De Duitse nederlaag voor Moskou
SP
Coloradokever
aardappelteelt
bedreigt
Hoe zal het in 1952 zijn?
GEVAAR!
RAYMOND CARTIER
Een pleidooi voor industrialisatie
Waar OPA'S knikkeren
UitLes Secrets de la Guerre
Het hier volgende artikel is gebaseerd op een nauwkeurige studie
van de verklaringen van generaal Guderian en andere Duitse bevel
hebbers, die bij het geding te Neu renberg zijn verhoord. Zij bevestigen
wat reeds door militaire deskundigen werd vermoed, dat de strijd voor
Moskou even beslissend is geweest als de slag aan de Marne in de eerste
wereldoorlog.
Er berust in de archieven te Neuren
berg e,en merkwaardig brok geschiede
nis: de verklaring van generaal Gude
rian over de strijd voor Moskou in de
winter van 1941.
Toen de oorlog met Rusland begon,
was Guderian een beroemdheid. Hij
ram in de achting der Duitsers een
plaats in, die hem eerst veel later door
Rommel zou worden betwist. Hij was
de man van de doorbraak bij Sedan.
„De eerste aanduiding, dat er een
oorlog met Rusland op handen was",
zo zegt hij, „kreeg ik in het najaar van
1940 na het bezoek van Molotov aan
Berlijn. De chef van de staf, majoor
Halder, sprak mij toen aan over een
operatie, die in studie was genomen en
zou worden uitgevoerd door drie le
gercorpsen, twee ten noorden, en een
ten zuiden van de Pripetmoerassen.
Het plan was zo geheim, dat het ver
boden was er iets over op papier te
stellen."
„Het bericht ontstelde mij. Ik had ge
dacht slechts op één front te moeten
strijden, en achtte de vriendschap met
Sovjet-Rusjand verzekerd."
Guderian kreeg het bevel over een
pantserkorps, dat deel had uitgemaakt
van de legergroep onder Von Bock.
Hij "bevond, dat hij in het centrum van
de Duitse opstelling was geplaatst in
de streek waar het overwicht aan
pantserwagens het grootst was. De man,
die bij Sedan was doorgebroken, moest
ook hier de spits afbijten.
Hem werd opgedragen de aanval
vanuit de omgeving van Brest-Litovsk
te beginnen, door te dringen via Bo-
rissof, Roslavl, Jelna en Smolensk, het
Russische leger in twee delen te split
sen, en Moskou in te nemen.
Het begin was gemakkelijk. De ge-
vechtswaarde der Russische troepen
was gering. Hele afdelingen gaven zich
bijna zonder strijd over. Op 15 Juli,
minder dan een maand na het begin
van de veldtocht, bereikten de Duit
sers Jelna op vijfhonderd kilometers
van Moskou.
Hier vroeg Guderian om benzine en
nieuwe motors. In plaats daarvan
kreeg hij bevel halt te houden.
Dit, zo verklaarde hij, was voor hem
een grote verrassing. De vijand was
verslagen en gedesorganiseerd. Het
weer was warm, maar het terrein was
goed en de troepen vol goeden wil.
Zij wilden naar Moskou.
„Ik ontmoette Hitier tweemaal", zo
vervolgt hij, „maar beide malen liep
het onderhoud alleen over technische
bijzonderheden. Ik ontmoette Halder te
Roslavl, en wij bespraken de leiding
der krijgsverrichtingen. Hij zette uit
een waaraan het oponthoud te danken
was. Het opperbevel wilde inderdaad
Moskou innemen, dat als knooppunt
van wegen en als politiek centrum
voor de Russen van het grootste be
lang was, maar de Fühler wilde eerst
Kjew en de Oekraïne bezetten. Er was
reeds een maand verloren met confe
renties over het feitelijke doej van de
veldtocht".
De zaak was, dat de verpletterende
overwinning bij Minsk-Baranovitsj Hit-
Ier had verblind. Het welslagen van
deze krijgsverrichting, waarbij de
Duitsers duizenden krijgsgevangenen
en een ontzaglijke hoeveelheid krijgs-
materiaal in handen waren gevallen,
had hem de indruk gegeven, dat het
strategische doel al bereikt was, en dat
de Russische tegenstand was gebroken.
