/J'STI H/l"> Vrij - na zestien maanden gevangenschap! „Niet tevergeefs" mislukt, maar toch een belofte Bewaker noemde me „Oberleutnant" en de Amerikanen waren al „Herren Ik was geheim agent in oorlogstijd (XXXIV) Alsof het gisteren gebeurd was De tofo mei April in werking Organisatie op nieuwe leest geschoeid Aanslag op Gaullist' LIED VAN DE WEEK Haal de dokier Eerste na-oorlogse Nederlandse film mmm PODIUM® ZATERDAG 22 JANUARI 1949 QE VOLGENDE MORGEN kunnen we wat zien van onze gevangenis in Hannover. De cel is een meter of vflftien lang en ongeveer drie meter breed. We zijn met z'n twee-en-dertigen, doch er staan slechts zes-en-twintig kribben. Het toilet in de hoek is onherstelbaar verstopt en buiten gebruik. Ongelukkigerwijs gebruiken de mensen boven ons het hunne, zodat aan het einde van de cel het water tien centimeter hoog staat. We horen, dat er geen dekens of matrassen uitgereikt worden, omdat we slechts „op door reis" zijn. We zijn op weg naar een concentratiekamp. Alwéér een concen tratiekamp Onze kribben zijn planken op lage pootjes, ongeveer zestig centimeter breed met een houten verhoging als kussen. Eten krijgen we uit de centrale keuken in de stad. Maartijdens luchtalarm mag er niemand op straat, zodat we bijna iedere dag van 's morgens zes tot 's avonds zes zonder eten zitten. hem de lelijke wonden op mijn benen te laten zien. Om te bewijzen, dat hij medelijden met me heeft, noemt hij me Herr Oberleutnant (wanneer er niemand in de buurt is). Hij deelt zijn brood met me, vertelt iedere morgen het nieuws en iedere avond op de te rugweg naar de gevangenis de orders, die hij op het politiebureau ontvangt. Hg belooft me direct te zullen inlich ten als er een transport gaat, maar hij twijfelt aan de mogelijkheid. „Ach, Herr Oberleutnant," zegt hij steeds, „wat heeft dat voor nut? De Herren Amerikanen kunnen morgen hier zijn en dan is die hele verschrik kelijke oorlog voorbij. Gott sei Dank!" Hij is niet de enige, die bij de na dering der Amerikanen een nieuwe bladzijde omslaat. MIJN OUDE VRIEND Stokman lijdt vreselijk. Zijn gezwollen benen zijn opengegaan en uit de gapende won den druppelt vocht. Ze moeten ver bonden worden met stukken krant en toiletpapier; verband is er niet. Hij komt in het stadium, dat hij het ge wone gevangenis-eten niet meer ver dragen kan en leeft alleen maar op de hoop, dat hfl met Pasen thuis zal zijn. Het is hem in een droom beloofd en hij gelooft daarin onvoorwaardelijk. Is hg niet uit Haaren overgeplaatst, toen hij gebeden had om verandering van gevangenis? Zijn wij niet allen uit Lahde gekomen op het ogenblik, dat hfl een gebed uitsprak? Op Paas maandag moet hfl echter alle hoop op een wonder opgeven en hfl sterft vre dig en toevallig geheel alleen. Wfl werken buiten en we vinden hem dood, met die fflne glimlach vol humor, die hem nooit verlaten heeft, op zfln lip pen. De oude Stokman wka met Pasen Thuis. QP DE DERDE OCHTEND van ons - verblflf in Hannover wordt om vflf uur de deur geopend en roept een slaperige Wachtmeister: „Arbeiten!" Hfl bedoelt blijkbaar een bepaalde groep, maar niemand antwoordt. De mensen, die hfl zoekt zfln al weg en hfl weet dat niet. Dus neemt hfl vflf anderen. Al gauw horen we, dat wer ken voordelen oplevert. Ten eerste ontvangt men in de gevangenis dub bele rantsoenen (als er tenmnste eten komt!) en ten tweede is er „buiten" altfld wel kans om iets te organiseren. De volgende morgen sta ik als num mer één bfl de deur. „Was