D
De lange weg naar nieuwe verhoudingen
Moeizame scheppingsarbeid voor hei
wordende Rijksverband
Gij staat daar voor een grootse taak, soldaat!
Het komt tot een politionele actie
Bouwers aan nieuwe toekomst]
BALANS
Ongelukkige start
Nieuwe pogingen
Renville-overeenkomst
/VP 14 AUGUSTUS 1945 capituleert Japan onvoorwaardelijk. Ongeveer een maand
'^later, op 8 September, volgt de officiële Japanse overgave in Zuld-Oost-Azië
(Java en Sumatra inbegrepen) aan de Britse opperbevelhebber Mountbatten. Op
dat ogenblik geloven de Nederlanden, dat nu de tijd gekomen Is, om met de vol
keren vaa de Indische archipel en de overzeee gebiedsdelen in het
Amerikaanse werelddeel te gaan bouwen aan datgene, wat koningin Wilhelmina
hi beroemd geworden radio-rede van 7 December 1942 omschreef als: „een
rijksverband, waarin Nederland, Indonesië, Suriname en Curacao tezamen deel
zullen hebben, terwijl zij leder op zichzelf de eigen, inwendige aangelegenheden
ln zelfstandigheid en steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te
staan, zullen behartigen". Thans, ruim drie jaren later, ls dit doel nog steeds niet
bereikt, ondanks het feit dat daarnaar zowel hl het moederland als in de Neder
landse gebieden overzee door de meerderheid der bevolkingen eerlijk gestreefd
Is. Reden om alle hoop te laten varen, m&g en k&n dit echter niet zijn. Integen
deel: een overzicht van de ontwikkeling der betrekkingen, zelfs met die der re
publiek Indonesië, welker politiek in hoofdzaak het struikelblok was op de weg
naar de historisch voorgeschreven en zonder onnoemelijke sohade voor alle be
trokkenen niet te verbreken eenheid, toont duidelijk aan, dat er vorderingen, zelfs
grote vorderingen zijn gemaakt. De geest, die sprak uit Moh. Hatta's op 17 Octo
ber 1945 afgelegde verklaring: „Indonesië wil geen partner zijn in een Nederlands
gemenebest, het wenst geen buitenlandse koningin", is even goed overwonnen
als de oorspronkelijk in Nederland gehuldigde opvatting, op 3 December 1945 in
de Tweede Kamer door minister Logeman uitgesproken: „Nooit onderhandelingen
met Soekarno".
ZEKER, ER MOETEN nog veel hinder
nissen worden genomen en nieuwe te
leurstellingen- zullen de goedwillenden
niet bespaard blijven. Maar 't einddoel,
een Unie, die zodanig geconstrueerd is,
dat het nationaal zelfrespect van alle
daaraan deelnemende volkeren volko
men wordt gewaarborgd: zhl bereikt
worden daarvoor staat de ontwikke
ling, zoals deze zich tot dusverre vol
trokken heeft, borg. Voor de militair,
die belast is met de handhaving van de
dringend noodzakelijke orde en rust tij
den-, deze evolutie, moge de overtuiging,
dat hfl de zware'offers, welke van hem
gevraagd worden, brengt voor *n goede
en reële zaak, er toe bijdragen, dat hjj
zijn taak blijmoedig aanvaardt en ver
vult. Hem daarbij naar beste vermogen
io steunen, is ons aller plicht.
yOOR EEN GROOT deel is de ge
lukkig steeds nauwer wordende
kloof tussen Nederland en Indonesië
een gevolg van het feit, dat beide par
tijen het na-oorlogse tijdperk met valse
verwachtingen zijn ingegaan. Neder
land, daarin voorgegaan door de slecht
ingelichte Londense regeringen, was er
vast van overtuigd, dat de Indonesi
sche volken met smart op de dag had
den gewacht, waarop men ons zou
kunnen verwelkomen. De Indonesiërs
daarentegen, of ln ieder geval een lei
dende politieke laag op Java, geloofden
even vast, dat men de eigen boontjes
nu verder wel zonder Nederlandse me
dewerking zou kunnen doppen. Beide
misvattingen zijn begrijpelijk. De Ne
derlanders, die wisten van de terreur
van de Kempetai (Japanse Gestapo)
moesten wel aannemen, dat de Indo
nesiërs met hart en ziel zouden ver
langen naar het ogenblik, waarop zij
het harde Japanse regiem konden rui
len tegen het milde bewind der Ne
derlanders, die hun bovendien een gro
te mate van zelfstandigheid in het
vooruitzicht hadden gesteld.
