De Veterinair Hoofdinspecteur van de Volks gezondheid wendt zich tot het publiek. Frauduleuze slachtingen een gevaar voor de volksgezondheid. BUITENLAND Parijs anders en toch niet veranderd. DE ELFT VERDWEEN TOTAAL, ZAL DE ZALM OOK WEGBLIJVEN? Vele nadeelige factoren in het spel. POLITIERECHTER EERSTE BLAD 3 Op het onsociale karakter van de clandestiene slachtingen van vee rundvee, schapen en var kens is reeds van verschillende zijden de aandacht gevestigd. Be halve het onsociale karakter heeft dit euvel nóg een bedenkelijken kant, in verband staande met de consumtie van ongekeurd Vleesch. Er wordt wel eens gevraagd, of aan het nuttigen van „gesmokkeld" vleesch gevaren voor den consument zijn verbonden. Dit is inderdaad het geval. Deze gevaren zijn zelfs zeer groot. Niet zonder reden zijn er in runderen 3'50237 graskalveren 78910 vette kalveren 114424 nuchtere kalveren 556502 varkens 1094692 schapen 202545 geiten 11747 eenhoevige dieren 26523 Bij deze getallen moeten wij feitelijk nog voegen als „niet vol komen deugdelijk" de hoeveel heden, welke slechts voor con sumptie werden toegelaten, nadat zij aan een bepaelde bewerking waren onderworpen, d. z. de zooge naamd voorwaardelijk goedgekeur de, geslachte dieren. De omstandigheid, dat er in Nederland in den loop der jaren slechts sporadisch vleeschverigifti- ging is voorgekomen, is uitsluitend te danken aan de uitneemende werking van onze vleeschkeurings- diensten, d.w.z. aan de uitvoering van de Vleeschkeurdngswet (Staats blad 1919, no. 524). De enkele malen, dat eeni werke lijke vleesehvergiftiging zich voor deed, betrof het zoo goed als steeds gevallen, die het gevolg vfraren van „ongekeurde huisslachtingen" of van clandestiene slachtingen, welke laatsten overigens vóór de crisis maatregelen in mindere mate voor kwamen. Hierbij verdient de aandacht, dat niet tot de vleeschvergiftigingen worden gerekend de gevallen, waarin oorspronkelijk goedgekeurd en gezond vleesch door slechte be waring in de huishouding of door andere bijkomstige infectie on deugdelijk is geworden. Zoodanige gevallen worden gerekend tot de groote groep der voedselvergifti ging. Er zijn nog steeds menschen, die meenen, dat zij zeiven wel „aan het vleesch kunnen zien", of het deug delijk voor consumptie is, en dat zij dus de wetenschappelijke keuring wel kunnen missen. Dezulken worden er met nadruk op gewezen, dat zij het mis hebben! Onder vleeschkeuring wordt ver staan een deskundig onderzoek: alle beschaafde landen wettelijke maatregelen genomen ter bescher ming van den mensch tegen geva ren, waaraan hij bij het eten van vleesch bloot staan. Daarvoor dient een vleeschkeuringswet. Zulk een wet heeft een sterk preventieve (voorbereidende) werking. Dit blijkt, wat Nederland betreft, uit de jaarverslagen, door rpij van de inwerkingtreding der algemeene, verplichte keuring af uitgebracht. Laat mij willekeurig een voorbeeld nemen: het jaar 1937. In dit jaar werden gekeurd: waarvan afgekeurd 19487 12622 2674 33642 32727 14068 3785 7059 de beoordeeling van het geslachte dier, met alle organen en ingewan den erbij, met betrekking tot de deugdelijkheid ervan als voedings middel voor den mensch. En aan deze keuring van het geslachte dier gaat, opdat nog grootere zekerheid worde verkregen, het onderzoek van het dier in levenden toestand vooraf. Bovendien moet men niet zelden bac teriologische onderzoekingen op het laboratorium verrichten om in twij felachtige gevallen de kwestie der deugelijkheid tot een oplossing te brengen. Nu is alléén de deskudngie, de die renarts met zijn veelzijdige en ge specialiseerde kennis, in staat een volledige keuring te verrichten en uitspraak te doen. Bij de gewone keuring kan hij worden bijgestaan door personen, die van Rijkswege daartoe in staat gesteld een ele