bist Du?" „Leraar!" zeg ik in de hoop een baantje als tolk of iets dergelijks te krijgen. „Ach was! Dan kan je helemaal niet werken. Op zfl!" Ik leer snel. De volgende morgen komt er een andere Wachtmeister. Weer ben ik de eerste. „Was bist Du?" „Metselaar!" „Goed, kom maar mee!" Ik moet puin ruimen bfl een gebom bardeerd officieel gebouw. Het be hoort aan de Partei en moet weer be woonbaar gemaakt worden. Weer is het geluk met mij. De Oberregierungs- rat, de baas daar, komt naar het werk kflken en wanneer hij me ziet, zegt hfl: „Wat doet u in de gevangenis? U bent geen arbeder." Ik vertel hem het schone verhaal van voormalig officier, op valse gron den gearresteerd. De zaak is naar Berlijn geweest en te mijnen gunste uitgevallen. Ongelukkigerwijze zfln de papieren in de chaos verloren gegaan en daarom moet ik in de gevangenis blijven. Hij schijnt mfln verhaal te geloven. Hoe bestaat het! Ik moet zfln privé- bureau opnieuw inrichten en het ge reed maken om de volgende week weer in gebruik genomen te worden. Dit betekent, dat ik van de vier an dere gevangenen afgescheiden word en slechts af en toe bezoek krijg van de oude politieman, die ons contro leert. Het kost me één morgen om 'n bureau en een gemakkelijke leren stoel te vinden en de vloer te vegen. Daar na zit ik met mijn voeten op het bu reau Nazi-literatuur te lezen, die ik in de boekenkast gevonden heb. Wan neer de Wachtmeister in de buurt komt, ben ik druk bezig met een raam, dat niet passen wil en ik vraag hem om raad. Na veertien dagen past het raam nog niet. Het kon de politieman niets sche len. Hij heeft de Amerikanen in zfln hoofd, die volgens de berichten nog maar vijftig kilometer van de stad staan. Ik heb hem bang gemaakt door ANNEER WE OP EEN AVOND terugkeren, gaat hfl als gewoonlijk naar het politiebureau om de orders in te zien, terwfll wfl op de stoeprand op hem zitten te wachten. „Nog nieuws?" vroeg ik als hij terugkomt. „Iedereen verwacht morgen de Ame rikanen. Ze zfln nog slechts dertig kilometer hier vandaan." „Enige aanwijzing voor een trans port?" „Neen, helemaal niet Ik zou me daarover maar geen zorgen meer ma ken. Morgen bent u vrfl man!" „Laten we hopen!" spot ik. In de gevangenis leveren we onze hduwelen en schoppen in en gaan naar gewoonte in de rij staan om ingesloten te worden. „Van Leflden?" „Hier!" „Daar gaan staan!" Er schiet een kramp door mfln maag. Töch transport! Wéér ben ik voor de gek gehouden. Wéér word ik weggevoerd. De Fransman van de groep komt bfl me staan, de anderen worden ingesloten. De Wachtmeister komt terug. „Hoe heet U?" „Van Leflden." „Gut. Entlassen!" Ik zal me dat ogenblik steeds her- nneren alsof het vandaag gebeurd is. „Vreemd," denk ik bfl mezelf. „Je vleit je met de gedachte, dat je je talen kent. Ik dacht, dat ik Duits kende. Vreemd, dat een woord als entlassen", dat „ontslagen" betekent, ook nog een heel andere betekenis heeft!" Ik heb geleerd geen risico's te nemen. „Jawohl, Herr Wachtmeister!" ant woord ik benepen. Ik verzet geen voet m kijk hem aan om hem de bedoeling van het gezicht te lezen „Je bent entlassen, man!" schreeuwt hij ongeduldig. „Jawohl, Herr Wachtmeister!" her haal ik, nog steeds niet begrijpend. Wie zou na zestien maanden opgeslo- en te zfln geweest, dat woord begrfl- pen? „Schiet op, schooier!" brult de be waker, woedend over mfln sloomheid. ,Heb je geen bagage?" Ik glimlach. „Ik bagage? Nee, Herr Wachtmeis ter!" „In orde. Naar buiten!" Hfl loopt naar