Is Nederland imperialistisch?
Schaken in het Duitsland
van na de oorlog
De Scheveningse kotter „Meeuw
gaat naar Zuid-Afrika
Het slechte weer rondom Prestwick
en primitieve organisatie op vliegveld
Economische gevolgen der miliiaire actie
Naturalisatie van 194
vreemdelingen
En daar komtlater misschien
Nederlandse kolonie
Nieuwe kansen voor
een
Oorzaken van de onder
gang van de Nijmegen
Het nieuwe boek
onze visserij
Hei Parlement van 'n andere kant
Het prevelementje van de voorzitter
Er blijft veel aan de
strijkstok hangen
(Van onze economische medewerker)
Boze woorden zijn er in het buiten
land gevallen over onze militaire actie
in Indonesië en van verscheidene kan
ten werd ons de uitdrukking „imperia
listen" in het gezicht geslingerd.
Imperialisten, dat zijn in de geschie
denis van na 1880 vooral die staten ge
weest, die hun gebied onbepèrkt wilden
uitbreiden en daarbij vooral de econo
mische voordelen van die nieuwe (in
Afrika en Azië liggende) landen te
eigen bate wilden gebruiken. Men
werpt ons dus voor de voeten, dat wij
in Indonesië in de grond van de zaak,
door de wederinstelling van het gezag
dat wij vóór 1940 hadden, slechts eco
nomische profijten trachten te verkrij
gen en dat de rest slechts bijzaak is.
Uiteraard laten wij in deze rubriek
de politieke en morele zijden van de
militaire actie buiten beschouwing, wij
kijken daarom slechts met economische
ogen naar wat in Indonesië in het ver
schiet ligt en baseren ons daarbij op
de herhaaldelijk door onze regering
uitgesproken bedoelingen om tot de
opricthing van de Verenigde Staten van
indonesië te geraken, waaraan de sou-
t vereiniteit zal worden overgedragen.
I Welnu, dan krijgen wij de figuur
van een groot land, dat onder een
B eigen, niet-Nederlands gezag staat en
waar de economische bronnen, de cul
tures en de fabrieken, voor het over
grote deel door buitenlanders worden
geëxploiteerd. Wij gaan er namelijk
van uit (de toekomst zal leren of wij
hier te optimistisch zijn), dat deze
buitenlanders niet onteigend zullen
worden; zij behouden dus hun eigen
dommen. En wie zijn die buitenlan
ders? In 1938 hadden de Nederlanders
3850 millioen belegd, hetgeen 75 pCt.
i was van de totale buitenlandse beleg
gingen. Hierop volgt Engeland met
13,5 pCt.
De producten van Indonesië, die
voor de gehele wereld van zo groot
belang zijn (in 1938 werd 90 pCt. van
alle kina, 86 pCt. van de peper, 75
pCt. van de cassave, 64 pCt. van de
kapok, 46 pCt. van de palmolie, 33
pCt. van de rubber, 29 pCt. van de
cocosproducten, 18 pCt. van de touw-
vezels en 17 pCt. van de thee, die in
de wereld werd geconsumeerd, gele
verd), kunnen dan weer naar alle
windrichtingen uitstromen. Doch de
opbrengsten zullen hoogstwaarschijn
lijk niet meer zoals voorheen voor de
volle 100 pCt. overgeheveld worden
naar de ondernemingen in het buiten
land: alles komt in de Federale de-
viezenkas met uitzondering van een
bescheiden winst voor de buiten
lander.
Er blijft niet veel over
Ge ziet, van dat imperialisme blijft
maar een schimmetje over. Wij gaan
echter nog een stapje verder. Was het
voornamelijk Republikeins gebied, eco
nomisch bekeken, nu zó ongelooflijk
belangrijk, dat de militaire actie flier
s'door duidelijk een „imperialistisch"
B stempel kreeg? Wij geloven het niet.
y Op Java toch was, na de eerste politieke
actie in 1947, reeds 96 pet. van het
thee-, 91 pet. van het kina-, 70 pet. van
het rubber-, 59 pet. van het koffie-, 50
m pet. van het vezel- en 50 pet. van het
SB tabaksgebied in Nederlandse handen;
op Sumatra was 70 pet. van de thee
plantages, 80 pet. van het vezelareaal,
het gehele Deli-tabaksgebied, 65 pet.
van de rubberplantages en 55 pet. van
het oliepalmareaal op „Nederlands"
gebied gekomen.
