P„CHANTAGE"ri
De nieuwe Rijkslandbouw-
consulenf voor Noord-Hollend.
Wil GEVEN DE ZEE GEEN
KANS MEER.
Hannies zorgeloosheid gestraft
Wij lui sieren morgen naar,
Hij verdiende zijn sporen in de
Wieringermeer.
Nederlandse Tee'ien-
lilm keefü toekomst
FEUILLETON
Het is op een wintermiddag als alle wegen in een witte damp
liggen, niet gemakkelijk om den nieuw benoemden Rjjksland-
bouwconsuient voor Noord-Holland, ir. L. R. Dijkema, te vinden.
Hö woont „ergens" in de Wieringermeer, maar, dank zij nadere
informaties, treffen wij hem ten huize van zijn schoonvader,
burgemeester Blaauboer van Barsingerhorn, die 'op een grote
hoeve in Kolhorn woont.
nuf
MAAR, WAT HAb-
blN big KtRtLS
VOOR BtLANÊ B'J
RIKKI'S JtEP?
(Van onzen speeialen verslaggever-)
II.
Voor het eerst van het jaar heeft
het flink gevroren en op alle sloten
en plassen ligt een dikke laag ijs.
Het is prachtig zonnig winterweer
als Hanneke opgewonden uit school
thuis komt. „Moe, we hebben ijsvrij
vanmiddag! Mag ik gaan schaatsen?
Loek en Suus gaan ook mee
Moeder vindt het best. „Je schaat-
sen liggen op zolder," zegt ze, „die
mag je eerst wel eens nazien." In
een wip is Hannie de trap op. Ze
is er helemaal vol vanvanmid
dag schaatsen op de ijshaan. Als ze
nu de schaatsen maar gauw vinden
kan.... Het is koud op zolder. Het
kleine dakvenstertje is stijf bevro
ren en een paar koude mussen
kwetteren in de goot. Ha, Hanneke
begint ongeduldig te worden
nog geen schaatsen gevonden. Ze
durft er ook niet om aan moeder
te roepen, want dan weet ze al
vooruit, dat het antwoord zal zijn:
„Je bent ook slordig Han, waarom
berg je je rommel dan ook nooit
eens behoorlijk weg?"
Eindelijkj daar hangen ze achter
het poppenhuis warempel.... Ze
boldert gauw de trap af. Nu eerst
verkleden, een dikke trui aan en
hoge schoenen
Als ze even later aan tafel zit,
vraagt moeder: „De schaatsen ge
vonden Hanneke?" Hanneke knikt
haastig. „Ja mam, tuurlijk."
„En heb je ze nagekeken? De ban
den en zo?" „Nee," aarzelt Hanne
ke.
„Ga het dan maar gauw doen,"
zegt moeder, „straks staan je vrien
dinnen voor de deur."
In de keuken beproeft Hanneke
met een ernstig gezichtje de ban
den. Serk genoeg,och de riemen
zijn nog helemaal goed. Zouden ?e
scherp genoeg zijn? Maar dan, als
ze de schaasen omdraait, ziet ze in
eens, dat de ijzers helemaal verroest
zijn. Haar hartje begint luid bon
zend te klappen en grote tranen
prikken achter haar ogen. Verroest?
Hoe kan dat nou? Het móét eF af
gaan met een daek of zo. Ze pakt
haar schortje en pqetst- Maar het
gaat niet. Verslagen laat ze de
schaats op de grond vallen en barst
in tranen uit.
Zo vindt moeder haar, als ze komt
zeggen, dat de vriendinnetjes er zijn,
„Nou zijn ze.,., hélemaal ver
roest," snikt Hanneke. Zwijgend
pakt moeder dg schaatsen op en be
kijkt ze. Loek en Suze staan to de
deuropening en kijken meewarig
toe. „Heb je geen andere?", vraagt
Suus. „Nee, die zijn er niet," zegt
moeder kort, „en jongens, jullie
moesten maar gaan, hier is tqeh
niets aan te doen."