de hoofddeur en steekt zfln sleu tel in het slot om deze te openen. Eerst nu besef ik, dat ik op vrfle voe ten kom. Ontslagen, ik, een geheim agent, die in een Duitse stad de straat op wordt gestuurd, met Wehrmacht en SS, overal op de straten in een stad, die nog niet door de geallieerden be zet is. „En eten dan, Herr Wachtmeister? Krijg ik geen Marken?" „D'r uit! Du frecher Hund!" schreeuwt hfl en schopt me letterlijk de straat op. En daar ga ik. Vrfl man! Er wordt naar gestreefd om de to- talisator bfl harddraverijen en paar denrennen in de loop van April a.s. in werking te stellen, en dit betekent dat nog hard aangepakt zal moeten wor den om het zover te krijgen, al is er reeds veel bereikt. Zoals bekend is de mogelijkheid tot invoering van de toto, na een periode van 37 jaren, onlangs bij de wet wederom geopend. Tijdens de behandeling van het desbetreffende wetsontwerp in de Staten-Generaal heeft de minister van landbouw als zfln mening te kennen gegeven dat de organisatie van de totalisator zoveel mogelijk gescheiden moet worden van die van het draf en renwezen, waar door de belangen van de paardensport en van alle daarbij betrokkenen het best kan worden gediend. De bedoeling is voor de totalisator een speciale stichting in het leven te roepen onder een gezaghebbende voor zitter en met een sterke vertegenwoor diging van de overheid in het bestuur. Secretaresse gedood Etienne de Raulin -Laboureur, Frans Gaullistisch parlementslid, is Donder dag, toen hij in gezelschap van zijn zoon, kleindochter en secretaresse uit een restaurant komende, in zijn auto stapte, door twee mannen met kleine machinegeweren beschoten. Zijn secretaresse, die ernstig gewond werd, overleed Vrijdagochtend in het ziekenhuis. De Raulin zelf kreeg een schot in zijn been en de andere inzit tenden van de auto liepen lichte ver wondingen van de kapotgeschoten rui ter, op. De Raulin, die tijdens de oorlog gene raal de Gaulle te Londen ontmoette, sprong per. parachute boven Frankrijk naar beneden en leidde daar een ver zetsgroep onder de naam Laboureur, welke hij later aan zfln eigen naam toevoegde Later op de avond werden twee ge waande mannen in een taxi door de politie aangehouden. Deze stichting zal de algemene leiding over de totalisator hebben. Zij zal de ze zelf kunnen organiseren, maar het is ook mogelijk, en zelfs waarschijn lijk, dat de uitvoering geheel of ge deeltelijk zal worden uitbesteed. Voorts is de eis gesteld dat de orga nisatie zodanig wordt opgezet dat op een dag twee courses, een grote en een kleine, kunnen worden gehouden waarbij de toto werkt. Meer dan twee courses- zullen in geen geval op een dag kunnen plaats hebben. Wat het bfl de weddenschappen te volgen systeem aangaat is men nog niet tot een besluit gekomen. Het systeem van de bezettingstijd zal in elk geval niet worden gekozen. Naast de stichting voor de totalisator zal een nieuwe top-organisatie worden gevormd voor het draf en renwezen die het coursewezen in het gehele land zal coördineren en leiden. Zij komt in de plaats van het centraal bestuur voor het draf en renwezen. Een bepaalde datum voor de inwer kingtreding van de totalisator, waar mee de opening van het nieuwe sei zoen moet samenvallen, kan niet wor den aangegeven. COhTBASTtTl. MO DRINKT.. Vnanneer een mens eens wat mankeert, Of zich maar iets heeft geblesseerd, Dan wordt direct geteel'foneerd Om dokter. Hoe bestaat 't. En komt de dokter dan niet prompt, Dan wordt gemopperd, en