Moskou was een vrucht, die hij niet
onmiddellijk behoefde te plukken. Hij
had net eender geredeneerd in Juni
1940, toen hij bevel gaf Parijs links te
laten liggen, indien de Fransen het
mochten verdedigen.
Volgens de getuigenis van generaal
Schall had het oponthoud in het gebied
Smolensk-Jelna een verandering in het
optreden van de Russen ten gevolge
Zij begonnen hun tegenaanvallen, eerst
zwak en zonder onderling verband,
maar niettemin hardnekkig.
De opmars van de centrale leger
groep werd eerst in het begin van
October he'rvat. Het regende. Het ter
rein veranderde in een modderpoel,
die de manschappen afmatte, en waar
in de voertuigen bleven steken. Bij
een enkelen mars verloor men soms de
helft van het materieel.
Het leger bereikte Briansk in de
buurt van Orel en toen deed plotseling
op 30 November de winter zijn in
trede. De thermometer wees 20 graden
onder nul.
„Op diezelfde 30ste November", al
dus Guderian, „bracht Halder ons or
ders voor wat het hoofdkwartier niet
tegenstaande deze moordende tempera
tuur de najaarsveldtocht geliefde te
noemen. Het objectief was Moskou en
de Wolga, een tocht van 400 km over
een verschrikkelijk terrein. De toe
stand, waarin het leger verkeerde,
maakte een beweging van ee.n de
Iijke omvang onmogelijk. De wit.
kleren waren niet aangekomen. De aan
voer van levensmiddelen was onzeker,
daar deze niet langer per spoor konden
■••'orden gezonden, en de partijgangers
ons voortdurend achter het front be
stookten. Bovendien waren de mannen
uitgeput door de inspanning, die er
reeds van hen was gevorderd. Al de ge
neraals, die aan de conferentie deel
ramen, vreesden dan ook het ergste."
„Ik ging Von Bock opzoeken. Hij
deelde onze bezorgdheid. Hij telefo
neerde met Brauchitsch, legde hem uit
wat onze bezwaren en de zijne waren,
maar hoewel ik aan het gesprek deel
nam, kreeg ik niet de indruk dat
Brauchnitsch zelf vrijelijk kon be
slissen".
„Het offensief was gelast voor 2 De
cember. Het werd twee dagen ver
traagd door het feit, c,at de opstelling
van de troepen door de koude en de
moeilijkheden van het terrein werd
belemmerd. Het begon dus op 4 De
cember. Op onze linkerflank stonden
de pantserlegers van Reinhardt en
Hoeppner, op de rechterflank, ten
zuiden van Moskou, mijn eigen leger
groep. Ongelukkigerwijze nam het 4de
leger in het centrum niet aan de be
weging deel, misschien door de toe
stand, waarin het zich bevond".
„Op de eerste dag van het offen-
sipf daalde temperatuur tot min
stens 40 graden onder nul. De troepen
leden verschrikkelijk. De olie stolde in
de motoren. De pantsers en de auto's
konden niet vooruit. In de namiddag
van de 5de December staakten de le
gers hun opmars zonder daartoe de
bevelen af te wachten".
Er is in de krijgsgeschiedenis geen
verschrikkelijker voorval te vinden dan
deze verlammende koude, die nu op
de Duitse legers neerdaalde. De mannen
hadden behalve hun overjas en mili
taire laarzen niets extra's met uitzon
dering van een wollen das en een paar
handschoenen. Achter 't front stonden
alle locomotieven stijf bevroren. Aan
het front waren de wapenen onbruik
baar, en volgens de verklaring van ge
neraal Schall moesten de motors
twaalf uur lang verwarmd worden
voordat het mogelijk was ze op gang te
krijgen. Als afgrijselijke bijzonderheid
kan nog worden vermeld, dat ver
scheidene manschappen de dood von
den doordat hun rectum bevroor, ter
wijl zij hun behoefte deden.
