Alkmaar in het teken van de middenstand Hei woord is aan de winkeliers Demonstratie van geestdriftige samenwerking De kurk, waar onze welvaart op drijft lisi 1 Man-achter-de-toonbank geeft zijn mening De kleren maken de man maar de vrouw niet minder Waker over onze voeten Handelaar in decibels Ons geestelijk voedsel Wolken van genot De inwendige mens Waar geuren geuren Het huis, waarin wij wonen Het oog wil ook wat De vreemdeling, die door Alkmaar wandelt staat verbaasd over het grote aantal winkels en vraagt zich onwillekeurig af hoe al deze zaken bestaan kunnen. Het meest voor de hand liggende antwoord Is, dat ze van elkander leven, maar dat houdt in, dat ze elkaar als 't ware zouden apeten tot er ten slotte niets meer zou overblijven en dat onze middenstand niet alleen bloeit maar ook groeit Is het beste bewijs, dat er aan deze onder nemingen ook voor anderen dan middenstanders grote behoefte bestaat. Ongeveer twintig jaar geleden werd de Langestraat geasphalteerd en men herinnert zich ongetwijfeld nog de felle strijd, welke toen gevoerd werd door hen, die onze mooie stad haar historisch cachet wilden latere behouden en degenen, die van Alkmaar geen ville morte wilden maken. Alkmaar was toen nog een prachtige -stad, een openluchtmuseum van oude architectuur en het was te betreuren, dat zoveel van dat schoons moest verdwijnen en dat men het slechts kon vasthouden in enkele karakteristieke gebouwen en dan nog wel op plaatsen waar het mo derne verkeer daarvan geen hinder ondervindt. water kan houden, maar ook de direc» teur van het grote warenhuis, die in de strijd om het bestaan over een veel groter uithoudingsvermogen kan be* schikken. Daarom juist past hier een oprecht woord van hulde aan organisaties als de Vereniging voor de Handeldrijven» de en Industriële" Middenstand en de plaatselijke afdeling van De Hanze, in het algemeen aan de steeds rusteloos werkende figuren uit de, middenstands» beweging, die langzaam maar zeker de gedachte hebben weggenomen, dat middenstanders, in de beperkte zin van neringdoenden, wel punten van strijd maar niet van overeenkomst en samenwerking zouden hebben. Men heeft ons destijds wel eens verweten, dat wij toen gepleit hebben voor het opruimen van stoepen en paaltjes, welke de Langestraat on» ze winkelstraat bij uitnemendheid haar karakteristiek aanzien gaven, dat wjj het toejuichten, dat de oude klin» kers werden uitgebroken en door as» phalt werden vervangen en wij hebben de gevoelens van hen, die van zoveel schoons niet wilden scheiden, volko» men kunnen billijken. Maar in de steeds scherper wordende concurrentiestrijd der steden moet de overwinning met moderne wapenen worden bevochten en het oude moet hoezeer het ons ook spijten moge aan de eisen van de nieuwe tijd ten offer vallen. De statige patriciërshuizen zijn helaas de een na de ander verdwe» nen. Er moest ruimte komen voor handel en nijverheid, er moest ge» bouwd worden naar de moderne in» zichten en in de plaats van de" oude stoepen met hun door kettingen ver» bonden paaltjes kwamen er brede trottoirs, waarover de wandelaars rustig voorwaarts kunnen gaan en telkens kunnen stilstaan om naar de etalages te kijken, die aan de straat» zijde of in portieken een keurcollectie bieden van alles wat in onze stad den volke gepresenteerd kan worden. Zo is het ook in onze hoofdstraat gegaan en ook de Laat door haar breedte een bij uitstek geschikte win» keistraat zal geleidelijk van karak» ter veranderen. De moderne winkel» panden, welke hier reeds gebouwd werden, zullen door wellicht nog nieuwmodischer scheppingen worden aangevuld en overal zal men er naar streven datgene wat men te koop biedt op zo aantrekkelijk mogelijke wijze te presenteren. Een oud»Hollands spreekwoord zegt, dat waar het volk is de nering bloeit en omdat de smallere straten in de binnenstad een naar verhouding veel dichtere groep passanten hebben, is het volkomen te begrijpen, dat men daar huis aan huis vrijwel niets dan winkels aantreft. Het is verleidelijk om hier in het al» gemeen de