Storm op zaal
Waar Madonna's
in de oudheid
iVi vreedzame beschouwing leven
SFEER VAN KUNST EN
KERSTMIS IN BRUGGE
De mislukking van een
reiziger in Kerstvieringen
Bane Memüng, Madonna met het Kind.
WE wel eens het voorrecht heeft
gehad op of omstreeks de Kerst
dagen ln Brugge te vertoeven, zal de
ervaring hebben opgedaan dat de
«feer ln deze Vlaamsche stad bij uit
stek gunstig ls om gedachten over het
Kerstwonder te doen overglanzen
door het licht dat afstraalt van kunst
werken door groote meesters ge
schapen, „akten van geloof', wonde
ren van technisch kunnen, onvergete
lijke symphonleën van heldere en
Schitterende kleuren. In den loop der
eeuwen ls Kerstmis door vele kun
stenaars tot onderwerp hunner com
posities gekozen. Het bevel tot de
volkstelling door bereden ^soldaten
van Herodes over het land gedragen,
de consternatie die dit bevel veroor
zaakte onder timmerlieden, steenkap
pers, metselaars, pottenbakkers, we
vers en tuiniers, het optrekken van
de huisvaders naar de hoofdstad van
de streek, naar Sephoris en de reis
van Jozef en Maria met als wereld-
zaligend Intermezzo: de geboorte in
den stal van Bethlehem, deze feiten,
hoe simpel ook weergegeven, hebben
de schilders naar hun palet doen grij
pen en nog heden ten dage zijn wij
er dankbaar voor dat bff velen het ge
loof in het Christuskind basis hunner
onvergelijkelijke, onovertroffen kunst
schatten is geweest
Brugge bezit vele schilderijen van
Hans Memling, den grooten Maria-
schilder en men behoeft, komende van
het standbeeld van Guido Gezelle bij
de O.L.V. Kerk, slechts de straat over
te steken om het St. Janshospitaal te
bereiken, waar deze schilderijen te
vinden zijn. Daarheen, vóórdat de
Kerstklokken gaan luiden' Wat kan
men daar goed verstaan, dien triomf
van Christus' geboorte, de nederig
heid van Maria, dienstmaagd des
Heeren en de dynamische werking
van het geloof.
Het heeft lang geduurd vooraleer
men bijzonderheden wist te vertellen
over het leven van Memling. "Avon
tuurlijke legenden en verzinsels wer
den op papier gesteld, maar geschied
kundige feiten ontbraken nog. Eerst
in 1861 wist James Weale aan te too-
nen. dat Memling een vooraanstaand
poorter van Brugge was. reeds In 1466
gevestigd ln de Wulhuusstraat en ln
1467 vrijmeester van het gilde van
St. Lucas. En als wij ons goed herin
neren, dan is in 1988 op het nog wei
nig doorzocht?e»srrhief van de stad
Brugge, de geboorteplaats van Mem
ling achterhaald kunnen worden. Het
desbetreffende document bevat de
volgende woorden: „Jan Mimmelln-
ghe. Harmans Zuene Gheboren. Za-
leghenstat, poorter 30 in Laumaent
1465 omne 24 Schellijnghen grooten".
Enkele schrijvers meenen dat hij vóór
t435 werd geboren, anderen houden
het er voor. dat ziln geboortedag tus-
schen 1430 en 1450 valt. In ieder geval
zou Memling te Brussel een leerling
van Rogier van der Weijden ziln ge
weest. (Vasaril. Mep vraagt zich ech
ter af of Memling te Keulen de fraaie
schilderijen van Stefaan Lochner en
diens kunstgenooten niet heeft ge
kend, vooraleer naar Brussel te ko
men Ettelijke afbeeldingen die den
achtergrond uitmaken van verschei
dene tafereelen van de Rijve van de
H. Ursula ziln nauwkeurige stadsge
zichten van Keulen.
Maar hier willen we nu niet over
ln détails treden. WH gaan met het
St. Janshospltaal binnen.
Let nu op die Madonna's van Mem
ling, hier diep teruggetrokken tn de
stilte van een klooster, in een ruime
eenvoudige kamer. Ge loopt vele
gangen door en komt aan de kamer
van Nazareth waar Maria en het Kind
in vreedzame beschouwing leven.
