din
gen natuurlijk niet. In den beginne
geven beperkingen een triest ge
voel, men moet afstand doen van
heel wat dierbare gewoonten. Geen
sterveling vindt het bijzonder leuk
als hij een kwartier lang queue moet
maken teneinde een pakje piraatjes
te bemachtigen, en van de bonnen-
knipperij is de aardigheid ook al
volkomen af. Maar wie daaruit con
cludeert dat te Parijs aan alles en
nog wat gebrek heerscht, doet de
waarheid geen eer aan.
Trouwens die optochten voor de
winkels beginnen allengs te ver
dwijnen. Ze waren veeleer een ge
volg van massapsychose en onvol
doende organisatie dan van een
heerschenden noodtoestand. De
Franschen bezitten een menigte
goede kwaliteiten, maar ze zijn ten
eenenmale slechte organisatoren en
bovendien nieuwsgierig als vrou
wen. Voor een rat die met doodsver
achting de straat oversteekt, voor
een koopje dat bij nadere beschou
wing allerminst een koopje is, voor
een middelmatige film, voor niets
dromt men samen. De goede abbé
had gelijk toen hij verzucKtte: „men
maakt queue voor bazars en biosco
pen, maar niet voor de kerken, want
die kent men wel en daar wordt
men niet bekocht."
Van die menschelijke en dus ver
geef elijke dwaasheid hebben we nog
kortgeleden wederom een voorbeeld
beleefd. Een snuggere Parijzenaar
had bedacht dat het Frankrijk straks
wel eens aan tabak zou kunnen
mangelen. Dies begon hij in het ge
heim groote voorraden'in te slaan.
Maar een geheim blijft te Parijs
nooit langer dan een dag een ge
heim en dus ging er onmiddellijk
het gerucht dat Frankrijk aan ta
baksgebrek dreigde ten onder te
gaan. De „tabacs" konden niet
meer aan de plotseling enorm ge
stegen aanvarag voldoen, hun debiet
vertienvoudigde binnen enkele da
gen. Het droevig gevolg is thans de
rij van wachtenden voor den winkel
van rookartikelen en de prijsver-
hooging van alle soorten tabak. In
werkelijkheid is er het eerste jaar
nog voldoende voorraad, Frankrijk
verbouwt overigens zelf tabak, doch
de vox populi wilde tabaksnood en
dus was er tabaksnood. Een tijdige
distributie zou al die nervositeit
hebben voorkomen.
Hetzelfde is even het geval ge
weest met de levensmiddelen. Ook
ten opzichte daarvan is men te laat
met de distributie aangevangen, de
marché noir, de zwarte markt, vond
alle gelegenheid en uiteraard de
vrijheid om reusachtige voorraden
op te koopen en op te tasten. Er was
een tijd dat ieder die over de noo-
dige middelen beschikte, weinig
scrupules had en den weg wist, zich
te goed kon doen zonder zich be
hoeven te storen aan bons en ver
bod. Gelukkig is thans krachtig in
gegrepen en de groepeering der
restaurants in vier categorieën, na
melijk van vijftig, vijf-en-dertig,
vijf-en-twintig en achttien francs,
waardoor dus eensklaps alle restau
rants prix-fixe zijn geworden, heeft
een einde aan een onbillijke verdee
ling gemaakt, onbillijk omdat ze de
gegoeden bevoordeelde ten koste
van de minder gegoeden.
Het typische van den toestand is
wel, dat vele dier regeeringsmaat-
regelen feitelijk bij het persoonlijk
initiatief ten achter komen. Menig
winkelier had zelf al lang een soort
rouleeringssysteem voor zijn klan
ten bedacht, eer de officieele Fran-
tche instanties op die idee kwamen
en het voorschreven. Nadat we
maandenlang broodkaarten en der
gelijke hebben bezeten waarvan
men de „tickets" zelf diende te
knippen, hetgeen in winkels en
restaurants een onnoodig en lastig
oponthoud veroorzaakte, zijn de
nieuwe kaarten, alweer op aandrang
van het publiek, geperforeerd, zoo
dat een ieder zich voortaan zelf kar.
helpen. Thans i= het wachten op de
textielkaart, met de invoering waar
van men helaas pas begon toen de
voorraden al aardig uitgeput raak
ten.