men bromt: „Hé, of die „pil" nou nooit eens komt.,..". Warempel waar, zo gddt 't. Als pa eens niet de oude is, Of moeder wat verkouden is, Of Jantje niet te houden is En steeds maar loopt te dreinen. Als Loes wat over hoofdpijn klaagt En Keet door buikpijn wordt geplaagd, Geloof maar niet dat men dit draagt. Nee, dokter moet verschijnen. Dat door de artsen dag en nacht Hun zware taak meest wordt volbracht, Daar wordt nieteens bij nagedacht Door deze groep patiënten. Die hebben dat gewoon niet door! Maar zeggen: ('t is geen gekheid, hoor!) ,jDaar zijn de dokters immers voor? Tc Betaal toch ook mijn centen? Vooral nu de beruchte griep Onder ons rond gaat in 't geniep, (Geluk gewenst zo g' hem ontliep) Is 't druk bij de doktoren. Als gij uw dagtaak hebt verricht En languit in de koffer ligt, Doen zij nog altijd trouw hun plicht, Is hun géén rust beschoren. Vandaar dat ik thans in dit lied De artsen graag mijn hulde bied Voor alles wat z' op hun gebied Bij dag en nacht presteren. En 'k wil besluiten met de wens, Dat in t vervolg de doorsnee mens Oók eens zal weten van een grens. Dat zij 1 nu toch eens leren. Nadr. verb. JABSON QF HET DE ERFZONDE van een of andere duistere en dubieuze voor vader is, weet ik niet, maar in de da gen dat fatsoenlijke kinderen zich nog onledig houden met boeken als „De laatste der Mohikanen" en „Stuurman Flink", genoot ik al tomeloos van het heimelijk bezit van twee deeltjes der beroemde Nieuwe Flower-serie; als ik me niet vergis „Persoonlijk Magnetis me" en „De macht der suggestie". Ik geloof niet dat de lectuur ten volle helder voor me was, maar ik troostte me dan maar met de gedachte, dat ik deelgenoot werd in een soort magische broederschap en dat het naarstiglijk bestuderen van de wonderen van het occultisme ongekende werelden voor me zou openen. Later beziet men deze jeugdzonden in een ander licht, of schoon ik altijd een zekere nieuwsgie righeid bleef behouden naar heel of semi-occulte curiosa, rariteiten en ho- kus pokus zoals daar zfln: heksensab batten en zwarte missen, dansende der- wischen en fakirs, demonenjagers en spookhuizen, golems, magiërs en dui velskunstenaars, wichelroedelopers en speurders naar Atlantis, de Ku Klux Klan en de alchimisten, robots en de grafgeheimen der Egyptische pharao's, stille kracht en gifmengerfl, voedoe- dienstgn en de zoekers naar de stof des levens, geheime kabinetten en doden de stralen, 't Griekse vuur, 't Levende Lijk en de Dode Hand van de Graaff de Monte Christo, de Wandele: Je Jood en het Monster van Frankenstein, de Duivel in de fles, Siamese tweelingen en de Man met de wassen beelden, ver zonken schatten en de eeuwige lucifer, de kwadratuur van de cirkel en het perpetuum mobile. Mitsgaders naar su perzwendelaars cn reizigers naar de maan, de zeeslang, zeemeerminnen, klopgeesten en het doorgezaagde wees meisje. En gezwegen van helhonden, vampiers, schorpioenen, weerwolven en zwarte katers. Tenslotte: naar 't zwe vende tapijt en het getal 666. Kunt ge u, lezer, na het kennisnemen van deze lintwormachtige opsomming, voorstellen dat ik Woensdagavond met schuchtere tred en kloppend hart naar Bellevue toog, alwaar de Nederlandse Werkgroep voor Practische Toepassing van Paranormale Begaafdheid (NWP) een Grote Occulte Experimenten-séance gaf? Opnieuw doorhuiverde me het ko mend genot om blikken te slaan in andere werelden, werelden die aanzien lijk romantischer zouden zfln dan die van ons, waarin men wee en akelig