Natuurlijk moeten wij hieruit niet
concluderen, dat het Republikeinse ge
bied geen zoden aan de dijk zal zetten.
Midden- en Oost-Java leveren suiker,
tabak, rubber, koffie, kapok en tapioca
maar de capaciteit van deze velden
werd de laatste tijd door deskundigen
niet hoger aangeslagen dan 1015 pet.
van de productiecapaciteit van geheel
Indonesië. Veel belangrijker is Suma
tra met zijn rubber, palmolie, peper,
aardolie, sisal, thee en aluminium: in
derdaad legt de militaire actie hier een
belangrijk gebied open, waarvan de
gehele wereld zal kunnen profiteren:
en door het aanbod van grondstoffen
én doordat millioenen Indonesische ko
pers op de wereldmarkt komen. Wij
zeiden in den beginne al, dat het niet te
verwachten is, dat een grote stroom
geld naar de lage landen zal vloeien.
Doch geloven wij, dat Nederland des
ondanks iets bevoorrecht blijft boven
andere buitenlanders: onze prestaties
cp agrarisch en mijnbouwkundig ge
bied, onze leiding in handel, verkeer en
industrie en onze investeringen, zij
geven ons de kans opnieuw een deel
van het nationale inkomen uit Indone
sië te putten.
Het zal echter geen 1416 pet. meer
zijn, zoals in de goede jaren voor 1940.
Hoeveel het wel zal zijn? Dit hangt van
onze activiteit en lust tot investeren
envan de sociale en belasting-
politiek van de Verenigde Staten van
Indonesië af. alsmede van de inter
nationale ontwikkeling.
(Nadruk verboden).
(Van onze parlementaire redacteur)
Dezer dagen zullen weer 194 vreem
delingen het Nederlanderschap ver
werven. De Eerste Kamer keurde na
melijk in haar Woensdagmiddag ge
houden vergadering een negental na
turalisatie-wetsontwerpen goed.
Prof. dr. N. A. Donkersloot (P. v. d.
A.) toonde enige ongerustheid over
de naturalisatie van een aantal per
sonen, onder wie Duitsers, die ge
dwongen in militaire dienst geweest
zijn, nog vóórdat het Nederlanderschap
is toegekend aan vreemdelingen, die
al veel eerder een naturalisatie-ver
zoek hadden ingediend. Hij vond. dat
de oudste aanvragen vóór moeten gaan.
Ook wenste hij zekerheid, dat de Duit
sers, die in krijgsdienst geweest zijn,
voor ons land positief goede dingen
hebben gedaan. Het is niet voldoende,
dat zij niet „verkeerd" geweest zijn.
De heer J. van Santen (CPN) maak
te er bezwaar tegen, dat nog steeds
een aantal oud-Spanjestrijders niet ge
naturaliseerd is, hoewel vreemdelin
gen, die in Duitse krijgsdienst ge
weest zijn, wel voor naturalisatie in
aanmerking komen.
Er zijn niet veel oud-Spanjestrijders
meer, aan wie het Nederlanderschap
rog niet is teruggegeven, antwoordde
de minister van Justitie, mr. Th R J
Wijers. En tot prof. Donkersloot zei
hij. dat in het algemeen het eerst voor
naturalisatie in aanmerking komen zij,
die het eerst hun verzoek daartoe
hebben ingediend, al zijn er uiteraard
voorrangsgevallen. Wat de Duitsers be
treft, die de wapenrok hebben gedra
gen, zal de regering erop toezien, dat
zij, om voor naturalisatie in aanmer
king te komen, goede daden op hun
conto hebben staan.
A. J. Cronin: „Dokter Finlay
assistent". Pi tg. „West-Fries
land", Hoorn.
Dit nieuwe boek van Cronin (in een
uitstekende Nederlandse bewerking
van H. P. van den Aardweg) treft in
sterke mate door de eenvoudige men
selijkheid die er uit spreekt. Het ver
telt op boeiende wijze over dokter Fin
lay, die in een kleine Schotse provin
cieplaats, als assistent van de oude dr.
