D De lange weg naar nieuwe verhoudingen Moeizame scheppingsarbeid voor hei wordende Rijksverband Gij staat daar voor een grootse taak, soldaat! Het komt tot een politionele actie Bouwers aan nieuwe toekomst] BALANS Ongelukkige start Nieuwe pogingen Renville-overeenkomst /VP 14 AUGUSTUS 1945 capituleert Japan onvoorwaardelijk. Ongeveer een maand '^later, op 8 September, volgt de officiële Japanse overgave in Zuld-Oost-Azië (Java en Sumatra inbegrepen) aan de Britse opperbevelhebber Mountbatten. Op dat ogenblik geloven de Nederlanden, dat nu de tijd gekomen Is, om met de vol keren vaa de Indische archipel en de overzeee gebiedsdelen in het Amerikaanse werelddeel te gaan bouwen aan datgene, wat koningin Wilhelmina hi beroemd geworden radio-rede van 7 December 1942 omschreef als: „een rijksverband, waarin Nederland, Indonesië, Suriname en Curacao tezamen deel zullen hebben, terwijl zij leder op zichzelf de eigen, inwendige aangelegenheden ln zelfstandigheid en steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan, zullen behartigen". Thans, ruim drie jaren later, ls dit doel nog steeds niet bereikt, ondanks het feit dat daarnaar zowel hl het moederland als in de Neder landse gebieden overzee door de meerderheid der bevolkingen eerlijk gestreefd Is. Reden om alle hoop te laten varen, m&g en k&n dit echter niet zijn. Integen deel: een overzicht van de ontwikkeling der betrekkingen, zelfs met die der re publiek Indonesië, welker politiek in hoofdzaak het struikelblok was op de weg naar de historisch voorgeschreven en zonder onnoemelijke sohade voor alle be trokkenen niet te verbreken eenheid, toont duidelijk aan, dat er vorderingen, zelfs grote vorderingen zijn gemaakt. De geest, die sprak uit Moh. Hatta's op 17 Octo ber 1945 afgelegde verklaring: „Indonesië wil geen partner zijn in een Nederlands gemenebest, het wenst geen buitenlandse koningin", is even goed overwonnen als de oorspronkelijk in Nederland gehuldigde opvatting, op 3 December 1945 in de Tweede Kamer door minister Logeman uitgesproken: „Nooit onderhandelingen met Soekarno". ZEKER, ER MOETEN nog veel hinder nissen worden genomen en nieuwe te leurstellingen- zullen de goedwillenden niet bespaard blijven. Maar 't einddoel, een Unie, die zodanig geconstrueerd is, dat het nationaal zelfrespect van alle daaraan deelnemende volkeren volko men wordt gewaarborgd: zhl bereikt worden daarvoor staat de ontwikke ling, zoals deze zich tot dusverre vol trokken heeft, borg. Voor de militair, die belast is met de handhaving van de dringend noodzakelijke orde en rust tij den-, deze evolutie, moge de overtuiging, dat hfl de zware'offers, welke van hem gevraagd worden, brengt voor *n goede en reële zaak, er toe bijdragen, dat hjj zijn taak blijmoedig aanvaardt en ver vult. Hem daarbij naar beste vermogen io steunen, is ons aller plicht. yOOR EEN GROOT deel is de ge lukkig steeds nauwer wordende kloof tussen Nederland en Indonesië een gevolg van het feit, dat beide par tijen het na-oorlogse tijdperk met valse verwachtingen zijn ingegaan. Neder land, daarin voorgegaan door de slecht ingelichte Londense regeringen, was er vast van overtuigd, dat de Indonesi sche volken met smart op de dag had den gewacht, waarop men ons zou kunnen verwelkomen. De Indonesiërs daarentegen, of ln ieder geval een lei dende politieke laag op Java, geloofden even vast, dat men de eigen boontjes nu verder wel zonder Nederlandse me dewerking zou kunnen doppen. Beide misvattingen zijn begrijpelijk. De Ne derlanders, die wisten van de terreur van de Kempetai (Japanse Gestapo) moesten