wordt van nolitieke conferenties, kou de oorlogen en belastingverhoging. Ik zou geconfronteerd worden met won deren en manifestaties „van de over zijde" en de deur van Bellevue alleen scheidde me nog van het occult para dijs. Er waren een kleine duizend men sen, en de prijs was (naar vrije keuze) een gulden, éénvflftig of twee gulden. Ik koos de middenprfls en kwam op drie na de achterste rij te zitten. Het publiek viel me, om de waarheid te zeggen, tegen. Er waren boeren, bur gers en buitenlui. Oude dames met voiles en heren op leeftijd. Lieden in kennelijke welstand en sjofelingen. Jonge moeders en grootvaders. Het ge heel had iets van een politieke mee ting of een propaganda-bijeenkomst van de Bond ter Verhoging van Pen sioenen. Het bleek dat de beroemde Enschedese Magnetiseur Gerard Croi- set optrad. To^p ik de dame links van m:" vroeg wie dat was, bleek ik een ernstige blunder te slaan. Ze wees op een heer met gewatergolfde haren en zei: „Hij natuurlijk". „O ja", zei ik, om me niet verder bloot te geven aan ernstige onwetendheid. De heer Croiset hield een rede die niet mis was en J^A de periode van films als „Bleke Bet", „Feest in de Jordaan", „Malle Gevallen" en „De Jantjes" heeft de Nederlandse filmindustrie nu een nieuwe stadium bereikt. De eerste grote Nederlandse speelfilm van na de oorlog is thans uitgekomen. En hoe dan ook zij bewijst, dat men in ieder geval van de buitenlandse concurrentie geleerd heeft, er ernstig naar streeft de eigen filmindustrie in goede banen te leiden en de kwaliteit van haar product op te voeren tot een aanvaardbaar minimum, dat althans niet beneden de middelmaat zal liggen van hetgeen op de internationale filmmarkt verschijnt. Zo bezien valt deze eerste poging, „Niet tevergeefs", zeker te waar deren, hoeveel critiek bij deze film verder ook gerechtvaardigd mag zijn. HET toneelstuk, dat Ben van Eyssel- steijn in opdracht van de regering schreef, leverde de stof voor het sce nario, dat door de auteur zelf in sa menwerking met Edmond T. Gréville en Martie Verdenius gecomponeerd werd. Het plaatst in Augustus 1949 een student, een bankier en een arbeider op een boerderij ergens in Neder land, zoals de film zegt. En het film verhaal ontwikkelt zich dan uit het leven op deze onderduikersboerderij, met zijn spanningen tussen de bewo ners onderling en tussen hen en de buitenwereld. Zij vormen een kleine gemeenschap, die slechts door een ne gatief doel bijeengehouden wordt, het zich onttrekken aan de bezetter. In zichzelf vindt deze gemeenschap geen rust, omdat haar leden elk voor zich in een andere sfeer leeft, uit een an der milieu stamt en een andere le vens- en maatschappijbeschouwing heeft. Hoe verdeeld in zichzelf ook, tegenover het gevaar, dat hen van bui tenaf bedreigt, vormen zij echter een eenheid, waarbij de een de ander tot steun is. Zo symboliseert de film in enkele personen de gedragingen van een geheel volk gedurende de bezet ting. Emotionele hoogtepunten in deze film over de bezettingstijd vormen de arrestatie en later de bevrijding van een der onderduikers, die tenslotte weer het slachtoffer wordt van de be- vrijdingsroes van Dolle Dinsdag. De haal echter vindt een dramatische op lossing, wanneer de zoon van de boer terugkeert van het Oostfront en eist dat zijn vader de onderduikers zal buitensluiten. De gelovige boer ziet zich dan voor de keuze geplaatst de mensen, die bij hem bescherming zoch ten, over te leveren aan het gevaar, of zijn zoon, die