Ook de Russen hadden van de koude
te lijden, maar zij hadden althans bont
jassen en vilten schoenen, en wisten
hoe ze hun materiaal tegen de koude
moesten beschermen. Toch had hun
tegenoffensief, dat op 7 December
werd ingezet, geen beslissend resultaat
tegen het bevroren leger. Hitler, die
zich op honderden kilometers achter
het front in Oost-Pruisen ophield, gaf
bevel de opmars te hervatten.
„Op 12 of 14 December", zo verhaalt
Guderian verder, „zocht ik Brauchitsch
op. Hij was somber en terneergeslagen.
Ik smeekte hem den Führer op de
hoogte te brengen van de toestand der
troepen. Brauchitsch beloofde mij dit,
maar ik kreeg de indruk, dat hij vol
komen in ongenade was, en dat het hem
niet mogelijk zou zijn mijn mededeling
aan Hitler over te brengen".
„Ik besloot daarom Hitier zelf op te
zoeken. Ik was een van de weinige ge
neraals, die zich een dergelijke stout
moedigheid konden veroorloven. In
de verschrikkelijke koude vloog ik
naar Oost-Pruisen, waar ik op 20 De
cember arriveerde. Tot driemaal toe
had ik een onderhoud met Hitier, dat
ir. totaal vijf uur duurde."
„Hitier weigerde geloof te hechten
aan het tafereel, dat ik hem ophing.
Hij verweet ons allen een veel te gro
te bezorgdheid voor onze manschap
pén en ons materieel. Hij bleek uiterst
gebeten op het opperbevel, en uitte
zich op de meest schampere manier
over Brauchitsch. Moskou, zo zei hij,
moest en zou veroverd worden. Hij
dicteerde mij nieuwe órders voor de
aanval, en daarmee keerde ik naar 't
front terug."
„Intussen had de koude het leger zo
gedesorganiseerd, dat deze bevelen
niet kondén worden uitgevoerd. De
Russen deden tegenaanvallen waar
en wanneer ze wilden. Ook zij leden
hevig, maar zij slaagden erin vooruit
geschoven Duitse afdelingen te isole
ren en te omsingelen. Onze verbindin
gen werden verbroken en de veldtele
foon was door kou en sneeuw on
bruikbaar. Onze verliezen waren ge
wéldig, want de lichtste verwonding
betekende de dood. Langs het gehele
front werd de strijd spontaan gestaakt,
zonder bevelen, en niettegenstaande
alles wat de bevelhebbers ter tegen
konden doen".
j»
ft: MM c
r *4' -
f
Von Brauchitsch viel in ongenade.
.Brauchitsch werd op 24 December
van zijn bevel ontheven. Zijn opvol
ger,, maarschalk Von Krueger, rappor
teerde aan het hoofdkwartier, dat ik
geweigerd had de mij opgedragen be
velen uit te voeren, en als gevolg werd
ook ik teruggeroepen. Vijf dagen later
kwam Schmundt in Orel terug, en
constateerde, dat ik al het mogelijke
had gedaan om mijn opdracht uit te
voeren. Hij meldde dit aan Hitier,
maar het was al te laat. Ik was naar
huis teruggekeerd."
„Het bevel tot de terugtocht, waarop
ik op 20 December tevergeefs bij Hit-
Ier had aangedrongen, kwam iö het
begin van Januari. Het leger trok
honderd kilometer terug, maar de ver
liezen, die het had geleden, werden
nooit meer goed gemaakt."
Tot zover het relaas van Guderian.
Ook Keitel verklaarde, dat de opmars
van het Duitse leger door de ver
schrikkelijke koude was gestuit, en Jodl
sprak van een „atmosferische ramp",
waartegen ook de grootste wilskracht
machteloos was.
De soldaat schrijft een nederlaag
altijd liever toe aan de elementen
dan aan het ontreden van de vijand.
De Duitse generaals bewijzen zo wei
nig mogelijk eer aan de wijze, waar
op de Russen zich hadden weten te
herstellen en aan het optreden van
Siberische troepen op 7 December.