wel aannemen, dat de Indo nesiërs met hart en ziel zouden ver langen naar het ogenblik, waarop zij het harde Japanse regiem konden rui len tegen het milde bewind der Ne derlanders, die hun bovendien een gro te mate van zelfstandigheid in het vooruitzicht hadden gesteld. Men zag daarbij echter over het hoofd, dat de snelle Nederlandse nederlaag in het voorjaar van 1942 en drie jaren Japanse propaganda de In donesische leiders een, zij het ook niet door de feiten gerechtvaardigd, meer derwaardigheidsgevoel moesten hebben bezorgd. Helaas werden deze leiders in hun mening van wij-kunnen-het-nu-zelf- wel-af nog versterkt door de houding van de Britse generaal Christison, die op 30 September 1945 met een kleine troepenmacht in Batavia landde. Zon der goedkeuring van zijn opperbevel hebber, lord Louis Mountbatten, sprak deze generaal over de op 17 Augustus op een ogenblik dus, dat de Japan ners in Indonesië nog onbeperkte macht uitoefenden gevormde rege- ring-Soekarno als over het „de facto gouvernement", hoewel de bevolking van grote delen van de Indische archi pel niet eens van het bestaan van dit „gouvernement" afwist, laat staan het zou hebben erkend. Natuurlijk protesteerde de Neder landse regering met kracht tegen deze handelwijze en inderdaad verkreeg zij van de Britten de toezegging, dat Lon den geen ander gezag zou erkennen dan het Nederlandse en dat Engelse troe pen de hun toegedeelde taak, het hand haven van rust en orde „tot de wet tige regering weer in functie treedt", ten volle zouden vervullen. Maar de fout was gemaakt en de gevolgen daar van moesten ook de Britten ondervin den. Toen de Britse troepen tot een gedeeltelijke vervulling van de gege ven belofte overgingen en Semarang en Soerabaja bezetten, stuitten zij daarbij op hevige' tegenstand van de Indonesische strijdkrachten, die van de Japanners grote hoeveelheden mo dern oorlogsmateriaal hadden gekre gen Op 30 October 1945 werd in Soe rabaja de Engelse generaal Mallaby vermoord. Inmiddels had de Nederlandse rege ring, om blijk te geven van haar goe de wil, reeds op 12 September een commissie tot voorbereiding van een Riiksconferentie ingesteld en op 16 October te kennen gegeven, dat men bereid was met de Indonesische leiders te onderhandelen. Daarvan werden Soekarno en Hatta, die met de Japan ners hadden samengewerkt, echter uit gesloten. (Later hebben beiden ver klaard, dat zij nimmr pro-Japans wa ren en dat hun contact met de Japan ners als een tactische manoeuvre moet worden beschouwd). Een man, die het met dit Nederlandse beleid niet eens was, was jhr. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, die op 19 Augustus uit een Japans kamp be vrijd was en op 16 October op zijn ver zoek eervol ontslag kreeg als gouver neur-generaal. Van dat ogenblik af was de lt.-gouverneur-generaal, dr. H. J. van Mook, het hoofd der Nederlands-Indi sche regering en belast met de moeilij ke en vrijwel eindeloze onderhandelin gen met de republiek, een taak, waar van hjj zich tot op de dag, dat hij zijn ontslag nam, gekweten heeft op een wij ze, die geen ander hem zou hebben kun nen verbeteren. ^IET MEN AF van een dooi Or. Van der Plas, een lid van de Raad van Indië, in October 1945 op eigen initia tief ondernomen poging om met Soe karno te onderhandelen, dan vond het eerste na-oorlogse contact tussen Ne derland en Indonesië plaats op 1 No vember 1945. Op die dag sprak dr. Van Mook met Soekarno, waarvoor de Ne derlandse regering hem désavoueerde. Maar in deze houding kon Den Haag op de duur niet volharden. De Indië-ken- ner Van Mook had gelijk: hoe men ook over Soekarno mocht denken, zonder hem was een vergelijk met de repu bliek, die op dat ogenblik practisch ge heel, Java, Sumatra, Madoera en nog enige gebieden beheerste, niet mogelijk. Overigens werd in dit opzicht de situa tie voor de Nederlanders kort daarop iets gemakkelijker. Op 14 November trad de regering-Soekarno af, Soekarno werd staatshoofd en Soetan Sjahrir, een Indonesiër, die zich steeds tegen de Japanners had verzet en dus voor do Nederlanders geen „besmet" per soon was, vormde een verantwoorde lijke regering. Dit betekende echter niet, dat de re publiek ook maar iets prijsgaf van de zich aangematigde rechten, die neer kwamen op een algehele onafhankelijk heid voor geheel Indonesië. Slechts een economische samenwerking met Neder land wilde men in overweging nemen. Natuurlijk kon Nederland, dat zich ver antwoordelijk wist voor het welzijn van ëlle Indonesische volken, die geenszins door de leiders van de republiek ge raadpleegd waren en naar achteraf bleek dikwijls geheel andere wensen koesterden, zich daarbij niet neerleggen. Van de Britten werd in die tijd weinig steun ondervonden om de republiek inschikkelijker te maken. Zij lieten het bij de bezetting van Ba tavia,Semarang en Soerabaja en bo den voor het overige aan, bij de on derhandelingen als bemiddelaar op te treden. Het is ongetwijfeld juist,, dat onze bondgenoot uit de oorlog niet over voldoende middelen beschikte, om met veel meer kracht op te treden. Ander zijds staat het echter guiten kijf, dat politieke overwegingen, voortvloeiende uit de Britse positie in Voor-Indië, sterk mede-bepalend waren voor de door Londen aangenomen houding. Maar hóe dit ook zij, Nederland, dat op dit ogenblik troepen noch schgpen ter beschikking had, moest toezien, hoe de Britten het Indonesische volks leger toestonden de Japanners te ont- wapenen en de zorg op zich te nemen voor de Nederlandse geïnterneerden, die reeds zo lang in de Japanse kam pen hadden gesmacht. En tevens moest het toezien, hoe dit volksleger bepaal de minderheden, zoals bijvoorbeeld de Chineseterroriseerde en grote schade toebracht aan de bezittingen van bui tenlandse en Nederlandse ondernemin gen. pEN KLEINE GROEP Nederlandse ma- riniers was inmiddels naar Indonesië vertrokken en nog voor het einde van 1945 in Tandjong Priok geland, maar onmiddellijk daarop verbood generaal Chritison verdere landingen. Een bete re verstandhouding met de Britten kwam tot stand, toen sir Archibald Clark Kerr, de latere lord Inverchapel, als bemiddelaar tussen de Nederlan ders en Indonesiërs optrad. In Januari werd Christison vervangen, Nederland se troepen begaven zich in steeds gro tere getale naar de Buitengewesten, die zich weer onder Nederlands bestuur plaatsten en in Maart 1946 arriveerden in de maanden Mei, Juni en Juli ech ter weinig schot, eendeels ten gevolge van de trage kabinetsformatie na de verkiezingen in Nederland, anderdeels wegens een gezagscrisis in de repu bliek, veroorzaakt door de communis tisch georiënteerde Tan Malakka, die zelfs premier 8jahrir gevangen had gehouden. Einde Juli, na vorming van de rege- ring-Beel, werd echter in de Troonrede de vorming van een Commissie-Gene raal aangekondigd, die tot taak zou krijgen, de onderhandelingen met de republiek voort te zetten. Kort daarop verving Engeland zijn bemiddelaar, Clark Kerr, die een andere functie kreeg, door lord Killearn. Begin Sep tember vond de benoeming der leden van de Commissie-Generaal plaats de heren prof. Schermerhorn, F. de Boer en M. van Poll werden belast met de moeilijke opdracht, tot