Nog steeds geen eigen zender, nog steeds geen geld uit Londen Zaankanters gaven Surinamers een lesje in zakelijkheid Het roken is zo oud als de wereld Landbouwarbeidswet opnieuw in onderzoek Bram van Oord gaat naar Frankrijk F Mei 1946 ging de Zaandammer Piet Schipper voor Bruynzeel naar Suri name. Als eersteling. Vele andere Hollanders zijn hem nadien nagereisd. De Zaandammers Van Mook en Kraai als administratieve krachten, F. W. Bat tels uit Zaandam, D. Hoorn uit Assendelft, H. J. Kremer uit Zaandam, D. H. Mars uit Zaandijk en A. Woestenburg uit Zaandam, als leden van de „tech nische staf", naast even bekwame vakmensen uit ander delen van ons land. Niettemin een betrekkelijk kleine (maar toch volledige) groep blanken tegen over de twee-honderd-vijftig man Surinamers CreolenBrits-Indiërs, Chi nezen en Javanen) met wie zij aanstonds in het dezer dagen voor gebruik ge reed gekomen nieuwe Bruynzeelbedrijf bij Paramaribo zullen moeten werken. Ik was geheim agent in oorlogstijd (XV) En dat acht ik 'n vreemd geval.... JK SLENTER OP EEN WINTERDAG van het jaar 194S over het natte en droefgeestige perron van het station Utrecht in afwachting van een trein, die me naar Den Haag zal brengen. Alles wat er gedurende de vier weken, die ik nu In Holland ben, is gebeurd, flitst me zonder enige samenhang door mjjn hoofd. Ik probeer de dingen, die ik bereikt heb, samen te vatten: ik heb contact gekregen met een paar be langrijke figuren, doordat Joop Stal- li nga me geïntroduceerd heeft bij re dacteuren van meerdere ondergrondse bladen. En nu ga ik naar Den Haag voor nieuwe besprekingen. Ik geloof wel, dat ik tevreden kan zjjn met de voorlopig behaalde resultaten en Ik heb mijn succes met nauw verholen trots aan Londen medegedeeld. Wat mü persoonlijk betreft, ik raak gewend aan mijn rol van Engels leraar, ondergedoken om niet als officier van het voormalige Nederlandse leger naar Duitsland gezonden te worden. Ik ben hierin zelfs zo goed geslaagd, dat iemand uit Doorn, die me toevallig bij Bram van Oord thuis ontmoet heeft, mij heeft overgehaald zijn twee dochtertjes Engels te leren. Ik heb het aangenomen met al het zelfver trouwen, dat ik me langzamerhand heb eigen gemaakt. Ik wil echter niet zeggen, dat ik niet meer nerveus ben. Wanneer ik schouder aan schouder met een Duits soldaat in de tram zit, word ik nog steeds door zeer gemengde gevoelens bestormd: vrees, vermaak, angst en durf. Het blijft een vreemde gewaar wording. Als ze eens wisten Er is geen nieuws over een zender, er is nog geen geld gekomen en van George kreeg ik het alarmerende be richt, dat wanneer ze in Londen niet opschieten, de sneeuw elke dropping voor een paar maanden onmogelijk zal maken. Mijn telegrammen, waarin ik zo duidelijk mogelijk het dringende karakter van de zaak uiteengezet heb, schijnen weinig indruk te maken en dit is des te pijnlijker, omdat mijn af keer van het dilettantisme der ama teurs in Doorn is toegenomen en daarmee ook mijn verlangen naar on afhankelijkheid. Mijn trein rolt binnen. Ik heb in iets minder dan een maand datgene geleerd, waarvoor de andere Hollan ders drie jaar de tijd hebben gehad, namelijk om je met je ellebogen een weg door de menigte te banen, die fanatiek om de portieren dromt. De warmte en de onverdragelijke stank van „eigen teelt" om me heen maakt het onmogelijk me te concen treren op het Engelse boek, waarin ik zit te lezen. In plaats van uit het raam te kijken begin ik over het verleden en over de toekomst te dromen. Bij het zien van dat lage, vlakke land onder het hoge, grijze hemelgewelf yoel ik een heftig verlangen opkomen naar de huiselijkheid, de rust en de warme veiligheid van Engeland. Maar wanneer ik in gedachten daar terug ben, voel ik óók weer het verlangen, dat ik daar steeds gevoeld heb, naar diezelfde Hollandse velden, diezelfde uitgestrektheid en die ruimte, die me nu met ontevredenheid vervullen. Plotseling wordt de deur naast me opengegooid. In de doorgang staat een Duitser en kijkt met harde, blauwe ogen en het gewone arrogante gedrag onderzoekend de coupé rond. Mijn ogen vliegen langs zijn distinctieven en op het ogenblik, dat zij de zwarte ruit met de zilveren letters S.D. op zyrv onderarm bereiken, zegt hij met die koude, kortaangebonden, militaire stem, die zo typisch Duits is: „Sicher- heitspolizei. Personalausweise, bitte!" Is dit slechts een gewone controle of zoeken ze iemand? Het enige wat ik doen kan is „gewoon" kijken en wanneer een tweede S.D.