Cameron, zijn eerste ervaringen opdoet
als medicus. Die ervaringen zijn zó
verscheiden als het leven zelf. Alle
deugden en zonden, alle idealisme en
zelfzucht, alle schoonheid en verwor
ding, die in het bestaan van een klei
ne stad zulk een bijzonder perspectief
l-kunnen krijgen voor de scherpe ogen
van een huisarts, heeft Cronin, knap
schrijver als hij is, doen herleven in
1 :sterke afwisseling. Vandaar is het, dat
zijn nieuwe roman zich niet beperkt
tot de treffende tekening van de twee
interessante hoofdfiguren, maar dat 'n
veelheid van dramatis personae de
aandacht gespannen houden van de
eerste tot de laatste bladzijde. Met dit
werk heeft Cronin zijn faam als schrij
ver van „doktersboeken" opnieuw be
vestigd.
Olive Higgins Prouty: „Liefdes'
tederheid". Uitg. A. J. G.
Strengholt, Amsterdam.
i Deze Amerikaanse roman (die ons
bereikte in de geautoriseerde vertaling
van Jet de Boervan Strien) is als een
modern Hooglied der liefde en als een
doorleefde belijdenis van de waarheid,
dat liefde alles overwint. De rijke,
maar in wezen doodarme Charlotte Va
le, vertoeft aan de rand van een ze
nuwziekte als een verstandig psychia
ter haar op een zeereis naar de Mid
dellandse Zee stuurt. En daar ontwik
kelt zich de romance, die tegelijk een
strijd voor het leven is, daar komt lief
des' tederheid tot haar in de schoonste
en nobelste vorm. En dan begint de
genezing en de aanvaarding van het
leven. Dit boek, dat wij met veel ge
noegen lazen, is een boodschap voor ve
len in onze over-nerveuze moderne sa
menleving, waarin men zich maar al te
weinig bezint op de diepste waarden
van het mensenleven.
Ook gister is het onderzoek naar de
ramp van de Nijmegen weer voortgezet.
De chef van de vliegdienst van de
KLM de heer Snitselaar, sprak over de
verkeerde weerberichten, die de „Nij
megen" hoogstwaarschijnlijk ten on
dergang hebben gevoerd. De wolken
hingen om 11.30 uur op de avond van
de 20e October niet op 225 meter, zoals
aan Parmentier was geseind, maar op
100 meter. Het zicht werd voortdurend
slechter.
Thuis in een stoel, zei Snitselaar, kan
wen nu aan de hand van deze gegevens
zonder moeite berekenen, dat de wind
zeer sterk was. Parmentier echter zat
in een vliegtuig, vloog in de nacht, zijn
oog gericht op de vele instrumenten in
het toestel, voortdurend in contact met
de radarpost. Hij moest blindelings
kunnen vertrouwen op de berichten van
de meteorlogen. Tijd om berekeningen
te maken uit de aanwijzingen van de
radarpost had hij niet en waarschijn
lijk kwam het zelfs niet in hem op dit
te doen, omdat er slechts zelden afwij
kingen zijn tussen de rapporten van de
radarpost en de meteorologische dienst.
De chef van de meteorologische afde
ling op Prestwick, Boyden, noemde het
belachelijk te zeggen, dat de wind een
snelheid had van 80 km.
In elk geval, zo zei Snitselaar, als
Parmentier had geweten hoe laag de
wolken hingen en als hij had geweten
dat het zicht voortdurend slechter werd
had hij zeker geen poging gedaan op
startbaan 26 te landen op zicht, nadat
zijn poging om op startbaan 32 te lan
den met behulp van radar, was mislukt.
De voorschriften van de KLM, die Par
mentier zelf gedeeltelijk heeft opgesteld,
verboden een landing in deze omstan
digheden. Nooit zou hij verschenen zijn
boven startbaan 26, op de weg die hem
regelrecht naar de noodlottige hoog
spanningskabels bracht.'
Ook stond Edgar Jessup, de chef van
de knaap Simpson, in de getuigenbank.