Men zag daarbij echter over het
hoofd, dat de snelle Nederlandse
nederlaag in het voorjaar van 1942 en
drie jaren Japanse propaganda de In
donesische leiders een, zij het ook niet
door de feiten gerechtvaardigd, meer
derwaardigheidsgevoel moesten hebben
bezorgd.
Helaas werden deze leiders in hun
mening van wij-kunnen-het-nu-zelf-
wel-af nog versterkt door de houding
van de Britse generaal Christison, die
op 30 September 1945 met een kleine
troepenmacht in Batavia landde. Zon
der goedkeuring van zijn opperbevel
hebber, lord Louis Mountbatten, sprak
deze generaal over de op 17 Augustus
op een ogenblik dus, dat de Japan
ners in Indonesië nog onbeperkte
macht uitoefenden gevormde rege-
ring-Soekarno als over het „de facto
gouvernement", hoewel de bevolking
van grote delen van de Indische archi
pel niet eens van het bestaan van dit
„gouvernement" afwist, laat staan het
zou hebben erkend.
Natuurlijk protesteerde de Neder
landse regering met kracht tegen deze
handelwijze en inderdaad verkreeg zij
van de Britten de toezegging, dat Lon
den geen ander gezag zou erkennen dan
het Nederlandse en dat Engelse troe
pen de hun toegedeelde taak, het hand
haven van rust en orde „tot de wet
tige regering weer in functie treedt",
ten volle zouden vervullen. Maar de
fout was gemaakt en de gevolgen daar
van moesten ook de Britten ondervin
den. Toen de Britse troepen tot een
gedeeltelijke vervulling van de gege
ven belofte overgingen en Semarang
en Soerabaja bezetten, stuitten zij
daarbij op hevige' tegenstand van de
Indonesische strijdkrachten, die van
de Japanners grote hoeveelheden mo
dern oorlogsmateriaal hadden gekre
gen Op 30 October 1945 werd in Soe
rabaja de Engelse generaal Mallaby
vermoord.
Inmiddels had de Nederlandse rege
ring, om blijk te geven van haar goe
de wil, reeds op 12 September een
commissie tot voorbereiding van een
Riiksconferentie ingesteld en op 16
October te kennen gegeven, dat men
bereid was met de Indonesische leiders
te onderhandelen. Daarvan werden
Soekarno en Hatta, die met de Japan
ners hadden samengewerkt, echter uit
gesloten. (Later hebben beiden ver
klaard, dat zij nimmr pro-Japans wa
ren en dat hun contact met de Japan
ners als een tactische manoeuvre moet
worden beschouwd).
Een man, die het met dit Nederlandse
beleid niet eens was, was jhr. Tjarda
van Starkenborgh Stachouwer, die op
19 Augustus uit een Japans kamp be
vrijd was en op 16 October op zijn ver
zoek eervol ontslag kreeg als gouver
neur-generaal. Van dat ogenblik af was
de lt.-gouverneur-generaal, dr. H. J. van
Mook, het hoofd der Nederlands-Indi
sche regering en belast met de moeilij
ke en vrijwel eindeloze onderhandelin
gen met de republiek, een taak, waar
van hjj zich tot op de dag, dat hij zijn
ontslag nam, gekweten heeft op een wij
ze, die geen ander hem zou hebben kun
nen verbeteren.
^IET MEN AF van een dooi Or. Van
der Plas, een lid van de Raad van
Indië, in October 1945 op eigen initia
tief ondernomen poging om met Soe
karno te onderhandelen, dan vond het
eerste na-oorlogse contact tussen Ne
derland en Indonesië plaats op 1 No
vember 1945. Op die dag sprak dr. Van
Mook met Soekarno, waarvoor de Ne
derlandse regering hem désavoueerde.