-man de cou pé binnenkomt, begin ik weer te lezen, alsof dit mijn twaalfde in plaats van mijn eerste controle is. Als de Duitser bij me komt kijk ik „toevallig" op, haal mijn vervalste P.B. uit mijn por tefeuille en overhandig het hem, ter wijl IK met uitgestrekte hand om mijn kaart terug te ontvangen, verder lees. Niemand kan er onschuldiger uitzien, niemand kan zich beroerder voelen. „Bitte sehr". Hij geeft me mijn P.B. na een oppervlakkige controle terug. „Danke schön!" mompel ik beleefd en ben weer in mijn boek verdiept. Aan het eind van de wagen schijnt er iets niet in orde te zijn. Er is een korte woordenwisseling en een man, die er even onschuldig uitziet als ik, moet met de twee soldaten mee. Wan neer ze weg zijn, wendt mgn buurman zich plotseling tot mg en zegt met een merkwaardige glimlach: „U heeft ge luk gehad, dat hg het niet gezien heeft!" Mijn hart klopt me in mijn keel, maar mijn gezicht blijft effen. Hoe ter wereld kan hg op die afstand gezien hebben, dat het vervalst was? „Hoe bedoelt u?" zeg ik achteloos en pro beer mgn stem uit de hoogte te doen klinken om hem de moed te ontnemen het gesprek voort te zetten. „Ik bedoel uw boek. U weet toch wel, dat het verboden is Engelse boe ken te lezen?" „Het spgt me, maar ik ben het niet met u eens," antwoord ik. „Zo ver ik weet bestaat er niet een zodanige be paling. En afgezien daarvan zou het al heel dwaas zgn, wanneer ik als Engels leraar de boeken niet mag le zen en bestuderen, die ik voor mg'n onderwijs nodig heb." „U kunt zeggen wat u wilt," snauwt de ander lomp, „maar een goed Euro peaan leest die boeken niet. Waarom houdt u zich niet bezig met de taal van de toekomst, de standaardtaal van het nieuwe Europa!" Dit is mgn eerste ontmoeting met een N.S.B.-er! Ik kan niet gauw ge noeg een passend antwoord bedenken. Volkomen overdonderend kijk ik mijn medereizigers aan, die ons met ken nelijk genoegen gadeslaan. „Weet u, meneer," zegt er een en trekt een would-be ernstig gezicht, „dat gaat u boven uw pet. Mg óók trouwens. Deze heer is blijkbaar één van die weinige intelligente, verlichte gelukkigen, die alles zien. U en ik niet. We kunnen dat niet. Het is tragisch. Ik zou het zo graag willen. Het pa radijs te zien, het te begrgpen. Ik lees de kranten, ik luister naar de ra dio, maar het lukt me eenvoud'.g niet. Ik ben bang, dat ik te stom ben." „Barst!" zegt de N.S.B.-er en dan is ieder weer bezig met zijn eigen ge dachten. OP DE TERUGREIS uit Den Haag waar ik belangrijke besprekingen heb gevoerd met verzetsleiders 'neem ik mij voor Bram van Oord aan de tand te voelen. Ik begin er mee, zodra ik in Doorn terug ben. „Hoe ver ben je gevorderd met de samenbundeling van de verschillende verzetsgroepen?" vraag ik hem. „Beroerd weinig." Hij snuift klei nerend. „Ze hebben allemaal een bord voor hun kop. Ze willen eenvoudig niet zien!" „Hoe bedoel je?" vraag ik onschul dig. „Nou, ze zien er eenvoudig het be lang niet van in. Ze zijn bang om hun zelfstandigheid kwijt te raken. Ze wil len van niemand bevelen aannemen. Het zijn allemaal dictatortjes, je kunt ze gewoonweg niet benaderen!" Ik breng een zwijgende groet aan de voorzichtigen, die verstandig ge noeg zgn om zich niet te laten over bluffen, die ieder op hun eigen manier voortgaan de vgand te bestrgden. „Maar ik heb met een stuk of veer tig organisaties voeling. En