een vergelijk met de republikeinse regering te ko men. En het is zeker niet hun schuld, dat zij daarin niet ten volle geslaagd zijn. In ieder geval kunnen zij er zich op beroepen, een overeenkomst te heb ben bewerkstelligd, die wel is waar nooit is uitgevoerd, maar toch nog steeds beschouwd wordt als de basis, waarop de samenwerking met de repu bliek en Indonesië in zijn geheel moet worden opgebouwd: de overeenkomst van Linggadjati, geparafeerd op 15 No vember 1946. de eerste negen Nederlandse bataljons in Batavia. De bemiddelingspoging van sir Archibald hadden aan Nederlandse zijde geleid tot het voorstel van 10 Februari 1946: Gemenebest Indonesië, samengesteld uit landen met uiteen lopende graden van zelfregering, deel genootschap in Konikrljk, Indonesisch burgerschap, Indonesië lid der Ver enigde Naties, overgangstijd tien ja ren. Na een informele ontmoeting tussen Van Mook en Sjahrir wees het „Indo nesisch Werk-Comité" dit voorstel op 21 Februari 1946 van de hand. Alleen de Indonesische Republiek bezit de fei- lijke souvereiniteit over Indonesië", be weerde het. Op 13 Maart zetten de he ren Kerr, Van Mook en Sjahrir zich daarop gezamenlijk aan de conferentie tafel en 16 dagen later, nadat in Indo nesië een Nederlandse parlementscom missie, de zogenaamde commissie- Van Poll, was aangekomen, besloot men in Batavia de besprekingen in Nederland voort teN zetten. Op 15 April volgden Brits-Nederlandse besprekingen in Lon den, waarbij werd overeengekomen, dat de Britse troepen zich na d* beëindi ging van hun taak zouden terugtrekken en door Nederlandse strijdkrachten ver vangen. Op 23 en 24 April werden de bespre kingen tussen de Nederlanders en Indo nesiërs op het landgoed „De Hoge Ve- luwe" gehouden. Zij eindigden met een mislukking. Van verschillende zijden is later tot de Nederlandse regering het verwijt gericht, dat zij tijdens deze be sprekingen een te starre houding zou hebben aangenomen. Deze bewering is echter moeilijk vol te houden. Zeker is, dat men de Indonesische delegatie er kenning van de republiek als onder deel van een federatief gemenebest in het vooruitzicht stelde, ongetwijfeld een concessie tegenover het voorstel van 10 Februari. De vorm van erkenning der republiek, de vertegenwoordiging van de Kroon en de buitenlsthdse betrek kingen vormden echter een struikel blok en bovendien bleek, dat de Indo nesische delegatie geen mandaat had om beslissingen te nemen. QP 2 MEI 1946 deed Nederland een nieuwe concessie: het verklaarde zich bereid het de facto-gezag der republiek te erkennen over alle delen van Java en Madoera, die niet door de geallieerde troepen bezet waren. En nog op een andere wijze toonde Nederland, dat het beslist niet van plan was, een nieuw koloniaal bewind in te voeren: in de Buitengewesten werd geleidelijk zelf bestuur ingevoerd. Een eerste conferen tie van afgevaardigden dezer gewesten, die tezamen 11 millioen mensen verte genwoordigden, kwam in Juli 1946 bij een om de toekomstige status van vijf tién gebieden te bespreken. In de on derhandelingen met de republiek zat ^LLE meningsverschillen hielpen Linggadjati niet uit de wereld. Beide par tijen gaven er hun eigen uitleg aan: Nederland door middel -van de motie- Romme-van der Goes, op 20 December 1946 door de Tweede Kamer aanvaard, In donesië bij monde van president Soekarno. En dus waren nieuwe onderhandelin gen nodig, die tot op de huidige dag nog niet tot een resultaat hebben geleid, wat echter niet heeft verhinderd, dat de overeenkomst van Linggadjati in het voor jaar van 1947 door beide regeringen werd