Frankrijk heeft een beetje het be
leid gevoerd van den krekel uit de
overigens biologisch onjuiste en
moreel niet te verdedigen fabel van
La Fontaine. Rooskleurig ziet de
ii.
Twee roode zalmen, officieeier gezegd: „zalmen van keel" ver
toont het stadswapen van Woudrichem, waarmee het bordesje
van het sierlijk raadhuis, dat de Hoogstraat- zoo schilderachtig af
sluit, is getooid. Dat wijst er al op, dat de visscherij hier in de
omgeving veelvuldig, en reeds lange jaren, wordt beoefend.
Trouwens, wanneer men de praentige zeventiend'eeuwsche huizen
ziet, met him warm-roodbruine moppen, die aan de Hoogstraat
verrijzen, als men de dikte der muren schat van de stoere water
poort bij de Waalkade, dan komt men reeds, zonder dat men in de
archieven gaat pluizen, tot de conclusie, dat Woudrichem een his
torisch plaatsje is, en dat zijn geschiedenis teruggaat tot in een
grijs verleden.
Inderdaad verleende reeds in de veertiende eeuw de heer van
Altena aan de „poirteren van Woudrichem ende onsen poirters-
kinderen" een privilege om op de Waal te visschen, tegen betaling
van den vijfden penning, een recht, dat door alle eeuwen heen
bleef gehandhaafd. Geen wonder dus, dat de Woerkommers vol
bloed visschers zijn, van kindsbeen af, tot ze van jicht of an
dere ouderdomskwalen nauwelijks meer overeind kunnen komen. In
vorige eeuwen gold de visscherij in deze streken als een zeer loo-
nend bedrijf, hoewel de geweldige hoeveelheden visch de prijzen
wel eens danig drukten. Bekend is, dat dienstmeisjes, die zich in
Gorinchem om omgeving verhuurden, dit deden onder het uitdruk
kelijk beding, dat haar niet meer dan drie maal per week zalm zou
worden voorgezet'! Maar die tijden zijn lang voorbij, en op het
oogenblik worden er voor de zalmen prijzen betaald, die iemand
lichtelijk doen duizelen. Daarvoor zijn natuurlijk vele factoren aan
wezig, maar de allerbelangste vraag in deze is toch wel: „Hoe komt
het, dat op het oogenblik de vangsten van zalm zoo gering zijn, en
de elft zelfs heelemaal niet meer gevangen wordt?"
Stuwen zijn der
zalmen dood.
De heer Wijnbelt, die reeds vele
jaren in het visschersbedrijf zit
die zelf een hartstochtelijk vis-
scher is, als kleine jongen al
met den zegen er op uit trok in
de polderslooten, en die, klem
begonnen, zijn zaak uitbouwde
tot een van de grootste, zoo nie*.
de grootste van ons land, kan
bij uitstek bevoegd geacht wor
den, om op deze vraag een ant
woord te geven.
„Drie factoren zijn er, die nadeelig
gewerkt hebben op den vischstana
in onze groote rivieren. In de eerste
plaats de bouw van de groote stu
wen, waar de zalm voor blijft staan,
en zich ten slotte den kop kapel
stoot in zijn drang, om stroomop
waarts te komen. Nu heeft men bij
die stuwen wel een zalmtrap ge
maakt, maar het is wel gebleken,
dat slechts een - heel klein percen
tage zalmen van die trap gebruik
maakt. Bij honderden zijn de zal
men indertijd voor de stuwen weg
gevangen of voor dood opgeschept.
Een tweede nadeelige factor is de
verontreiniging van het water door
de fabrieken. De loozing van het
afvalwater heeft een ware slachting
onder de visch aangericht. En ten
slotte nog de normalisatie van de
rivieren, waardoor de vele bankpn
en platen, die eertijds langs de
oevers ontstonden, verdwenen. Vroe
ger stbnd er veel meer water in de
rivier, en ook dat werkte stimulee
rend op den trek van de zalm. Dit
alles bij elkaar genomen is oorzaak
geweest, dat de elft, een pracht van
een visch, waaraan goed geld ver
diend werd, totaal verdween, en ook
met de zalm is het de laatste jaren
steeds bergafwaarts gegaan. Op het
oogenblik zijn we weer met de galg
zegen begnnen, omclat de prijzen
het bedrjif loonend maken, maar
onder normale omstandigheden zou
dit vermoedelijk het geval niet zijn,
en zouden we er na een paar weken
mee zijn opgehouden. Vroeger leef
de heel de omgeving van de zalm en
de elft, en u kunt dus wel nagaan,
hoe velen hier achteruit geboerd
zijn".