Teleurgesteld gaan Loek en Suze
weg. Ze kijken nog even schuins
achterom naar Hanneke, die zielig
snikkend in de keuken blijft staan.
Als de deur achter hen dichtvalt,
veegt moeder met haar schort Han-
neke's tranen weg. „Ik denk, dat ik
je dit jaar wel niet weer vergeefs
zal behoeven te vragen netter op ja
sehaatren te zijn, nietwaar?", vraagt
ze, „Ik zal je nu geld geven, dan
kun je ze hier om de hoek laten
Slijpen. En dan zullen we maar ho
pen, dat de meester jullie morgen
weer vrij geeft,,,."
R. S.
VRIJDAG:
Hilversum I,
7.—, 8.—, 13,—,, 19.— en 32—i
Nieuws; 8.1S; N.C.R.V,; Feike Asma;
10.30: Morgendienst; 12.— Celesta-
ensemble; 14.20; Van oude en nieuwe
schrijvers; 16.30: Omroep Kamer
orkest; 17.45: Orgelconcert; 19.30:
Protestants Thuisfront; 21.Radio
Philh. Orkest; 22.15: Vragen aan
voorbijgangers; 23.Viool en pia
no; 23.30: Non Stop-programma,
Hilversum II;
7.—, 8.—, 13.—, 19—, 20— en
23.Nieuws; 8.18: V.A.R.A.: Ope
ra-programma; 9.Muziek uit
Zuid-Amerika; 10,V.P.R.O.: Mor
genwijding; 10.20: V.A.R.A.: De Re
genboog; 11.15: Voor de vrouw;
GESPREK MET DEN HEER
J. W. VAN HILLO.
Een dezer dagen had een A.N.P.-
redacteur een onderhoud met den
heer J. W. van Hillo, directeur van,
de enige Nederlandse tekenfilm-
studio.
Tijdens dit gesprek bracht de
heer Van Hillo naar voren dat voor
de Nederlandse tekenfilmindustrie
egn belangrijke toekomst is wegge
legd. De tekenflimstudio, direct na
de bevrijding opgericht door den
heer J. van Hillo, die enige tüd to
het buitenland had gewerkt, moest
zich voorlopig op de reclame toe
leggen. Het streven was evenwel
direct gericht op het vervaardigen
van goede Nederlandse tekenfilms.
1315: AV.R.O.: Pierre Palls; 14—:
Kookkunst; 15,20: Hoorspel (hgrh.);
1(5,30: Tussen 12 en 16; 17.Jan
Vogel en zijn accordeon-orkest;
17.30; Muzikaal babbeltje; 18.45;
Orgelspel; 19.30: V.P.R.O.: Cursus;
20.05; R.N.I.O.: Viool en piano; 21—;
Men vraagt en wij draaien; 21.45;
Rustige avondklanken; 22.40; V.P.
R.O.; Avondwijding; 23.15: Sympho-
nisch Vrijdagavqndeoneert,
Tot voor kort bestond er in Neder
land, en practlseh In heel Europa,
geen tekenfilmopleiding. Thans zijn
er twee, namelijk de „Ecole des me
tiers d'art" te Parijs en de eerste
Ned. tekenfiJmschool als onderdeel
der tekenfilmstudio.
De heer Van Hilio was reeds in
contact gekomen met de Franse
tekenfilmstudio „Les gemeaux",
welke gaarne met hem wilde sa
menwerken en zijn producten afne
men, Eveneens staat hij in verbin
ding met Walt Disney, die de wens
te kennen heeft gegeven het werk
van de Ned. filmstudio te leren ken
nen. Ook. Zweden wil den heer Van
Hillo opdrachten geven,
Een moeilijkheid vermen de fi
nanciën, waardoor de zaak nog niet
groot kan worden opgezet. De heer
Van Hillo wees er op, dat de export
van tekenfilms een belangrijke de-
viezenbron voor ons land kan vor
men, omdat de benodigde arbeids
krachten en het te verwerken ma
teriaal (n Nederland aanwezig zijn.