Let eens op de oogen die Memling
schilderde: Maria's oogen zijn onme
telijk stil, oogen door de eeuwigheid
geschapen. Zij zijn zwart, omdat zij
geen kleuren noodig hebben om he-
melsch te ziln en omdat zwart ook de
kleur ls van rouw erfuiroefheld Mem-
llng's Madonna ls ook de Moeder van
den Man van Smarten. Zooals Maria's
oogen op die schilderijen boven het
Christuskind heendrflven naar onge
kende verten, zoo varen ook de hlik-
ken boven het leven van Jezus, boven
Bethlehem, Nazareth, Genesareth, Je
ruzalem en Golgotha. Memling legde
niet alleen Kerstmis in zijn werk, hfj
schilderde ln zijn Madonna's met
KiDd, ook de Verrijzenis en Hemel
vaart.
Deze kleurrijke beelden spreken een
onmiddellijk klare taal; men gevoelt
aanstonds, dat men hier voor iets
buitengewoons staat en men weet. dat
zij ons iets te zeggen hebben van
groot belang. Men zoekt, naarmate de
stilte spreekt, met gespannen nauw
keurigheid, met eerbied en eindelijk
met de grootste bewondering.
Het Ideaal is hier naast vaste be
ginselen volgehouden in alle deelen
er heersc.ht een gedachte waarin en
waaronder alles harmonieerend is ge
schikt.
Beschouwt men de meesterstukken
aandachtig, dan wordt men hoe langer
hoe meer ingetogen, men spreekt niet
me°r maar schouwt met eerbied op
Zijn er nog velen, die in dezen
„atoom-tijd" oog hebben voor deze
waarden of wordt met den dag groo-
ter het aantal dergenen die op „oud
goed" niet willen teren, die meenen
dat eeuwige waarden ons alléén onder
nieuwe vormen mdeten treffen, omdat
de gevoeligheid anders ls afgestemd
M°n zou het wet denken,
Maar het andere is ook van belang'
wie Memling's werken heeft gezien
zucht over de menschheid. want hij
zag iets van het mene tekel der ver
gankelijkheid- beschavingen ontstaan
bloeien tanen en vergaan. Er ls in de
zucht naar afwisseling bij ieder van
ons, niets mlnderwaardfgs, dat een
WE zijn geneigd, de Wijzen uit het
Oosten te zien als de vertegen
woordigers der oude astronomen.
Deze magiërs treden ons immers uit
de sfeer van het Kerstverhaal tege
moet als sterrenkundigen, die acht
gaven op de teekenen des hemels. De
astronomie gaat echter nog tientallen
eeuwen vérder terug. Reeds de volken
der grijze Oudheid, bekoord door de
betooverende pracht van den Ooster-
schen sterrenhemel, wijdden zich aan
de beoefening van de sterrenkunde,
de oudste van alle wetenschappen.
Het nachtelijk uitspansel met zijn tal-
looze flonkerende sterren en tinte
lende lichtstippen was voor hen een
mysterieuze, bovenaardsehe wereld
van licht en schoonheid, waarin hun
kinderlijke fantasie allerlei beelden en
gestalten schtep.
Het eigenlijke centrum van de be
oefening der sterrenkunde lag in
Chaldea Bijna elke groote stad van
het oude Babylonië had haar sterren
wacht, waar geregeld waarnemingen
werden verricht. De beroemde biblio-
verwijt van oppervlakkigheid zou
verdienen; het is een zuiver mensche-
lijk verschijnsel. Alleen zou er grond
voor pessimistische beschouwingen
zijn, wanneer wij vaststellen, dat be
paalde kunstvormen zich wijzigen ot
verschimmen De wereld gaat eenvou-
dig haar gang en voor wat zij hier
verwerpt, rijst verder een tegenwaarde
op, welke vaak alleen het verworpene
is onder anderen vorm. Er is geen
teruggang.