„En hoe zijn de vooruitzichten op
het oogenblik?"
„t)at is moeilijk; te zeggen, alles
hangt af van den prijs, die gemaakt
kan worden.
Paradijs voor vischliefhebbers.
Beneden, in de magazijn van de
firma Wijnbelt, schittert de zilver
witte fint bij duizenden en duizen
den in de grauwe teenen manden.
Rappe handen sorteeren de visch
vliegensvlug, de groote, de middel-
groote en de kleinere ieder in aparte
manden, stukken ijs er bij voor de
conserveering, en in een oogwenk is
de zaak klaar voor verzending. Er is
op het oogenblik groote vraag naar
alle soorten visch, zelfs naar de ge
wone voorn, waarmee vroeger de
kat werd verblijd. En er kan niet
zooveel worden aangevoerd, of het
gaat in record tempo weg.
Drie oude heeren, die als even-
zooveel druppelen water gelijken op
de visschers, die wij even te voren
in actie zagen op het vlot achter de
sleepboot, met dit verschil, dat zij
geen oliejassen dragen, maar boeze
roenen van een diepbruine kleur, en
een zwart petje, zitten achter een
groote ton met bloederig rood wa
ter, waarin de paling zich keert en
wendt. Onverstoorbaar maken ze
paling na paling schoon, honderden
kilo's gaan uur na uur door hun
handen, maar ze hadden even goed
met hun dertigen om tien vaten
kunnen zitten. Er is zóóveel vraag,
dat het aanbod er niet in het minst
tegen op weegt. En daar de binnen-
landsche aanvoer van paling niet al
te groot is, wordt ze op het oogen
blik met den vrachtwagen heele
maal uit Denemarken gehaald, waar
men er nog genoeg van schijnt te
hebben. Springlevend komt de pa
ling, in speciale tanks, in Woudri
chem aan, waar ze verder gereed
wordt gemaakt Voor den verkoop
in het binnenland.
Een van de heeren Wijnbelt trekt
tusschen de vele manden een groo
te mand naar voren, slaat het deksel
open, schuift de brokken ijs opzij en
toont ons dan een formidabele zalm,
bijna 25 pond zwaar, die den vori-
gen dag met den galgzegen uit de
Waal werd gehaald. Een prachtig
gestroomlijnde, zilverwitte, scherp-
gebekte visch, die, gedreven door
den drang naar voortplanting, uit
zee de rivier opzwom, maar te
Woudrichem bleef staan voor het
zijn weg afsluitende want van den
galgzegen
Buiten, op de breede Waal, waar
op nog steeds de regen neervalt,
zoodat men het silhouet van Gor-
kum nauwelijks kan zien, klinkt op
nieuw de stoomfluit van de Anja.
Weer is, na wellicht zes, zeven ver-
geefsche tochten met het vlot, een
zalm in den galgzegen terecht geko
men. Dat is de tweede dezen dag en
daar zal het ook wel mee ophouden.
Twee zalmen op één dag is reeds
een behoorlijk resultaat, de vis
schers kunnen tevreden zijn, hun
weekloon komt er uit!
toestand er dus niet uit, het heeft
geen den minsten zin om het te ont
kennen. Wij baden allerminst in
overvloed en weelde, ja zelfs niet
met teveel en te beste zeep. Maar
het is pure dwaasheid zich Frank
rijk voor te stellen als een honge
rend land en Parijs als een stad die
gebrek lijdt en bleek ziet van ont
bering. Ieder heeft zijn deel van den
gezamenlijken last te dragen, een
last die zoo billijk mogelijk wordt
verdeeld. De besten vinden dat een
eer, de slechtsten een schande, en
de laatsten hebben gebrek aan ge
meenschapszin en ongelijk. Over het
algemeen echter neemt men de zaak
nogal gemoedelijk op, aan „bon
sens" ontbreekt het Frankrijk niet;
de Franschen zijn realisten. Een
vrijheid die tot losbandigheid ont
aardde en tot het grófste egoïsme
leidde, heeft plaats gemaakt voor
wat meer begrip en wat meer dis
cipline, en nu men wat aan orde en
legel is gewend, is de stemming on
der het volk aanmerkelijk beter dan
ze was in de barre wintermaanden.
