De Duitse nederlaag voor Moskou SP Coloradokever aardappelteelt bedreigt Hoe zal het in 1952 zijn? GEVAAR! RAYMOND CARTIER Een pleidooi voor industrialisatie Waar OPA'S knikkeren UitLes Secrets de la Guerre Het hier volgende artikel is gebaseerd op een nauwkeurige studie van de verklaringen van generaal Guderian en andere Duitse bevel hebbers, die bij het geding te Neu renberg zijn verhoord. Zij bevestigen wat reeds door militaire deskundigen werd vermoed, dat de strijd voor Moskou even beslissend is geweest als de slag aan de Marne in de eerste wereldoorlog. Er berust in de archieven te Neuren berg e,en merkwaardig brok geschiede nis: de verklaring van generaal Gude rian over de strijd voor Moskou in de winter van 1941. Toen de oorlog met Rusland begon, was Guderian een beroemdheid. Hij ram in de achting der Duitsers een plaats in, die hem eerst veel later door Rommel zou worden betwist. Hij was de man van de doorbraak bij Sedan. „De eerste aanduiding, dat er een oorlog met Rusland op handen was", zo zegt hij, „kreeg ik in het najaar van 1940 na het bezoek van Molotov aan Berlijn. De chef van de staf, majoor Halder, sprak mij toen aan over een operatie, die in studie was genomen en zou worden uitgevoerd door drie le gercorpsen, twee ten noorden, en een ten zuiden van de Pripetmoerassen. Het plan was zo geheim, dat het ver boden was er iets over op papier te stellen." „Het bericht ontstelde mij. Ik had ge dacht slechts op één front te moeten strijden, en achtte de vriendschap met Sovjet-Rusjand verzekerd." Guderian kreeg het bevel over een pantserkorps, dat deel had uitgemaakt van de legergroep onder Von Bock. Hij "bevond, dat hij in het centrum van de Duitse opstelling was geplaatst in de streek waar het overwicht aan pantserwagens het grootst was. De man, die bij Sedan was doorgebroken, moest ook hier de spits afbijten. Hem werd opgedragen de aanval vanuit de omgeving van Brest-Litovsk te beginnen, door te dringen via Bo- rissof, Roslavl, Jelna en Smolensk, het Russische leger in twee delen te split sen, en Moskou in te nemen. Het begin was gemakkelijk. De ge- vechtswaarde der Russische troepen was gering. Hele afdelingen gaven zich bijna zonder strijd over. Op 15 Juli, minder dan een maand na het begin van de veldtocht, bereikten de Duit sers Jelna op vijfhonderd kilometers van Moskou. Hier vroeg Guderian om benzine en nieuwe motors. In plaats daarvan kreeg hij bevel halt te houden. Dit, zo verklaarde hij, was voor hem een grote verrassing. De vijand was verslagen en gedesorganiseerd. Het weer was warm, maar het terrein was goed en de troepen vol goeden wil. Zij wilden naar Moskou. „Ik ontmoette Hitier tweemaal", zo vervolgt hij, „maar beide malen liep het onderhoud alleen over technische bijzonderheden. Ik ontmoette Halder te Roslavl, en wij bespraken de leiding der krijgsverrichtingen. Hij zette uit een waaraan het oponthoud te danken was. Het opperbevel wilde inderdaad Moskou innemen, dat als knooppunt van wegen en als politiek centrum voor de Russen van het grootste be lang was, maar de Fühler wilde eerst Kjew en de Oekraïne bezetten. Er was reeds een maand verloren met confe renties over het feitelijke doej van de veldtocht". De zaak was, dat de verpletterende overwinning bij Minsk-Baranovitsj Hit- Ier had verblind. Het welslagen van deze krijgsverrichting, waarbij de Duitsers duizenden krijgsgevangenen en een ontzaglijke hoeveelheid krijgs- materiaal in handen waren gevallen, had hem de indruk gegeven, dat het strategische doel al bereikt was, en dat de Russische tegenstand was gebroken. Moskou was een vrucht, die hij niet onmiddellijk behoefde te plukken. Hij had net eender geredeneerd in Juni 1940, toen hij bevel gaf Parijs links te laten liggen, indien de Fransen het mochten verdedigen. Volgens de getuigenis van generaal Schall had het oponthoud in het gebied Smolensk-Jelna een verandering in het optreden van de Russen ten gevolge Zij begonnen hun tegenaanvallen, eerst zwak en