Ter voorkoming van misverstand
vertelde de heer Van Hillo dat de
studio van Joop Geesink uitsluitend
poppen films vervaardigt en dat die
van Maarten Toonder smalfilms
voor het verhuurkantoor Degeto
heeft geproduceerd.
De heer Dijkema is nog niet thuis
en niemand kan precies voorspellen
wanneer dat wèl het geval zal zijn,
want de wegen lijken hier eindeloos
en de jeep, die hem ten dienste
staat, is wel een militair voertuig
geweest, maar dienstweigering
schijnt bij een dergelijke auto ook
te allen tijde mogelijk te zijn.
Goed vier uur rijdt de jeep het
erf op en even later staan wij tegen
over een vlotte jongeman, die on
middellijk de fauteuils voor het
haardvuur sleept, omdat de rit hem
door en door verkila heeft.
Inderdaad, de heer Dijkema is be
noemd tot Rijkslandbouwconsulent
in Noord-Holland, maar het eigen
aardige zegt hij is, dat noch
hij noch de heer Lieneseh voor hun
nieuwe taken nog een officiële be
noeming hebben gekregen, al weten
zij natuurlijk beiden, dat men in
Den Haag aldus definitief heeft
besloten.
Bodemkartering.
„Hoe is uw opleiding geweest,
meneer Dijkema en wat waren tot
dusver uwe werkzaamheden?"
„Ik ben in 1912 in Harén, pro
vincie Groningen, geboren, deed
eindexamen H.B.S. in 1930 en werd
in 1937, na mijn studie te Wagenin-
gen, landbouwkundig ingenieur. De
studietijd lijkt wat lang, maar ik
ben na mijn candidaats-examen een
jaar in Kampen geweest op de
school voor reserve-officieren.
Toen ik van Wageningen kwam
werkte ik enige tijd voor de Geolo
gische Stichting te Haarlem. Ik was
gedetacheerd aan het Bodemkundig
Instituut in Groningen en mijn werk
was het in kaart brengen van de
kwaliteit van de grond. Er waren
proefkarteringen in verscheidene
delen van het land en ik heb mij
o.a. drie maanden met bodemkar
tering in de Haarlemmermeer bezig
gehouden.
De voorlichtingsdienst.
„Wanneer is u weer in het eigen
lijke landbouwwerk gekomen?"
„Ik werd in 1939 adjunct-in
genieur bq de Directie van de
Wieringermeer om opgeleid te
worden voor de voorlichtings
dienst. De bedoeling was, dat
wanneer de Directie naar de
N.O. Polder zou overgaan, een
goede landbouwkundige zou
achterblijven, die in alle pro
blemen was ingewerkt en voort
durend van voorlichting zou
kunnen dienen.
Toen de Directie vertrok ging
ik over naar de Landbouwvoor-
lichtingsdienst als landbouw
kundig consulent, speciaal be
last met de voorlichting in de
Wieringermeer. Ik was, als
Rijksambtenaar, ambtshalve se
cretaris-penningmeester en da
gelijks leider van de Vereni
ging voor Bedrijfsvoorlichting
en tevens belast met de dage
lijkse leiding van de Proefboer-
derjj der Stichting de „Proef-
boerderij Professor Dr. J. M. van
Bemmelenhoeve". Ik was dus
geen Rijkslandbouwconsulent,
maar landbouwkundig ingenieur
by de Rykslandbouvvvoorlich-
tingsdienst."
Water en toekomstproblemen.
„Het onder water zetten van de
ifVteringermeer heeft natuurlijk een
door J. S. FLETCHER.
65
„Ik zal alles wat u mij meedeelt
als geheim beschouwen, mijnheer
Cobcroft," stelde Collingwood hem
gerust.
„Nou," ging Cobcroft voort, „een
geheim is het niet precies, maar ik
denk toch dat ik de enige ben, die
het weet. Zoo is het gegaan. Dien
morgen van het ongeluk was ik
nogal veel in het privé-kantoor. Ik
bracht brieven en haalde de jour
nalen en grootboeken terug en zo.