Het was echter jaren geleden, dat hij
voor de laatste maal de instructies van
het ministerie had gelezen. Hij kende
de code niet waarin zijn ondergeschikte
Simpson zijn rapporten opstelde. en
toen de meedogenloze Cameron, de ad
vocaat der KLM, deze voorspeller aan
de tand vöelde, bleek, dat het weer op
de avond van de 20e October .tussen 11
uur en 11 uur 30 zo slecht was gewor
den, dat een landing gevaarlijk was.
„Is de organisatie op Prestwick vol
maakt in orde voor zover het uw werk
betreft?" vroeg advocaat Wilson aan de
18-jarige Simpson. „Ja", zei de jongen.
Maar enkele uren na het ongeluk ging
de lamp van de schijnwerper, waarmee
Simpson de hoogte van de wolkon
meest uitrekenen, kapot. Op het gehele
vliegveld was geen extra-lamp te vin
den en daags daarna moest er een uit
Londen worden meegebracht.
In de Scheveningse haven ligt een
kotter, een vissersvaartuig, zoals de
vele andere, die hier geregeld in- en
uitvaren. Niet groter en niet kleiner
dan de vele scheepjes, die er bedrijvig
heid brengen en de haven een pitto-
resque bekoring geven. Het is een hou
ten boot, ongeveer vijftig ton metende,
die reeds menigmaal ter visvangst is
uitgetrokken. Maar voor deze kotter, de
„Meeuw", hebben de Scheveningse vis-
seres, die langs de waterkant dwalen,
bijzondere belangstelling. De „Meeuw"
is deze aandacht waard, want hij staat
op het punt een zeer lange, voor een
Schevenings vissersvaartuig ongewone,
reis te aanvaarden. Dezer dagen ver
trekt hij naar Zuid-Afrika om de mo
gelijkheden, die de viswateren in dit
verre land voor Scheveningen bieden,
te onderzoeken. Schipper van Urk, die
pioniersarbeid gaat verrichten, is vol
goede moed.
Aan de uitrusting voor de „Meeuw"
v/ordt alle zorg besteed. Dat is nodig
voor de langdurige reis en om in
Zuid-Afrika, waar andere vismethoden
toegepast worden en andere vissoorten
gevangen worden dan in de wateren
rondom ons land, goed beslagen ten ijs
te komen. Er is voor drie maanden
vcedsel aan boord gebracht; het schip
voert drie masten om de vaart te ver
hogen, er is een reservemotor en vol
doende olie en bovendien beschikt de
„Meeuw" over een sterke zender, die in
tijd van nood gebruikt kan worden.
Het touwwerk is vernieuwd en de romp
is met koperen platen beslagen om de
inwerking van het zoute water tegen te
gaan. Men neemt verscheidene netten
mee en allerlei vistuig, dat in Zuid-
Afrika nodig kan zijn.
Schipper Evert van Urk laat zijn wa
kend oog over alles gaan en is trots op
zijn schip. Zeven duizend mijl zal de
„Meeuw" moeten varen voor hij de
plaats van bestemming bereikt heeft,
maar Van Urk ziet daar niet tegen op.
Hij kent zijn schip, hij kent de zee en
hij kent ook Zuid-Afrika, waar hij zes
v/eken vertoefd heeft, toen aan een van
de jagers van de walvisvaarder „Wil.
lem Barendsz" waarop hij stuurman
was, voor zijn taak in de Zuidelijke
IJszee voorzieningen getroffen moesten
i worden. Van Urk heeft twee seizoenen
op de Willem Barendsz" gevaren en is
met de kotter Scheveningen 55 de
„Meeuw" de Noordzee op geweest
om de visserij door en door te leren
kennen.
Aan ondernemingslust ontbreekt het
hem niet. Hij zal zeker een jaar van
huis zijn, doch dat neemt hij op de
koop toe. Natuurlijk valt dat niet mee,
maar in het verschiet ligt een gelukkige
gezinshereniging, niet in Nederland,
maar in Zuid-Afrika, want vrouw en
kinderen zullen overkomen, wanneer
blijkt, dat daar ver in het Zuiden een
lonende visvangst voor de Scheveningse
vaartuigen mogelijk is. Daaraan twij
felt Van Urk eigenlijk niet. Hij heeft in
Zuid-Afrika al wat rondgeneusd en be
keken, hoe daar gevist wordt. Tot de
voornaamste vissoorten behoren de
„Pilchards", die een belangrijk, produci
leveren voor de visverwerkende indus
trie, en de heek, een rondvis, die ook in
de Noordzee voorkomt.