zonder onderling verband, maar niettemin hardnekkig. De opmars van de centrale leger groep werd eerst in het begin van October he'rvat. Het regende. Het ter rein veranderde in een modderpoel, die de manschappen afmatte, en waar in de voertuigen bleven steken. Bij een enkelen mars verloor men soms de helft van het materieel. Het leger bereikte Briansk in de buurt van Orel en toen deed plotseling op 30 November de winter zijn in trede. De thermometer wees 20 graden onder nul. „Op diezelfde 30ste November", al dus Guderian, „bracht Halder ons or ders voor wat het hoofdkwartier niet tegenstaande deze moordende tempera tuur de najaarsveldtocht geliefde te noemen. Het objectief was Moskou en de Wolga, een tocht van 400 km over een verschrikkelijk terrein. De toe stand, waarin het leger verkeerde, maakte een beweging van ee.n de Iijke omvang onmogelijk. De wit. kleren waren niet aangekomen. De aan voer van levensmiddelen was onzeker, daar deze niet langer per spoor konden ■••'orden gezonden, en de partijgangers ons voortdurend achter het front be stookten. Bovendien waren de mannen uitgeput door de inspanning, die er reeds van hen was gevorderd. Al de ge neraals, die aan de conferentie deel ramen, vreesden dan ook het ergste." „Ik ging Von Bock opzoeken. Hij deelde onze bezorgdheid. Hij telefo neerde met Brauchitsch, legde hem uit wat onze bezwaren en de zijne waren, maar hoewel ik aan het gesprek deel nam, kreeg ik niet de indruk dat Brauchnitsch zelf vrijelijk kon be slissen". „Het offensief was gelast voor 2 De cember. Het werd twee dagen ver traagd door het feit, c,at de opstelling van de troepen door de koude en de moeilijkheden van het terrein werd belemmerd. Het begon dus op 4 De cember. Op onze linkerflank stonden de pantserlegers van Reinhardt en Hoeppner, op de rechterflank, ten zuiden van Moskou, mijn eigen leger groep. Ongelukkigerwijze nam het 4de leger in het centrum niet aan de be weging deel, misschien door de toe stand, waarin het zich bevond". „Op de eerste dag van het offen- sipf daalde temperatuur tot min stens 40 graden onder nul. De troepen leden verschrikkelijk. De olie stolde in de motoren. De pantsers en de auto's konden niet vooruit. In de namiddag van de 5de December staakten de le gers hun opmars zonder daartoe de bevelen af te wachten". Er is in de krijgsgeschiedenis geen verschrikkelijker voorval te vinden dan deze verlammende koude, die nu op de Duitse legers neerdaalde. De mannen hadden behalve hun overjas en mili taire laarzen niets extra's met uitzon dering van een wollen das en een paar handschoenen. Achter 't front stonden alle locomotieven stijf bevroren. Aan het front waren de wapenen onbruik baar, en volgens de verklaring van ge neraal Schall moesten de motors twaalf uur lang verwarmd worden voordat het mogelijk was ze op gang te krijgen. Als afgrijselijke bijzonderheid kan nog worden vermeld, dat ver scheidene manschappen de dood von den doordat hun rectum bevroor, ter wijl zij hun behoefte deden. Ook de Russen hadden van de koude te lijden, maar zij hadden althans bont jassen en vilten schoenen, en wisten hoe ze hun materiaal tegen de koude moesten beschermen. Toch had hun tegenoffensief, dat op 7 December werd ingezet, geen beslissend resultaat tegen het bevroren leger. Hitler, die zich op honderden kilometers achter het front in Oost-Pruisen ophield, gaf bevel de opmars te hervatten. „Op 12 of 14 December", zo verhaalt Guderian verder, „zocht ik Brauchitsch op. Hij was somber en terneergeslagen. Ik smeekte hem den Führer op de hoogte te brengen van de toestand der troepen. Brauchitsch beloofde mij dit, maar ik kreeg de indruk, dat hij vol komen in ongenade was, en dat het hem niet mogelijk zou zijn mijn mededeling aan Hitler over te brengen". „Ik besloot daarom Hitier zelf op te zoeken. Ik was een van de weinige ge neraals, die zich een dergelijke stout moedigheid konden veroorloven. In de verschrikkelijke koude vloog ik naar Oost-Pruisen, waar ik op 20 De