Intussen is het waar, dat de grootste
overwinnaar bij de strijd om Moskou
de koude is geweest. De thermome
ter daalde tot 50 graden onder nul.
Het schamel uitgeruste leger had geen
gevaarlijker tegenstander op zijn weg
kunnen ontmoeten. Dit was het wa
re keerpunt van de oorlof? dat ten
onrechte door de latere ramp van
Stalingrad is overschaduwd. Stalin
grad, hoe belangrijk ook, was een ge
volg. De oorzaak was Moskou.
Bij deze strijd met de koude in De
cember 1941 verloor Adolf Hitler
meer dan een véldslag. Hij verloor
tevens de middelen, die een eindover
winning mogelijk maakten. Dat heeft
men niet dadelijk ingezien, en doet
dat ook heden nog niet. Maar de ge
schiedenis van deze oorlog zal zon
der twijfel op dit feit het juiste licht
laten vallen.
De Duitse legers, die tegen Moskou
oprukten, die van Guderian, Rein
hardt en Hoeppner, beschikten over
het geweldige pantsermateriaal, waar
mee Polen in achttien dagen en
Frankrijk in een maand onder de
voet waren gelopen. Maar bovenal be
stonden zij uit keurtroepen. Als tac
tische nieuwigheid laten zij zich ver
gelijken met de Macedonische pha
lanx en de Romeinse legioenen. Ge
durende twee jaar vormden zij het
enige geheim van al Hitiers succes
sen. De infantarie, waaruit het groot
ste deel van het Duitse leger bestond,
bepaalde zich in hoofdzaak tot het
bezetten van het veroverde gebied en
stille fronten, of geleidde gevangenen
naar de achterhoede.
Dit nieuwe apparaat, snel en mach
tig als het was, verloor Hitier bij zijn
koppige poging om Moskou in de
winter te veroveren. Duitsland is de
gehele oorlog door onmachtig geble
ken het door een nieuw te vervan
gen. Nieuwe pantserdivisies werden
gevormd, maar nooit de pantserdivi
sies van Guderian.
Toen Hitier een jaar later zijn on
sterfelijke nodig had, zocht hij ze te-
(vergeefs. Hij had ze vermoord door
zijn laatdunkendheid en zijn gering
schatting voor het menselijk lijden.
Zoals de naam reeds aanduidt,
werd de Coloradokever oorspron
kelijk waargenomen in de staat
Colorado in West-Amerika. Het in
sect, dat leefde op de aan de aard
appel verwante gewassen ging na
de invoering van de aardappel
plant hierop over. Sedert 1859 is
de coloradokever berucht als zeer
schadelijk insect. De kever en de
larven voeden zich met de blade
ren van de aardappelplant. Zij
richten hierbij een zodanige scha
de aan, dat de planten afsterven
en geen knollen meer vormen.
In 1874 werd het diertje voor het
eerst waargenomen aan de Atlantische
kust van Amerika. Onmiddellijk volg
de hierop in Europa de reactie. Op
grote schaal werden onder de aard
appelkwekers bijzonderheden over het
(Van onzen financiëlen medewerker!.
Zal Nederland over, schrik niet, 5
jaren zün bevolking nog kunnen
voeden en werk kunnen geven?
U glimlacht wellicht: „Als wij zo
ver zijn zullen wij wel weer verder
kijken". Neen lezer, dat zullen wij
niet. Reeds verleden jaar luidde
drs. G. A. Kohnstamm van het
ministerie van Economische Zaken
voor dit gevaar de alarmklok. Hij
vertelde ons ook, dat wij bij de
huidige jaarlijkse bevolkingsuitbrei
ding van 100.000 mensen en bij een
vooroorlogse arbeidsproductiviteit
in 1952 een werkloosheid zullen
hebben van 300 a 350.000 man.
