F □□a nas r s z z E z Enkele Reis Koekoekskerg. MOXJyi (L,t?JÉr. Nieuwjaarslegpuzzle. u" R te T E V 6 E E 0 P A <c 7 p E F R E_ O H 0 IT E N 7 I R E T p Q 1J A A i© •J E [H 1 E O 0 8 P D A O O R N 1 V R M R V H E T A T U L T N P s u L O s U 1 H U 2 L B D E A L P U Z R B y R u N E C C E S E N 1947: net als 't andere... Wat eten wij met Oud en Nieuw? Merkwaardige, buitenissige exemplaren uit het grijze verledên. m Oudejaarsvertelling door Huibert Vet. Er was iets niet in orde met de klok. Wanneer het deurtje open zwaaide en de koekoek de urm aftelde, huiverde het oude man- rfetje voor de open haard en kroop wat dieper in' zijn stoel. „Nog zes maalmompelde hij in z'n baard en keek met va gen angst in zijn ogen naar de klok. Op groteske wijze spiegelde zich de koekoek in de verwijde pupillen van het mannetje. De romp van de vogel scheen geheel verschrompeld en het gewicht van de enorme snavel nauwelijks te kunnen dragen. Dan echter klonk "de laatste roep van de vogel. Na önig gegons in het uurwerk ver dween het. als met tegenzin, ach terwaarts naar binnen en het deurtje sloot zich met een klap, die in de stilte de hevigheid van een pistoolschot had. Het mannetje in de stoel zuchtte verlicht en staarde weer' in het vuur, bewegingloos. Er verliepen uren. Met ijzeren regelmaat schreeuwde de vogel de kamer in. Het oude mannetje be woog zich nauwelijks en volgde slechts met de ogen' het buigende mechaniekje. De twaalfde roep klonk als een bevrijdingskreet. De vogel liep met piepende scharnieren naar het uit einde van het plankje in vloog naar beneden op de tafel. De han den van het mannetje frommelden zenuwachtig wat aan z'n jasje en pas na enige tijd vormden zijn lip pen moeilijk een zin. „Ik wist dat dit zou gebeuren...." De vogel sprong op de grond, de ijzeren pootjes tikten vreemd op de planken. „Het jaar is om!" zei hij. „Kom Nu kwam er beweging ip het oude mannetje, hij ging wat rech ter zitten en schudde energiek het hoofd, zodat zijn baard heen en weer wapperde. „Neel" zei het. „Ik doe het niet! de vogel vreemd aan. Deze chter schudde nijdig met'de kop en r'ste: „Schiet toch een beetje op! We hebben nog maar drie minuten!" Ilij sloeg de houten, met goud en blauw beschilderde vleugeltjes uit an vloog op den schouder van het mannetje, dat snel kleiner begon te worden, steeds kleiner, totdat het de grootte van het vogeltje had. „Kom nuzei de Koekoek ongeduldig, „klim op mijn rug, we moeten weg Nog aarzelde het mannetje. In de verte klonken naderende /voet stappen. „De nieuwe bewoner...." zei de vogel en snorrend vlogen beiden het raam uit. Het oude mannetje boog zich voorover en schreeuwde iets, maar de wind scheurde de zinnen i& flarden. De vogel riep iets onver staanbaars terug en wees met z'n snavel in de richting van een grote, zwarte wolken de oude knikte, dat hij het begrepm had. Eindelijk bereikten ze een uit loper van de wolk en met een prachtige boog landde de koekoek op het uiterste puntje. „Dit is de eerste rustplaats", zei hij. „Laten we even gaan zitten." Hij keek voorzichtig over het randje naar beneden. Heel in de verte waren de verlichte cijfers van een electrische klok flauw zichtbaar. Het was half één. „Tijd om de instructies le lezen," mompelde de vogel en begon, on der de belangstellende blikken van het oude mannetje, zijn linkerpoot los te schroeven. Hij nam de poot in z'n snavel en na enig schudden viel een dun, opgerold velletje pa pier voor de voeten van het man netje. Dat bukte zich om het op te rapen, maar bleef in