mentaire kennis van de vleeschkeu ring hebben opgedaan en wier be perkte bevoegdheden wettelijk zijn geregeld, Bij dit alles moeten wij goed be grijpen, dat vleesch, schadelijk voor de gezondheid, heel frisch kan s c h ij n e n. Het is bijvoorbeeld mo gelijk, dat het een mooie, roode kleur vertoont en als men het voelt vast blijkt, terwijl de leek er ook overi gens geen afwijkingen van het nor male aan kan bespeuren maar dat het gebruik ervan desondanks le-r vensgevaarlijk voor den mensch is. Vooral bepaalde lagere organismen, bacteriën, zijn aan de vleeschvergif tigingen schuldig. Deze bacteriën vindt men in vleesch en organen bij zieke dieren van onderscheiden soort. Voor den mensch, die zulk besmet vleesch nuttigt, zijn deze vergifti gingen in vele gevallen d o o d e 1 ij k. Dikwijls beperkt de ziekte zich niet tót één geval, maar treft zij vele ge zinnen tegelijk, die allen van het EEN VERKLARING VAN MINISTER-PRESIDENT FILOF. ?ofia, 9 Juni (D.N.B.) Minister president en minister van onder wijs, Filof, heeft vandaag in de ha venstad Swisjtaf aan de Donau, ter gelegenheid van den stapelloop van het nieuwe Bulgaarsche schip Czaar Boris III, o.m. verklaard, dat Bul garije dank zij de overwinning der spilmogendheden zijn volledige na tionale eenheid heeft verkregen en dat het thans voor groote en belang rijke opgaven staat. Bulgarije zal als trouw en oprecht bondgenoot van de spilmogendheden en van het driemogendhedenpact ook van zijn kant bijdragen leveren tot de nieu we economische orde, die door de spilmogendheden in Midden- en Z.O.-Europa wordt opgericht. De voorzitter van de kamer, Kal- foff, verklaarde o.a.: De nieuwe aanwinsten van Bulgarije verster ken in nog grootere mate zijn be trekkingen met Duitschland en Ita lië, waarmede het zijn lot voor altijd verbonden heeft. ITALIË STRIJDT EEN JAAR. Rome, 9 Juni (D.N.B.) Ter gele genheid van den verjaardag van Italië's deelneming aan den oorlog wordt van officieele zijde een over zicht gegeven van de operaties der Italiaansche weermacht te land, ter zee en in de lucht, waaruit blijkt, dat het Italiaansche luchtwapen van 10 Juni 1940 tot heden 1439 vijande lijke vliegtuigen neergeschoten heeft. De verliezen van het Italiaan sche luchtwapen bedroegen in deze periode 232 toestellen. De verhou ding is dus 1 op 6 ten gunste van Italië. Nieuwe Britsche bevelhebber in Egypte. (D.N.B.) - Luitenant- generaal sir James Maxwell-Corn- wal heeft volgens Reuter het bevel over de Britsche troepen in Egypte op zich genomen. Deze behooren tot de strijdkrachten in het Midden- Oosten, die onder bevel van gene raal Wavell staan. Vereeniging van trajecten der I'arijcshe ondergrcndsche.' (D.N.B.) In het kader van de openbare wer ken in en om Parijs zullen nog drie trajecten der ondergrondsche ver lengd of uitgebreid worden. Tien milliard voor de Ameri- kaansche weermacht. (D.N.B.) - Het Huis van Afgevaardigden heeft met 350 stemmen tegen 1 een bedrag van tien milliard dollar beschik baar gesteld voor de Amerikaansche weermacht, voor het op 1 Juli be ginnende financieele jaar. Britsche troepentransporttrein ontspoord. - Een troepentransport trein met Britsch-Indische soldaten, die van Basra naar Bagdad onder weg was, is in de woestijn door Irak- kers tot ontsporing gebracht. Een groot aantal Britsch-Indiërs is om gekomen. ALKMAAR, 9 Juni 1941. (N.V. Alkm. Exportveiling)Aardbeien 23 40, Andijvie 919, Rabarber 6, Tomaten 44 enWitlof I 2528 per 100 kg; Asperges 2163, Peterselie 4.606, Raapstelen 2.203.30, Radijs 1.60, Selderie ,3.308.10, Uien 920 en Wortelen 10.4013 per 100 bos; Bloemkool le s. 1216 2e s. 4.309.60, Kropsla 0.503 en Komkommers 615 per 100 st.; Postelein per bakje 2957 cent; Spi nazie per 8 kg 52 cent. PURMEREND, 10 Juni 1941. Gem. Kaasbeurs. Verhandeld 17 partijen, wegende 