Memling heeft dit zelf ook moeten
ervaren: zonder de voorgangers geen
navolgers. Zelf werd hij de dune van
de, zucht naar afwisseling, want Mem-
lings faam die bij zijn leven zoo schit
terend was geweest, zonk al gauw
daarna weg in de schaduw, Toen in
1520 Albrecht Dürer ziin vermaarde
reis naar Vlaanderen ondernam wprd
er reeds niet meer over den Meesteï
Memling gesnroken, wiens aandenken
gansch verdwenen scheen te ziln
Rcugge's verval, de snelle ontwikke
jing van de Rrusselsche. Leuvensrhe
en Antwernsche scholen d° hitval van
het Itaüanisme tn de schilderkunst
hebben hun weerslag gehad op de
kunstproductie Wegens den grooten
luister van de hamkkunst tiidens de
17e eeuw werden alle vorige werken
als verachtelijke „Gothiek" bestem
peld Deze groote miskenning van de
kostbaarste stukken der oude Vlaam
sche school duurde tot omstreeks in
het midden van de 19e eenw Later
heeft men begrenen dat de geest van
de oude Vlaamsche meesters boven
theek tn het paleis va») Sanhirib te
Ninevé bestond voor een aanzienlijk
gedeelte uit astronomische werken
wel een bewijs, dat in de Oud-Rabv-
lonische beschaving de astronomie
een belangiijke plaats Innam In Ur,
de stad van Abraham, heeft men een
tempel gevonden die gewijd was aan
den maangod De Egyptische pyrami-
den waren op den sterrenhemel ge
oriënteerd Voor de sterren, waarnaar
ze hun kalender regelden bouwden de
Egyptenaren zelfs afzonderlijke tem
pels. Zoo spreken ons na meer dan
50 eeuwen de oude beschavingen nog
van de beoefening der astronomie
Reeds de oeroude volken richtten dus
het oog naar de sterren „hoog hoven
hun sterfelijk hoofd" een schoone
en tevens treffende symboliek.
De Grieken hebben omstreeks 500
j. v Chr. de sterrenkunde, nieuw leven
Ingeblazen. Veertien eeuwen later wa
ren het vooral de Arabieren, die zich
wijdden aan de bestudeering van den
sterrenhemel.
Zooals reeds werd opgemerkt, heb
ben de oude volken den sterrenhemel
met allerhande figuren „bevolkt". Het
is niet bekend, wanneer voor het
eerst de sterrengroepen In verband
werden gebracht met dramatische be
levenissen van menschen en dieren
maar het gebruik is stetlig zeer oud
De Babylonfërs kenden omstreeks
3000 1 v. Chr reeds de beelden van
den dierenriem: zll hadden deze ont
leend aan nog oudere volken Om-
de zucht naar afwisseling uitgaat en
een hart-grondige kennismaking met
Memlings Bijbelsche beelden leidt tot
de erkenning, dat deze kunst ge
wrocht werd in een hoek van het le
ven waar de drang naar afwisseling
huiten haar dagelijksche atmosfeer Is
getild En is de vrede die van deze
kunstwerken uitgaat iets anders dan
zichtbare hemelglorie en een straal
eeuwigheidslich"
Er zijn nauwkeurige gegevens over
de opeenvolgende dateeringen der
giften van Memlings schilderden aan
het Sint Jansgasthuis te Brugge Het
bijeenbrengen van deze schilderijen,
heeft Descamns aanleiding gegeven
tot verha'en Viardot en Mich!el9 zijn
hem hierin gevolgd en schreven een
roman waaruit in onze dapen een
spannend fi'msrenaria gehaald zou
kunnen worden Maar gebleken ts dat
dit al'es onverantwoord was en de
historie heeft de ln bedoelde verhalen
vermelde feiten gelogenstraft Mem-
'ing is nooit tn dit Hospitaal ver-
oleped. zooals de schriivers beweerd
hehhen.
Memlings Madonna en da zooveel
andere werken, d'e wil hier nog on
vermeld hehhen gelaten, bieden een
machtig voedsel voor den geest, een
onovertroffen rijkdom aan mensche*
tijke vormschoonheid en levensware
beweging. In Rrugge.,., dan moogt
ge het St Janshospitaal niet voorbij
loopen, zeker niet als g° er op of
omstreeks Kerstmis vertoeft.
