P„CHANTAGE"ri De nieuwe Rijkslandbouw- consulenf voor Noord-Hollend. Wil GEVEN DE ZEE GEEN KANS MEER. Hannies zorgeloosheid gestraft Wij lui sieren morgen naar, Hij verdiende zijn sporen in de Wieringermeer. Nederlandse Tee'ien- lilm keefü toekomst FEUILLETON Het is op een wintermiddag als alle wegen in een witte damp liggen, niet gemakkelijk om den nieuw benoemden Rjjksland- bouwconsuient voor Noord-Holland, ir. L. R. Dijkema, te vinden. Hö woont „ergens" in de Wieringermeer, maar, dank zij nadere informaties, treffen wij hem ten huize van zijn schoonvader, burgemeester Blaauboer van Barsingerhorn, die 'op een grote hoeve in Kolhorn woont. nuf MAAR, WAT HAb- blN big KtRtLS VOOR BtLANÊ B'J RIKKI'S JtEP? (Van onzen speeialen verslaggever-) II. Voor het eerst van het jaar heeft het flink gevroren en op alle sloten en plassen ligt een dikke laag ijs. Het is prachtig zonnig winterweer als Hanneke opgewonden uit school thuis komt. „Moe, we hebben ijsvrij vanmiddag! Mag ik gaan schaatsen? Loek en Suus gaan ook mee Moeder vindt het best. „Je schaat- sen liggen op zolder," zegt ze, „die mag je eerst wel eens nazien." In een wip is Hannie de trap op. Ze is er helemaal vol vanvanmid dag schaatsen op de ijshaan. Als ze nu de schaatsen maar gauw vinden kan.... Het is koud op zolder. Het kleine dakvenstertje is stijf bevro ren en een paar koude mussen kwetteren in de goot. Ha, Hanneke begint ongeduldig te worden nog geen schaatsen gevonden. Ze durft er ook niet om aan moeder te roepen, want dan weet ze al vooruit, dat het antwoord zal zijn: „Je bent ook slordig Han, waarom berg je je rommel dan ook nooit eens behoorlijk weg?" Eindelijkj daar hangen ze achter het poppenhuis warempel.... Ze boldert gauw de trap af. Nu eerst verkleden, een dikke trui aan en hoge schoenen Als ze even later aan tafel zit, vraagt moeder: „De schaatsen ge vonden Hanneke?" Hanneke knikt haastig. „Ja mam, tuurlijk." „En heb je ze nagekeken? De ban den en zo?" „Nee," aarzelt Hanne ke. „Ga het dan maar gauw doen," zegt moeder, „straks staan je vrien dinnen voor de deur." In de keuken beproeft Hanneke met een ernstig gezichtje de ban den. Serk genoeg,och de riemen zijn nog helemaal goed. Zouden ?e scherp genoeg zijn? Maar dan, als ze de schaasen omdraait, ziet ze in eens, dat de ijzers helemaal verroest zijn. Haar hartje begint luid bon zend te klappen en grote tranen prikken achter haar ogen. Verroest? Hoe kan dat nou? Het móét eF af gaan met een daek of zo. Ze pakt haar schortje en pqetst- Maar het gaat niet. Verslagen laat ze de schaats op de grond vallen en barst in tranen uit. Zo vindt moeder haar, als ze komt zeggen, dat de vriendinnetjes er zijn, „Nou zijn ze.,., hélemaal ver roest," snikt Hanneke. Zwijgend pakt moeder dg schaatsen op en be kijkt ze. Loek en Suze staan to de deuropening en kijken meewarig toe. „Heb je geen andere?", vraagt Suus. „Nee, die zijn er niet," zegt moeder kort, „en jongens, jullie moesten maar gaan, hier is tqeh niets aan te doen." Teleurgesteld gaan Loek en Suze weg. Ze kijken nog even schuins achterom naar Hanneke, die zielig snikkend in de keuken blijft staan. Als de deur achter hen dichtvalt, veegt moeder met haar schort Han- neke's tranen weg. „Ik denk, dat ik je dit jaar wel niet weer vergeefs zal behoeven te vragen netter op ja sehaatren te zijn, nietwaar?", vraagt ze, „Ik zal je nu geld geven, dan kun je ze hier om de hoek laten Slijpen. En dan zullen we maar ho pen, dat de meester jullie morgen weer vrij geeft,,,." R. S. VRIJDAG: Hilversum I, 7.—, 8.—, 13,—,, 19.— en 32—i Nieuws; 8.1S; N.C.R.V,; Feike Asma; 10.30: Morgendienst; 12.