79000 kg. Hoogste prijs 40+ 35.25. Handel vlug. Kaasmarkt: 4 stapels, wegende 1275 kg, Kleine boeren 34.50 per 50 kg. 175 Geldekoeien 320—410, 110 Melkkoeien 360500, 35 Pinken 200260 handel matig; Nuchtere kalveren (fok) 3856; 52 Magere varkens 2849, 6 Zeugen 150 250, 408 Biggen 1834, 218 Scha pen 3045, 131 Bokken en Geiten 2870, handel matig; 861 Lamme ren 2030; Kipeieren 1.05 per 100 stuks; 1500 Oude kippen en ha nen (wit, rood en blauw) 13 per kg; Konijnen 215; 100 Eenden 1 —1.70. Voor de leiering: 315 Vette koeien, 5 Stieren, 2' Vette kalveren, 29 Vette Varkens en een gedeelte van 389 Nuchtere kalveren. BROEK OP LANGENDIJK, 10 Juni. (Lang. Groentenveiling). 44 bos Uien 10.80; 4000 kg Tomaten (A, B. C en 44; 8500 kg Rabarber 6. NOORDSCHARWOUDE, 10 Juni. (Noordermarktbond). 3800 kg Ra barber 4.806. TEXEL, 9 Juni 1941. Veemarkt: 7 Koeien 315475; 7 Kalveren 18 26; 1 Varken 55; 29 Biggen 22 35; 25 Biggen 3545; 3465 Lam meren 2230. vleesch van zoo'n dier hebben ge geten. Bovendien zijn er nog be paalde, evenmin als de bacteriën voor het bloote oog zichtbare, parasieten, die in het vleesch kunnen voorkomen en die den mensch heel wat onaan genaamheden en ongemakken kun nen bezorgen, ja, soms zijn dood ten gevolge hebben. Daarenboven bestaat het gevaar, dat het ongekeurde, clandestien in den handel gebrachte vleesch, indien het soms op zichzelf al eens deugde lijk is, door de onhygiënische behan deling ervan in de clandestiene be drijfjes ondeugdelijk kan worden. Dit kan geen verwondering wekken, als men zich de omstandigheden voorstelt, waaronder de clandestiene slachtingen meestal plaats vinden. Zij geschieden vaak in een donkere en vuile omgeving. Na de slachting wordt het vleesch dikwijls met ver ontreinigd water afgespoeld. Ter voorkoming van ontdekking bewaart en vervoert men het vleesch op een wijze, die spot met elk begrip van hygiëne. Het wordt bewaard onder mestvaalten, in gierbakken, op sme rige zolders en in en onder bedste den. Het wordt vervoerd in kinder wagens, op vuile karren onder on zindelijke bedekking, enzoovoorts. Misschien zal men het eigenaardig vinden, dat men, bij al die fraudu leuze slachtingen, zoo weinig hóórt over vleeschvergiftigingen of ziek ten. Maar dit is nog al begrijpelijk Want hij, dip ziek is geworden ten gevolge van het nuttigen van zulk vleesch, zal wel zoo wijs zijn, niet aan de groote klok te hangen, dat hij zieh dat door gesmokkeld vleesch te koopen zelf op den hals heeft ge haald. Zou er iemand ziek worden door consumptie van vleesch, dat wel is gekeurd, doch welks afwij kingen over het hoofd zijn gezien, dan zou daarentegen het gebeurde binnen den kortst mogelijken tijd algemeen bekend worden gemaakt! Daarom, landg°nooten, koopt geen vleesch van frauduleus geslachte die ren. Doet gij het toch, dan zijt gij er mede schuldig aan, dat de menschen van goeden wille minder vleesch krijgen toegewezen. Wie vleesch, van frauduleuze slachtingen afkom stig, koopt, is zelfzuchtig. En met al zijn egoïsme is het toch mogelijk, dat hij zijn eigen belangen slecht dient en zichzelf in lichamelijk ge vaar brengt. Want door ongekeurd vlèesch te eten loopt hij grc'ote kans, dat heele kleine wezentjes, den mensch vijandig gezind, in zfjn lichaam worden binnengesmokkeld en daar een, misschien doodelijke, verwoesting veroorzaken. Prof. Dr. H. C. L. E. BERGER, Veterinair Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid. Pennekrassen uit Parijs, De stemming in de wereldstad. (Van onzen Parijschen correspondent.) Parijs, Mei 1941. Is Parijs veranderd bij vroeger? Als men slechts op het uiterlijk afgaat, dan zonder twijfel. De Ville Lumière heeft momenteel weinig van een lichtstad. Het kent fiets taxi's, de halve wereld trouwens be stijgt tegenwoordig het stalen ros, en de