betekenis van de thans ge» diplomeerde middens'tand in het licht te stellen, maar omdat dit reeds ge» schiedt door een bij uitstek deskundi» ge zullen we er niet verder op ingaan. In het bijzonder willen wij in deze winkelweek nog eens op de betekenis van de kleinhandel in onze eigen stad wijzen en dan past allereerst een woord van hulde aan het adres van de organisaties, welke hier in verloop van tijd een bewonderenswaardige sa» menwerking tot stand brachten. Het is in de kringen der zakenlieden jarenlang de grote vraag geweest of middenstanders vrienden of t vijanden van elkaar zijn, zodat de vrees voor concurrentie een nauwe aaneensluiting noodzakelijk moest belemmeren. Zo ergens, dan was hier sprake van vogels van zeer diverse pluimage, want tot de middenstand wordt niet alleen de kleine koopman gerekend, die ternauwernood het hoofd boven Men heeft ons kort geleden mede» gedeeld, dat de kappers hier ter stede dit jaar niet tot overeenstemming over de verdeling der vacanties konden ko» men, omdat er nog altijd zijn, die hun zaken niet enkele dagen durven slui» ten uit vrees, dat hun klanten naar een ander zullen gaan en daar zullen blij» ven. Ziedaar een van de verouderde be» grippen, welke elke samenwerking onmogelijk maakt. Niet alleen toch is er bij het invoeren van de als nood» zakelijk erkende vacanties een weder» kerigheid van sluiten en bedienen, welke alleen de slechtst beheerde za» ken zou kunnen schaden, maar geluk» kig verkeren we en onze handel» drijvende middenstand hier ter stede bewijst dat in het stadium, dat men in een collega niet allereerst een con» current ziet ei} dat men door onder» ling vertrouwen tot een samenwerking komt, welke de gehele groep niet an» ders dan voordeel kan brengen. Het is voor een groot deel te dan» ken aan de hier ter stede gevormde contactcommissie onder de bezie» lende leiding van de heer C. W. Keys» per dat men na de oorlog in de maand September gezamenlijk naar voren treedt om de consument te to» nen waartoe men als middenstanders in staat is. Het eerste jaar was dat buitengewoon moeilijk omdat er heel weinig geboden kon worden, maar ge» leidelijk is de toestand verbeterd en de winkelweek van het vorig jaar heeft wel doen zien, dat men niet meer naar de hoofdstad behoeft te trekken om er een ruimere keus of goedkopere prijzen te vinden. Niemand beter dan de neringdoen» de weet wat reclame betekent en dat er thans opnieuw tot een winkelweek is besloten, bewijst, dat de Alkmaarse zakenlieden begrepen hebben dat deze show een demonstratie is welke zowel de middenstand als de consument ten goede zal moeten komen. Nog maar enkele dagen zijn de lichten van de prachtige etalages ge» doofd, nog maar kort geleden hebben de winkels haar oranjejurkjes uitge» trokken, of zij worden opnieuw in feestkledij gestoken om in vreedzame samenwerking een wedstrijd aan te gaan, waarin .de klant die gelukkig weer koning wordt de prijzen zal toekennen. Onze middenstanders zullen opnieuw hun beste beentje voorzetten en zij doen dat niet alleen voor de duizen» den plaatsgenoten, maar ook voor de bewoners van het brede achterland, waaruit tallozen naar de stad der Vic» torie komen om er te kopen wat zij in eigen omgeving niet zo goed of niet zo voordelig kunnen betrekken. Daarin zit ook voor een groot deel het antwoord op de vraag, waar al die winkels eigenlijk van bestaan kun» nen. Van elkaar, inderdaad, maar daarnaast van een koopkrachtige groep niet»middenstanders en voor n belangrijk deel van de plattelands» bevolking, welke door de uitbreiding van het verkeer steeds meer de een» trumplaats voor haar inkopen heeft gekozen. Daarom zijn de Alkmaarse*winkel» weken zo aanbevelenswaardig. Zij demonstreren de kameraadschap en de geest tot samenwerken van onze neringdoenden, die begrepen hebben, dat zij in de strijd om het dagelijks brood niet tegenover maar naast el» kaar moeten staan. Zij trekken uit brede kring bezoekers, die hier door hun aankopen de kas van de midden» stand versterken en daardoor het fi» nancieel herstel der