— Celesta- ensemble; 14.20; Van oude en nieuwe schrijvers; 16.30: Omroep Kamer orkest; 17.45: Orgelconcert; 19.30: Protestants Thuisfront; 21.Radio Philh. Orkest; 22.15: Vragen aan voorbijgangers; 23.Viool en pia no; 23.30: Non Stop-programma, Hilversum II; 7.—, 8.—, 13.—, 19—, 20— en 23.Nieuws; 8.18: V.A.R.A.: Ope ra-programma; 9.Muziek uit Zuid-Amerika; 10,V.P.R.O.: Mor genwijding; 10.20: V.A.R.A.: De Re genboog; 11.15: Voor de vrouw; GESPREK MET DEN HEER J. W. VAN HILLO. Een dezer dagen had een A.N.P.- redacteur een onderhoud met den heer J. W. van Hillo, directeur van, de enige Nederlandse tekenfilm- studio. Tijdens dit gesprek bracht de heer Van Hillo naar voren dat voor de Nederlandse tekenfilmindustrie egn belangrijke toekomst is wegge legd. De tekenflimstudio, direct na de bevrijding opgericht door den heer J. van Hillo, die enige tüd to het buitenland had gewerkt, moest zich voorlopig op de reclame toe leggen. Het streven was evenwel direct gericht op het vervaardigen van goede Nederlandse tekenfilms. 1315: AV.R.O.: Pierre Palls; 14—: Kookkunst; 15,20: Hoorspel (hgrh.); 1(5,30: Tussen 12 en 16; 17.Jan Vogel en zijn accordeon-orkest; 17.30; Muzikaal babbeltje; 18.45; Orgelspel; 19.30: V.P.R.O.: Cursus; 20.05; R.N.I.O.: Viool en piano; 21—; Men vraagt en wij draaien; 21.45; Rustige avondklanken; 22.40; V.P. R.O.; Avondwijding; 23.15: Sympho- nisch Vrijdagavqndeoneert, Tot voor kort bestond er in Neder land, en practlseh In heel Europa, geen tekenfilmopleiding. Thans zijn er twee, namelijk de „Ecole des me tiers d'art" te Parijs en de eerste Ned. tekenfiJmschool als onderdeel der tekenfilmstudio. De heer Van Hilio was reeds in contact gekomen met de Franse tekenfilmstudio „Les gemeaux", welke gaarne met hem wilde sa menwerken en zijn producten afne men, Eveneens staat hij in verbin ding met Walt Disney, die de wens te kennen heeft gegeven het werk van de Ned. filmstudio te leren ken nen. Ook. Zweden wil den heer Van Hillo opdrachten geven, Een moeilijkheid vermen de fi nanciën, waardoor de zaak nog niet groot kan worden opgezet. De heer Van Hillo wees er op, dat de export van tekenfilms een belangrijke de- viezenbron voor ons land kan vor men, omdat de benodigde arbeids krachten en het te verwerken ma teriaal (n Nederland aanwezig zijn. Ter voorkoming van misverstand vertelde de heer Van Hillo dat de studio van Joop Geesink uitsluitend poppen films vervaardigt en dat die van Maarten Toonder smalfilms voor het verhuurkantoor Degeto heeft geproduceerd. De heer Dijkema is nog niet thuis en niemand kan precies voorspellen wanneer dat wèl het geval zal zijn, want de wegen lijken hier eindeloos en de jeep, die hem ten dienste staat, is wel een militair voertuig geweest, maar dienstweigering schijnt bij een dergelijke auto ook te allen tijde mogelijk te zijn. Goed vier uur rijdt de jeep het erf op en even later staan wij tegen over een vlotte jongeman, die on middellijk de fauteuils voor het haardvuur sleept, omdat de rit hem door en door verkila heeft. Inderdaad, de heer Dijkema is be noemd tot Rijkslandbouwconsulent in Noord-Holland, maar het eigen aardige zegt hij is, dat noch hij noch de heer Lieneseh voor hun nieuwe taken nog een officiële be noeming hebben gekregen, al weten zij natuurlijk beiden, dat men in Den Haag aldus definitief heeft besloten. Bodemkartering. „Hoe is uw opleiding geweest, meneer Dijkema en wat waren tot dusver uwe werkzaamheden?" „Ik ben in 1912 in Harén, pro vincie Groningen, geboren, deed eindexamen H.B.S. in 1930 en werd in 1937, na mijn studie te Wagenin- gen, landbouwkundig ingenieur. De studietijd lijkt wat lang, maar ik ben na mijn candidaats-examen een jaar in Kampen geweest op de school voor reserve-officieren. Toen ik van Wageningen kwam werkte ik enige tijd voor de Geolo gische Stichting te Haarlem. Ik