En dit onheil is alleen af te wenden,
indien de industrie dat „reserve-leger"
kan opvangen. M.a.w. Nederland moet
binnen betrekkelijk korte tijd op grote
schaal industrialiseren. Als wij dan ook
In Den Haag werden voor het eerst na zeven jaar de verkeerslessen voor
kinderen van één der lagere scholen onder leiding van de verkeers- en
kinderpolitie weer hervat. Aan de hand van een maquette ontvangen de
scholieren van de hoofdagent A. Pol practUch verkeersonderricht,
Om mannen met baarden in kinder
spelen verdiept te vinden hoeft men
niet naar een negerfeest in de bin
nenlanden van Afrika te gaan:
Groot-Schermer, halverwege Alkmaar
en Purmerend is ver genoeg Daar knik
keren niet alleen de jongens en meis
jes, maar ook de vaders en grootva
ders. Wanneer dit knikker-gebruik
eigenlijk ontstaan is, weet geen enkele
Groot-Schermernaar te vertellen, maar
zo lang zij leven, wordt dit volksspel
gespeeld, daar voor het mooie, oude
Schermerse stadhuisje, dat nog door
Leeghwater zelf ontworpen moet zijn.
De spelregels zijn vrij eenvoudig.
Het spel wordt gespeeld door ten
hoogste acht mannen, die ieder twee
heel oude centen opzetten, ongeveer
2 cm naast elkaar en 2 meter achter
elkaar. Het „opzetten" van die centen,
het recht overeind plaatsen met be
hulp van een kluitje aarde, -eist be
hendigheid en routine, pas na lange
'oefening door een ervaren knikkeraar
verkregen! Er zijn vier „bazen", die
de eerste „keur" of keuze hebben en
vier „maats" of knechten. Baas en
knecht delen de uiteindelijke winst
samen, met dien verstande, dat bij een
oneven bedrag de baas een cent meer
krijgt, waardoor men' al begrijpt, dat
er geen kapitalen gaan ontstaan. Het
gaat hier om bet snel, niet om de
„knikkers"! De bazen gaan eerst „la
gen" d.w.z. vanaf een startlijn schieten
zij hun knikkers op en wie het dichtst
bij de eerste centen ligt. heeft ook de
eerste keur op een maat. De beste
maats zijn natuurlijk het eerst uitver
kocht!
De bedoeling is nu met de knikkers,
erfstukken van een bijzonder soort, ca.
1'/» 1 2 cm in doorsnede, de centen
te raken, die in dat geval gewonnen
zijn en opgenomen mogen worden.
Raakt men een cent, dan mag men
opnieuw schieten, doch indien er twee
centen tegelijk worden omgeschoten,
mag men er slechts één behouden: de
ander wordt opnieuw opgezet: De vier
bazen schieten eerst, dan de vier maats.
Ook mag men elkaar „doden" door
eikaars knikkers te raken (hetgeen na
tuurlijk niet geldt voor baas en knecht
onderling). De gedode knikkeraar
moet zijn reeds gewonnen centen af
staan en speelt verder niet mee. Als
alle centen zijn verdwenen, is het spel
uit.
257 jaar op een bankje!
Het beste kunnen wij eens zelf naar
Groot-Schermer gaan, dan kunnen wij
kennis nemen van alle verdere tech
nische bijzonderheden van het spel,
zoals het „spannen" met de vingers
van knikker tot cent, hetgeen weer
uitzonderlijke mogelijkheden opent! En
als wij dan toch met de knikkeraars
aan de praat raken, hebben wij goede
kans op het bankje voor het stadhuis
drie stokoude, maar wonderlijk .krasse
Groot-Schermernaars aan te treffen,
want deze drie dorpsouden behoren
tot de vaste knikkeraars. Het zijn Pie-
ter Klinkhamer, de vroegere Scher
merse brievengaarder, oud 84 jaar, Ja
cob Kok, gewezen landbouwer, oud 87
jaar, en Jan Poeser, eertijds veekoper,
oud 86 jaar. Met z'n drieën zit er dan
257 jaar op dat bankje.
„Het schieten met de knikkers Is
heus niet gemakkelijk", zegt Jacob
Kok, wiens vrolijke ringbaardje trilt
bij zijn pogingen zijn geliefde spel
maar zo moeilijk mogelijk voor te stel
len. „Da's puur moeilijk. Je moet de
knikker op de knokkel van je vinger
leggen en dan met je duim wegschie
ten. D'r zijn er ook. die leggen de
knikkers op de nagel."