Ook de kreeftenvangst levert er suc
ces op. De belangrijkste aanvoerhavens
zijn Kaapstad, East-London, Mossel
baai en Port Elisabeth en de belang
rijkste visgronden liggen langs de
Westkust, van de Walvisbaai in het
Noorden tot Kaapstad in het Zuiden.
Doch er bevinden zich ook nog uitge-
Dean Acheson en John Webb, resp. de Amerikaanse minister van Buiten-
landse Zaken en zijn plaatsvervanger. Zij zijn de nieuwe leiders van
Amerika's buitenlandse politiek.
„ZO IS VADER".
Textiel zonder punten.
Van 17 tot en met 29 Januari a.s.
wordt de textielwinkeliers de gelegen
heid geboden een aantal goederen zon
der punten af te leveren. Zoals bekend
is dit reeds eerder geschied, maar toen
kon men niet van een groot succes
spreken.
Daarom tracht de Detex (vakgroep
detailhandel in textielgoederen) deze
keer niet alleen de huismoeders maar
ook de huisvaders voor de puntenvrije
verkoop te interesseren en wel door de
slagzin: „Zo is vader". Men heeft de
textielhandelaren aangeraden de ver
koop geheel op deze „Zo is vader"-ac-
tie te baseren.
COLLECTERENDE OPLICHTERS
GEGREPEN
Te Amsterdam zijn de schoenmaker
Th. Chr. B. en de kleermaker H. van
W., die beiden door de Rotterdamse
politie werden gezocht wegens oplich
ting, aangehouden en naar Rotterdam
overgebracht. De beide mannen door
kruisten het gehele land en opereerden
met een intekenlijst ten behoeve van
de niet bestaande Ned. doofstom-
mensportvereniging zij bezochten bij
voorkeur grote firma's met het verzoek
voor een bedrag van één tot vijf gul
den in te tekenen. Van W. voerde het
woord, daar B. doofstom was.
WARMENHUIZEN, 11 Jan. '49. 122000
kg Rode kool 8.80—12.60; 17800 kg Gele
kool 7.408.20; 53000 kg D. witte kool
6.40; 2100 kg Groene kool 7.5012.10;
11800 kg Uien 8.20; 10000 kg Peen II
590 en IH 5.40; 9000 kg Bleten I 6.20.
Wij horen niet veel van het leven
aan gene zijde van onze Oostgrens en
over het algemeen bestaat er hier niet
veel belangstelling voor. Wij denken
wellicht, dat de Duitsers zozeer gebukt
gaan onder hun nederlaag en onder de
zorgen om aan voedsel te komen, dat
hen op 't ogenblik ook niets anders in
teresseert. Ik was daarom zeer ver
wonderd in „The British Chess Maga
zine" een artikel te lezen van Paul
Schmidt, een Estlander, die naar Duits
land is uitgeweken, waarin hij schrijft,
dat het schaakleven in Duitsland een
grote bloei heeft. Er zijn tal van kleine
en grote tournooien gehouden, meest
gefinancierd door dagbladen. Van de
vroegere sterke Duitse schakers zijn
de meeste, dikwijls noodgedwongen,
omdat zij hun betrekking kwijt waren,
beroepsschakers geworden. Tevens heeft
een sterke groep schakers uit de Bal-
tische landen en de Poolse Oekraïne
zijn toevlucht in Duitsland genomen.
Door deze tournooien is een sterke be
langstelling gewekt bij vele jongeren.
Schmidt spreekt als zijn oordeel uit.
dat na Sovjet Rusland, Duitsland thaifs
beslist het sterkste schaakland is. Bij
het kampioenschap 1948, dat in Essen
werd gespeeld, trad al winnaar een
jonge man Unzicker naar voren met
13punt uit 15.
Een partij uit dit tournooi volgt hier:
Frans. Wit: Unzicker; Zwart: Czaya.