Maar in deze houding kon Den Haag op
de duur niet volharden. De Indië-ken-
ner Van Mook had gelijk: hoe men ook
over Soekarno mocht denken, zonder
hem was een vergelijk met de repu
bliek, die op dat ogenblik practisch ge
heel, Java, Sumatra, Madoera en nog
enige gebieden beheerste, niet mogelijk.
Overigens werd in dit opzicht de situa
tie voor de Nederlanders kort daarop
iets gemakkelijker. Op 14 November
trad de regering-Soekarno af, Soekarno
werd staatshoofd en Soetan Sjahrir,
een Indonesiër, die zich steeds tegen
de Japanners had verzet en dus voor
do Nederlanders geen „besmet" per
soon was, vormde een verantwoorde
lijke regering.
Dit betekende echter niet, dat de re
publiek ook maar iets prijsgaf van de
zich aangematigde rechten, die neer
kwamen op een algehele onafhankelijk
heid voor geheel Indonesië. Slechts een
economische samenwerking met Neder
land wilde men in overweging nemen.
Natuurlijk kon Nederland, dat zich ver
antwoordelijk wist voor het welzijn van
ëlle Indonesische volken, die geenszins
door de leiders van de republiek ge
raadpleegd waren en naar achteraf
bleek dikwijls geheel andere wensen
koesterden, zich daarbij niet neerleggen.
Van de Britten werd in die tijd
weinig steun ondervonden om de
republiek inschikkelijker te maken.
Zij lieten het bij de bezetting van Ba
tavia,Semarang en Soerabaja en bo
den voor het overige aan, bij de on
derhandelingen als bemiddelaar op te
treden.
Het is ongetwijfeld juist,, dat onze
bondgenoot uit de oorlog niet over
voldoende middelen beschikte, om met
veel meer kracht op te treden. Ander
zijds staat het echter guiten kijf, dat
politieke overwegingen, voortvloeiende
uit de Britse positie in Voor-Indië,
sterk mede-bepalend waren voor de
door Londen aangenomen houding.
Maar hóe dit ook zij, Nederland, dat
op dit ogenblik troepen noch schgpen
ter beschikking had, moest toezien,
hoe de Britten het Indonesische volks
leger toestonden de Japanners te ont-
wapenen en de zorg op zich te nemen
voor de Nederlandse geïnterneerden,
die reeds zo lang in de Japanse kam
pen hadden gesmacht. En tevens moest
het toezien, hoe dit volksleger bepaal
de minderheden, zoals bijvoorbeeld de
Chineseterroriseerde en grote schade
toebracht aan de bezittingen van bui
tenlandse en Nederlandse ondernemin
gen.
pEN KLEINE GROEP Nederlandse ma-
riniers was inmiddels naar Indonesië
vertrokken en nog voor het einde van
1945 in Tandjong Priok geland, maar
onmiddellijk daarop verbood generaal
Chritison verdere landingen. Een bete
re verstandhouding met de Britten
kwam tot stand, toen sir Archibald
Clark Kerr, de latere lord Inverchapel,
als bemiddelaar tussen de Nederlan
ders en Indonesiërs optrad. In Januari
werd Christison vervangen, Nederland
se troepen begaven zich in steeds gro
tere getale naar de Buitengewesten, die
zich weer onder Nederlands bestuur
plaatsten en in Maart 1946 arriveerden
in de maanden Mei, Juni en Juli ech
ter weinig schot, eendeels ten gevolge
van de trage kabinetsformatie na de
verkiezingen in Nederland, anderdeels
wegens een gezagscrisis in de repu
bliek, veroorzaakt door de communis
tisch georiënteerde Tan Malakka, die
zelfs premier 8jahrir gevangen had
gehouden.