Natuurlijk is het niet alles boter
tje tot den boom. Men wil wel eens
vergeten, dat een wapenstilstand
nog geen vrede beteekent, men weet
niets van den oorlog dan indirect
door de kranten, want bombarde
menten en luchtalarm heeft Parijs
in geen maanden gekend. Door de
dagelijksche moeilijkheden moet
men heen als een kind door de ma
zelen. Wie daarvan griezelige ver
halen ophangt, geeft niet alleen blijk
van groote fantasie maar ook van
groote onverantwoordelijkheid.
Parijs is .anders dan het voorheen
was. De Parijzenaar is er stellig wat
ernstiger op geworden; het zou wel
zeer vreemd zijn als het anders was.
Maar men maakt het drama van
Frankrijk niet grooter doch geringer
door het te overdrijven. Waarlijk,
Fankrfjk herbergt nog voldoende
vertrouwen en vitamines voor een
betere ntijd die komt. Humor en
geest hebben den Parijzenaar heusch
niet verlaten. In vertrouwen dat
uit de débacle iets groots geboren
kan worden, in de overtuiging dat
de overwinnaar van vandaag de
vriend is van morgen, kortom, in de
idee der samenwerking in het kader
van een nieuw en verjongd Europa,
verliezen brood- en vleesch- en
boterbons voor den Franschman
veel van haar verschrikking. De
stemming in de wereldstad neigt
naar optimisme, de Parij,zenaars zijn
immer optimisten geweest. Ondanks
alles is de Parijzenaar zichzelf ge
lijk gebleven en daarom is Parijs
wel anders maar toch in wezen niet
veranderd.
T. O.
Zitting van 9 Juni.
Onbewezen tenlastelegging.
Een Hoornsche caféhouder had
een paar maanden geleden de hef
tige verontwaardiging gaande ge
maakt van een mevrouw, die in de
Ned. Vereeniging tot bescherming
van dieren de functie van inspec
trice vervulde. Hij zou zijn hond
zoo ongeveer hebben laten dood
hongeren. De huren, de politie, een
veearts, een fotograaf en de ver
eeniging kwamen er aan te pas om
het scharminkelige dier te redden
van den ontaarden hondenbaas. De
baas zelf kwam door de bemoeiing
van de inspectrice op het matje van
den Alkmaarschen politierechter,
om rekening en verantwoording af
te leggen van zijn gedragingen ten
aanzien van de hondsche voedsel
voorziening.
De caféhouder gaf zich onmid
dellijk bij de eerste vragen van den
rechter voor een doodonschuldige,
ja een echten dierenliefhebber -uit
tot stijgende verontwaardiging van
de inspectrice.
De baas van den hond verzeker
de met klem, dat het dier altijd
goed eten van hem en zijn vrouw
kreeg, hetzelfde eten, als hijzelf
at, te weten: aardappelen, groenten
en vet en vleesch. Bij den slager
kocht hij expres vleeschafval voor
den ho nd. Het beest was inder
daad zeer mager geworden, maar
dat kwam, omdat het voor het
eerst had gejongd en het groote ge
tal van zeven jongen ter wereld
had gebracht.
De rechter, die graag alle bijzon
derheden wil weten, maar een
oogenblik in de ter zitting meer ge
bruikelijke sfeer van fietsen en
auto's (waar wat mee aan de hand
is) verwijlde, vroeg, welk „merk"
hond de caféhouder had.
De caféhouder begreep het ech
ter evengoed wel en antwoordde:
Een soort doberman -pincher.
Er was een op zegel gestelde
(zonde van de centen, want dat
was niet noodig) verklaring van
verdachte's slager, die de verzeke
ring gaf, dat hij steeds vleeschaf
val voor den hond leverde en dat
het beest door verdachte behoorlijk
werd gevoed.
De inspectrice gaf, in tegenstel
ling met dit alles, een droef ver
haal over den toestand van den
hond, die een jaar tevoren volgens
haar een stevig, gezond en glanzend
dier was en haar bij haar bezoek bij
verdachte als een waggelend uitge
teerd wrak tegemoet kwam. De bu
ren hadden bij haar reeds over de
verwaarloozing van den hond ge
klaagd en uit medelijden voedsel
geworpen, dat door het dier, als
was het krankzinnig, werd ver
slonden. Ook toen zij het wat oud