de bewe ging steken toen de koekoek met van schrik overslaande stem pro testeerde. „Afblijven!" schreeuwde hij, „dit Versta je? NIET!" De vogel hikte van verbazing en raakte zó in de war, dat ie eerst vijftien maal achter elkaar „Koe koek" zei. Toen maakte hij een kleine pauze om diep adem te ha len en barstte los: „Maar u kunt toch niet hier blijven, dat is nog nóóit gebeurden bovendien bent u al vier minuten dood!" De ogen van het mannetje werden donker. Dan echter stond hij mot een berustend gebaar op en haalde uit een kast een versleten jas en wat oude papieren. „Misschien heb ik ze nog nodig.zei hij en keek is een schrijven van den Gröot- Koekoek en strikt vertrouwelijk!" Hij streek met nerveuze bewegin gen het papier glad. knikte tijdens het lezen herhaalde malen instem mend met de kop en zei eindelijk: „Juist!" Daarna verzonk hij in een diepzinnig peinzen. „Zou ik misschien eh..„.vroeg het mannetje. „Jazeker!" zei de vbgel, „U mag een wensch doen. Misschien wilt u benedén nog eens rondkijken Hij reikte het mannetje de poot o\rer, dat nu een zacht plekje van de wolk opzocht en legde zich BHSK 1 Natuurlijk heeft ook de puzzle- redacteur den liefhebbers(sters) van een raadsel bij het afscheid van het oude jaar iets te zeggen. Waar het hem niet mogelijk is allen de hand te drukken nog onmogelij ker is helaas een oliebolleninstuif heeft hij ditmaal een wens ge componeerd, welke is verborgen in de twintig vakjes, hierbij gepubli ceerd. Men knippe deze uit en pro- bere dan twee rijen van tien vak jes te vormen, die de wens inhou den. Nog enkele uren en 1946 behoort tot het verleden. -Welnu: geen puzz- le-vriendin of dito vriend blijve achter met het oplossen van deze legpuzzle in de tijd, die ons nog van 1947 schéidt. MET MOST HtTZtLtDt Z'JM SN TOCH 14 *T XttOCgS f OCZt TTKSHIH6 14 VAN ISUU.... zou ZON tllANO KUNNEN VtgANDCgEN IN [SH BAAR. JAAg TUBS IIIMM tN WAT DAN NOG OlKKI WAT HLCST DAT Tl MA «N MCT 01 VIDDWDNING VAN TIJlTS IN JANNIl f MISSCHISN ZOU Jl HST OIN WAT ID- DEMON ZEIF kunnen VSjAfclN WANT Dit 14 HEIL NAB'J neer. Hij zette het ding aan zijn rechteroog en tuurde er doorhein naar beneden. Het eerste wat hij zag, warén de huizen van een grote stad en toen hij nauwkeuriger toe keek, zag hij overal, op de hoeken van straten ert stegen, mannen en vrouwen staan, die allemaal het zelfde woord voor zich heen pre- veldm. Het mannetje draaide zich ver baasd naar de vogel. Hij wees met z'n vinger naar beneden en vroeg: „Wat zeggen die mensen....?" De vogel nam de poot over en richtte hem op de grote stad. Lan-, gerr tijd tuurde hij ingespannen; eindelijk zuchtte hij verlicht en zei. „Ik weet het! Ze roepen: „Amerikanen, Amerikanen!" De oude man krabde zich eens op het hoofd en haalde z'n schou ders op. „Wa's daar nou an?" vond ie en vroeg aan de vogel: „Zullen we verder gaan? Ik krijg het koud Hij klom weer op de rug van de vogel en verder vlogen ze, over dorpen "en steden en na vele uren vliegen liet de vogel zich neer op een zwart geblakerde ruïne, die eens een huis geweest moest zijn. Er naast was echter reeds een nieuw gebouwd en door de gehele stad klonk het gehamer en het ge zang van de werklieden. De vogel m de man vlogen ver der, door het hele land en overal bouwden de mensen, ploegden en eaaiden ze op kort te voren nog overstroomde grond. Het werd weer nacht en het landschap onder hen werd leger en leger. Eindelijk bereikten ze een rotsachtige berg met boven in, vlak bij de top, een wijde opening. Toen ze vlak bij kwamen zagen