Einde Juli, na vorming van de rege-
ring-Beel, werd echter in de Troonrede
de vorming van een Commissie-Gene
raal aangekondigd, die tot taak zou
krijgen, de onderhandelingen met de
republiek voort te zetten. Kort daarop
verving Engeland zijn bemiddelaar,
Clark Kerr, die een andere functie
kreeg, door lord Killearn. Begin Sep
tember vond de benoeming der leden
van de Commissie-Generaal plaats
de heren prof. Schermerhorn, F. de
Boer en M. van Poll werden belast met
de moeilijke opdracht, tot een vergelijk
met de republikeinse regering te ko
men. En het is zeker niet hun schuld,
dat zij daarin niet ten volle geslaagd
zijn. In ieder geval kunnen zij er zich
op beroepen, een overeenkomst te heb
ben bewerkstelligd, die wel is waar
nooit is uitgevoerd, maar toch nog
steeds beschouwd wordt als de basis,
waarop de samenwerking met de repu
bliek en Indonesië in zijn geheel moet
worden opgebouwd: de overeenkomst
van Linggadjati, geparafeerd op 15 No
vember 1946.
de eerste negen Nederlandse bataljons
in Batavia. De bemiddelingspoging van
sir Archibald hadden aan Nederlandse
zijde geleid tot het voorstel van 10
Februari 1946: Gemenebest Indonesië,
samengesteld uit landen met uiteen
lopende graden van zelfregering, deel
genootschap in Konikrljk, Indonesisch
burgerschap, Indonesië lid der Ver
enigde Naties, overgangstijd tien ja
ren.
Na een informele ontmoeting tussen
Van Mook en Sjahrir wees het „Indo
nesisch Werk-Comité" dit voorstel op
21 Februari 1946 van de hand. Alleen
de Indonesische Republiek bezit de fei-
lijke souvereiniteit over Indonesië", be
weerde het. Op 13 Maart zetten de he
ren Kerr, Van Mook en Sjahrir zich
daarop gezamenlijk aan de conferentie
tafel en 16 dagen later, nadat in Indo
nesië een Nederlandse parlementscom
missie, de zogenaamde commissie- Van
Poll, was aangekomen, besloot men in
Batavia de besprekingen in Nederland
voort teN zetten. Op 15 April volgden
Brits-Nederlandse besprekingen in Lon
den, waarbij werd overeengekomen, dat
de Britse troepen zich na d* beëindi
ging van hun taak zouden terugtrekken
en door Nederlandse strijdkrachten ver
vangen.
Op 23 en 24 April werden de bespre
kingen tussen de Nederlanders en Indo
nesiërs op het landgoed „De Hoge Ve-
luwe" gehouden. Zij eindigden met een
mislukking. Van verschillende zijden is
later tot de Nederlandse regering het
verwijt gericht, dat zij tijdens deze be
sprekingen een te starre houding zou
hebben aangenomen. Deze bewering is
echter moeilijk vol te houden. Zeker is,
dat men de Indonesische delegatie er
kenning van de republiek als onder
deel van een federatief gemenebest in
het vooruitzicht stelde, ongetwijfeld een
concessie tegenover het voorstel van 10
Februari. De vorm van erkenning der
republiek, de vertegenwoordiging van
de Kroon en de buitenlsthdse betrek
kingen vormden echter een struikel
blok en bovendien bleek, dat de Indo
nesische delegatie geen mandaat had
om beslissingen te nemen.