bekrachtigd. Dat het tekenen en het uitvoeren van een overeenkomst twee geheel verschillende dingen kunnen zijn, bleek spoedig. Niet alleen dat, zoals al gezegd, het bestand herhaaldelijk geschon den werd waarschijnlijk ook enige malen door de Nederlandse troepen, maar toch in hoofdzaak door de republikeinse strijdkrachten ook een politieke en economische naleving van het accoord was niet te verkrijgen. Het eeuwige uit wijken der republikeinse leiders, die kennelijk onder invloed stonden van extréme krachten, van aangegane verplichtingen leidde eindelijk tot een ultimatieve nota van de Commissie-Generaal (27 Mei 1947). Het antwoord van de republiek was daarop afwijzend en ondanks hernieuwd aandringen der Nederlanders en een Amerikaans aide-memoire, waarin economische steun aan de republiek werd toe gezegd in geval van overeenstemming met Nederland, wees Sjarifoeddin, die in deze crisisdagen Sjahrir als premier vervangen had, de Nederlandse voorstellen ten aanzien van de overeenkomst van Linggadjati definitief van de hand (17 Juli). Op 21 Juli machtigde de Nederlandse regering de lt.-Gouverneur-Generaal daarop met de hem ter beschikking staande strijdkracht tot politioneel optreden over te gaan. In een radio-rede verklaarde minister-president Beel: „De regering blijft aan de beginselen van Linggadjati vasthouden". AAN DE overeenkomst van Linggad jati vooraf ging een wapenstilstands overeenkomst, getekend op 14 October, welke het resultaat was van langdurige besprekingen, waarbij de Britse be middelaar, lord Killearn, een grote rol speelde. Tegelijk werd besloten, dat de Britse troepen zich vóór 30 November van dat jaar zouden terugtrekken. Dit was mogelijk, doordat nu voldoende Nederlandse troepen, waaronder de „Zeven December-divisie" genoemd naar de rede van Koningin 'Wilhelmina van 7 December 1942 in Indonesië aankwamen. Hoewel het met de wa penstilstand al onmiddellijk niet wilde vlotten reeds op 17 October riep de militaire leider Soetomo op tot voort zetting van de strijd kwamen beide partijen enige weken later in Linggad jati toch zeer dicht tot elkaar. Het ac coord, dat daar geparafeerd werd, voorzag in de vorming van een Neder lands-Indonesische Unie, met aan het hoofd van de Unie de Koning der Ne derlanden en bestaande uit het Ko ninkrijk der Nederlanden (Nederland en de West-Inische gebieden) en de Verenigde Staten van Indonesië. Op dat ogenblik 4pcht men aan de volgen de deelstaten: de republiek, Oost-Indo- nesië en Borneo. Men hield er echter rekening mede, dat bepaalde Indonesi sche volken een andere verdeling zou den kunnen voorstaan. (Later is ge bleken, dat dit juist was. Verschillen de gebieden hebben zich sindsdien van de republiek losgemaakt. Thans ziet het schema der V. S. van Indonesië er ln grove trekken als volgt uit: Oost- Indonesië, Oost-Sumatra, West-Java, Madoera, Zuid-Sumatra, Borneo, Nieuw-Guinea en de Republiek als deelstaten (autonome gebieden) en Banka, Biliton en de Riouw-Archipel als zogenaamde daehrah's in federatief verband. Verdere veranderingen zijn nog mogelijk. Dit hangt in hoofdzaak van de houding van de republiek af. QP 21 JULI trokken de Nederlandse troep"- uit hun bases op. Nauwelijks 14 dagen later, op 5 Augustus, waren grote delen van Oost- en West-Java bezet en niets had een verdere snelle opmars naar Djokja kunnen verhinde ren. indien het buitenland zich niet met de zaken was gaan bemoeien. Dit gebeurde overigens niet voor het eerst. Over de Britse bemiddeling is al ge sproken. Amerika had reeds enige ma len te verstaan gegeven, dat het een snelle oplossing