Mijnheer Jan Mallathorpe had zijn
privé-kantoor naast ons kantoor,
met een verbindingsdeur. Dit is
nog zo. En dan gebruikte mijnheer
Jan een hoge lessenaar, waaraan
hij stond te schrijven. Hij schreef
nooit zittend, hoewel er een bu
reau midden in de kamer stond,
waaraan bij zat als hij de boeken
Ir. L. R. DIJKEMA.
grote verandering in uw werkzaam
heden gebracht?"
„Inderdaad, al onze gedachten
gingen uit naar het herstel en het
weder in cultuur brengen van de
bodem. Toen de Meer onder water
stond hielden wij ons bezig met de
toekomstproblemen, die veel voor
bereidend werk eisten. Er werden
b.v. peiltochten naar kabelslooten
en kanalen gemaakt en monsters
water moesten op zoutgehalte onder
zocht worden. Wij hielden ons bezig
met bergingswerkzaamheden en
vormden allerlei commissies, o.a. tot
behartiging van de belangen der ge-
evacueerden.
Toen na de bevrijding de dienst
Landbouwherstel gevormd is,
heeft mende Wieringermeer
apart gehouden, omdat men wel
begreep, dat wij daar volkomen
geörienteerd waren. De rent
meester van het rentambt heeft
voor zijn gebied de taak van
Landbouwherstel overgenomen
en onze voorlichtingsdienst is
daarbij geheel ingeschakeld.
Het was mijn taak voorlichting
te geven bij het weder in cul
tuur brengen van de gronden,
het uitbrengen van advies over
de juiste bemesting, dè bewer
king van de bodem na bet
droogvallen, het bemiddelen by
de distributie van brandstoffen
en bij het verkrijgbaar stellen
van tractors, zaaimachines en
allerlei andere werktuigen."
„Uw nieuwe taak zal uw bezig
heden wel een grote verandering
doen ondergaan."
„Natuurlijk, ik kom nu uit een
gebied, waar ik in zeer nauw con
tact met de practijk stond, naar een
veel groter ambtsgebied, waar dat
niet zo gemakkelijk bereikbaar is.
Mijn plaats in de Wieringermeer
blijft onbezet en men is ter plaatse
daarover wel enigszins teleurge
steld, omdat men in dit betrekke
lijk kleine gebied aan een inten
sieve voorlichting gewend is ge
raakt, maar ten slotte blijft dit ter
rein toch ook tot mijn ambtsgebied
behoren."
Een groot ambtsgebied.
„Is Noord-Holland eigenlijk niet
te groot voor het werk van één
Rijkslandbouwconsulent?"
„Dat Is zeker en het ligt dan
ook in de bedoeling de provin
cie te splitsen. Tot het gebied
van Noord-Holland behoort de
gehele provineie, behalve het
Gooi, dat onder Utrecht ressor
teert. Er zal een scheidingslijn
ongeveer ten Noorden van de
Beemster getrokken moeten
worden, maar zo lang dit nog
nazag of bezoekers ontving. Zo
ging ik dan in en uit. Toen ik weer
eens binnenkwam met een groot
boek, dat naar de kluis moest,
stonden de heren alle drie bij die
hoge lessenaar, vlak bij het raam
en ze waren een stuk aan het te
kenen. Tenminste Gaukrodger had
juist getekend en gaf de pen aan
Marshall. „Teken daar, Marshall,"
zei mijnheer Mallathorpe. En dan
zei hij nog: „Nu zullen we de an
dere tekenen, 't is altijd goed, dat
soort dingen in duplo te hebben
voor het geval, dat er een verloren
raakt. Toen ging ik weer terug en
dat is alles."
„En u heeft een idee, wat het
was," merkte Collingwood op, die
Cobcroft nauwlettend bestudeerd
had, „Wat denkt u?"