de personificatie is van dit gevaar, te doden. Het scenario blijft in zijn probleem stelling erg simpel en gaat weinig diep. Het raakt maar amper aan de werkelijke problemen, die wij in de bezettingstijd ondergingen. Het bedient zich maar al te vaak van gemeenplaat sen en legt een gemakkelijke opper vlakkigheid aan de dag. die graag ge noegen neemt met zwart-wit tegen stellingen (de rechtschapen boer en de verdorven zoon) zonder subtielere, meer psychologisch verantwoorde nu ancering. De film lijdt zo onder een goedkope en conventionele contrast werking, waarin juist zelfs de middel matige buitenlandse film met haar streven naar psychologisch verant woorde situaties en karaktertyperingen al meer en meer gaat ontgroeien. REGISSEUR Gréville heeft ontegen zeggelijk met deze nieuwe Nederland se film al heel wat bereikt. In zuiver filmtechnisch opzicht blijkt er veel gewonnen te zijn, vergeleken bij vroe ger. Maar dat kon dan ook gemakke lijk. Het camarawerk draagt nu ten minste het stempel van goede verzor- innerlflke spanning van het filmver-ging, zoals ook trouwens uit de gehele film een kundige toewijding en ook een gedegen voorbereiding spreekt. Maar men had toch de Nederlandse filmindustrie, juist bij deze eerste po ging zichzelf op te heffen, een krach tiger en gevoeliger leiding kunnen toewensen, niet alleen technisch be kwaam, maar vooral met meer oog voor de artistieke mogelijkheden, waaraan de film zo rijk is. Want „Niet tevergeefs" werd, hoeveel men er ook in waarderen kan, toch een film van gemiste kansen. Men mist in deze film een werkelijke bezieling. Er ontstond een glad product, dat met raffinement gemaakt werd, maar werkelijk groot se elementen ontbeert. Nergens laat de filmer even het verhaal los om een persoonlijke visie te lanceren of eens onder de oppervlakte door te dringen, een karakteristiek te geven van het leven en de mensen in de bezettings tijd. Ja toch, de film heeft een paar momenten, waarin het verhaal op de achtergrond geschoven wordt om met enkele beelden de hongerwinter te ty peren. Maar deze beelden, die'de film zelf een ogenblik op een hoger plan brengen, hadden met de vervaardi ging van de speelfilm niets van doen: ze zijn authentieke documentaire op namen van de Nederlandse cineast Rudi Hornecker. Wanneer de speel film zelf een hoogtepunt zoekt in de bovengeschetste tweestrijd van de boer. krijgt men even de sensatie, dat ze werkelijk betekenis zal gaan krij gen door een indringende uitbeel dingskracht. Maar de camera glijdt naar een close-up van de Bijbel en het scenario weet deze tweestrijd niet an ders voelbaar te maken dan door de boer over zijn Bijbel gebogen pathe tisch het Onze Vader te latenvoor dragen. Een grofheid in de eerste plaats, maar ook een psychologische mistasting en een tekortschieten in doorleefd kunstzinnig gevoel. NIET alleen door haar inhoud, maar ook door haar vorm mist men in „Niet tevergeefs" betrouwbaarheid. Daar is de opgesmukte schijnwereld van de boerderij, die met haar monumentale gangen, haar kunstmatig-schilderach- tige hoekjes en haar kostbare inrich ting allerminst aanvaardbaar is als het prototype van „een boerderij er gens in Nederland". Daar is de boeren dochter, die door haar gecultiveerde uiterlijk en bewegingen als zodanig niet geloofwaardig is. En daar is voor al ook de gedragen boekentaal die iedere figuur in deze film spreekt. De acteurs in „Niet tevergeefs" Hans van Ees in de rol van de boer, Fran- goise