aapjeskoetsier, dien men in een vergeten tijdperk verloren waande, is opnieuw op de boule vards verschenen. Daarbij kennen we, als een groot deel der huidige menschheid, de restricties. Aangenaam zijn die din gen natuurlijk niet. In den beginne geven beperkingen een triest ge voel, men moet afstand doen van heel wat dierbare gewoonten. Geen sterveling vindt het bijzonder leuk als hij een kwartier lang queue moet maken teneinde een pakje piraatjes te bemachtigen, en van de bonnen- knipperij is de aardigheid ook al volkomen af. Maar wie daaruit con cludeert dat te Parijs aan alles en nog wat gebrek heerscht, doet de waarheid geen eer aan. Trouwens die optochten voor de winkels beginnen allengs te ver dwijnen. Ze waren veeleer een ge volg van massapsychose en onvol doende organisatie dan van een heerschenden noodtoestand. De Franschen bezitten een menigte goede kwaliteiten, maar ze zijn ten eenenmale slechte organisatoren en bovendien nieuwsgierig als vrou wen. Voor een rat die met doodsver achting de straat oversteekt, voor een koopje dat bij nadere beschou wing allerminst een koopje is, voor een middelmatige film, voor niets dromt men samen. De goede abbé had gelijk toen hij verzucKtte: „men maakt queue voor bazars en biosco pen, maar niet voor de kerken, want die kent men wel en daar wordt men niet bekocht." Van die menschelijke en dus ver geef elijke dwaasheid hebben we nog kortgeleden wederom een voorbeeld beleefd. Een snuggere Parijzenaar had bedacht dat het Frankrijk straks wel eens aan tabak zou kunnen mangelen. Dies begon hij in het ge heim groote voorraden'in te slaan. Maar een geheim blijft te Parijs nooit langer dan een dag een ge heim en dus ging er onmiddellijk het gerucht dat Frankrijk aan ta baksgebrek dreigde ten onder te gaan. De „tabacs" konden niet meer aan de plotseling enorm ge stegen aanvarag voldoen, hun debiet vertienvoudigde binnen enkele da gen. Het droevig gevolg is thans de rij van wachtenden voor den winkel van rookartikelen en de prijsver- hooging van alle soorten tabak. In werkelijkheid is er het eerste jaar nog voldoende voorraad, Frankrijk verbouwt overigens zelf tabak, doch de vox populi wilde tabaksnood en dus was er tabaksnood. Een tijdige distributie zou al die nervositeit hebben voorkomen. Hetzelfde is even het geval ge weest met de levensmiddelen. Ook ten opzichte daarvan is men te laat met de distributie aangevangen, de marché noir, de zwarte markt, vond alle gelegenheid en uiteraard de vrijheid om reusachtige voorraden op te koopen en op te tasten. Er was een tijd dat ieder die over de noo- dige middelen beschikte, weinig scrupules had en den weg wist, zich te goed kon doen zonder zich be hoeven te storen aan bons en ver bod. Gelukkig is thans krachtig in gegrepen en de groepeering der restaurants in vier categorieën, na melijk van vijftig, vijf-en-dertig, vijf-en-twintig en achttien francs, waardoor dus eensklaps alle restau rants prix-fixe zijn geworden, heeft een einde aan een onbillijke verdee ling gemaakt, onbillijk omdat ze de gegoeden bevoordeelde ten koste van de minder gegoeden. Het typische van den toestand is wel, dat vele dier regeeringsmaat- regelen feitelijk bij het persoonlijk initiatief ten achter komen. Menig winkelier had zelf al lang een soort rouleeringssysteem voor zijn klan ten bedacht, eer de officieele Fran- tche instanties op die idee kwamen en het voorschreven. Nadat we maandenlang broodkaarten en der gelijke hebben bezeten waarvan men de „tickets" zelf diende te knippen, hetgeen in winkels en restaurants een onnoodig en lastig oponthoud veroorzaakte, zijn de nieuwe kaarten, alweer op aandrang van het publiek, geperforeerd, zoo dat een ieder zich voortaan zelf kar. helpen. Thans i= het wachten op de textielkaart, met de invoering waar van men