was gedetacheerd aan het Bodemkundig Instituut in Groningen en mijn werk was het in kaart brengen van de kwaliteit van de grond. Er waren proefkarteringen in verscheidene delen van het land en ik heb mij o.a. drie maanden met bodemkar tering in de Haarlemmermeer bezig gehouden. De voorlichtingsdienst. „Wanneer is u weer in het eigen lijke landbouwwerk gekomen?" „Ik werd in 1939 adjunct-in genieur bq de Directie van de Wieringermeer om opgeleid te worden voor de voorlichtings dienst. De bedoeling was, dat wanneer de Directie naar de N.O. Polder zou overgaan, een goede landbouwkundige zou achterblijven, die in alle pro blemen was ingewerkt en voort durend van voorlichting zou kunnen dienen. Toen de Directie vertrok ging ik over naar de Landbouwvoor- lichtingsdienst als landbouw kundig consulent, speciaal be last met de voorlichting in de Wieringermeer. Ik was, als Rijksambtenaar, ambtshalve se cretaris-penningmeester en da gelijks leider van de Vereni ging voor Bedrijfsvoorlichting en tevens belast met de dage lijkse leiding van de Proefboer- derjj der Stichting de „Proef- boerderij Professor Dr. J. M. van Bemmelenhoeve". Ik was dus geen Rijkslandbouwconsulent, maar landbouwkundig ingenieur by de Rykslandbouvvvoorlich- tingsdienst." Water en toekomstproblemen. „Het onder water zetten van de ifVteringermeer heeft natuurlijk een door J. S. FLETCHER. 65 „Ik zal alles wat u mij meedeelt als geheim beschouwen, mijnheer Cobcroft," stelde Collingwood hem gerust. „Nou," ging Cobcroft voort, „een geheim is het niet precies, maar ik denk toch dat ik de enige ben, die het weet. Zoo is het gegaan. Dien morgen van het ongeluk was ik nogal veel in het privé-kantoor. Ik bracht brieven en haalde de jour nalen en grootboeken terug en zo. Mijnheer Jan Mallathorpe had zijn privé-kantoor naast ons kantoor, met een verbindingsdeur. Dit is nog zo. En dan gebruikte mijnheer Jan een hoge lessenaar, waaraan hij stond te schrijven. Hij schreef nooit zittend, hoewel er een bu reau midden in de kamer stond, waaraan bij zat als hij de boeken Ir. L. R. DIJKEMA. grote verandering in uw werkzaam heden gebracht?" „Inderdaad, al onze gedachten gingen uit naar het herstel en het weder in cultuur brengen van de bodem. Toen de Meer onder water stond hielden wij ons bezig met de toekomstproblemen, die veel voor bereidend werk eisten. Er werden b.v. peiltochten naar kabelslooten en kanalen gemaakt en monsters water moesten op zoutgehalte onder zocht worden. Wij hielden ons bezig met bergingswerkzaamheden en vormden allerlei commissies, o.a. tot behartiging van de belangen der ge- evacueerden. Toen na de bevrijding de dienst Landbouwherstel gevormd is, heeft mende Wieringermeer apart gehouden, omdat men wel begreep, dat wij daar volkomen geörienteerd waren. De rent meester van het rentambt heeft voor zijn gebied de taak van Landbouwherstel overgenomen en onze voorlichtingsdienst is daarbij geheel ingeschakeld. Het was mijn taak voorlichting te geven bij het weder in cul tuur brengen van de gronden, het uitbrengen van advies over de juiste bemesting, dè bewer king van de bodem na bet droogvallen, het bemiddelen by de distributie van brandstoffen en bij het verkrijgbaar stellen van tractors, zaaimachines en allerlei andere werktuigen." „Uw nieuwe taak zal uw bezig heden wel een grote verandering doen ondergaan." „Natuurlijk, ik kom nu uit een gebied, waar ik in zeer nauw con tact met de practijk stond, naar een veel groter ambtsgebied, waar dat niet zo gemakkelijk bereikbaar is. Mijn plaats in de Wieringermeer blijft onbezet en men is ter plaatse daarover wel enigszins teleurge steld, omdat men in dit betrekke lijk kleine gebied aan een inten sieve voorlichting gewend is ge raakt, maar