gemeente bevor» deren. De middenstand is om een oud beeld te gebruiken nog altijd de kurk, waarop onze stad moet drijven. Hoe beter het onze neringdoenden gaat, des te hechter zal het fundament zijn waarop Alkmaar de concurrentie» strijd der gemeenten zal kunnen voe» ren. Laten wij besluiten met het uitspre» ken van onze verwachting, dat Alk» maar zich in de dagen, die nu komen gaan, weer van zijn beste zijde zal doen kennen. Tj. Ad. i -'V i :JiÜ •-iff! lit I tl i i De Langestraat in de 19e eeuw (naar eën foto van 1865) Elders ln dit nummer treft tl de mening aan, die de gemiddelde Alk maarse huisvrouw koestert over onze middenstand, over de goederen, die in de winkels aanwezig zfjn en over de bediening, die bij elke huis moeder zo'n grote rol speelt. Iedere zaak heeft echter twee kanten. Daarom is het niet meer dan billik, om naast de mening van Koning Klant, ook die van de, even hooggeplaatste, Koning Winkelier te geven. In verband hiermede hebben wfj een zwerftocht door Alkmaar's straten ondernomen, wij zijn hier en daar eens binnengestapt en wjj hebben een aantal winkeliers bereid gevonden om ons, tussen het helpen van hun klanten door, Iets te vertellen over hun ervaringen. De vragen, die wjj hen voorlegden, waren de volgende: Hoe denkt U over het publiek, wat vindt TJ van de bevoorrading en wat verwacht U van de komende winkelweek? lage prijkten, trok onze belangstel ling, temeer, daar de dames zo'n groot deel van het winkelend publiek uit maken. Op mijn terrein, zei de eigenaar ons, is sinds de bevrijding het publiek lastiger geworden. Men verlangt waar voor zijn geld. En ik kan duide lijk merken, dat het stadspubliek las tiger is dan dat van buiten en ook, dat de Hollandse vrouw graag de raad van een vakman aanneemt. Onze zegsman achtte de winkel week van groot belang, omdat het zaak is en blijft voor Alkmaar, om zijn plaats als koopstad in de kop van Noord-Holland te behouden. Goede etalages en verlichting, trekken pu bliek en stimuleren de kooplust. Men is geneigd, zo zeide hij, te den ken, dat het met stoffen en modellen steeds gemakkeijlker wordt, maar de practjjk laat zien, dat de tijdsfactor tegen zit. Pas als de export-orders zjjn uitgevoerd, komt de binnenlandse markt aan de beurt. Voor ons blijft de te late bevoorrading het zwakke punt. De eerste, die wij spraken, was de eigenaar van een herenmodemagazijn. Deze heer had kort en krachtig een opinie, die als volgt luidde: In Alkmaar is veel meer te koop dan bijvoorbeeld in Amsterdam. Dat is mij duidelijk gebleken in de va- cantietijd, toen zovelen uit de hoofd stad Alkmaar bezochten. Men is op getogen over de vele mooie winkels, die onze stad telt. Tussen haakjes zei hij wist U, dat alleen in de Langestraat al 24 textielwinkels zijn te vinden? En het publiek, ja, het publiek wordt als ik 't zo mag zeg gen, lastiger. Vroeger stond men om half zeven in de rij, als ik een over hemd had, nu heb ik er honderd en moet ik praten om ze te verkopen. Het publiek van buiten weet nog veel beter, wat het wil, dan stadsmensen. Zij, die men soms geringschattend boeren noemt, kopen alleen degelijk goed en laten de mindere kwaliteiten liggen. Zij zijn mijn beste klanten. Van de winkelweek verwacht ik heel wat. Wij, hier in Alkmaar val len op door onze etalages. Er is zelfs een soort concurrentiestrijd ontstaan, wie zijn uitstalling het mooist ver zorgt. Dat hebben de etalages in de feestweek wel bewezen. Daardoor heeft Alkmaar ook zo'n goede naam, wat onze middenstand betreft. Een groot damesmodemagazijn, waar veel fraaie modellen in de eta- Da Langestraat in de 18e eeuw (naar een tekening van C. Pronk) Onze Odyssee vervolgend, kwamen wij te land bij een schoenhandelaar. Ook deze was van mening, dat het publiek tamelijk moeilijk is. Men komt soms terug om schoenen te ruilen, die men de vorige dag kocht en wil dan een paar hebben, dat men toen af wees, maar nu toch nog mooier vindt. Vooral de mensen van buiten probe ren dit vaak, zei onze schoenhande laar. En nu zal ik U eens wat ver tellen kwam hij