helaas pas begon toen de voorraden al aardig uitgeput raak ten. Frankrijk heeft een beetje het be leid gevoerd van den krekel uit de overigens biologisch onjuiste en moreel niet te verdedigen fabel van La Fontaine. Rooskleurig ziet de ii. Twee roode zalmen, officieeier gezegd: „zalmen van keel" ver toont het stadswapen van Woudrichem, waarmee het bordesje van het sierlijk raadhuis, dat de Hoogstraat- zoo schilderachtig af sluit, is getooid. Dat wijst er al op, dat de visscherij hier in de omgeving veelvuldig, en reeds lange jaren, wordt beoefend. Trouwens, wanneer men de praentige zeventiend'eeuwsche huizen ziet, met him warm-roodbruine moppen, die aan de Hoogstraat verrijzen, als men de dikte der muren schat van de stoere water poort bij de Waalkade, dan komt men reeds, zonder dat men in de archieven gaat pluizen, tot de conclusie, dat Woudrichem een his torisch plaatsje is, en dat zijn geschiedenis teruggaat tot in een grijs verleden. Inderdaad verleende reeds in de veertiende eeuw de heer van Altena aan de „poirteren van Woudrichem ende onsen poirters- kinderen" een privilege om op de Waal te visschen, tegen betaling van den vijfden penning, een recht, dat door alle eeuwen heen bleef gehandhaafd. Geen wonder dus, dat de Woerkommers vol bloed visschers zijn, van kindsbeen af, tot ze van jicht of an dere ouderdomskwalen nauwelijks meer overeind kunnen komen. In vorige eeuwen gold de visscherij in deze streken als een zeer loo- nend bedrijf, hoewel de geweldige hoeveelheden visch de prijzen wel eens danig drukten. Bekend is, dat dienstmeisjes, die zich in Gorinchem om omgeving verhuurden, dit deden onder het uitdruk kelijk beding, dat haar niet meer dan drie maal per week zalm zou worden voorgezet'! Maar die tijden zijn lang voorbij, en op het oogenblik worden er voor de zalmen prijzen betaald, die iemand lichtelijk doen duizelen. Daarvoor zijn natuurlijk vele factoren aan wezig, maar de allerbelangste vraag in deze is toch wel: „Hoe komt het, dat op het oogenblik de vangsten van zalm zoo gering zijn, en de elft zelfs heelemaal niet meer gevangen wordt?" Stuwen zijn der zalmen dood. De heer Wijnbelt, die reeds vele jaren in het visschersbedrijf zit die zelf een hartstochtelijk vis- scher is, als kleine jongen al met den zegen er op uit trok in de polderslooten, en die, klem begonnen, zijn zaak uitbouwde tot een van de grootste, zoo nie*. de grootste van ons land, kan bij uitstek bevoegd geacht wor den, om op deze vraag een ant woord te geven. „Drie factoren zijn er, die nadeelig gewerkt hebben op den vischstana in onze groote rivieren. In de eerste plaats de bouw van de groote stu wen, waar de zalm voor blijft staan, en zich ten slotte den kop kapel stoot in zijn drang, om stroomop waarts te komen. Nu heeft men bij die stuwen wel een zalmtrap ge maakt, maar het is wel gebleken, dat slechts een - heel klein percen tage zalmen van die trap gebruik maakt. Bij honderden zijn de zal men indertijd voor de stuwen weg gevangen of voor dood opgeschept. Een tweede nadeelige factor is de verontreiniging van het water door de fabrieken. De loozing van het afvalwater heeft een ware slachting onder de visch aangericht. En ten slotte nog de normalisatie van de rivieren, waardoor de vele bankpn en platen, die eertijds langs de oevers ontstonden, verdwenen. Vroe ger stbnd er veel meer water in de rivier, en ook dat werkte stimulee rend op den trek van de zalm. Dit alles bij elkaar genomen is oorzaak geweest, dat de elft, een pracht van een visch, waaraan goed geld ver diend werd, totaal verdween, en ook met de zalm is het de laatste jaren steeds bergafwaarts gegaan. Op het oogenblik zijn we weer met de galg zegen begnnen, omclat de prijzen het bedrjif loonend maken, maar onder normale omstandigheden zou dit vermoedelijk het