Flore als zijn dochter en Jan Teulings als zijn zoon, de onderdui kers Jack Gimberg, Jan Retèl enMat- thieu van Eysden, Jopie Koopman als de vrouw van de bankier en de schrij ver Ben van Eysselsteijn in de rol van een Feldwebel ontkomen niet steeds aan het bezwaar dat de Nederlandse film steeds aankleefde. Hun spel heeft over het algemeen te zware accenten is zo meer gericht op het toneel, dan op de film en is (maar hier ligt de schuld vooral ook aan de tekst) niet vrij van kwalijke rederijkerij. Maar men treft soms toch ook gave en beheerste momenten in indivduele cre aties, zoals bij Van Ees, Van Eysden en vooral Teulings. Na al deze aanmerkingen rest zo de conclusie dat „Niet tevergeefs" eigen lijk mislukt is. Maar de mislukking is toch niet van dié aard dat men zijn vertrouwen in de Nederlandse film behoeft te verliezen. Want ondanks het goedkope pathos van het filmver haaltje, ondanks de geringe beheersing van de taal die het filmbeeld spreken kan en ondanks het tekortschieten der acteurs, houdt „Niet tevergeefs" toch 'n belofte in. Want vergeleken, bij vroe gere producten toont deze film een aanzienlijke winst, die bewijst, dat de Nederlandse filmindustrie onder een goede leiding zeker uit het moeras kan komen. Nu bereikte men het peil van de vlakke middelmaat. Maar dit is al een grote winst, die vertrouwen schenkt, dat een volgende keer een nog grotere winst niet bij voorbaat uit gesloten behoeft te worden geacht. LONG-SHOT. waaruit bleek dat de Wettelijke Erken ning van de Werkgroep een niet meer te stuiten noodzakelijkheid was, die in de lucht hing. Voort* wees hij er met bittere ernst op, dat het thans de hoog ste tijd is dat de Nederlandse Medici de Werkgroep aanvaarden als een so ciale noodzakelijkheid en dat het niet meer dan billijk is, dat het Magnetisme zfl aan zij met de doktoren de strijd opneemt tegen het Leed der Mensheid. (Waarop donderend handgeklap). De dame naast me gaf me een duwtje en zei: „O zo!" Toen kwamen de demonstraties en experimenten en ik stapte de wonder wereld van het Occulte binnen. Eerst was er een smalfilm, waarop men de heer Croiset bezig zag met het mani puleren aan verlamde ledematen van kinderen die aan kinderverlamming le den. Opwekkend waren de opnamen niet, en nog minder opwekkend wag het daarop volgende verschijnen van de verlamde kinderen zélf op het to neel. Eigenlijk was het ongehoord sma keloos, ondanks alle wetenschappelijke rimram van de heer Croiset. Wat te zeggen van het meisje Annie en de jongeman Nanne, die, op stoeltjes aan gereden, hun benen ontblootten en de aard van hun verlamming lieten zien. Het was naargeestig en triest, maar vooral was het onsmakelijk en grof om dit in een openbare bijeenkomst te doen. Het was als op de kermis met de Vrouw zonder' Hoofd en de Man zonder Benen. En hoewel de woordkeus van de heer Croiset beter was dan die van 'de Directeur van de Wondertent op de kermis, in wezen was er geen enkel verschil. Behalve dat gezegd werd dat zij die de demonstraties niet konden verdragen het recht hadden heen te gaan. Daarna kwamen wichelroedelopers. Vroeger gebeurde dit met hazelaar takjes, maar ten dienste van het toneel geschiedde het in Bellevue met chroom- stalen Roeden. Terwille van bezoekers als ik waarschijnlijk, die zo ver achter aan zaten..Toen gevraagd werd of en kele personen uit het publiek wilden assisteren, stond driekwart van de zaal op, waaruit moge blijken, dat het Ne derlandse volk aanzienlijk