„Ja, maar dat ben de goede niet!"
haast Poeser zich er aan toe te voegen
„Het zijn vooral de oudjes van het
dorp, die het spel spelen", vertelt dan
Klinkhamer. „O, een enkel jonkie
loopt er ook wel tussen door, zoals
Piet Duin en zo."
•„Maarzo merkt iemand anders
op, „Piet Duin is toch al vijf en zestig."
„Nou jaknikt Klinkhamer, die
het met zijn 84 jaar in het geheel niet
als een grapje ^beschouwt, wanneer
men iemand van 65 een jonkie noemt.
En vraag hun dan eens, of zij alle drie
altijd 'in Groot-Schermer hebben ge
woond.
„Behalve Jacob Kok", zal dan het
antwoord luiden. „Die woont hier pas
en komt eigenlijk uit Hensbroek."
„Is die hier tijdens de laatste oorlog
komen wonen?"
„Kort daarvoor."
„Hoe kort ofehhoe lang?"
„O.... 'n jaar of zeventien."
En als zij dat zeggen, houden de
dorpsouden je niet voor de gek, zij
menen ernstig wat zij zeggen: Jacob
i Kok woont hier in hun oude ogen pès!
aan deze welhaast herculische taak
denken, die ons nog te wachten staat,
dan kunnen wij beslist niet tevreden
zijn over hetgeen tot nu toe is bereikt.
Zeker, er zijn verschillende nieuwe
bedrijven op komst, die gelegenheid
tot arbeid zullen scheppen. Wij noemen
Schokbeton, dat in Kampen beton
elementen gaat fabriceren, Vredestein
met haar autobandenfabriek in Gelder
land, de Noordelijke industrie voor ve
zelverwerking, die in Hoogezand vezel
platen gaat maken, de Internationale
Kunststoffenindustrie voor Kunsthars
producten te Voorschoten, de Alweco,
die te Veghel aluminium werktuigen
gaat produceren en Stork Chemie met
haar plannen voor een nieuwe fabriek
voor chemische producten te Hengelo.
Mlllioenenplan van de B.P.M.
Als laatste in de rij van „werk-
verschaffers" schittert de Bataafse
Petroleum-Mij., die een industri
alisatieproject van liefst f70.000.000
heeft uitgewerkt en daarvoor te
IJmuiden een nieuwe kunstmest-
stoffenfabriek en te Pernis fabrie
ken voor synthetische wasmiddelen
en kunstharsen gaat bouwen. Voor
waar, om haar eigen woorden te
gebruiken, „een belangrijke schrede
op de weg van de voor ons land zo
nodige industrialisatie".
Hoe deze voorbeelden echter ook ge
tuigen mogen van ondernemingszin,
de opsomming toont wel aan, dat deze
lust nog maar bij enkelen bestaat. De
grote toeloop van ondernemers, zij die
werk moeten verschaffen aan 300 a
350 000 paar handen, zij staan nog aan
de kant.
Aan wie de schuld? Wil een indus
trialisatie volgens het bestek van drs.
Kehnstamm mogelijk zijn, dan moeten
wij veel geschoold personeel hebben,
van hoog tot laag; alleen al 6000 acade
mische technici méér dan bij het hui
dige tempo in 1950 beschikbaar zullen
zijn. Doch wij moeten ook en vooral
ondernemers hebben. Ondernemers, die
durven te wagen en die In staat zijn
om „Neue Kombinationen durchzu-
führen".
Waar moeten deze mensen evenwel
vandaan komen? Als -reservoirs zijn
ongetwijfeld beschikbaar de ambachts
patroons en de leidende functionarissen
in de grote bedrijven, terwijl ook de
zakenlieden die door de structurele
wijzigingen uitgestoten werden, een
kans moeten hebben. Vooral onder de
kleine baasjes zullen er zijn, die kun
nen en willen, maar wier onderne
mingszin voorshands getemperd wordt
door kapitaalgebrek ons land heeft
nog steeds geen behoorlijk financiëel
apparaat, dat in deze behoefte kan
voorzien! en overheidsmaatregelen.