QP 2 MEI 1946 deed Nederland een
nieuwe concessie: het verklaarde zich
bereid het de facto-gezag der republiek
te erkennen over alle delen van Java
en Madoera, die niet door de geallieerde
troepen bezet waren. En nog op een
andere wijze toonde Nederland, dat het
beslist niet van plan was, een nieuw
koloniaal bewind in te voeren: in de
Buitengewesten werd geleidelijk zelf
bestuur ingevoerd. Een eerste conferen
tie van afgevaardigden dezer gewesten,
die tezamen 11 millioen mensen verte
genwoordigden, kwam in Juli 1946 bij
een om de toekomstige status van vijf
tién gebieden te bespreken. In de on
derhandelingen met de republiek zat
^LLE meningsverschillen hielpen Linggadjati niet uit de wereld. Beide par
tijen gaven er hun eigen uitleg aan: Nederland door middel -van de motie-
Romme-van der Goes, op 20 December 1946 door de Tweede Kamer aanvaard, In
donesië bij monde van president Soekarno. En dus waren nieuwe onderhandelin
gen nodig, die tot op de huidige dag nog niet tot een resultaat hebben geleid, wat
echter niet heeft verhinderd, dat de overeenkomst van Linggadjati in het voor
jaar van 1947 door beide regeringen werd bekrachtigd. Dat het tekenen en het
uitvoeren van een overeenkomst twee geheel verschillende dingen kunnen zijn,
bleek spoedig. Niet alleen dat, zoals al gezegd, het bestand herhaaldelijk geschon
den werd waarschijnlijk ook enige malen door de Nederlandse troepen, maar
toch in hoofdzaak door de republikeinse strijdkrachten ook een politieke en
economische naleving van het accoord was niet te verkrijgen. Het eeuwige uit
wijken der republikeinse leiders, die kennelijk onder invloed stonden van extréme
krachten, van aangegane verplichtingen leidde eindelijk tot een ultimatieve nota
van de Commissie-Generaal (27 Mei 1947). Het antwoord van de republiek was
daarop afwijzend en ondanks hernieuwd aandringen der Nederlanders en een
Amerikaans aide-memoire, waarin economische steun aan de republiek werd toe
gezegd in geval van overeenstemming met Nederland, wees Sjarifoeddin, die in
deze crisisdagen Sjahrir als premier vervangen had, de Nederlandse voorstellen
ten aanzien van de overeenkomst van Linggadjati definitief van de hand (17 Juli).
Op 21 Juli machtigde de Nederlandse regering de lt.-Gouverneur-Generaal daarop
met de hem ter beschikking staande strijdkracht tot politioneel optreden over te
gaan. In een radio-rede verklaarde minister-president Beel: „De regering blijft
aan de beginselen van Linggadjati vasthouden".
AAN DE overeenkomst van Linggad
jati vooraf ging een wapenstilstands
overeenkomst, getekend op 14 October,
welke het resultaat was van langdurige
besprekingen, waarbij de Britse be
middelaar, lord Killearn, een grote rol
speelde. Tegelijk werd besloten, dat de
Britse troepen zich vóór 30 November
van dat jaar zouden terugtrekken. Dit
was mogelijk, doordat nu voldoende
Nederlandse troepen, waaronder de
„Zeven December-divisie" genoemd
naar de rede van Koningin 'Wilhelmina
van 7 December 1942 in Indonesië
aankwamen. Hoewel het met de wa
penstilstand al onmiddellijk niet wilde
vlotten reeds op 17 October riep de
militaire leider Soetomo op tot voort
zetting van de strijd kwamen beide
partijen enige weken later in Linggad
jati toch zeer dicht tot elkaar. Het ac
coord, dat daar geparafeerd werd,
voorzag in de vorming van een Neder
lands-Indonesische Unie, met aan het
hoofd van de Unie de Koning der Ne
derlanden en bestaande uit het Ko
ninkrijk der Nederlanden (Nederland
en de West-Inische gebieden) en de
Verenigde Staten van Indonesië. Op
dat ogenblik 4pcht men aan de volgen
de deelstaten: de republiek, Oost-Indo-
nesië en Borneo. Men hield er echter
rekening mede, dat bepaalde Indonesi
sche volken een andere verdeling zou
den kunnen voorstaan. (Later is ge
bleken, dat dit juist was. Verschillen
de gebieden hebben zich sindsdien van
de republiek losgemaakt. Thans ziet
het schema der V. S. van Indonesië er
ln grove trekken als volgt uit: Oost-
Indonesië, Oost-Sumatra, West-Java,
Madoera, Zuid-Sumatra, Borneo,
Nieuw-Guinea en de Republiek als
deelstaten (autonome gebieden) en
Banka, Biliton en de Riouw-Archipel
als zogenaamde daehrah's in federatief
verband. Verdere veranderingen zijn
nog mogelijk. Dit hangt in hoofdzaak
van de houding van de republiek af.
QP 21 JULI trokken de Nederlandse
troep"- uit hun bases op. Nauwelijks
14 dagen later, op 5 Augustus, waren
grote delen van Oost- en West-Java
bezet en niets had een verdere snelle
opmars naar Djokja kunnen verhinde
ren. indien het buitenland zich niet
met de zaken was gaan bemoeien. Dit
gebeurde overigens niet voor het eerst.