wenste. Een bepaald onvriendelijke houding had Australië aangenomen, waar de dokwerkers wei gerden Nederlandse schepen te laden en te lossen. Nu echter werd de Veilig heidsraad in de kwestie gemengd en deze gaf het bevel het vuren in de nacht van 4 op 5 Augustus te staken. Hoewel Nederland zich op het stand punt stelde, dat de Veiligheidsraad on bevoegd tot deze maatregel was, daar het juridisch een binnenlandse kwestie betrof (Nederland bezat en bezit nog steeds de souvereiniteit over Indone sië) gaf het gehoor aan dit bevel, even als trouwens de republiek. Nh langdurige verdere debatten in de Veiligheidsraad, waarbij een Frans veto Nederland voor terugtrekking zijner troepen behoedde en onzerzijds een Amerikaans voorstel tot arbitrage was afgewezen, werd men het ten slotte eens over de instelling van een Commissie van Goede Diensten, die bemiddelend tussen beide partijen zou optreden. Deze resolutie werd door Nederland voorwaardelijk Als lid van de commissie koos Neder land daarop België, de republiek Australië. Als derde lid werd Amerika door België en Australië aangewezen. Sindsdien heeft de Indonesische kwes tie nog enige malen op de agenda van de Veiligheidsraad gestaan, maar in grijpende besluiten heeft deze niet meer genomen. Het duurde tot October, aleer de Commissie van Goede Diensten in In donesië was aangekomen en met haar eigenlijke werkzaamheden begon. In middels hadden nog vele schermutse lingen tussen Nederlanders en Indone siërs plaats gevonden, maar buiten Java was en bleef het rustig, zodat beide delen daar konden voortgaan met het leggen van de basis voor de Unie. Volken, die eerder onder de republiek gestaan hadden, maar na de Nederlandse bezetting van gebieden van Java en Sumatra gelegenheid gekregen hadden, zelf hun toe komst te bepalen, konden daarbij be trokken worden.Op de federale confe- lentie, welke in Mei 1948 in Bandoeng gehouden werd (een zogenaamde Fe derale Raad was reeds in Januari van dat jaar gevormd) waren dan ook ver tegenwoordigers van verreweg het grootste deel van Indonesië. HET BEMIDDELINGSWERK van de Commissie van Goede Diensten had intussen geleid tot een nieuw accoord (17 Januari 1848), dt zogenaamde basis- SOEKARNO overeenkomst van de „Renville", ge noemd naar de Amerikaanse oorlogsbo dem, waarop de onderhandelingen wa ren gevoerd. Daarbij was men het eens geworden over bepaalde beginselen, waarvan de militaire en politieke uit voering in conferenties, te houden in Batavia en Kalioerang, zou worden ge regeld. Helaas is het hiermee tot nu toe gegaan als met de besprekingen, welke op de overeenkomst van Linggadjati volgden. Voor een deel is dit te wijten aan ontactisch optreden van de Ameri kaanse en Australische vertegenwoordi gers in. De Commissie van Goede Dien sten, die enkele malen aan de republiek beloften deden, welke als 'n overschrij ding van hun bevoegdheid moeten wor den aangemerkt. De Amerikaanse gede legeerde, maakte zich zelfs totaal onmo gelijk en moest door een ander vervan gen worden. Voor het overige, ongetwijfeld groot ste deel echter zijn de voortdurende strubbelingen, welke tot een afbreken, een hervatten en tot opnieuw afbre ken der onderhandelingen leidden, toe te schrijven aan de extremisten in de republiek, die van geen enkele over eenkomst met Nederland willen weten en helaas een grote invloed op de regering in Djokja uitoefenen. Deze invloed is blijven bestaan ook na de recente opstand der communistische krachten onder leiding van Moskou's leerling Moeso en de afvallige socia list Sjarifoeddin, die overigens nog steeds niet