KAREL VAN DEN BERG.
streeks 2500 i, v. Chr. hadden de
Chineezan hun rijk al ingedeeld naar
de 12 gordels van den dierenriem en
de 28 „huizen' van de maan. De Chi»
neezen noemen zich dan ook nog
gaarne „de zonen van het Heme'scha
Rijk" Met vrij groote zekerheid kan
men zeggen, dat de namen der ster
renbeelden die tot op heden bewaard
gebleven zijn, omstreeks 2700 j, v.
Chr zijn ontstaan en uit Mesopotamia
stammen. Ze zijn dus hoogstwaar
schijnlijk van Chaldeeuwschen oor
sprong. De klassieke sterrenbeelden
van den tegenwoordigen hemel zijn
ontleend aan den vermaarden hemel
globe van den geleerden Griek Eudo-
xus (pl.m 370 j. v. Chr.) Eudoxu* bad
de sterrenbeelden beschreven in een
tweetal werken, die echter verloren
zijn gegaan. Dat de kennis van de
klassieke sterrenbeelden toch tot ons
gekomen is danken we aan den
Griekschen dichter Aratus (pl.m. 270
j. v. Chr.), die van de bedoelde ge
schriften van Eudoxus een berilmde
bewerking gaf. Deze bpwerklng is ge
lukkig voor het nageslacht bewaard
gebleven. De dichter zegt er uitdruk
kelijk in. dat de beelden den Grieken
uit een onbekende oudhetd zlfn over
geleverd Naar beweerd wordt, moet
de hemelglobe van Eudoxus den ster
renhemel weergegeven hebben om
streeks 2000 v. Chr. Hij bevatte 45
beelden Hieraan zijn naderhand door
verschillende zeevaarders en astrono
men nog 41 beelden toegevoegd
KERSTVERHAAL
f\E jonge hulpprediker liep te fluiten
U door de sneeuw. Hij was een
beetje een ander mensch geworden
•edert kort en dat kwam door Titlne.
lrJe cherche après Titlne, Tltine,
Chère Titlne...." De rest van het
oude liedje was hem ontschoten, maar
het wijsje zong weer in hem en Ti
tlne.... Titlne was er weer. Twee
weken geleden was ze gekomen; was
te zoo maar opnieuw in z'n georden
de bestaan gestapt en had ei alles
overhoop gesmeten.
„Man, wat zie je in vredesnaam in
die achterkamerl" hadden z'n vrienden
gezegd toen hij verhuisde. „Daken en
zoldervensters!" maar voor hem was
dit uitzicht, waren deze als noncha
lant neergeworpen daken en muur
tjes, uitbouwen en nissen Montmartre;
de vijf lieflijkste maanden van zijn
leven; iets, dat als een zoete geur
door zijn dorre dagen had gewaaid en
hem gewekt had tot ongekende le
vensvreugde. Gezegend oude peet
tante Ingetje, die hem het legaat had
nagelaten ter voltooiing van z'n stu
die en dubbel geprezen zijn eigen
koppigheid om tegen alle bedreigin
gen van thuis in naar Parijs te zijn
getrokken. Vijf maanden. Toen riep
de gespannen toestand hem terug en
hjj had met een wrokkend hart de
tranen weggekust van de donkere
wimpers. Titine, chère Tltine.... Hij
had gevoeld, dat het voor altijd was
en eenmaal thuis had hij zich wanho
pig ln de werveling van gebeurtenis
sen geworpen en de vijf maanden van
licht en geur werden weggevaagd
door den gruwelljksten storm, die de
wereld ooit geteisterd had. Voor het
oog een rustig hulpprediker, had hij
zich met z'n heele hart en ziel ln het
ondergrondsche werk geworpen tegen
den bezetter. De smaak van het avon
tuur was hem steeds aangenamer ge
worden, zelfs onontbeerlijk, zoodat er
bij de bevrijding een leegte ln zijn
bestaan viel, die hij nauwelijks wist
vullen met zijn dagelijksch werk.
Nu was hij dan écht hulpprediker
hoezeer hij ook tegen beter weten
v« hunkeren naar de spanning
zich v°orbije jaren, toch wist hij
om te schakelen, dat nie-
,Tennoedde hoeveel moeite het
n 6 ziin rol goed te blilven
)a, dat was het. Toen,
Mn 'ulc' toen had hij geleefd
f\hiJ En hij speelde goed!
hM^t» M 1 Zelf nlet eenS met:r' dat
hij speelde en als hij zich een enkele
maal er van bewust werd, dan kon
hfj yalRen v»n zichzelf. Dan zou hij
,lefa' de *ee,e b°el er bij neer ge
gooid hebben, maar hij deed het niet.