ze, dat er, met stijve passen, een oude Koekoek heen en weer pareerde. Om zijn hals hing een groot bord met „Anno Domini" er op geschil derd. „Dit is de Opper-Koekoek!" fluis terde de vogel. Hij maakte een diepe buiging en zei: „Negentien honderd zes en veertig verzoekt binnengelaten te worden, hij brengt goed nieuws!" Het gezicht van den oudsn Kde- koek 'verhelderde. „Eindelijk!" .fluisterde hij, maar dan keek hij weer stfeng en zei statig: „U kunt binnengaan, u bent zeventien mi nuten tejaat!" Binnen in de berg was een enor me ruimte. Langs de wanden za ten honderden oude mannetjes, enkelen alleen, anderen weer in groepen. Toen. negentien honderd zes en veertig binnen kwam, ver stomden de gesprekken en alle blikken waren vol spanning op de laatkomer gericht. „Het is niet waar!" schreeuwde negentien honderd negen en dertig en negentien hondefd veertien schrok even wakker en murmelde zachtjes yoor zich heen: „Es.... ist.... nicht.... ww...." Uit een donkere hoek kwamen tachtig mannetjes in middeleeuwse ideedij naar voren. Ze stelden zich in een halven cirkel op, de bassin links en rechts en de tenoren in het midden. „Wij zijn de tachtig jarige oorlog!" zongen ze tachtig- stemmig, maar het klonk een beetje vals. Van alle kanten klonken de pro testen. „Jullie zijn niet meer no dig!" schreeuwden de oude man netjes, „Negentienhonderd zes en veertig brengt geen oorlog. Hij brengt de vrede!" Het lied van de tachtigjarige oorlog eindigde met een, schrille dissonant en mopperend trokken de tachtig mannetjes zich weer terug in hun donkere hoek. Ook ne gentienhonderd negen en dertig was stil geworden en zwaaide al leen zo nu en dan nog met de vuist in de lucht. Negentim honderd zes en veertig vertelde van de wil tot vrede en van de opbouw. Toen hij klaar was, knikten de mannetjes verheugd en ze riepen: „Hoera! Hoera! Hoera!" en ze wapperden met hun baarden. De Opper-Koekoek stak zijn op gewekte hoofd naar binnen en riep waarschuwend: „De tijd is om, heren, we gaan rusten!" Van buiten klonken klokgelui en muziek de grot binnen. Negentienhonderd zes en veertig glimlachte stil voor zich heen en zocht een plaatsje vlak bij den in gang, met vast vertrouwen op het nieuwe jaar. Als alle klokkln luiden, over d'aarde en ieder mens met zijn gedachten is vervuld van 't Nieuwe Jaar, dat bonzend wordt geboren en alle harten in een nieuw „verwachten" hult, dan vouwen de handen der mensen zich samen om hoop en vertrouwen, om liefde en kracht, om al die verlangens, die nooit zijn bevredigd, om al die vertroosting, die niet was gebracht. Maar, zeven en veertig is nèt als het and're Een jaar met wat zorgen, wat vreugde, wat smart, omdat men iets „nieuws" niet door „cijfers" kan winnen, het licht van het jaar ligt in 't eigene hart! Als alle stemmen beven over d' aarde en ieder mens voor zich het allerbeste geeft aan 't Nieuwe Jaar, dat „eerlijk" wordt geboren voor alle harten, waar een ziel in leeft dan zijn het momenten van pure ontroering om hoop en vertrouwen, om liefde en kracht, om beter te willen en toch weer te falen, omdat in ons „ik-je" geen liefd' is gebracht. Want zeven en veertig is nèt als het and're, een jaar met wat zorgen, wat vreugde, wat smart en diep in een mens kan het leven volgroeien, waneer je 't beleeft met je e i g e n e hart. GRE DE REUS Met Nieuwjaar moet het menu iets bijzonders wezen. Wat zoudt u denken van een Zweeds buffet? Dat is vooral aardig, wanneer u veel gasten heeft. U dekt dan niet aan één grote tafel, maar zet een aan tal