Cobcroft glimlachte sn keek rond
of er niemand was, die hen be
luisterde. „Och," zei hij. „Ik zal u
zeggen, waar ik over pieker. U
weet, dat mijnheer Malathorpe zon
der testament stierf? Dat stond in
alle kranten,"
„Ja," zoide Collingwood. „Dat
weet ik."
„Nu, ik dacht," ging Cobcroft
door, zou dat niet zijn Irstament
geweest zijh wat zij aan 't tekenen
De goede resultaten in
water zouden ons er toe ki
te gaan rusten, ware het
verslagen is en er zijnerzij
ener overwinning onzerziji
Hij is nog toegerust met c
verminderde mate over zij
steeds overal in gelijke stei
Wij weten dat en daarom richten
wij niet voorbarig triomphbogen opi
maar gebruiken het geld en de ma
terialen, die daarvoor zouden moe
ten dienen, liever voor onze uitrus
ting en de vulling onzer arsenalen.
Wij zijn nuchter gebleven en zeer
oplettend. Onze „generale staf' is
nooit tevreden geweest, al waren de
buitenstaanders het een beetje. HÜ
wist, hoe kwetsbaar wij waren en
bleven, al liet hij dat niet telkens
blijken, Hij vorste door, bezag wat
er bereikt was en keek zo nu en dan
eens achterom, teneinde de doelma
tigheid van bepaalde methoden vast
te stellen. En nu is bij een van deze
waarnemingen een ernstige, ja een
hoogst gevaarlijke fout geconsta
teerd, een dreigende fatale conse
quentie van ons hele verdedigings
systeem.
Deze ontdekking op zichzelf is
niet van de laatste tijd. Zij vond
evenwel haar bevestiging in recente
ervaringen. Waarom, zo zal men
vragen, heeft men ons niet eerder
gewaarschuwd. Waarom werd geen
alarm geslagen en wat verhinderde
een „alle hens aan dek", gelijk men
dat in het verleden placht te doen
als de waterwolf dreigde. Het ant
woord kan luiden, dat het gevaar,
hetwelk zich nu voordoet, geen al
gemene mobilisatie verlangt, althans
nogniet, maar wel de volle aan
dacht der wetenschapsmensen en
der technici. Het gaat niet om
zwakke dijken, ondermijnde duinen
of andere zichtbare bedreigingen,
maar om een onzichtbaar gevaar,
dat overigens van zodanige aard en
omvang is, dat het een radicale her
ziening van ons gehele defensiestel
sel eist. Hieraan wordt thans bin
nenkamers gewerkt, met gebruik
making van de gegevens, die een
enorme voorstudie opleverde.
Wij zouden echter der traditie
mmmj .,q .x.L. i il 11 1 I - --U LUJ I - -!■
niet gebeurd is, komt ook het
consulentschap van het Zuidelijk
deel voor mijn rekening.
Ieder weet, dat de taak van den
heer Lieneseh te veel omvattend
is geweest. Er werd meer van
hem gevraagd dan men mag
eisen, maar er is nu een split
sing gekomen, waardoor de
voorlichting van het onderwijs
wordt ios gemaakt."
Op onze vraag of de nieuwe Rijks
landbouwconsulent zich evenals zijn
voorganger te Schagen zal vestigen,
kon de heer Dijkema nog geen ant
woord geven. Hij is verleden jaar
getrouwd en heeft een noodwoning
in de Wieringermeer. Hij woont in
het gebied waar iedereen hem kent
en waardeert en waar hij zich vele
vrienden heeft verworven. Van nu
af aan zal hij zijn kennis en erva
ring ten dienste van de gehele pro
vincie stellen, maar het ls te begrij
pen, dat de Wieringermeer altijd een
bijzonder plekje in zijn hart zal hou
den, al zal men, in verband met de
uitgestrektheid van dit gebied, moei
lijk van een „plekje" kunnen spre
ken.