dat is meer dan de helft!" bljift Bram plot seling. Ik weet uit ervaring, dat er niet verwacht wordt, dat ik informeren zal hoe hg aan die schatting van het aantal ondergrondse organisaties komt „Wat zg'n je plannen voor de toe komst? Hoe staat het met dat plan- Soesterberg?" vraag ik hem verder. „Dat loopt prima. Onno gaat er mor gen weer op uit en vandaag of mor gen ga ik beginnen de inlichtingen op kaart te brengen. Maar ik wil het je niet laten zien, vóór dat het hele/naai klaar is. Ik heb nu wat anders, dat veel belangrijker is. Ik heb met Geor ge gesproken en hg zegt, dat er drin gend een nieuwe vluchtweg van Am- sterdam naar Barcelona nodig is, zo wel voor piloten als voor ondergrondse werkers." „Hm. Zou wel goed zgn," geef ik toe. „Maar er zgn toch wegen, niet waar?" „Zeker, maar niet goed genoeg. We hebben goede kosthuizen nodig waarin de mensen opgenomen kunnen wor den. De eigenaars moeten allen bewa pend zgn, zodat ze zich zo nodig aan een gevecht kunnen wagen. Daarom ga ik naar Frankrgk." „jg? Ik ben klaar wakker." „Ja, om contact op te nemen met de verzetsbeweging daar. Die is prachtig georganiseerd, weet je. Ik zal een ontmoeting hebben met de se cretaris van Laval om verschillende dingen te bespreken. Hg is één der lei dende figuren van de organisatie." Ik ben volkomen overdonderd en weet niets te zeggen. Maar de hele geschiedenis staat me niet aan. Dit deugt niet Noach, de Romeinen en de Noormannen zouden al gerookt hebben Nederlanders uitvinders van de stenen tabakspijp? UET ROKEN IS zo oud als de wereld, hebben geschiedschrijvers vastge steld. Daarbg moet dan niet gedacht worden aan 't roken van tabak want de tabaksplant is nog niet zo heel lang geleden ontdekt maar aan het roken van geurige krulden. Zo spreekt bij voorbeeld Herodotes van roken, waar mee hij bedoelt het zich bedwelmen met hennepzaad, dat men uitstrooide op gloeiende stenen. Er zgn er, die beweren, dat het roken zelfs teruggaat tot de tgd van Noach. Er bestaat een cude overlevering in de Griekse kerk, dat er namelgk in de werken van de H.Vaders melding wordt gemaakt van de duivel, als zoude deze Noach dron ken gemaakt hebben met tabak. De pijp blykt van jongere datum te zijn. De Engelsen, die in 1585 in Vir- ginië op ontdekkingstocht waren, stuit ten daar op Indianenstammen, die ta bakspijpen gebruikten. Vroeger nam men algemeen aan, dat de Nederlanders de stenen tabaks- pyp hadden uitgevonden en wel dat vooral de Goudse pottenbakkers de eer konden opeisen in de 17e eeuw een instrument ontworpen te hebben, dat het roken tot een waar genot maakte. Historici betwisten echter deze uit spraak en stellen vast, dat de stenen pijp van veel vroeger datum is. Men leidt dit onder andere af uit een ge dicht uit de zestiende eeuw: „Bij my is noch een greep bedocht, Of buiten af in 't hoofd gebracht, Hoe dat ick sal van aerd en kley Bevormen, uit de stoffen bey, Verscheyden pyp, langh reght en hol Op 't eynde groff, smal, broos en bol, Gelyck men aen de stucken merekt Wie vondigh nieuw syn uitgewerekt. Men kan daar mee in stilheit oock Een Soopje doen van heete smoock." Men acht het ook niet onwaarschijn- lgk, dat de tabakspijp al lang in Azië bestond en door de Engelsen in Euro pa werd geïmporteerd. De Hollanders zouden hem nagemaakt hebben. In een oorspronkelijk Frans werk uit de zestiende eeuw leest men, dat men toentertijd tabak rookte „deur middel van eenich fatsoen van hoorne". Het Gruydt-Boeck van Dodonaeus (1608) tekent aan, dat men de droge tabaksbladeren gebruikte „om te bran- dn, mits de selve in eën horenken oft pgpken aen d'een eyndt ontstekende, ende den damp of roock door het an der eyndt in den mont ontvangende". Dat het gebruik van pijpen algemeen was, behoeft evenwel niet aangenomen te worden, want in hetzelfde werk wordt verder gezegd: „Sommige leg gen de gedroochde bladers op heete colen, ende ontfangen den roock door eenen