kleine tafeltjes voor drie of vier personen neer en richt een buffet aan met verschillende koude spij zen: b.v. een uitgebreide hors d'oeuvre, koude kip, een paar aar dige slaschotels: zalm- of garnalen- sla, tomatensla, huzarensla; enige compótes; veyder crackers, be schuit; kaas; boter; selderij en na tuurlijk een paar schalen met fruit. Het is de bedoeling, dat de gasten dan met hun brood naar het buffet gaan en zich daar naar wens be dienen. U kunt eventueel soep of bouillon en één of andere ragout laten ronddienen, .maar noodzake lijk is dit niet. Het voordeel van een dergelijke maaltijd is, dat hij niet te zwaar op de maag ligt, wat na de meestal nog al rijk voorziene Oudejaarsavondtafel zeer gewenst kan zijn. Bovendien is het Zweedse buffet bevorderlijk voor een gezeiii ge conversatie en een losse sfeer De gastvrouw moet er een oog op houden, dat nu en dan de gebruikte borden en couverts worden wegge nomen. Wilt u liever een gewoon diner bij de intrede van het Nieuwe Jaar. geef dan kerriesoep met reepjes aardappel er in; filets van tong met rijst en als dessert ijs, taart, sneeuw ballen, appelbollen of appelbeig nets, indien u een hulp heeft, die er geen bezwaar tegen heeft deze op Nieuwjaar te bakken. Recept van de visschotel: kook de tongfilets; maak een lekkere cham pignonsaus; leg de filets in een vuurvaste schotel en giet de saus er over. Wilt u het extra smakelijk hebben, doe er dan een paar stukjes boter en wat geraspte kaas op en laat de schotel even in de oven staan. Geef hierbij drooggekookte rijst, waardoor u een gefruit uitje en wat kerry mengt, zodat de rijst geel ziet. U kunt de filets ook be dekken met een kerrysaus en daar omheen een rand van rijst leggen. Onze kalender. Bescheiden en trouw hangt - of staat - hij op z'n vaste plaats, steeds gereed om ons te vertellen, welke datum het is. Zij, die dag in, dag uit, de ze nimmer falende vriend raadplegen, denken er nimmer aan, dat ook de ka lender zijn geschie denis heeft. Eens is hij door een inquisi- tieve geest ontwor pen, eens is er ie mand geweest, die met de kalender vorm gaf aan éen indeling van het jaar, die voor iedereen gemak kelijk was. Daarom is het - nu het jaar 1946 prac- tisch geëindigd is en de nieuwe kalender voor '47 zijn intrede doet - interessant na te gaan, welke vreem de en ongewone ka lenders vroeger ge bruikt zijn. En dan starten we bij de ou de Egyptenaren, die een zwerfjaar ken den, waardoor de Nieuwsjaarsdag om de vier jaren één dag verschoof, zodat elke dag van het jaar in de loop van 1461 ja- ••en één keer de grootse Nieuwjaars dag was. En kent u de kalenders van de Armeniërs, die het jaar in twaalf maanden vaii elk dertig dagen ver deelde en de laatste maand drie maal achtereen met vijf dagen en eenmaal met drie dagen verkortten? China. Zeer merkwaar dig is ook de oud- Chinese kalender, die geen uren, maar dubbele uren kende, leder dub bel uur bestond uit acht delen. Vreemd aan deze kalender was, dat de namen der da gen volgens een rooster na vier weken wisselden. De Japanners gaven den dagen dierennamen, of die van de ele menten: „Hout, Vuur, Aarde, Me taal, Water." De Mexicanen gingen nog verder, door hun kalen-' der, welke in achttien maanden was onderverdeeld, te versieren met ongewone namen als „Reiniging der tempels en hui zen", „Arenle- zen"> .