De taak van de Overheid.
Het is heus niet zo, dat de overheid
er zich toe kan bepalen het klimaat zo
gunstig mogelijk te maken via het Cen
traal Instituut voor Industrialisatie en
de Economisch Technologische Institu
ten. Het tekort aan zin tot wagen en
ondernemers is, naast een inderdaad bij
velen nog aanwezige koopmansmenta
liteit, vor een goed deel te wijten aan
de tegenwoordige regeringspolitiek.
De vrees voor nationalisatie, de ho
ge vennootschapsbelasting, het niet
toestaan van belastingvrije reserves,
de pri'scaVulaties, de bergen papieren
voorschriften, zij vormen altegader
barricaden, die de ondernemer in spe
veelal alle lust benemen.
Ook de regering dient daarom te be
grijpen, dat zij, van haar kant, de weg
naar de industrialisatie moet vrij ma
ken.
insect verspreid, terwijl verschillende
landen de invoer van Amerikaanse
aardappelen verboden.
Ondanks deze maatregelen kreeg het
diertje toch vaste voet in Z.W. Frank,
rfjk (1919) van waaruit de versprei,
ding over West-Europa een aanvang
nam. Al spoedig werd het onheils-
beestje waargenomen in geheel Frank,
rijk, België, Zwitserland, Duitsland en
Nederland. Ook Engeland en Spanjj
ontkwamen niet aan de besmetting. D«
Pyreneën en het Kanaal waren dus
geen onoverkomelijke hindernis ge.
weest voor het insect.
In Nederland wordt het diertje wel
hier en daar waargenomen, doch dank
zij de van meet af aan gevoerde in.
tensleve bestriidingscamoagne kan men
niet zeggen, dat de coloradokever in
ons land een vaste vestigingsplaat!
heeft. De in 'Nederland -voorkomen!!
insecten worden als regel door i
wind aangevoerd uit de sterk besmeti
gebieden in Frankrijk, België en Duits
land.
Enkele bijzonderheden
Na de bijzonderheden over de ver
spreiding geven wij nog enkele bijzon
derheden over het uiterst schadelijke
insect en zijn leefwijze. De lengte van
de kever is ongeveer 10 mm, de kleur
van het diertje is heldergeel, met viif I
overlangse zwarte strepen op ieder
dekschild. De larve is oranjerood ge
tint, met een typisch stomp en ge
zwollen achterlijf.
Tegen de winter kruipt de kever in
de grond en overwintert op een diepte
van 20 tot 50 cm. In het voorjaar
vertoont het insect een sterke neiging a
tot vliegen en wordt dan dikwijls door
de windstromingen over grote afstan
den meegevoerd.
Wanneer de dieren eenmaal neer-1
.strijken, dan is het zaak voor de
aardappelteler de bestrijding i
kracht ter hand te nemen, daar id
kevers zich door de grote vruchtbaar!
heid van de wijfjes zeer snel vernü|
nigvuldigen. Een wijfje legt als regi
500800 eieren, doch aantallen va
1000—2000 zijn ook geen uitzonderirjJ
Funest is echter, dat het wijfje zis|
tijdens de periode van het eieren 1
gen over min of meer grote afstand
verplaatst, zodat één wijfje aanleid'
kan geven tot het ontstaan van of
dere besmette aardappelvelden.
De bestrijding van de coloradoki'8
is in ons land wettelijk verplicht. I»
grote belang van een afdoende best!'
ding wordt wel bewezen door het i'!
onlangs door Engeland uitgevaari!»1
verbod van groenten-import, in ftf'
band met het optreden van de co>
radokever.
Aan de vooravond van de hêrdeO' J
kingsplechtigheden op het Amer'
kaanse militaire kerkhof te M»r
graten bezocht een Amerika»"5
ouderpaar het graf van zijn evlf
zoon, waartoe het speciaal uit
Amerika was overgekonjW-