triomfantelijk ik heb klanten in Amsterdam, die op een seintje van mij wachten, om hier hun schoenen te komen kopen. Waar om? Omdat wij ook werkelijk kunnen aanbieden, wat we in onze etalages zetten. En dat is in de grote steden zeker niet het geval. Daar zijn de etalages vol met luxe, maar binnen vindt men lege vakken. Dit alles zegt toch wel iets, nietwaar? Dat alles zei voor ons inderdaad wel iets en wij stapten naar buiten, naar -de volgende winkel. De eigenaar van deze zaak, die be halve geluidsmachines, ook strijkijzers, electrische kacheltjes, wasmachines en wat dies meer zij, verkoopt, had maar één klacht. En zeker geen klacht over zijn publiek. Zijn klanten oogstten bij hem niets dan lof. Maar, zei hij, ik kan verkopen, wat ik wil, als ik het maar had. Met het kleine goed wil het wel, maar radio blijft het moei lijke punt. In dat artikel is nog lang niet genoeg voorhanden, al wordt het beter. Mensen met speciale wensen kunnen wij meestal binnen enkele we ken helpen. Andere artikelen, zoals gramofoonplaten bijvoorbeeld of stof zuigers worden voldoende geleverd, zodat wij aan (Je vraag kunnen vol doen. En nu die winkelweek. Och, kijk eens, de waren, die ik verkoop, vin den him weg naar mensen, die ze alleen kopen, als ze ze nodig hebben. En daarom verwacht ik van de win kelweek nu niet direct een hausse in mijn omzet. Maar toch doe ik mee. Allicht. Zijn we met mekaar één middenstand of zijn we dat niet? Dat zijn we, zeiden wij, en wandelden ver der. Onze weg voerde ons vervolgens naar een boekhandelaar, die juist zijn winkeldeur had geopend en op zijn eerste klant stond te wachten. Mee doen met de winkelweek, natuurlijk, zei ook hfl. Feitelijk mag dat niet eens. Wij, boekhandelaren, mogen het ca deaustelsel niet helpen bevorderen en de wedstrijden worden beschouwd als een soort premie. Wij bespeurden niet of onze boekhandelaar zijn schouders ophaaldé over deze opvatting, maar wij deden dat wel en vervolgden het gesprek. De leverancier van geestelijk voedsel had niet te klagen over zijn voorraad. In Alkmaar is zeker meer te krijgen dan in de grote steden, vooral in de goede boeken. En de bi- bliophielen weten hun weg naar de Alkmaarse boekverkopers zeker wel te vinden. De volgende, die wij spraken, was eëh sigarenwinkelier. Zijn visie op de zaak was weer een andere. Kijk eens, zei hij, ik verkoop alleen distributie- goed en daarom heeft de grotere drukte van een winkelweek op mijn zaak niet zoveel invloed. Toch doe ik wel degelijk mee, want het is een pui- 'ke reclame. Wij maakten van de ge legenheid gebruik, hem nog een en ander te vragen over zijn artikelen en toen bleek, dat er nog steeds de mees te vraag bestaat naar sigaretten. Shag en rooktabak gaan niet zo vlot, al gaf hij toe, dat dit verschijnsel erg plaatselijk is. Er zijn in Alkmaar si garenwinkels, waar men juist voor al shag verlangt. Overigens zag hij nog steeds leeuwen en beren, zo als men dat wel eens noemt, want hij had iets gehoord over tabak uit de Orient en hij hield zijn hart vast en wij met hem En onder zijn publiek vond hij maar rare snuiters zitten. Vaste rokers van een bepaald merk, klagen: „Wat heb je weer weinig keus" en als ze dan goed bars hebben gekeken kopen zehun vaste merk. Het eind van het liedje was, dat wij een sigaret ge presenteerd kregen en onder het uit blazen van „wolken van genot" ver lieten wij zijn zaak. En daar werd' ons oog getroffen door een juweel van een slagroomtaart in de etalage van een banketbakker. Wij aarzelden geen ogenblik, doch stapten binnen. En ziet, deze banket bakker zag de toestand helemaal niet rooskleurig in. Ja, meneer (met een mistroostig hoofdschudden) er staat wel van alles in mijn uitstalling, maar U moest eens weten, hoe moeilijk het is, om voldoende te leveren. De keuze bon is nu wel afgeschaft, maar dat zegt niet, dat het publiek naar har» telust kan kopen. Onze bevoorrading is daar niet naar. We hebben nog van alles te weinig. Want er zijn geen grondstoffen genoeg. En daarom is de winkelweek voor ons alleen als recla