geval niet zijn, en zouden we er na een paar weken mee zijn opgehouden. Vroeger leef de heel de omgeving van de zalm en de elft, en u kunt dus wel nagaan, hoe velen hier achteruit geboerd zijn". „En hoe zijn de vooruitzichten op het oogenblik?" „t)at is moeilijk; te zeggen, alles hangt af van den prijs, die gemaakt kan worden. Paradijs voor vischliefhebbers. Beneden, in de magazijn van de firma Wijnbelt, schittert de zilver witte fint bij duizenden en duizen den in de grauwe teenen manden. Rappe handen sorteeren de visch vliegensvlug, de groote, de middel- groote en de kleinere ieder in aparte manden, stukken ijs er bij voor de conserveering, en in een oogwenk is de zaak klaar voor verzending. Er is op het oogenblik groote vraag naar alle soorten visch, zelfs naar de ge wone voorn, waarmee vroeger de kat werd verblijd. En er kan niet zooveel worden aangevoerd, of het gaat in record tempo weg. Drie oude heeren, die als even- zooveel druppelen water gelijken op de visschers, die wij even te voren in actie zagen op het vlot achter de sleepboot, met dit verschil, dat zij geen oliejassen dragen, maar boeze roenen van een diepbruine kleur, en een zwart petje, zitten achter een groote ton met bloederig rood wa ter, waarin de paling zich keert en wendt. Onverstoorbaar maken ze paling na paling schoon, honderden kilo's gaan uur na uur door hun handen, maar ze hadden even goed met hun dertigen om tien vaten kunnen zitten. Er is zóóveel vraag, dat het aanbod er niet in het minst tegen op weegt. En daar de binnen- landsche aanvoer van paling niet al te groot is, wordt ze op het oogen blik met den vrachtwagen heele maal uit Denemarken gehaald, waar men er nog genoeg van schijnt te hebben. Springlevend komt de pa ling, in speciale tanks, in Woudri chem aan, waar ze verder gereed wordt gemaakt Voor den verkoop in het binnenland. Een van de heeren Wijnbelt trekt tusschen de vele manden een groo te mand naar voren, slaat het deksel open, schuift de brokken ijs opzij en toont ons dan een formidabele zalm, bijna 25 pond zwaar, die den vori- gen dag met den galgzegen uit de Waal werd gehaald. Een prachtig gestroomlijnde, zilverwitte, scherp- gebekte visch, die, gedreven door den drang naar voortplanting, uit zee de rivier opzwom, maar te Woudrichem bleef staan voor het zijn weg afsluitende want van den galgzegen Buiten, op de breede Waal, waar op nog steeds de regen neervalt, zoodat men het silhouet van Gor- kum nauwelijks kan zien, klinkt op nieuw de stoomfluit van de Anja. Weer is, na wellicht zes, zeven ver- geefsche tochten met het vlot, een zalm in den galgzegen terecht geko men. Dat is de tweede dezen dag en daar zal het ook wel mee ophouden. Twee zalmen op één dag is reeds een behoorlijk resultaat, de vis schers kunnen tevreden zijn, hun weekloon komt er uit! toestand er dus niet uit, het heeft geen den minsten zin om het te ont kennen. Wij baden allerminst in overvloed en weelde, ja zelfs niet met teveel en te beste zeep. Maar het is pure dwaasheid zich Frank rijk voor te stellen als een honge rend land en Parijs als een stad die gebrek lijdt en bleek ziet van ont bering. Ieder heeft zijn deel van den gezamenlijken last te dragen, een last die zoo billijk mogelijk wordt verdeeld. De besten vinden dat een eer, de slechtsten een schande, en de laatsten hebben gebrek aan ge meenschapszin en ongelijk. Over het algemeen echter neemt men de zaak nogal gemoedelijk op, aan „bon sens" ontbreekt het Frankrijk niet; de Franschen zijn realisten. Een vrijheid die tot losbandigheid ont aardde en tot het grófste egoïsme leidde, heeft plaats gemaakt voor wat meer begrip en wat meer dis cipline, en nu men wat aan orde en legel is gewend, is de stemming on der het volk aanmerkelijk beter dan ze was in de barre wintermaanden. Natuurlijk