Hij speelde verder, want zijn rol lag
hem goed.
Maar nu was opeens Titine geko-
men en alsof een oude bruldskist na
jaren geopend werd, zoo dreef onver
wachts 't prikkelend parfum der her
innering door zijn hooge achterkamer.
Op een ochtend gebeurde het. Het
zolderraam, waar hij van achter z'n
bureau op uit zag werd geopend en
iemand zette twee potten bloeiende
geraniums op de vensterbank. Toen
boog zich een meisje over het kozlln
heen naar bulten en ademloos had hij
zitten kijken naar 't smalle gezichtje
tusschen die twee fel-roode bloem
trossen. Ze wès het! Hij wist het heel
zeker. Dat donker gladde haar, die
krullen In den nek. Op dat oogenblik
was de juffrouw binnengekomen met
z'n ontbijt en had hem weten te ver
tellen, dat daar achter hem een In
disch meisje was komen wonen met
haar moeder. De dochter scheen bui
tenshuls te werken. Meer was hij niet
van haar te weten gekomen en na
dien eenen keer had hij haar ook niet
meer gezien. Maar ze wès er!
Je cherche après Titlne.... Luchtig
floot hij het wijsje, terwijl hij de be
bouwde kom we^r naderde, de witte
gebouwen van 't Sanatorium, dat uit
zag over de besneeuwde velden,
waarboven een hooge lucht zich
welfde, die alle geluid Ijl deed ver
waaien. De ochtendwandeling had
hem goed gedaan. Het werd hem den
laatsten tijd wat te machtig. Steeds
meer collega's vielen uit wegens
ziekte, steeds vaker moest hij Invallen
bij Kerstvieringen en diensten. Het
dreigde hem nog over den kop te
loopen.
„Er is telefoon voor n geweest", zei
de juffrouw, toen hll de trap naar zijn
kamer wilde opklimmen, ,,'t Sanato
rium".
„Merkwaardig", dacht hij. „In
maanden er niet langs geweest. Dit
heele laar nog niet er binnen en nu
dit telefoontje, terwijl hil er nog geen
half uur geleden voorbij ging. Hil
nam den hoorn op. „Alsjeblieft niet
nég een Kerstfeest," flitste hem door
het hoofd. Maar 't wès een Kerst
feest. „Vanmiddag om vijf uur." De
predikant van het huls plotseling ziek,
alles al geregeld, vele anderen ver
geefs opgebeld.
„Vooruit dan maar," had hij wat
korzelig geantwoord. „U bent num
mer dertien. Ik zal komen." Maar
toen hij wilde afhangen, hoorde hif
aan de andere zijde nog dringend zijn
naam roepen „Is u daar nog' Denkt
u er vooral aan: het is een heel moei
lijke zaal. Jonge oorlogsslachtoffers
U begrijpt.
Dien middag haastte hij zich na het
natuurlijk weer te lang gerekte Kerst
feest va®- de Wijkvereeniging, naar
het Sanatorium, waar de directrice ln
een nerveuze onrust hem wachtte.
„De zaal ls erg moeilijk." viel ze
met de deur ln huls. Hij moest er
maar dadelijk heen gaan en hen niet
laten wachten. Het zusterkoortje was
al boven en ook de dames van de
bibliotheek waren er met den boom
en de versnaperingen. Neen. neen,
zijzelf kwam direct. Moest even een
dringende tnterlocaal afwachten. Ze
wees hem de lift. Zuster Gonda zou
hem boven wel opvangen en naar de
zaal brengen. En toen hij uit de lift
stapte, was het Titine.
„Titlne," had hij in verwarring ge
stameld maar het zustertje had met
een vluchtig lachje, dat als een licht
glans over het ernstige, smalle ge
zichtje gleed, van neen geschud
„Zuster Gonda," verheterde ze.
Hij was zich zelf al weer meester
en dwong zich eveneens tot een lach.