trechter in den mont, thooft wel g'jdect zijnde". Een boodschap van Dr. Benesj? Volgens een verklaring, afgelegd door de Tsjecho-Slowaken in balling schap te Londen, heeft Dr. Eduard Benesj, in leven president der Tsjecho- Slowaakse Republiek, er kort voor zgn dood bij de Tsjecho-Slowaken in ballingschap op aangedrongen, dat zij zouden bijdragen „tot de ineenstor ting van het huidige communistische regiem" in Tsjecho-Slowakije, aldus Reuter. De desbetreffende boodschap werd voorgelezen door Ferdinand Peroutka, voormalig hoofdredacteur van de Tsjechische „Svobodne Noviny". Er stond o.m. in: „zeg de ballingen, dat ik hen zegen en dat de gedachte aan hun werk mij een zekere troost schenkt in deze droeve uren". Verder werd het advies gegeven „de regerin gen en staatslieden te doen begrijpen, dat er nooit een blgvende vrede kan bestaan, voordat ons land vrij is. Het is onmogelijk logisch, psycholo gisch en historisch onmogelijk voor Tsjecho-Slowakije om voort te gaan op de grondslag van thans. Dit is een regiem op lemen voeten en daarom voorbestemd ineen te storten en in die richting moeten de ballingen werken" Dr. Peroutka verklaarde na de bij eenkomst, waarbij het sterven van Benesj herdacht was, dat hij de bood schap te Londen had ontvangen „vier weken" voor de dood van dr. Benesj uit de handen van iemand, die Benesj kort tevoren ontmoet had". Uit het publiek werd gedurende de bg eenkomst geïnterrumpeerd, „door personen, die als communisten werden aangemerkt". De vergadering werd gepresideerd door bruggraaf Cecil, voormalig Britse adjunct-minister van buitenlandse zaken. LEGER OP MATCHLESS-MOTOREN De N.V. Handelmaatschappij R. S. Stokvis Zonen te Rotterdam is er in geslaagd een bestelling te boeken op 900 stuks 350 cc kopklep Matchless mo torrijwielen ten dienste van het Neder landse leger. De waarde van deze order, te zamen met de bijbestelde reservedelen, be draagt circa 2 millioen gulden. In Europa heeft men oud-Heidense grafheuvels blootgelegd, waarin naast urnen en wapentuig ook kleine pijpjes lagen. Men kan daaruit afleiden, dat men reeds in de grijze ondheid rookte en dat de pijp in Europa geen Ame rikaans import-artikel is geweest. In Nederland zijn er in de grachten van Loevestein, in Friese terpen en op Rot tum pijpjes gevonden, die dateren uit öe eerste dagen van onze jaartelling. In een Romeins soldatengraf te Trier ontdekte men een klein pgpje, dat kan aantonen, dat ook de Romeinse solda ten hun „Cadi-rantsoenen" door de pgp joegen. De in Engeland aan de oevers van de Liffey ontdekte rook pijpjes lagen tussen mensenbeenderen in. Deze waren wellicht afkomstig van Noormannen, die hier indertijd waren geland. De in Amerikaanse graven gevonden tabakspijpen waren van talkaarde. Sommige hiervan hadden de zonder lingste vormen. Andere waren uit on derscheidene grondstoffen vervaar digd. Eén tabakspgp had zelfs de vorm van een afgodsbeeld. Zo staat het dus niet geheel vast, maar een feit is het, dat men veilig kan aannemen, dat de vroegste mens wie het pijp-roken heeft uitgevonden, als naar middelen heeft gezocht om zich met behulp van narcotica in be paalde stemmingen te brengen. De hoofdafdeling Sociale Zaken van de Stichting voor de Landbouw heeft besloten een kleine studie-commissie deze drie vragen voor te leggen: Is het gewenst, dat er boven of naast de C.A.O.'s nog een regeling komt met be trekking tot de arbeid in de landbouw? Zo ja, op welke punten moet deze rege ling dan betrekking hebben? Indien een regeling gewenst is, moet deze dan ge schieden b(j de wet of bi) verordening? Is er thans nog behoefte aan een Landbouw - arbeidswet? Deze vraag heeft de hoofdafdeling zich gesteld. Er bestaat nog steeds een wetsontwerp, dat in 1940 aanhangig is gemaakt bg de Hoge Raad van Arbeid. Dit ontwerp is inmiddels sterk verouderd. Het ging dus meer over de principiële vraag, of in het algemeen een Landbouw-ar- beidswet