geheel onderdrukt is. Hij komt o.a. tot uiting in de herhaalde lijke schendingen van het bestand door Indonesische strijdkrachten, wel ke onder leiding vpn extremistische leiders staan, alsmede in een onlangs door de huidige Indonesische premier Hatta afgelegde verklaring, dat men wel tegen de opstandelingen, maar niet tegen het communisme zelf strijdt, strijdt. j?EN DRAMA zonder einde, zal men misschien na lezing van dit overzicht zeggen. Wanneer wij echter de balans opmaken, zal men tot de conclusie komen, dat op de weg naar het eind doel, de Unie, reeds een goed stuk is afgelegd. In Nederland zelf staat daaraan, na de herziening van de grondwet, die verkiezingen en cz vor ming van een nieuwe regering met zich medebracht, niets meer in de weg. Het overgrote deel van Indone sië is tot een eerlijke samenwerking in deze Unie bereid. Zij kan daarom gevormd worden, zelfs nog voordat de republiek tot medewerking overgaat. In feite is daar ook reeds een begin mede gemaakt door de opheffing van de functie van Gouveneur-Generaal en vervanging daarvan door een Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon, alsmede door het in het voor uitzicht stellen ener interim-regering van de Verenigde Staten van Indone sië tegen 1 Januari 1949. Dat men voor genoemde hoge func tie dr. Beel en niet de insider in In donesische aangelegenheden dr. Van Mook koos, is waarschijnlijk te betreu- ien, maar verandert aan de stand van zaken ten slotte niets. Zeker is, dat wanneer de republiek halsstarrig blijft, zij in een steeds meer geïsoleer de positie zal worden gemanoeuvreerd. Na het bezoek van minister Stikker aan de republiek, schijnt men dat in Djokja ook langzamerhand te gaan zien. In ieder geval toont men daar thans weer iets meer bereidheid tot het aannemen van een inschikkelijker houding. Tegenover een Nederlandse conces sie in zake de buitenlandse vertegen woordigingen van de republiek (men schijnt deze onzerzijds nu ongemoeid te willen laten, daar zij immers straks, wanneer er werkelijk een regering van de V.S. van Indonesië tot stand is gekomen, automatisch het adjectief „republikeins" zullen verliezen), heeft Djokja medewerking aan de vorming der interim-regering in overweging genomen. Binnen zes maanden na deze vorming zullen in geheel Indonesië verkiezingen voor een parlemenx wor den gehouden, die, waar de republiek thans ook de Nederlandse souvereini teit schijnt te willen erkennen, overal onder Nederlands toezicht kunnen pbpts vinden. Voor men zover is, zal er nog veel onderhandeld moeten worden. Met name de niet openlijk uitgespro ken eis der republiek, dat in de in terim-regering de invloed van Djokja overheersen moet, zal niet slechts bij Nederland maar in het' bijzonder ook bij de regering van Oost-Indonesië op krachtig verzet stuiten. Desondanks VAN MOOK BEEL SCHERMERHORN H SJAHRIR is men dichter bij een oplossing dan ooit te voren. En waarom zou men wanhopen, In dien het in de republiek met de dag duidelijker moet worden, dat men ook daar bij een vergelijk slechts wel kan varen. Terwijl immers ln de republiek de economische toestand bar slecht is, heeft deze zich ln de gebieden, die vrijwillig met Nederland samengaan, met sprongen verbeterd. In het eerste halfjaar van 1946 bedroeg de Import 168 millioen, de export 122 millioen gulden. In het eerste halfjaar van 1948 waren deze cijfers resp. 528 en 427 millioen. Is er beter bewijs voor de vruchtbaarheid ener samenwer king, door de historie van eeuwen voorgeschreven, mogelijk?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1948 | | pagina 5