Over de Britse bemiddeling is al ge
sproken. Amerika had reeds enige ma
len te verstaan gegeven, dat het een
snelle oplossing wenste. Een bepaald
onvriendelijke houding had Australië
aangenomen, waar de dokwerkers wei
gerden Nederlandse schepen te laden
en te lossen. Nu echter werd de Veilig
heidsraad in de kwestie gemengd en
deze gaf het bevel het vuren in de
nacht van 4 op 5 Augustus te staken.
Hoewel Nederland zich op het stand
punt stelde, dat de Veiligheidsraad on
bevoegd tot deze maatregel was, daar
het juridisch een binnenlandse kwestie
betrof (Nederland bezat en bezit nog
steeds de souvereiniteit over Indone
sië) gaf het gehoor aan dit bevel, even
als trouwens de republiek.
Nh langdurige verdere debatten in
de Veiligheidsraad, waarbij een Frans
veto Nederland voor terugtrekking
zijner troepen behoedde en onzerzijds
een Amerikaans voorstel tot arbitrage
was afgewezen, werd men het ten
slotte eens over de instelling van een
Commissie van Goede Diensten, die
bemiddelend tussen beide partijen zou
optreden. Deze resolutie werd door
Nederland voorwaardelijk
Als lid van de commissie koos Neder
land daarop België, de republiek
Australië. Als derde lid werd Amerika
door België en Australië aangewezen.
Sindsdien heeft de Indonesische kwes
tie nog enige malen op de agenda van
de Veiligheidsraad gestaan, maar in
grijpende besluiten heeft deze niet
meer genomen.
Het duurde tot October, aleer de
Commissie van Goede Diensten in In
donesië was aangekomen en met haar
eigenlijke werkzaamheden begon. In
middels hadden nog vele schermutse
lingen tussen Nederlanders en Indone
siërs plaats gevonden, maar buiten
Java was en bleef het rustig, zodat
beide delen daar konden voortgaan
met het leggen van de basis voor de
Unie. Volken, die eerder onder de
republiek gestaan hadden, maar na de
Nederlandse bezetting van gebieden
van Java en Sumatra gelegenheid
gekregen hadden, zelf hun toe
komst te bepalen, konden daarbij be
trokken worden.Op de federale confe-
lentie, welke in Mei 1948 in Bandoeng
gehouden werd (een zogenaamde Fe
derale Raad was reeds in Januari van
dat jaar gevormd) waren dan ook ver
tegenwoordigers van verreweg het
grootste deel van Indonesië.
HET BEMIDDELINGSWERK van de
Commissie van Goede Diensten had
intussen geleid tot een nieuw accoord
(17 Januari 1848), dt zogenaamde basis-
SOEKARNO
overeenkomst van de „Renville", ge
noemd naar de Amerikaanse oorlogsbo
dem, waarop de onderhandelingen wa
ren gevoerd. Daarbij was men het eens
geworden over bepaalde beginselen,
waarvan de militaire en politieke uit
voering in conferenties, te houden in
Batavia en Kalioerang, zou worden ge
regeld. Helaas is het hiermee tot nu toe
gegaan als met de besprekingen, welke
op de overeenkomst van Linggadjati
volgden. Voor een deel is dit te wijten
aan ontactisch optreden van de Ameri
kaanse en Australische vertegenwoordi
gers in. De Commissie van Goede Dien
sten, die enkele malen aan de republiek
beloften deden, welke als 'n overschrij
ding van hun bevoegdheid moeten wor
den aangemerkt. De Amerikaanse gede
legeerde, maakte zich zelfs totaal onmo
gelijk en moest door een ander vervan
gen worden.