thans nog noodzakeigk is. Bij de beantwoording van deze vraag kan men van twee verschillende standpunten uitgaan. Men kan als uit gangspunt nemen het feit, dat de wen sen, die de landbouw in het verleden heeft gehad, thans vrgwel alle zgn ge regeld bij de collectieve arbeidsover eenkomst. De bedrgfsgenoten zelf zgn over deze punten tot overeenstemming gekomen en het is dus niet nodig, dat de werkgever zich nog met deze aan- j gelegenheid bemoeit. Men kan daar entegen ook van de mening uitgaan, dat het wenselijk is verschillende be palingen, bijvoorbeeld ten aanzien van de arbeidstijd, van de vrouwen- en kinderarbeid, wettelijk te doen vast leggen. Zulks zou dan voordeel kunnen hebben, indien men meent, dat vrij willig aangegane overeenkomsten af- hankeigk kunnen zijn van de conjunc tuur en dat die bepaalde wensen, waarover thans allen het eens zgn, straks wellicht toch weer voorwerp van discussie kunnen worden. Staat men op het laatstgenoemde standpunt, dan doet zich de vraag voor, wie deze materie moet regelen: de Overheid of een publiekrechtelijk orgaan? Deze vraag is inderdaad actueel, want men mag nu toch wel verwachten, dat het publiekrechtelijk orgaan binnen do horizon is gekomen en dat men het binnen redelijke tijd zal hebben be reikt. Indien men nu nog aandringt op het tot stand komen van een Land- bouw-arbeidswet, is het de vraag, of deze wel eerder tot stand zal komen dan de wet op de publiekrechteigke bedrijfsorganisatie. Als men meent, dat de bedrijfsgenoten deze materie zelf moeten regelen met hun verordenend» bevoegdheid, heeft het geen zin aan ta dringen op een nieuwe wet. Deze pun ten zgn intussen voorlopig onbeslist gelaten. Notaris pleegde verduistering Voor de Rotterdamse rechtbank heeft terecht gestaan, verdachte van verduistering en valsheid in geschrif te, de 59-jarige notaris L. A. B. te Rotterdam. Hij zou van 1945 tot 1948 verschillende geldsbedragen, die hg van cliënten onder zich had, te eigen bate hebben aangewend. Ook was hem ten laste gelegd, dat hij een post in het rekening-courantboek zou hebben v.ervalst en er een lager bedrag voor geboekt zou hebben. Het onderzoek van de boeken van de notaris wezen een tekort van 22000 aan. De officier van Justitie, mr. Baron van Dedem, eiste een gevangenisstraf van een jaar en drie maanden, met aftrek van voorarrest. Uitspraak 11 November. .Met bulldozers werd het terrein geëgaliseerd Bruynzeel-Triplexfabriek, zagerij en ketelhuis binnen het jaar opgebouwd 19 October j.l. heeft de nieuwe Triplexfabriek proefgedraaid. Begin Novem ber zal de heer W. Bruynzeel met zijn vrouw bij de officiële opening aan wezig zijn. In minder dan een jaar hebben de mensen, die uitgezonden werden, met hulp van moderne middelen, of soms zeer primitieve improvisaties, een bedrijf uit de grond gestampt, waarvan de bezoekende Zaankanters ons getuigd hebben, „dat het de moeite waard is". Ongeveer twee jaar geleden hebben de kranten uitvoerig geschreven over een concessiestrijd, die in Suriname gaande was. Deze strijd is in April 1947 beslist. Bruynzeel-Surinaamse Hout Maatschappij N.V. kreeg conces sie op een gebied van 500.000 H A. bos grond. Voorwaarde was, dat in Suri name zelf een houtverwerkende in dustrie zou worden opgericht. Op een afstand van 8 kilometer van Paramaribo werd een terrein gevon den, dat niet alleen geschikt te maken was voor de bouw van een fabriek, maar ook gelegen was nabij een diep vaarwater. Bovendien was de afstand naar de stad geen belemmering om arbeidskrachten te vinden, en stroom van de electrische centrale te betrek ken. Juni 1947 werd begonnen met de egalisatie van het terrein en het gra ven van een houthaven. Zware trac toren met bulldozers gromden door de stilte van het tropenland om het ter rein te vlakken. Het graven van de houthaven en balkenvijver geschiedde deels mechanisch en deels met hand- kracht. Daar de Surinamerivier, waaraan het