me-object van belang. Meer verkopen dan we nu doen, kunnen we toch niet. Zelfs met die prachtige taarten in mijn etalage. Inleveren en nog eens inleveren, dat blijft voorlopig het pa rool. Ietwat terneergeslagen door deze pessimistische geluiden begaven Wij ons weer op weg, om, bijna aan het eind van onze tocht, binnen te stappen bij een winkel, waaruit de heerlijkste geuren naar buiten woeien. Geen geuren van een bakkerswinkel of van een koffiebranderij, maar exo tische parfums in verrukkelijke ver scheidenheid. Parfums van Coty, van maarse middenstanders. Houbigant, van Bourjois, met namen, de een al welluidender dan de ander: Nuit d'extase, Mille fleurs, Soir d' amour. De eigenaar van deze zaak heeft het druk, heel druk, want de dames beminnen de opschik nu eenmaal al sinds Cleopatra haar bad in ezelin- nemelk nam. En met de winkelweek verwacht hij nog veel meer drukte. Want zijn artikelen zijn niet aan dis tributiebepalingen gebonden. Zij zijn niet op de bon, en al is niet alles onbeperkt leverbaar (Eau de Cologne bijvoorbeeld is nog schaars) hij was best tevreden. Zijn publiek is gemak kelijk genoeg en een enkele uitzonde ring daargelaten redeneert men: Par fum is parfum, als het maar lekker ruikt. En dat zulks het geval is heb ben wij terdege kunnen constateren. Wij begonnen onze voeten te voelen en dat deed ons met extra belangstel ling kijken naar een meubelzaak, waar de gemakkelijkste fauteuils in de eta* lage stonden. Ook de meubelhandelaar bleek gaar ne bereid, ons zijn mening te geven. Hij vond, dat een goed meubel wordt gewaardeerd en dat het publiek eer ste kwaliteit verlangt. Voor de sur rogaten toont men geen belangstel-» ling. Opmerkelijk vond hij, dat de smaak van het publiek zo veranderd is. Vóór de oorlog was er grote vraag naar blank eiken en staal, tijdens de oorlogsjaren vroeg men naar zgn. Gothiek en nu blijkt het publiek meer old-finish te verlangen. Er bestaat een hang naar beeldhouwwerk en lijst werk, zoals hij dat met een vakterm noemde. Het publiek van buiten houdt rekening met de opmerkingen van de vakman, het stadspubliek daaren tegen is meer eigengereid en kijkt meer naar wat het oog bekoort dan naar kwaliteit. Onze voorraden zijn zeer onbevredigend, behalve wat be treft hout. Dat is er genoeg en in de beste kwaliteit. De rest is een kwes tie van deviezen. Maar die winkelweek moet toch doorgaan, ook in de toe komst, vond onze winkelier, omdat er zoveel belangstelling van de zijde van de provincie vooral bestaat. Daar koopt men nu eenmaal graag in Alk maar, omdat wij hier een uitgebreide keus bieden, voor iedere smaak. Een winkel, waar werkelijk kunst zinnige en fraaie voorwerpen worden verkocht, sieraden, tassen, bijouterieën e.d., had een eigenaar, die volkomen tevreden was over zijn publiek. Z(j zijn rustige, gemakkelijke kopers, zei hij en enthousiast voor iets werke lijk moois, ook al is dat schaars. Ik ken geen werkelijk verschil tus sen stads- en plattelandspubliek, al is het laatste wel wat voorzichtiger met kopen. Onze moeilijkheid is, dat de Nederlandse industrie het geschoolde personeel mist om luxe-artikelen te maken, die op internationaal peil staan. Daardoor zijn wij aangewezen op import, en de deviezen gaan een woordje meespreken. Zo is Frankrijk het land voor de bijouterieën. Toch lukt het wel, door regelmatig zelf in te kopen, de voorraad op peil te hou den. Uit reclame-oogpunt achtte onze zegsman de winkelweek van belang, al verwachtte hij geen onmiddellijk resultaat. Maar als stimulans voor da komende weken is zij zeker niet te onderschatten. Ziet hier tien meningen van win keliers uit Alkmaar, die, al verschil len zij dan op enkele kleinere pun ten, toch wel één ding gemeen hebben. Zij tonen allen aan, dat het onze mid* denstand alleen er om begonnen is, het de klanten naar de zin te maken. Als men hierin een enkele maal niet siaagt, is dat slechts te wijten aan force-majeure en zeker niet aan een gebrek aan activiteit van onze Alk-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1948 | | pagina 9