ten slotte blijft dit ter rein toch ook tot mijn ambtsgebied behoren." Een groot ambtsgebied. „Is Noord-Holland eigenlijk niet te groot voor het werk van één Rijkslandbouwconsulent?" „Dat Is zeker en het ligt dan ook in de bedoeling de provin cie te splitsen. Tot het gebied van Noord-Holland behoort de gehele provineie, behalve het Gooi, dat onder Utrecht ressor teert. Er zal een scheidingslijn ongeveer ten Noorden van de Beemster getrokken moeten worden, maar zo lang dit nog nazag of bezoekers ontving. Zo ging ik dan in en uit. Toen ik weer eens binnenkwam met een groot boek, dat naar de kluis moest, stonden de heren alle drie bij die hoge lessenaar, vlak bij het raam en ze waren een stuk aan het te kenen. Tenminste Gaukrodger had juist getekend en gaf de pen aan Marshall. „Teken daar, Marshall," zei mijnheer Mallathorpe. En dan zei hij nog: „Nu zullen we de an dere tekenen, 't is altijd goed, dat soort dingen in duplo te hebben voor het geval, dat er een verloren raakt. Toen ging ik weer terug en dat is alles." „En u heeft een idee, wat het was," merkte Collingwood op, die Cobcroft nauwlettend bestudeerd had, „Wat denkt u?" Cobcroft glimlachte sn keek rond of er niemand was, die hen be luisterde. „Och," zei hij. „Ik zal u zeggen, waar ik over pieker. U weet, dat mijnheer Malathorpe zon der testament stierf? Dat stond in alle kranten," „Ja," zoide Collingwood. „Dat weet ik." „Nu, ik dacht," ging Cobcroft door, zou dat niet zijn Irstament geweest zijh wat zij aan 't tekenen De goede resultaten in water zouden ons er toe ki te gaan rusten, ware het verslagen is en er zijnerzij ener overwinning onzerziji Hij is nog toegerust met c verminderde mate over zij steeds overal in gelijke stei Wij weten dat en daarom richten wij niet voorbarig triomphbogen opi maar gebruiken het geld en de ma terialen, die daarvoor zouden moe ten dienen, liever voor onze uitrus ting en de vulling onzer arsenalen. Wij zijn nuchter gebleven en zeer oplettend. Onze „generale staf' is nooit tevreden geweest, al waren de buitenstaanders het een beetje. HÜ wist, hoe kwetsbaar wij waren en bleven, al liet hij dat niet telkens blijken, Hij vorste door, bezag wat er bereikt was en keek zo nu en dan eens achterom, teneinde de doelma tigheid van bepaalde methoden vast te stellen. En nu is bij een van deze waarnemingen een ernstige, ja een hoogst gevaarlijke fout geconsta teerd, een dreigende fatale conse quentie van ons hele verdedigings systeem. Deze ontdekking op zichzelf is niet van de laatste tijd. Zij vond evenwel haar bevestiging in recente ervaringen. Waarom, zo zal men vragen, heeft men ons niet eerder gewaarschuwd. Waarom werd geen alarm geslagen en wat verhinderde een „alle hens aan dek", gelijk men dat in het verleden placht te doen als de waterwolf dreigde. Het ant woord kan luiden, dat het gevaar, hetwelk zich nu voordoet, geen al gemene mobilisatie verlangt, althans nogniet, maar wel de volle aan dacht der wetenschapsmensen en der technici. Het gaat niet om zwakke dijken, ondermijnde duinen of andere zichtbare bedreigingen, maar om een onzichtbaar gevaar, dat overigens van zodanige aard en omvang is, dat het een radicale her ziening van ons gehele defensiestel sel eist. Hieraan wordt thans bin nenkamers gewerkt, met gebruik making van de gegevens, die een enorme voorstudie opleverde. Wij zouden echter der traditie mmmj .,q .x.L. i il 11 1 I - --U LUJ I - -!