Voor het overige, ongetwijfeld groot
ste deel echter zijn de voortdurende
strubbelingen, welke tot een afbreken,
een hervatten en tot opnieuw afbre
ken der onderhandelingen leidden, toe
te schrijven aan de extremisten in de
republiek, die van geen enkele over
eenkomst met Nederland willen weten
en helaas een grote invloed op de
regering in Djokja uitoefenen. Deze
invloed is blijven bestaan ook na de
recente opstand der communistische
krachten onder leiding van Moskou's
leerling Moeso en de afvallige socia
list Sjarifoeddin, die overigens nog
steeds niet geheel onderdrukt is. Hij
komt o.a. tot uiting in de herhaalde
lijke schendingen van het bestand
door Indonesische strijdkrachten, wel
ke onder leiding vpn extremistische
leiders staan, alsmede in een onlangs
door de huidige Indonesische premier
Hatta afgelegde verklaring, dat men
wel tegen de opstandelingen, maar
niet tegen het communisme zelf strijdt,
strijdt.
j?EN DRAMA zonder einde, zal men
misschien na lezing van dit overzicht
zeggen. Wanneer wij echter de balans
opmaken, zal men tot de conclusie
komen, dat op de weg naar het eind
doel, de Unie, reeds een goed stuk is
afgelegd. In Nederland zelf staat
daaraan, na de herziening van de
grondwet, die verkiezingen en cz vor
ming van een nieuwe regering met
zich medebracht, niets meer in de
weg. Het overgrote deel van Indone
sië is tot een eerlijke samenwerking
in deze Unie bereid. Zij kan daarom
gevormd worden, zelfs nog voordat de
republiek tot medewerking overgaat.
In feite is daar ook reeds een begin
mede gemaakt door de opheffing van
de functie van Gouveneur-Generaal
en vervanging daarvan door een
Hoge Vertegenwoordiger van de
Kroon, alsmede door het in het voor
uitzicht stellen ener interim-regering
van de Verenigde Staten van Indone
sië tegen 1 Januari 1949.
Dat men voor genoemde hoge func
tie dr. Beel en niet de insider in In
donesische aangelegenheden dr. Van
Mook koos, is waarschijnlijk te betreu-
ien, maar verandert aan de stand van
zaken ten slotte niets. Zeker is, dat
wanneer de republiek halsstarrig
blijft, zij in een steeds meer geïsoleer
de positie zal worden gemanoeuvreerd.
Na het bezoek van minister Stikker
aan de republiek, schijnt men dat in
Djokja ook langzamerhand te gaan
zien. In ieder geval toont men daar
thans weer iets meer bereidheid tot
het aannemen van een inschikkelijker
houding.
Tegenover een Nederlandse conces
sie in zake de buitenlandse vertegen
woordigingen van de republiek (men
schijnt deze onzerzijds nu ongemoeid
te willen laten, daar zij immers straks,
wanneer er werkelijk een regering
van de V.S. van Indonesië tot stand is
gekomen, automatisch het adjectief
„republikeins" zullen verliezen), heeft
Djokja medewerking aan de vorming
der interim-regering in overweging
genomen. Binnen zes maanden na deze
vorming zullen in geheel Indonesië
verkiezingen voor een parlemenx wor
den gehouden, die, waar de republiek
thans ook de Nederlandse souvereini
teit schijnt te willen erkennen, overal
onder Nederlands toezicht kunnen
pbpts vinden.
Voor men zover is, zal er nog veel
onderhandeld moeten worden. Met
name de niet openlijk uitgespro
ken eis der republiek, dat in de in
terim-regering de invloed van Djokja
overheersen moet, zal niet slechts bij
Nederland maar in het' bijzonder ook
bij de regering van Oost-Indonesië
op krachtig verzet stuiten. Desondanks
VAN MOOK
BEEL
SCHERMERHORN H
SJAHRIR
is men dichter bij een oplossing dan
ooit te voren.
En waarom zou men wanhopen, In
dien het in de republiek met de dag
duidelijker moet worden, dat men ook
daar bij een vergelijk slechts wel kan
varen. Terwijl immers ln de republiek
de economische toestand bar slecht is,
heeft deze zich ln de gebieden, die
vrijwillig met Nederland samengaan,
met sprongen verbeterd. In het eerste
halfjaar van 1946 bedroeg de Import
168 millioen, de export 122 millioen
gulden. In het eerste halfjaar van
1948 waren deze cijfers resp. 528 en
427 millioen. Is er beter bewijs voor
de vruchtbaarheid ener samenwer
king, door de historie van eeuwen
voorgeschreven, mogelijk?