is het niet alles boter tje tot den boom. Men wil wel eens vergeten, dat een wapenstilstand nog geen vrede beteekent, men weet niets van den oorlog dan indirect door de kranten, want bombarde menten en luchtalarm heeft Parijs in geen maanden gekend. Door de dagelijksche moeilijkheden moet men heen als een kind door de ma zelen. Wie daarvan griezelige ver halen ophangt, geeft niet alleen blijk van groote fantasie maar ook van groote onverantwoordelijkheid. Parijs is .anders dan het voorheen was. De Parijzenaar is er stellig wat ernstiger op geworden; het zou wel zeer vreemd zijn als het anders was. Maar men maakt het drama van Frankrijk niet grooter doch geringer door het te overdrijven. Waarlijk, Fankrfjk herbergt nog voldoende vertrouwen en vitamines voor een betere ntijd die komt. Humor en geest hebben den Parijzenaar heusch niet verlaten. In vertrouwen dat uit de débacle iets groots geboren kan worden, in de overtuiging dat de overwinnaar van vandaag de vriend is van morgen, kortom, in de idee der samenwerking in het kader van een nieuw en verjongd Europa, verliezen brood- en vleesch- en boterbons voor den Franschman veel van haar verschrikking. De stemming in de wereldstad neigt naar optimisme, de Parij,zenaars zijn immer optimisten geweest. Ondanks alles is de Parijzenaar zichzelf ge lijk gebleven en daarom is Parijs wel anders maar toch in wezen niet veranderd. T. O. Zitting van 9 Juni. Onbewezen tenlastelegging. Een Hoornsche caféhouder had een paar maanden geleden de hef tige verontwaardiging gaande ge maakt van een mevrouw, die in de Ned. Vereeniging tot bescherming van dieren de functie van inspec trice vervulde. Hij zou zijn hond zoo ongeveer hebben laten dood hongeren. De huren, de politie, een veearts, een fotograaf en de ver eeniging kwamen er aan te pas om het scharminkelige dier te redden van den ontaarden hondenbaas. De baas zelf kwam door de bemoeiing van de inspectrice op het matje van den Alkmaarschen politierechter, om rekening en verantwoording af te leggen van zijn gedragingen ten aanzien van de hondsche voedsel voorziening. De caféhouder gaf zich onmid dellijk bij de eerste vragen van den rechter voor een doodonschuldige, ja een echten dierenliefhebber -uit tot stijgende verontwaardiging van de inspectrice. De baas van den hond verzeker de met klem, dat het dier altijd goed eten van hem en zijn vrouw kreeg, hetzelfde eten, als hijzelf at, te weten: aardappelen, groenten en vet en vleesch. Bij den slager kocht hij expres vleeschafval voor den ho nd. Het beest was inder daad zeer mager geworden, maar dat kwam, omdat het voor het eerst had gejongd en het groote ge tal van zeven jongen ter wereld had gebracht. De rechter, die graag alle bijzon derheden wil weten, maar een oogenblik in de ter zitting meer ge bruikelijke sfeer van fietsen en auto's (waar wat mee aan de hand is) verwijlde, vroeg, welk „merk" hond de caféhouder had. De caféhouder begreep het ech ter evengoed wel en antwoordde: Een soort doberman -pincher. Er was een op zegel gestelde (zonde van de centen, want dat was niet noodig) verklaring van verdachte's slager, die de verzeke ring gaf, dat hij steeds vleeschaf val voor den hond leverde en dat het beest door verdachte behoorlijk werd gevoed. De inspectrice gaf, in tegenstel ling met dit alles, een droef ver haal over den toestand van den hond, die een jaar tevoren volgens haar een stevig, gezond en glanzend dier was en haar bij haar bezoek bij verdachte als een waggelend uitge teerd wrak tegemoet kwam. De bu ren hadden bij haar reeds over de verwaarloozing van den hond ge klaagd en uit medelijden voedsel geworpen, dat door het dier, als was het krankzinnig, werd ver slonden. Ook toen zij het wat oud

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1941 | | pagina 3