Wichelroede- minded is. Overigens deden de Roeden hun best en er moeten zich onder Bel levue legio krachten schuilhouden. Vflf sterke kerels konden tenminste nog niet één Roede in bedwang hou den! Het volgende Wonder bracht het op treden van de Aardstralen, die al even min verstek deden gaan. Ik hoorde dat men via de Werkgroep kastjes kan be stellen om zelf, in eigen huis en haard, te kunnen aardstralen. Ik geloof dat men voor de kleinigheid van honderd vijftig gulden zo'n aardstraler in huur koop kan ontvangen, waarmee u dan precies kunt uitzoeken, waar uw bed moet staan, en hoe het komt dat u al tijd maar een koude rug hebt. Gezwe gen van mogelijke verdwijning van luttelheden als kanker, rheumatiek en soortgelijke plagen. En zo volgde het ene wonder op het andere. We genoten van de Stoelen- proef en de Detectiveproef; de ene stille kracht had zich nauwelijks gema nifesteerd of de andere verscheen al weer. De heer Croiset bleek onver moeid en lachte, om zo te zeggen, om de gezamenlijke kracht van de dui zend mensen in de zaal. Heel alleen in z'n eentje zag hij kans ons onder zijn ban te brengen. Waarlijk, hfl is een groot Magnetiseur! Kijkjes in de ande re werelden werden me onthouden en dat was een misrekening. Toen ik ech ter aan m'n buurvrouw vroeg of er ook nog échte „wonderen" op het program ma zouden staan, siste ze: „Zijn dèt dan geen wonderen, mijnheer?" En ze voegde er fluisterend aan toe: „Het barst hier van de dokters, maar ze hou den d'r eigen in cognito.. Na het ondergaan van enkele uren Practische Toepassing van Paranormale Begaafdheid ben ik heengegaan, één vflftig armer, een illusie rijker. Maar dat ligt uitsluitend aan mij zelf, want ik kan niet ontkennen, dat het publiek somwijlen kreunde van verbazing. Maar dat waren dan ook de rijpe, rfl- pere en overrijpe Paranormalisten. Bij het verlaten van Bellevue drukte een knaapje me iets in de hand. Het bleek geen restitutie op de entréeprijs te zijn, maar wel een reclame van Mi- rado, Bureau voor practische toepas sing van paranormale vermogens en begaafdheid, terzake „Kaartleggen thans binnen ieders bereik". „Ons bu reau beoogt geen com lercieel doel en heeft er daarom naar gestreefd de kos ten der uitgave „Het Kaartleggen vol gens systeem Tourmand" thans binnen ieders bereik te brengen. Na ontvangst van postwissel ad 3.65 ten name van Bureau Mirado, postbus..te Amster dam, volgt omgaande toezending van het gehele systeem, compleet met ta bellen en afbeeldingen, franco in blan co couvert. Desverlangd kan eveneens toezending onder rembours geschie den". Het belangrijkste vergat ik nog. De heer Croiset heeft op een gegeven ogenblik gezegd, dat als de totale mensheid alleen maar in gedachten wil dat er* geen oorlog meer zal ont staan, deze er ook inderdaad niet meer zal komen. Het is slechts een kwestie van denkend-willen. Deze opmerking was niet alleen bij het uitspreken reeds gevleugeld, doch gegarandeerd klassiek. Alleen reeds met deze woor den, even geniaal als Universeel, heeft de heer Gerard Croiset uit Enschede' zich op het eigenste moment een plaats verzekerd in de Galerij der Onsterfe- lijken. Dat moment te beleven was méér dan éénvflftig waard! En tenslotte: nu wachten wfl op de rivier ingezonden stukken van allen die direct of indirect behoren tot de Nederlandse Werkgroep voor P.T.v.P.B. Want met dezulken valt niet te gek scheren! ANTHONY VAN KAMPEN

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1949 | | pagina 5