„Regenloos", „Versiering der Godsbeelden", „Reiniging der Ka melen en Wegen", „De Goddelijke Flamingo nadert". Maar ook op een heel ander ter rein zijn er merkwaardige kalen ders. En dan bedoelen we niet de indeling, maar de voorstelling, waarmede zij versierd waren. In vergelijking met onze moder ne, uit leer, linnen of papier ver vaardigde kalenders, waren die uit de 17e en 18e eeuw veel weelderi ger van uitvoering. In die tijd ken de men zelfs een grote kalender industrie, waarin vele honderden mensen hun brood vonden. Voor speculanten. Aan de meest zonderlinge ideeën gaven zij vorm: „De speculatie kalender uit het jaar 1720" was in die tijd aan de beurs een begeerens- waardig artikel om de voorspellin- 't Genoeg hangt van 't verkrijgen niet, Noch 't rijk zijn aan het veel; En 't geen door 't wangebruik vervliet Behoort niet tot ons deel. o Op de bodem van het leven In de diepte van het hart, Rust de weemoed en de smart- Maar de hope rijst er neven In 't geslingerd mensenhart. P. A. DE GENESTET. gen, welke er in afgedrukt ston den en waarin de bijgelovige beurs bezoekers gretig geloofden. Ook stond de kalender in dienst van de satire. Terwijl nu bij het ontwerpen van de kalender in het bijzonder ge let wordt op een practische en over zichtelijke indeling, bekommerde men zich daarover vroeger weinig of niets. De indeling was rommelig, men maakte'er zoiets als een puzzle van. Een duidelijk bewijs hiervoor is de „Calendrier Royal pour 16 ans" (een Franse kalender uit het jaar 1694 tot 1710). Een ander sprekend voorbeeld van deze „puzzle-kalenders" was de Franse „Revolutie-kalender", die ook verschillende jaren geldig was, of een ander voorbeeld de „helden-kalender" in de vorm van een gedenk-kolom, waarop alle Franse helden uit de geschiedenis waren ingeschreven. Merkwaardig, ja buitennissig wa ren deze kalenders, vergeleken bij de overzichtelijke en handige exem plaren die wij tharts gebruiken. De gebruikers uit de grijze oudheid en het heden hebben echter één ding gemeen: zodra de kalender zijn taak aanvangt en dat is op de eer ste dag van het nieuwe jaar wensten en wensen zij elkaar „ge lukkig Nieuwjaar". Zo was het, zo is het.... en zo zal het blijven! Bovénste foto: Een kalender uit het jaar 1736, een satire op de voortdurend wisselende vrouwen mode. (Natuurlijk was de ontwerper eenman!) Onderste foto: De Franse helden kalender in de vorm van een ge- denkkolom, waarop alle namen van de helden uit het verleden voor kwamen. MANNEN WORDEN LUIPAARDEN. Onder de inboorlingen van de Congo vindt men een secte, die zich de „luipaard-mensen" noemt en de Belgische regering veel moeilijk heden bereidt. Deze bewoners der wildernis hullen zich in luipaard huiden, binden ook de huiden van de poten om hun armen en benen vast en sluipen dan op handen en voeten naar hun slachtoffer toe, dat zij in stukken scheuren. Men heeft hen lang als misdadi gers behandeld, die volkomen ver antwoordelijk waren voor hetgeen zij deden. Kortelings hebben geleer den zich met dit gebruik bezig ge houden en ontdekt, dat een soort van vergif, Bopima genaamd, de mensen in een toestand van waan zin brengt, waarin zij zich inbeel den, werkelijk roofdieren te zijn. Nog interessanter is het te weten, dat zich achter deze waanzinnigen medicijnmannen verbergen, die hun slachtoffer uitzoeken, hen het ver gif ingeven en ze dan loslaten op diegenen, die zij uit de weg geruimd willen hebben. Daardoor kan men het ook verklaren, dat deze medi cijnmannen hun aanzien bij de in- boo-lingen steeds weer kunnen ver sterken, omdat zij de dood van een der inwoners door een „luipaard man" kunnen voorspellen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1946 | | pagina 8