Ad.
waren? Maar dan kwamen er weer
andere gedaenten. Eerstens dacht
ik dan weer, dat zo'n rijk man als
mijnheer Mallathorpe toch wel niet
zelf zijn testament zou maken. Ten
tweede, heel gauw daarna gaf mijn
heer Gaukrodger den jongsten be
diende een hele hoop brieven en
grote enveloppen om te posten en
het kon wel zijn, dat ze pas een
nieuw contract of zo afgesloten
hadden. En ten derde, en dat is
het voornaamste, er is nooit een
testament gevonden, hoewel ze het
kantoor en zijn huis ook onderste
boven hebben gehaald. Maar denk
eens na, mijnheer. Gesteld, als het
esn testament geweest is, wel, de
twee getuigen waren ook dood. En
toen erfden de neef en de nicht al
les en daar bleef het bij. Maar toch
heb ik vaak gepiekerd, wat voor
stukken dat waren, Eén ding is
zeker," besloot Cobcroft grimmig,
„toen de heren het tekenden, na
men rij voor het laatst een pen in
de hand."
„Hoe lang na dat tekensn ge
beurde dat ongeval," vroeg Col
lingwood.
„Het kan een tien of twaalf mi
nuten geweest zijn," ze'de Cob
croft, „zover ik me kan herinne
nimmer aflatende strijd tegen het
oen brengen, thans op onze lauweren
iet, dat onze tegenstander geenszins
nooit sprake was van de erkenning
noch zelfs van een wapenstilstand,
elfde oerkracht, beschikt nog in on-
ïistig penetratievennQgen en ia nog
e aanwezig.
ontrouw worden, indien daarbij
niet tevens overwoge.n werd, hoe
uit deze frontwijziging enige munt
te slaan, in de gebruikelijke vorm
van een behoorlijke landaanwtost.
Op dit laatste is dit nieuwe strate
gische plan zelfs in principe gericht
en, goed beschouwd, is de gebieds
uitbreiding het eigenlijke deel der
operatie, waarmee dan tevens het
bovenaangeduide gevaar wordt ge
neutraliseerd.
Gelijk al deze ondernemingen is
de .thans beoogde geen werk, dat
zich to een vijfjarenplan of iets van
die aard laat comprimeren. Het
wordt weer een taak, waaraan zich
enige generaties hebben te wijden.
Niet alleen wat de kosten betreft,
maar ook in de practische uitvoe
ring. Het wordt een opdracht in de
orde van de Zuiderzeewerken en
groter en grootser dan deze. Zij zal
het geografisch en topografisch
beeld van het uiterste Westen en
Noorden des lands aanzienlijk wij
zigen. Zij zal een landwipst bren
gen, anderhalf maal zo groot als die
der droogmaking der Zuiderzee, zij
brengt de lengte van onze kustlijn
terug van bijna 1400 km. tot ca. 450
km. Zij zal en dit is het voor
naamste der reusachtige onderne
mingen de bevolking, die na haar
voltooiing het land bewaart, de ze
kerheid geven, dat het offensief
tegen de zee definitief als geëindigd
kan worden beschouwd en voortaan
slechts met degelijke defensieve
middelen kan worden volstaan.
Het plan beoogt namelijk om
onze West- en Noordkust te dich
ten, uiteraard met behoud van de
waterwegen naar zee. Dit wil dus
zeggen, dat er na zijn voltooiing
geen Zeeuwse- noch Zuidhollandse-
noch Waddeneilanden meer zullen
zijn in directe aanraking met de
zee; dat de golven een gesloten linie
tegenover zich krijgen, waardoor het
nlet meer mogelijk zal zijn, dat een
dijkdoorbraak (van de Hollandse
IJsel) vrijwel de ganse provineie
Zuid-Holland zou doen overstromen,
noch de zee kans zqu krijgen er
gens een rechtstreekse doorbraak te
forceren en, last not least, de uiterst
gevaarlijke verzilting van de bo
dem ter elfder ure wordt gekeerd.
De frontlijn wordt verkort om de
verdediging te kunnen intensiveren,
haar gemakkelijker en efficiënter
te maken.
TIENMAAL DOCTOR.