1. e2e4, e7—e6; 2. d2—d4, d7—d5;
3. Pblc3, Lf8b4; 4. e4—e5 b7—b6.
Een zet, die op de laatste Duitse tour
nooien veel gespeeld wordt, met de be
doeling de slechte loper c8 via a6 af te
ruilen tegen wit's goede loper. Deze
partij is geen bewijs voor de juistheid
van deze manoeuvre.
5. Ddlg4. Lb4—f8; 6. Pgl—h3, h7—
h5; 7. Dg4—f3, c7—c6; 8. Fh3—gó. Dd8
d7; 9. Lel—e3, Lc8—a6: 10. 0—0—0—
g7g6; 11. h2—h3, La6xfl; 12. Thlxfl,
Lf8h6; 13. g2—g4, Dd7—e7.
Er zit in zwart's spel niet veel lijn,
alles is zo weifelend. De stand is nu
al zeer slecht Het spel is alleen de
moeite waard om te zien hoe Unzicker
het spel ten einde brengt.
14. h3—h4. h5xg4; 15. Df3—g3!, Lh6
g7.
Van wit mooi gespeeld om de f-lijn
te openen voor de toren. Toch had
zwart nu zijn kans moeten waarnemen
met f6. 16. ef6:—Pf6:; 17. f3—Pbd7, fg4:
000. Nu komt hij te laat.
16. f2—f3, g4xf3; 17. Tflxf3, Pg8—
h6; 18. Pg5xf7!, Ph6xf7; 19. Dg3Xg6—
00.
Na elke andere zet wint wit zijn ge
offerd stuk terug door Tdfl; 20. Tdl—
gl, Pf7xe5; 21. Tf3xf8+, Kg8xf8; 22
Dg6—h7!, De7—f7; 23. Tglxg7, Df7—
f!+.
Op Dg7: volgt Lh6.
24. Pc3—dl, Pe5—f7; 25. Dh7—g8+.
Zwart geeft op. Op Ke7 volgt 26. Lg4+
Kd6: 27. Df8 KcT* Tf7:+ enz.
Als probleem een driezet van de pas
overleden Haagse componist Th. de
Jong.
*+W 'S kfiETf}-9q T. uaijaz ajapue do
•+:901 iSPHriPd Z :9PH'I
'z kgeit :+f.sa g -ftj
'Z 'I t+APd 'g :9PH—Lt>a z
!£PT— T '*"3 +Aoa 'Z kgja—sid T
•auoj? »p -tü ;azajja :8u]ssoyfo
strekte visrijke gebieden, die tot op he
den vrijwel nog niet bevist zijn. Evert
van Urk gaat erop uit, om ze te ont
dekken en de weg te bereiden voor de^
Scheveningse vissers, die misschien na
hem zullen komen. Er wordt namelijk
al gedacht aan de vestiging van een
Scheveningse kolonie in Zuid-Afrika.
Van de Zuidafrikaanse regering en
van particulieren ondervinden de Ne
derlanders volop medewerking. Men
ziet er de Nederlandse arbeiders graag
komen. Er zijn er al heel wat been
geëmigreerd ook de vissers zullen
welkom zijn. Trouwens er zijn 3l
relaties van het Nederlandse visserij
bedrijf met Zuid-Afrika. De N.V. Zui
delijke Visserijmaatschappij zal in Sal-
denha ten Westen van Kaapstad een
fabriek vestigen voor de bereiding van
visolie, vismeel en visconserven, die
vermoedelijk nog in 1949 geopend kan
worden. Er is in Zuid-Afrika een doch
termaatschappij opgericht, waaraan een
bestaande visconservenfabriek deel
neemt.
De visconservenindustrie in Zuid-
Afrika staat nog in haar kinderschoe
nen. Het zal van de aanvoer van vis
afhangen, of zij zal uitgroeien tot een
grote industrie. De toepassing van Wes
terse vismethoden kan daartoe bijdra
gen. Vandaar, dat Evert van Urk
thans op het punt staat om met zijn
„Meeuw" te vertrekken, er baanbre
kend werk te verrichten en er de mo
gelijkheden te onderzoeken voor de vis
sers, die misschien zullen volgen.