„Dat kan niet," zei hij. „Die .naam
past absoluut niet bij u." Hij stelde
zich voor. „Ik ben uw achterbuur
man." Zuster Gonda knikte en even
lichtten haar oogen op. Dan zei ze
zonder eenigen overgang: „de zaal ls
erg moeilijk. Durft u het aan?"
Nu moest de hulpprediker toch
werkelijk lachen. „Ik heb we! voor
heeter vuren gestaan," verzekerde hil
„BovendieiT doe Ik tegenwoordig niet
anders. Je krligt routine. Ik vo«1 me
als een handelsreiziger in Kerst
vieringen."
De kleine zuster bleef plotseling
midden ln de gang staan, alsof ze
hem den weg wilde versperren, haar
handen In afweer opgeheven. „Dom!
nee'" Haar wat heesche stem klonk
dringend. „U meent dit nieft U mag
dit niet zóó zien. Dan kunt u beteT
weggaan. De zaal ls moeilijk'" Een
warm rood deed het matte bleek- van
haar gezicht gloeien en gaf haar npg
sterker gelijkenis met de Titine van
vroeger. Hit glimlachte om haar op
winding. „We gaan naar binnen,
zei hij.
Maar op het moment, dat Zuster
Gonda de deur achter hem sloot
voelde hij een beklemming over zieh
komen, die hem volkomen vreemd
was. Zijn gewone vrijmoedigheid, zijn
joviale vlotheid verstarden onder de
leege, nietszeggende blikken van deze
mannen. Hij liep de bedden langs
probeerde hier en daar een gesprek,
maar hit kon evengoed tegen den
muur spreken. Men keek langs hem
heen. Hfj was lucht, lucht, minder dan
lucht. Twintig, negentien bedden met
vijanden. Eén stond achter een
scherm.
De hoofdzuster haalde de schouders
op. „Afgesproken werk," fluisterde ze
„niet aan storen. We beginnen met
het koor en den boom. Dan gaat het
we! beter." Zuster Gonda verdween
naar de gang en dadelijk daarop
drongen zangstemmen de vijandige
stilte binnen. Oude, vertrouwde klan
ken, maar de mannen bleven door
lezen De directrice kwam op zaal
met 'de bibliotheekdames, die het ver
sierde boompje op een tafel zetten en
de kaarsjes aanstaken, maar er werd
niet naar gekeken. Bed aan bed
brachten, ze baktes fruit rond. Men
nam er geen notitie van.
De hulpprediker stond geleund te
gen de middentafel. Even kwam Zr
Gonda naast hem staan. Ze zag wit
„Gaat u weg," zei ze zacht., „Gaat
u alstuhlteft wegt" Maar hij schudde
het hoofd en nam z'n bijbel op „Man
nen." zei hij, „ik lees jullie voor uit
het Kerst-evangelie.,.," „Jij leest
niks voor!" Een schorre stem kwam
vanuit een bed bii het raam. Het was
een groote, forsche kerel, die daar
lag, oogenschijnlijk gezond. Hij lag
aehteloos ln een boek te bladeren
maar met een schuin oog taxeerde hij
de uitwerking van zijn woorden Tqen
herhaalde hij met nog wat meer na
druk: „Jij leest heelemaal niks voor'
Begrehent We hebhpn met iouw evan
gelie niks te maken We zuilen zonde'
dat wel krepeeren."
De hulpnrediker deed of hij nle's
hoorde en begon te lezen: ,,Fn er wa
ren herd°rs tn diezelfde landstreek
zich holidonde in het veld...." Hii
was koud van spanning, maar er ge
beurde niets. en de enge! zeide
tot hem: vreest niet want ziet, lk ver
kondig u groote blijdschap."