fabrieksterrein ligt, verschil tus sen hoog en laag water heeft van 2.60 meter onder invloed van eb-en-vloed er is een open verbinding met de zee en het water bovendien zout is, was het nodig een balkenvijver te gra ven. Om het hout uit de rivier in deze balkenvijver te krijgen, werd een overhaal over een dijk gebouwd. De ervoor liggende buitenhaven moest aangelegd worden op een grootte, die het mogelijk maakte vlotten van vier honderd stammen buiten de stroom van de Surinamerivier te kunnen ber gen. Voor deze buitenhaven, die dus in open verbinding met de rivier staat, was een grondverzet van 10.000 M3. noodzakeigk. Voor de balkenvijver, die zich door de regens met zoet water vulde, een grondverzet van 20.000 M3. Vijf maanden hebben deze grond werkzaamheden gevorderd. October 1947 werd een hulpzagerij opgezet, aangedreven door een Dieselmotor, die het hout voor de (geheel van hout opgetrokken) fabrieken moest zagen. Het rondhout werd voor een klein deel uit de opkoop van bosnegers be trokken. Het grootste deel van de eigen exploitaties. De eerste spant Begin 1948 ging het eerste (van de 17 meter hoge) spant van de 185 meter lange Triplexfabriek omhoog. Een maand later werd het eerste gedeelte van deze nieuwe fabriek van het dak voorzien en werd begonnen met de vervaardiging van een betonnen ver diepingsvloer, ongeveer vijf meter boven de begane grond. Op deze verdiepingsvloer wordt na melijk de fabrieksruimte ingericht, terwijl .gelijkvloers" bestemd is voor kantoor magazijnen en werkplaatsen. De betonnen vloer wordt geheel onaf hankelijk van de houten spanten on dersteund door betonnen kolommen. .185 meter lang is de triplexfabriek. Zodra een gedeelte ervan gereed was, werd met het opstellen der ma chines begonnen. Vandaar, dat in Mei 1948 het gebouw klaar was, in Juni de verdiepingsvloer gelegd was en in Augustus het grootste gedeelte der machines was opgesteld. Eind Septem ber waren alle electrische aansluitin gen en stroomleidingen gereed (Sterel Wechgelaar leverde het enorme schakelbord). Ketelhuis en zagerg. Met dc bouw van het (stenen) ke telhuis werd omstreeks Juli begonnen. Eind September was de jgehele instal latie van de ketel, schoorsteen, onder wind-installatie en voorvuur voor be drijf gereed. Voor het droogstoken van het metselwerk was nog ongeveer Z'lt week nodig. Intussen was in Mei begonnen met de bouw van de zagerg, waarover de heer Wout Bruynzeel de leiding krggt (en die daarom ook al verscheidene maanden in Suriname Is). 1 October was deze zelfstandige afdeling ook al geheel onder de kap. De montage van de machines zal vermoedeigk tot half November duren. In minder dan een jaar tijds is hier dus een dubbel bedrgf zeer modern geoutilleerd uit de grond gestampt. „Het is zeer zeker voor een groot deel te danken aan het enthousiasme van de mensen, die er voor ons zitten", was de mening van de heren W. Bruyn zeel en ir. R. van Meeuwen (bg wie in Zaandam de commerciële leiding be rust van dit Surinaamse bedrijvencom plex). Dr. C. Plomp, eertijd secretaris van de Bedrijfsgroep Houtindustrie, is met de technisch leiding belast, en verblijft daarom reeds in Suriname. De bouw werd geheel in eigen be heer uitgevoerd, onder architectuur van het ingenieursbureau Optenoort- Blijdensteyn te Utrecht, dat vorm gaf aan de ideeën der Zaandamse directie. Zaankanters hebben de Surinamers leten zien, hoe wij in Holland gewend zijn een bedrgf op te zetten. En ïn welk kort tijdsbestek. Mogen de vaart en de gedegenheid, waarmee dit ge schiedde, maatstaf zijn voor de ver dere ontwikkeling, die dit bedrgf in Suriname te wachten staat. Wat de commerciële kant van dit bedrijf betreft, het ligt in de bedoeling het triplex over de gehele wereld te exporteren. Er zijn geen plannen naast de triplexfabriek een meubelfabriek of iets van die aard in het leven t# roepen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1948 | | pagina 6