Er moeten nog enkele formaliteiten
vervuld worden, doch dan vaart Van
Urk uit, zijn verre bestemming en naar
men hoopt een nieuw Nederlands suc
ces tegemoet.
De stenografen zwoegen als
Scheps of prof. Romme spreken
(Van onze parlementaire redacteur.)
CEN HAMERSLAG en de vergadering
is geopend. De Tweede Kamerleden
drommen om de lesenaar van de voor
zitter, die aan zijn rechterhand de grif
fier heeft zitten en aan zijn linkerhand
de beide commiezen-griffier. De presi
dent neust in zijn papieren en leest *n
serie mededelingen voor over ingeko
men adressen, over ontvangen boek
werken die in de bibliotheek van
de Kamer opgenomen zullen worden
over (de samenstelling van de agen
da en over een aantal andere zaken.
Met rustige, doch eentonige
stem kwijt hij zich van zijn formele
plichten. De Kamerleden, die op hun
plaatsen zitten, verstaan hem niet. Ook
de ministers ontgaat, wat hij aan de
cpenbaarheid prijs geeft. En de toehoor
ders op de gereserveerde en publieke
tribunes zitten een beetje onthutst te
kijken, omdat zij van dat vreemde ge
doe niets begrijpen.
De voorzitter heeft toch een micro
foon voor zich en overal in de kamer
zijn luidsprekers aangebracht; waarom
maakt men daar geen gebruik van?
Waarom moeten zovelen verstoken blij
ven van wat de president aan de afge
vaardigden heeft te zeggen? Waarom
yELEN kennen het parlement
slechts als het gewichtige col
lege, waarin voorname heren
's lands zaken behartigen. Zij
kennen het door de verslagen
van de Kamerzittingen in de
krant doch zij hebben er nimmer
een kijkje kunnen nemen en
weten niet hoe de wetgevende
molen maalt, hoe de ministers
en de afgevaardigden zich in de
Kamers gedragen, wat zich daar
afspeelt en welke gewoonten er
ingeburgerd zijn. Daarover zal
onze parlementaire redacteur u in
enige artikelen alles vertellen,
wat de moeite van het weten
waard is.
Landsdrukkerij gezonden wordt. Er kan
dan nog wat aan worden bijgeschaafd,
stylistische foutjes kunnen worden
verbeterd, doch aan de zin van het ge
sprokene wordt niets meer veranderd.
^CHTER DE STENOGRAFEN, langs
de wand recht tegenover de zetel
van de voorzitter, staat de regerings
tafel, waaraan de ministers plaats ne
men. Vroeger, toen het aantal bewinds-
dwingt hij de leden zich rondom hem lieden zich nog om de tien bewoog, was
te scharen als zij iets van zijn gemur
mel wilen opvangen? Waarom zitten
alle leden niet netjes op hun plaatsen
en waarom wordt geen eerbiedige stilte
betracht en voor ieder verstaanbaar
gesproken?
Zo is de Tweede Kamer. Anders dan
de velen, die nog nooit een vergadering
van dit hoge college van Staat hebben
bijgewoond, zich voorstellen. Meestal
valt het de leek bitter tegen, wat hij
te zien en te horen krijgt, Hij meent,
zoals in zijn eigen vergaderingen, die
hij nu en dan bezoekt, een zaal met
aandachtig luisterende mensen aan te
treffen, doch ontdekt tot zijn verwon
dering, dat het in ons parlement heel
anders toegaat, dan hij gedacht had.
pECHT TEGENOVER de voorzitter is
in de betrekkelijk kleine zaal, die
vroeger als balzaal heeft dienst gedaan
en waar eens de paren op de zacht
ruisende muziek zwierige menuetten
dansten, een vierkante ruimte door
middel van een hekje afgeperkt. Daar
in staan de tafeltjes van de stenogra
fen die elk woord, dat de voorzitter,
een Kamerlid of een minister spreekt,
naarstig optekenen. In de regel zijn bij
een vergadering een stuk of vier, vijf
stenografen in touw, die om de beurt
tien minuten stenograferen en dan naar
hun eigen appartement vertrekken om
hun stenogram uit te werken. Dat heeft
het grote voordeel, dat bij het uittik
ken van de redevoeringen het gespro
kene nog vers in hun geheugen ligt en
dat maakt tevens mogelijk dat het ver
slag onmiddellijk naar de Landsdruk
kerij gestuurd kan worden, waar het
wordt gedrukt en reeds ongeveer twee
dagen later onder de naam van Han
delingen" wordt afgeleverd.