„Hou je bek met Ie blijdschap,'
kwam een stem. uit een anderen boek
en op hetzelfde oogenblik suisde een
appel rakelings langs zijn hoofd „En
donder nou op met fe blijdschap
kwam de stem weer van den raam
kant. „Die bestaat voor ons niet. De
hulpprediker schudde het hoofd maar
voor hij tets kon zeggen, trof een
andere appel hem tegen z'n schouder
en dit was het sein tot een algemeen
gesmllt en geschreeuw Tevergeefs
trachtten de directrice en de hoofd
zuster den storm te bezweren De
bonte versierselen uit het boompje
spatten aan scherven en kaarsies klet
terden brandend op de tafel Haastig
voorkwam Zr Gon 'a met een natte
spons verdere ongelukken maar het
tumult nam steeds toe en de verwar
rtng werd grooter De dames van de
bihliotheelr probeerden in hun schrik
een goed heenkomen te zoeken naaT
de gang, wat echter niet gelukte
doordat de toegestroomde zusters van
het kqor de deuropening versperden
Teen viel het witte scherm cm.
Naast het nu zichtbaar geworden
bed stond een jonge vrouw ontzet de
schap" Dan zakte hif terug.
Zonder |pts te zeggen zette de di
rectrice het scherm weer voor hqt
bed De hulpprediker sprong van de
tafel Het bleef stil zoolang hij achter
zaal ln te staren; de uanden tegen de
ooren gedrukt en hoog in de kussens
lag een man. Zijn wangen waren in
gevallen en felle vlekken teekenden
zijn uitstekende jukbeenderen. Hij
hoestte en wenkte met z'n eene hand
terwijl h steunende op de andere een
poging deed overeind te komen Zr
Gonda vloog op hem af. „Stil toch
o toe, schei jullie toch uit!" De tranen
liepen haar langs het smalle ge
zichtje. Ze boog zich over den zieken
man en steunde hem Dan wenkte ze
den hulpprediker „Laat ze zwijgen, In
Godsnaam Hl) vraagt het!"
Toen sprong de hulpprediker met
één zwaai boven op de tafel Daar
stond hij wijdbeens met z'n hooge
rüzige gestalte en z'n gezonde li
chaam naast den omvergeworpen
boom „Stilte!" donderde zijn stem
Het bloed gonsde hem in de ooren
en hii had het onwezenllike gevoel
dat een ander daar 9tond dan hij
„Zwijg jullie' Zie je dan ntet, dat
ie hem vermoordtl"
Als een deksel viel de stilte plotse
ling over de wanorde van de zaal
heen De zieke opende zijn mond en
trachtte een woord te vormen maa*
het gelukte hem niet Gespannen en
onbewegelijk staarde de mannen ln
hun onordelijke bedden naar hun om
lucht worstelenden kameraad. De
hulpprediker durfde zich niet te ver
roeren boven op de tafel Toon kwam
er geluld Een geluid dat nauwelijks
meer stem te noemen was „Toch
Ben hoestbui deed het vermagerde
lichaam schokken,Toch.... blijd
het scherm zat. .Toen hij daarna de
zaal verliet, keerde hij zich bij de
deur nog eenmaal om. Alle gezichten
waren naar hem toegewend, maar hij
voelde geen vijandigheid meer tn hun
blikken. Nog lag de stilte over de
zaal „Mannen," zei hij. „God belpa
ons allen."
Toen hij weer op ziin kamer geko
men was. maakte hij geen licht. In
een helder witte baan scheep de maan
naar binnen tang zat hif met 't hoofd
in de handen achter z'n bureau. Een
verlammende moeheid drukte hem
neer en zijn slapen bonsden. „Als een
handelsreiziger.... een handelsreizi
gerdreunde het In z'n hersens.
En ze hadden de dpur voor hem dicht
gesmeten Niets noodig Geen stofzui
ger Geen evangelie Koopwaar!
Zonder te zien. staarde hij naar de
silhouetten van dp daken, die ztch af-
teekenden tegen het aanstreomende
licht. „Titine," dacht hij. Zij had hem
gewaarschuwd. Neen. zij had hem
doorzien' En 9cherp als de cóntouren
van 't dak daar ln het maanlicht, zag
hij plotseling zichzelf. „God vergeef
me." stamelde hij en sloeg z'n handen
voor z'n oogen Als een koopman had
hij zijn waar aan den man gebracht.
Nog aangeprpzen ook' Maar de wer
kelijke waarde had hij niet geweten.
Hij stond op en strekte zijn hand uit
naar het gtanzpnde raam „Maar ilj
weet het Titlne." zet hij alsof het
meisje tegenover hem stond Help
me een beetje.... alsjeblieft...,
Titine...
I