De universiteit te Brussel
zal op 24 Januari professor
Maurice Lugeon uit Lausanne
de doctorstitel honoris causa
verlenen. Maurice Lugeon be
haalt hiermede voor de tiende
keer de doctorshoed, daar hij
reeds doctor is van de univer
siteiten van Lausanne, Parijs,
Straatsburg, Aix-Marsellle,
Leuven, Boekarest, Lemberg,
Luik, en van de teehnische
hogeschool van het Eedge
nootschap,
ren. Even nadat ik uit het privé-
kantoor gekomen was, kwam Gau
krodger er alleen uit en stond te
kijken, hoe de schoorsteenbouwer
naar beneden klom. De andere
stond daar pp hem te wachten. Dan
ging hij terug en riep mijnheer
Mallathorpe en Marshall en niet
zijn drieën gingen ze naar beneden
en de binnenplaats over. Daar
stonden ze even te praten en toen
gebeurde het."
Collingwood dacht na, Als het
werkelijk het testament geweest
was, wat Cobcroft had zien teke
nen, waar konden de afschriften
dan heen gevlogen zijn? Per post
weggezonden was hoogst onwaar
schijnlijk, Als Mallathorpe ze in
zijn zak gestoken had, zouden ze
daar gevonden zijn na zijn dood.
Als ze in het privé kantoor geble
ven waren
„En u weet zeker, dat alle laden
en kasten doorsnuffeld zijn, na het
overlijden," vroeg hij.
„En of," zei Cobcroft, „Daar heb
ik zelf bij geholpen. Er is geen oude
vrachbtrief of quitantie, dig niet
goed doorgezien en opengevouwen
is. Neen, ik geloof eindelijk ook
maar dat het document onmiddel
lijk per post verzonden is dogr den
1LU1I. l'ij'JMO.1-.11,11 n I I MgBBB-B=-
jongen,"
Collingwood ging hier verder
niet op door en drentelde weg. Maar
hij peinsde lang en ernstig dien
avond en kwam tot een soort re
sultaat. Ten eerste: Wat Cobcroft
had zien tekenen, was Jan Malla-
thorpe's testament. Ten tweede;
Mallathorpe had het zelf gemaakt
en al was het ongewoon, er ook
nog een afschrift van gemaakt. Tan
derde: Jan Mallathorpe had naar
alle waarschijnlijkheid het stuk in
het kaartenzakje van de Geschie
denis van Barford gestoken dat ep
zijn kantoor lag, voordat hij naar
buiten ging om met den schoor
steenbouwer tg spreken. Ten' vier,
de: Dat stuk had Linford Pratt
in handen gekregen via Antoon
Bartle.
Maar nu kwam de grote vraag
Wat stond er in dat testament? En
waar was het afschrift? Hij was
nog niet klaar met het construeren
van een antwoord, toen hij 's mid-
lags naar Eldrick's kantoor ging
de beloofde bespreking te hon
den met hem en Byner.
HOOFDSTUK
PB GROENE RAN,
De reden waarom Byner zijn ad
vertentie jn de drie Barfqrdse bla
den had doen herhalen was, dat
hij Pratt aan het verstand wilde
brengen, 9at het onderzoek naar
Parrawijite grondig en hardnekkig
zou zijn. En ook, dat er meer dan
een naar den verJgren klerk zgcht,
Het kon haast niet missen, dat
Pratt Eldrick's annonce ook gezien
had, en nu zag hij de zijne weer.
Hij verdacht Pratt ervan, dat hij
Eldriek maar de halve waarheid
had gezegd en dat Pratt niets lie
ver zou hebben dan dat ParrawhL
tp's naam nooit meer genoemd ZOU
worden, De advertenties zouden
heip duidelijk maken, dat hij daar
niet op rekenen kon, de nieuwe ad
vertentie in vette letters in alle
drie de kranten, zouden hem wel
even dppn schrikken.
En dan. bepeinsde Byner, uilen
we zien, wat hij doet. Ondertus
sen wilde hij zelf ook wat doen en
hij begon daar onmiddellijk mee op
de morgen na zijn aankomst te
Barford.
(Wordt yervolgd.)