■ niet gebeurd is, komt ook het consulentschap van het Zuidelijk deel voor mijn rekening. Ieder weet, dat de taak van den heer Lieneseh te veel omvattend is geweest. Er werd meer van hem gevraagd dan men mag eisen, maar er is nu een split sing gekomen, waardoor de voorlichting van het onderwijs wordt ios gemaakt." Op onze vraag of de nieuwe Rijks landbouwconsulent zich evenals zijn voorganger te Schagen zal vestigen, kon de heer Dijkema nog geen ant woord geven. Hij is verleden jaar getrouwd en heeft een noodwoning in de Wieringermeer. Hij woont in het gebied waar iedereen hem kent en waardeert en waar hij zich vele vrienden heeft verworven. Van nu af aan zal hij zijn kennis en erva ring ten dienste van de gehele pro vincie stellen, maar het ls te begrij pen, dat de Wieringermeer altijd een bijzonder plekje in zijn hart zal hou den, al zal men, in verband met de uitgestrektheid van dit gebied, moei lijk van een „plekje" kunnen spre ken. Ad. waren? Maar dan kwamen er weer andere gedaenten. Eerstens dacht ik dan weer, dat zo'n rijk man als mijnheer Mallathorpe toch wel niet zelf zijn testament zou maken. Ten tweede, heel gauw daarna gaf mijn heer Gaukrodger den jongsten be diende een hele hoop brieven en grote enveloppen om te posten en het kon wel zijn, dat ze pas een nieuw contract of zo afgesloten hadden. En ten derde, en dat is het voornaamste, er is nooit een testament gevonden, hoewel ze het kantoor en zijn huis ook onderste boven hebben gehaald. Maar denk eens na, mijnheer. Gesteld, als het esn testament geweest is, wel, de twee getuigen waren ook dood. En toen erfden de neef en de nicht al les en daar bleef het bij. Maar toch heb ik vaak gepiekerd, wat voor stukken dat waren, Eén ding is zeker," besloot Cobcroft grimmig, „toen de heren het tekenden, na men rij voor het laatst een pen in de hand." „Hoe lang na dat tekensn ge beurde dat ongeval," vroeg Col lingwood. „Het kan een tien of twaalf mi nuten geweest zijn," ze'de Cob croft, „zover ik me kan herinne nimmer aflatende strijd tegen het oen brengen, thans op onze lauweren iet, dat onze tegenstander geenszins nooit sprake was van de erkenning noch zelfs van een wapenstilstand, elfde oerkracht, beschikt nog in on- ïistig penetratievennQgen en ia nog e aanwezig. ontrouw worden, indien daarbij niet tevens overwoge.n werd, hoe uit deze frontwijziging enige munt te slaan, in de gebruikelijke vorm van een behoorlijke landaanwtost. Op dit laatste is dit nieuwe strate gische plan zelfs in principe gericht en, goed beschouwd, is de gebieds uitbreiding het eigenlijke deel der operatie, waarmee dan tevens het bovenaangeduide gevaar wordt ge neutraliseerd. Gelijk al deze ondernemingen is de .thans beoogde geen werk, dat zich to een vijfjarenplan of iets van die aard laat comprimeren. Het wordt weer een taak, waaraan zich enige generaties hebben te wijden. Niet alleen wat de kosten betreft, maar ook in de practische uitvoe ring. Het wordt een opdracht in de orde van de Zuiderzeewerken en groter en grootser dan deze. Zij zal het geografisch en topografisch beeld van het uiterste Westen en Noorden des lands aanzienlijk wij zigen. Zij zal een landwipst bren gen, anderhalf maal zo groot als die der droogmaking der Zuiderzee, zij brengt de lengte van onze kustlijn terug van bijna 1400 km. tot ca. 450 km. Zij zal en dit is het voor naamste der reusachtige onderne mingen de bevolking, die na haar voltooiing het land bewaart, de ze kerheid geven, dat het offensief tegen de zee definitief als geëindigd kan worden beschouwd en voortaan slechts met degelijke defensieve middelen kan worden volstaan. Het plan beoogt namelijk om onze West- en Noordkust te dich ten, uiteraard met behoud van de waterwegen naar zee. Dit wil dus zeggen, dat er na zijn voltooiing geen Zeeuwse- noch Zuidhollandse- noch Waddeneilanden meer zullen zijn in directe aanraking met de zee; dat de golven een gesloten linie tegenover zich krijgen, waardoor het nlet meer mogelijk zal zijn, dat een dijkdoorbraak (van de Hollandse IJsel) vrijwel