Als minister Lieftinck spreekt, heb
ben de stenografen ,wat men populair
noemt „een makkie", want de bewinds
man, die op de geldbuidel van de Staat
zit, spreekt traag en bedachtzaam en
tussen zijn woorden valt nog wel eens
een pauze, als hij zoekt naar de beste
formulering van zijn gedachten. Doch
als bijvoorbeeld de socialistische afge
vaardigde Scheps het woord voert, of
de leider van de Katholieke Kamerfrac
tie, prof. Romme, vooral wanneer deze
een beperkte spreektijd heeft, dan val
len de woorden als een stortvloed in
de zaal, dan houdt de toehoorder zijn
hart vast, dat zij over hun eigen woor
den struikelen. De arme stenografen
schrijven, dat zij er kramp van in hun
vingers krijgen. Doch als men later „de
Handelingen" onder de ogen krijgt,
dan blijkt, dat zij toch maar precies
hebben bijgehouden, wat zo rap over
de lippen van de welsprekende afge
vaardigden vloeide
Een klein steuntje hebben zij wel en
dat is hun ook van hai-te gegund. Wan
neer zij hun stenogram hebben uitge
tikt, krijgen de sprekers hun redevoe
ring ter inzage, alvorens zij naar de
hij kleiner. Maar sinds het aantal raad
gevers van de Kroon is uitgebreid tot
veertien of vijftien, is de tafel aan
weerszijden verlengd met naar de zaal
toe omgebogen stukken, zodat nu het
gehele kabinet er een plaatsje aan kan
vinden, al zitten de heren op elkaar
gedrongen als de toeschouwers op een
overvolle voetbaltribune.
Als alle ministers bij bijzondere ge
legenheden aanwezig zijn, zit de mi
nister-president in het midden. Wan
neer een van hen het woord moet voe
ren, neemt hij echter de plaats van
Dr. Drees in. Niet vanwege het gewicht
dat aan een sprekende minister dient
te worden toegekend, doch om de pro
zaïsche reden, dat hij dan precies voor
de microfoon staat.
In de regel is slechts één minister
aanwezig, namelijk de bewindsman die
een wetsontwerp moet verdedigen. De
overigen hebben dan op hun departe
ment wel wat anders te doen.
In de rechter en linker helft van de
zaal zitten de afgevaardigden op hun
bankjes achter hun lessenaars. De
rijen, die naar achteren schuin oplo
pen, zijn rechthoekig op de lessenaar
van de voorzitter en de ministerstafel
geplaatst, zodat de rechterzijde dus
naar de linker kijkt en omgekeerd.
De plaatsen worden pas bezet, als de
president zich van zijn formele plich
ten gekweten heeft en de eigenlijke
beraadslagingen aanvangen. Dan komt
er pas wat orde in de Kamer, worden
de luidsprekers in werking gesteld en
kan het publiek volgen, wat zich in 's
lands vergaderzaal afspeelt.
Distributie onder de loupe
Naar wij vernemen, is een studie
commissie gevormd onder voorzitter
schap van prof. dr. P. Kuin, die een
grondig onderzoek zal instellen naar de
vele problemen, die zich bij de goede
ren-distributie voordoen.
Wij zijn met het woord „distributie"
in de afgelopen jaren maar al te goed
vertrouwd geraakt en verstaan er dan
onder de rantsoenering van de schaarse
levensbehoeften. Maar ook de versprei
ding van de door de fabrieken afgele
verde eindproducten over de bevolking,
via groothandel, grossier en winkel,
noemt men distributie. Opvallend is het
dat het gedeelte van de consumptieprijs,
dat aan het gehele distributie-apparaat
toevalt, vaak zeer hoog is en de vraag
is gewettigd of er geen wanverhouding
bestaat tussen de productie- en de dis-
tributiekosten.
Het spreekt vanzelf, dat zich hier tal
rijke problemen voordoen. De commis-
sie-Kuin zal ze nu gaan bestuderen.