cember arriveerde. Tot driemaal toe had ik een onderhoud met Hitier, dat ir. totaal vijf uur duurde." „Hitier weigerde geloof te hechten aan het tafereel, dat ik hem ophing. Hij verweet ons allen een veel te gro te bezorgdheid voor onze manschap pén en ons materieel. Hij bleek uiterst gebeten op het opperbevel, en uitte zich op de meest schampere manier over Brauchitsch. Moskou, zo zei hij, moest en zou veroverd worden. Hij dicteerde mij nieuwe órders voor de aanval, en daarmee keerde ik naar 't front terug." „Intussen had de koude het leger zo gedesorganiseerd, dat deze bevelen niet kondén worden uitgevoerd. De Russen deden tegenaanvallen waar en wanneer ze wilden. Ook zij leden hevig, maar zij slaagden erin vooruit geschoven Duitse afdelingen te isole ren en te omsingelen. Onze verbindin gen werden verbroken en de veldtele foon was door kou en sneeuw on bruikbaar. Onze verliezen waren ge wéldig, want de lichtste verwonding betekende de dood. Langs het gehele front werd de strijd spontaan gestaakt, zonder bevelen, en niettegenstaande alles wat de bevelhebbers ter tegen konden doen". j» ft: MM c r *4' - f Von Brauchitsch viel in ongenade. .Brauchitsch werd op 24 December van zijn bevel ontheven. Zijn opvol ger,, maarschalk Von Krueger, rappor teerde aan het hoofdkwartier, dat ik geweigerd had de mij opgedragen be velen uit te voeren, en als gevolg werd ook ik teruggeroepen. Vijf dagen later kwam Schmundt in Orel terug, en constateerde, dat ik al het mogelijke had gedaan om mijn opdracht uit te voeren. Hij meldde dit aan Hitier, maar het was al te laat. Ik was naar huis teruggekeerd." „Het bevel tot de terugtocht, waarop ik op 20 December tevergeefs bij Hit- Ier had aangedrongen, kwam iö het begin van Januari. Het leger trok honderd kilometer terug, maar de ver liezen, die het had geleden, werden nooit meer goed gemaakt." Tot zover het relaas van Guderian. Ook Keitel verklaarde, dat de opmars van het Duitse leger door de ver schrikkelijke koude was gestuit, en Jodl sprak van een „atmosferische ramp", waartegen ook de grootste wilskracht machteloos was. De soldaat schrijft een nederlaag altijd liever toe aan de elementen dan aan het ontreden van de vijand. De Duitse generaals bewijzen zo wei nig mogelijk eer aan de wijze, waar op de Russen zich hadden weten te herstellen en aan het optreden van Siberische troepen op 7 December. Intussen is het waar, dat de grootste overwinnaar bij de strijd om Moskou de koude is geweest. De thermome ter daalde tot 50 graden onder nul. Het schamel uitgeruste leger had geen gevaarlijker tegenstander op zijn weg kunnen ontmoeten. Dit was het wa re keerpunt van de oorlof? dat ten onrechte door de latere ramp van Stalingrad is overschaduwd. Stalin grad, hoe belangrijk ook, was een ge volg. De oorzaak was Moskou. Bij deze strijd met de koude in De cember 1941 verloor Adolf Hitler meer dan een véldslag. Hij verloor tevens de middelen, die een eindover winning mogelijk maakten. Dat heeft men niet dadelijk ingezien, en doet dat ook heden nog niet. Maar de ge schiedenis van deze oorlog zal zon der twijfel op dit feit het juiste licht laten vallen. De Duitse legers, die tegen Moskou oprukten, die van Guderian, Rein hardt en Hoeppner, beschikten over het geweldige pantsermateriaal, waar mee Polen in achttien dagen en Frankrijk in een maand onder de voet waren gelopen. Maar bovenal be stonden zij uit keurtroepen. Als tac tische nieuwigheid laten zij zich ver gelijken met de Macedonische pha lanx en de Romeinse legioenen. Ge durende twee jaar vormden zij het enige geheim van al Hitiers succes sen. De infantarie, waaruit het groot ste deel van het Duitse leger bestond, bepaalde zich in hoofdzaak tot het bezetten van het veroverde gebied en stille fronten, of geleidde gevangenen naar de achterhoede. Dit nieuwe apparaat, snel en mach tig als het was, verloor Hitier bij zijn koppige poging om Moskou in de winter te veroveren. Duitsland is de gehele oorlog door onmachtig geble