de ganse provineie Zuid-Holland zou doen overstromen, noch de zee kans zqu krijgen er gens een rechtstreekse doorbraak te forceren en, last not least, de uiterst gevaarlijke verzilting van de bo dem ter elfder ure wordt gekeerd. De frontlijn wordt verkort om de verdediging te kunnen intensiveren, haar gemakkelijker en efficiënter te maken. TIENMAAL DOCTOR. De universiteit te Brussel zal op 24 Januari professor Maurice Lugeon uit Lausanne de doctorstitel honoris causa verlenen. Maurice Lugeon be haalt hiermede voor de tiende keer de doctorshoed, daar hij reeds doctor is van de univer siteiten van Lausanne, Parijs, Straatsburg, Aix-Marsellle, Leuven, Boekarest, Lemberg, Luik, en van de teehnische hogeschool van het Eedge nootschap, ren. Even nadat ik uit het privé- kantoor gekomen was, kwam Gau krodger er alleen uit en stond te kijken, hoe de schoorsteenbouwer naar beneden klom. De andere stond daar pp hem te wachten. Dan ging hij terug en riep mijnheer Mallathorpe en Marshall en niet zijn drieën gingen ze naar beneden en de binnenplaats over. Daar stonden ze even te praten en toen gebeurde het." Collingwood dacht na, Als het werkelijk het testament geweest was, wat Cobcroft had zien teke nen, waar konden de afschriften dan heen gevlogen zijn? Per post weggezonden was hoogst onwaar schijnlijk, Als Mallathorpe ze in zijn zak gestoken had, zouden ze daar gevonden zijn na zijn dood. Als ze in het privé kantoor geble ven waren „En u weet zeker, dat alle laden en kasten doorsnuffeld zijn, na het overlijden," vroeg hij. „En of," zei Cobcroft, „Daar heb ik zelf bij geholpen. Er is geen oude vrachbtrief of quitantie, dig niet goed doorgezien en opengevouwen is. Neen, ik geloof eindelijk ook maar dat het document onmiddel lijk per post verzonden is dogr den 1LU1I. l'ij'JMO.1-.11,11 n I I MgBBB-B=- jongen," Collingwood ging hier verder niet op door en drentelde weg. Maar hij peinsde lang en ernstig dien avond en kwam tot een soort re sultaat. Ten eerste: Wat Cobcroft had zien tekenen, was Jan Malla- thorpe's testament. Ten tweede; Mallathorpe had het zelf gemaakt en al was het ongewoon, er ook nog een afschrift van gemaakt. Tan derde: Jan Mallathorpe had naar alle waarschijnlijkheid het stuk in het kaartenzakje van de Geschie denis van Barford gestoken dat ep zijn kantoor lag, voordat hij naar buiten ging om met den schoor steenbouwer tg spreken. Ten' vier, de: Dat stuk had Linford Pratt in handen gekregen via Antoon Bartle. Maar nu kwam de grote vraag Wat stond er in dat testament? En waar was het afschrift? Hij was nog niet klaar met het construeren van een antwoord, toen hij 's mid- lags naar Eldrick's kantoor ging de beloofde bespreking te hon den met hem en Byner. HOOFDSTUK PB GROENE RAN, De reden waarom Byner zijn ad vertentie jn de drie Barfqrdse bla den had doen herhalen was, dat hij Pratt aan het verstand wilde brengen, 9at het onderzoek naar Parrawijite grondig en hardnekkig zou zijn. En ook, dat er meer dan een naar den verJgren klerk zgcht, Het kon haast niet missen, dat Pratt Eldrick's annonce ook gezien had, en nu zag hij de zijne weer. Hij verdacht Pratt ervan, dat hij Eldriek maar de halve waarheid had gezegd en dat Pratt niets lie ver zou hebben dan dat ParrawhL tp's naam nooit meer genoemd ZOU worden, De advertenties zouden heip duidelijk maken, dat hij daar niet op rekenen kon, de nieuwe ad vertentie in vette letters in alle drie de kranten, zouden hem wel even dppn schrikken. En dan. bepeinsde Byner, uilen we zien, wat hij doet. Ondertus sen wilde hij zelf ook wat doen en hij begon daar onmiddellijk mee op de morgen na zijn aankomst te Barford. (Wordt yervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1947 | | pagina 3