ken het door een nieuw te vervan gen. Nieuwe pantserdivisies werden gevormd, maar nooit de pantserdivi sies van Guderian. Toen Hitier een jaar later zijn on sterfelijke nodig had, zocht hij ze te- (vergeefs. Hij had ze vermoord door zijn laatdunkendheid en zijn gering schatting voor het menselijk lijden. Zoals de naam reeds aanduidt, werd de Coloradokever oorspron kelijk waargenomen in de staat Colorado in West-Amerika. Het in sect, dat leefde op de aan de aard appel verwante gewassen ging na de invoering van de aardappel plant hierop over. Sedert 1859 is de coloradokever berucht als zeer schadelijk insect. De kever en de larven voeden zich met de blade ren van de aardappelplant. Zij richten hierbij een zodanige scha de aan, dat de planten afsterven en geen knollen meer vormen. In 1874 werd het diertje voor het eerst waargenomen aan de Atlantische kust van Amerika. Onmiddellijk volg de hierop in Europa de reactie. Op grote schaal werden onder de aard appelkwekers bijzonderheden over het (Van onzen financiëlen medewerker!. Zal Nederland over, schrik niet, 5 jaren zün bevolking nog kunnen voeden en werk kunnen geven? U glimlacht wellicht: „Als wij zo ver zijn zullen wij wel weer verder kijken". Neen lezer, dat zullen wij niet. Reeds verleden jaar luidde drs. G. A. Kohnstamm van het ministerie van Economische Zaken voor dit gevaar de alarmklok. Hij vertelde ons ook, dat wij bij de huidige jaarlijkse bevolkingsuitbrei ding van 100.000 mensen en bij een vooroorlogse arbeidsproductiviteit in 1952 een werkloosheid zullen hebben van 300 a 350.000 man. En dit onheil is alleen af te wenden, indien de industrie dat „reserve-leger" kan opvangen. M.a.w. Nederland moet binnen betrekkelijk korte tijd op grote schaal industrialiseren. Als wij dan ook In Den Haag werden voor het eerst na zeven jaar de verkeerslessen voor kinderen van één der lagere scholen onder leiding van de verkeers- en kinderpolitie weer hervat. Aan de hand van een maquette ontvangen de scholieren van de hoofdagent A. Pol practUch verkeersonderricht, Om mannen met baarden in kinder spelen verdiept te vinden hoeft men niet naar een negerfeest in de bin nenlanden van Afrika te gaan: Groot-Schermer, halverwege Alkmaar en Purmerend is ver genoeg Daar knik keren niet alleen de jongens en meis jes, maar ook de vaders en grootva ders. Wanneer dit knikker-gebruik eigenlijk ontstaan is, weet geen enkele Groot-Schermernaar te vertellen, maar zo lang zij leven, wordt dit volksspel gespeeld, daar voor het mooie, oude Schermerse stadhuisje, dat nog door Leeghwater zelf ontworpen moet zijn. De spelregels zijn vrij eenvoudig. Het spel wordt gespeeld door ten hoogste acht mannen, die ieder twee heel oude centen opzetten, ongeveer 2 cm naast elkaar en 2 meter achter elkaar. Het „opzetten" van die centen, het recht overeind plaatsen met be hulp van een kluitje aarde, -eist be hendigheid en routine, pas na lange 'oefening door een ervaren knikkeraar verkregen! Er zijn vier „bazen", die de eerste „keur" of keuze hebben en vier „maats" of knechten. Baas en knecht delen de uiteindelijke winst samen, met dien verstande, dat bij een oneven bedrag de baas een cent meer krijgt, waardoor men' al begrijpt, dat er geen kapitalen gaan ontstaan. Het gaat hier om bet snel, niet om de „knikkers"! De bazen gaan eerst „la gen" d.w.z. vanaf een startlijn schieten zij hun knikkers op en wie het dichtst bij de eerste centen ligt. heeft ook de eerste keur op een maat. De beste maats zijn natuurlijk het eerst uitver kocht! De bedoeling is nu met de knikkers, erfstukken van een bijzonder soort, ca. 1'/» 1 2 cm in doorsnede, de centen te raken, die in dat geval gewonnen zijn en opgenomen mogen worden. Raakt men een cent, dan mag men opnieuw schieten, doch indien er twee centen tegelijk worden omgeschoten, mag men er slechts één behouden: de ander wordt opnieuw opgezet: De vier bazen schieten eerst, dan de vier maats. Ook mag men elkaar „doden" door eikaars knikkers te raken (hetgeen na tuurlijk niet geldt voor baas en knecht onderling). De gedode knikkeraar moet zijn reeds gewonnen centen af staan en speelt verder niet mee. Als alle centen zijn verdwenen, is het spel uit. 257 jaar op een bankje! Het beste kunnen wij eens zelf naar Groot-Schermer gaan, dan kunnen wij kennis nemen van alle verdere tech nische bijzonderheden van het spel, zoals het „spannen" met de vingers van knikker tot cent, hetgeen weer uitzonderlijke mogelijkheden opent! En als wij dan toch met de knikkeraars aan de praat raken, hebben wij goede kans op het bankje voor het stadhuis drie stokoude, maar wonderlijk .krasse Groot-Schermernaars aan te treffen, want deze drie dorpsouden behoren tot de vaste knikkeraars. Het zijn Pie- ter Klinkhamer, de vroegere Scher merse brievengaarder, oud 84 jaar, Ja cob Kok, gewezen landbouwer, oud 87 jaar, en Jan Poeser, eertijds veekoper, oud 86 jaar. Met z'n drieën zit er dan 257 jaar op dat bankje. „Het schieten met de knikkers Is heus niet gemakkelijk", zegt Jacob Kok, wiens vrolijke ringbaardje trilt bij zijn pogingen zijn geliefde spel maar zo moeilijk mogelijk voor te stel len. „Da's puur moeilijk. Je moet de knikker op de knokkel van je vinger leggen en dan met je duim wegschie ten. D'r zijn er ook. die leggen de knikkers op de nagel." „Ja, maar dat ben de goede niet!" haast Poeser zich er aan toe te voegen „Het zijn vooral de oudjes van het dorp, die het spel spelen", vertelt dan Klinkhamer. „O, een enkel jonkie loopt er ook wel tussen door, zoals Piet Duin en zo." •„Maarzo merkt iemand anders op, „Piet Duin is toch al vijf en zestig." „Nou jaknikt Klinkhamer, die het met zijn 84 jaar in het geheel niet als een grapje ^beschouwt, wanneer men iemand van 65 een jonkie noemt. En vraag hun dan eens, of zij alle drie altijd 'in Groot-Schermer hebben ge woond. „Behalve Jacob Kok", zal dan het antwoord luiden. „Die woont hier pas en komt eigenlijk uit Hensbroek." „Is die hier tijdens de laatste oorlog komen wonen?" „Kort daarvoor." „Hoe kort ofehhoe lang?" „O.... 'n jaar of zeventien." En als zij dat zeggen, houden de dorpsouden je niet voor de gek, zij menen ernstig wat zij zeggen: Jacob i Kok woont hier in hun oude ogen pès! aan deze welhaast herculische taak denken, die ons nog te wachten staat, dan kunnen wij beslist niet tevreden zijn over hetgeen tot nu toe is bereikt. Zeker, er zijn verschillende nieuwe bedrijven op komst, die gelegenheid tot arbeid zullen scheppen. Wij noemen Schokbeton, dat in Kampen beton elementen gaat fabriceren, Vredestein met haar autobandenfabriek in Gelder land, de Noordelijke industrie voor ve zelverwerking, die in Hoogezand vezel platen gaat maken, de Internationale Kunststoffenindustrie voor Kunsthars producten te Voorschoten, de Alweco, die te Veghel aluminium werktuigen gaat produceren en Stork Chemie met haar plannen voor een nieuwe fabriek voor chemische producten te Hengelo. Mlllioenenplan van de B.P.M. Als laatste in de rij van „werk- verschaffers" schittert de Bataafse Petroleum-Mij., die een industri alisatieproject van liefst f70.000.000 heeft uitgewerkt en daarvoor te IJmuiden een nieuwe kunstmest- stoffenfabriek en te Pernis fabrie ken voor synthetische wasmiddelen en kunstharsen gaat bouwen. Voor waar, om haar eigen woorden te gebruiken, „een belangrijke schrede op de weg van de voor ons land zo nodige industrialisatie". Hoe deze voorbeelden echter ook ge tuigen mogen van ondernemingszin, de opsomming toont wel aan, dat deze lust nog maar bij enkelen bestaat. De grote toeloop van ondernemers, zij die werk moeten verschaffen aan 300 a 350 000 paar handen, zij staan nog aan de kant. Aan wie de schuld? Wil een indus trialisatie volgens het bestek van drs. Kehnstamm mogelijk zijn, dan moeten wij veel geschoold personeel hebben, van hoog tot laag; alleen al 6000 acade mische technici méér dan bij het hui dige tempo in 1950 beschikbaar zullen zijn. Doch wij moeten ook en vooral ondernemers hebben. Ondernemers, die durven te wagen en die In staat zijn om „Neue Kombinationen durchzu- führen". Waar moeten deze mensen evenwel vandaan komen? Als -reservoirs zijn ongetwijfeld beschikbaar de ambachts patroons en de leidende functionarissen in de grote bedrijven, terwijl ook de zakenlieden die door de structurele wijzigingen uitgestoten werden, een kans moeten hebben. Vooral onder de kleine baasjes zullen er zijn, die kun nen en willen, maar wier onderne mingszin voorshands getemperd wordt door kapitaalgebrek ons land heeft nog steeds geen behoorlijk financiëel apparaat, dat in deze behoefte kan voorzien! en overheidsmaatregelen. De taak van de Overheid. Het is heus niet zo, dat de overheid er zich toe kan bepalen het klimaat zo gunstig mogelijk te maken via het Cen traal Instituut voor Industrialisatie en de Economisch Technologische Institu ten. Het tekort aan zin tot wagen en ondernemers is, naast een inderdaad bij velen nog aanwezige koopmansmenta liteit, vor een goed deel te wijten aan de tegenwoordige regeringspolitiek. De vrees voor nationalisatie, de ho ge vennootschapsbelasting, het niet toestaan van belastingvrije reserves, de pri'scaVulaties, de bergen papieren voorschriften, zij vormen altegader barricaden, die de ondernemer in spe veelal alle lust benemen. Ook de regering dient daarom te be grijpen, dat zij, van haar kant, de weg naar de industrialisatie moet vrij ma ken. insect verspreid, terwijl verschillende landen de invoer van Amerikaanse aardappelen verboden. Ondanks deze maatregelen kreeg het diertje toch vaste voet in Z.W. Frank, rfjk (1919) van waaruit de versprei, ding over West-Europa een aanvang nam. Al spoedig werd het onheils- beestje waargenomen in geheel Frank, rijk, België, Zwitserland, Duitsland en Nederland. Ook Engeland en Spanjj ontkwamen niet aan de besmetting. D« Pyreneën en het Kanaal waren dus geen onoverkomelijke hindernis ge. weest voor het insect. In Nederland wordt het diertje wel hier en daar waargenomen, doch dank zij de van meet af aan gevoerde in. tensleve bestriidingscamoagne kan men niet zeggen, dat de coloradokever in ons land een vaste vestigingsplaat! heeft. De in 'Nederland -voorkomen!! insecten worden als regel door i wind aangevoerd uit de sterk besmeti gebieden in Frankrijk, België en Duits land. Enkele bijzonderheden Na de bijzonderheden over de ver spreiding geven wij nog enkele bijzon derheden over het uiterst schadelijke insect en zijn leefwijze. De lengte van de kever is ongeveer 10 mm, de kleur van het diertje is heldergeel, met viif I overlangse zwarte strepen op ieder dekschild. De larve is oranjerood ge tint, met een typisch stomp en ge zwollen achterlijf. Tegen de winter kruipt de kever in de grond en overwintert op een diepte van 20 tot 50 cm. In het voorjaar vertoont het insect een sterke neiging a tot vliegen en wordt dan dikwijls door de windstromingen over grote afstan den meegevoerd. Wanneer de dieren eenmaal neer-1 .strijken, dan is het zaak voor de aardappelteler de bestrijding i kracht ter hand te nemen, daar id kevers zich door de grote vruchtbaar! heid van de wijfjes zeer snel vernü| nigvuldigen. Een wijfje legt als regi 500800 eieren, doch aantallen va 1000—2000 zijn ook geen uitzonderirjJ Funest is echter, dat het wijfje zis| tijdens de periode van het eieren 1 gen over min of meer grote afstand verplaatst, zodat één wijfje aanleid' kan geven tot het ontstaan van of dere besmette aardappelvelden. De bestrijding van de coloradoki'8 is in ons land wettelijk verplicht. I» grote belang van een afdoende best!' ding wordt wel bewezen door het i'! onlangs door Engeland uitgevaari!»1 verbod van groenten-import, in ftf' band met het optreden van de co> radokever. Aan de vooravond van de hêrdeO' J kingsplechtigheden op het Amer' kaanse militaire kerkhof te M»r graten bezocht een Amerika»"5 ouderpaar het graf van zijn evlf zoon, waartoe het speciaal uit Amerika was overgekonjW-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1947 | | pagina 6