Ze De inspiratie 's We re Ids zeven een DE VROUW EN HET BOEK V Geschriften over het Toneel Hoe schrijft men ontspanningslectuur? SE WEEK VAK HET BOEK ZICH NEERZET om een artikel te schreven over de plaats, die de zee in de literatuur inneemt, komt alras tot de ontdekking, dat zyu terrein veel uitgebreider is, dan zieli feitelijk in een betrekkelijk klein bestek laat omvamen. Want hoe zonderling het ook moge klinken, de Nederlander, die zowel uit geografisch als uit historisch oogpunt toch zo nauw met de zee is verbonden, is over het algemeen slechts fragmentarisch op de hoogte van de talloze verrassingen, die het rijke jachtterrein d zee-literatuur de grage lezer kan bieden. Wie zich stort in het avontuur, lezen over da zee kan betekenen, ondervindt, dat dit terrein even ontzi.0 jk is als de on metelijke oceaan zelve. De zwoele romantiek der Zuidelijke zeeën, het bittere bestaan op de walvisvaarders in de barre Ijswoestenijen van Arctis of Antarc- tis zjjn in de letterkunde al evenzeer vertegenwoordigd als de slopende een tonigheid van lange zeilreizen of het jachtende leven vol onverwachte wen dingen op piratenschepen en moderne trampvaarders. OPMERKELIJK is, dat terwijl ieder ander auteur zich in de keuze van zijn onderwerp niet gebonden voelt aan persoonlijke ervaringen, de zee- schrijvers óf zelf over de aardkloot hebben gezworven en daarbij de wil de wind in de masten hoorden fluiten, dan wel uit hoofde van hun beroep zich nauw met de zee verbonden wis ten, zó nauw, dat ook zij zich gingen uiten in proza, dat zijn weerga niet kent. Het schijnt een bijkans onont beerlijke voorwaarde voor het schrij ven van een gezond boek, dat men niet alleen de kus der Muze op het voorhoofd, doch ook het zilt der zee op de lippen moet hebben geproefd. De weinigen, die als uitzondering deze ervaring misten, zochten het dan ook veelal in het fantastische of ge chargeerde. Wij behoeven slechts te denken aan een Jules Verne met zijn „20.000 mijlen onder zee" of aan en kele van Edgar Allan Poe's myste- rieuse korte verhalen. Twee Neder landse schrijvers komt de eer toe, zonder de stimulans van het eigen beleven, boeken geschreven te heb ben, die tot de beste gerekend kun nen worden. Arthur van Schendel's „Fregatschip Johanna Maria" en het meesterlijke „Tussen Zuiderkruis en Poolster" van Ben van Eysselstein be schouw ik als twee werken, die de wonderlijke wisselwerking tussen de strevende mens en de eeuwige zee het beste benaderen. Overigens zijn bijna alle meesterwerken der zeeliteratuur geschreven door insiders. De wieg van de grootste der groten stond niet aan het strand van de grauwe Noordzee, niet op de blinkende krijt rotsen van het Kanaal, noch in een der Atlantische havensteden, waar om streeks het midden der vorige eeuw de clipperschepen ongekende bedrijvig heid brachten. De zwarte aarde van de uitgestrekte Oekraïne was het land, waar de man geboren werd, die onder de naam Joseph Conrad onsterfelijke roem op zich zou laden. Vijftien jaren zwierf Conrad, wiens werkelijke naam Korzeniowski was, van Oost naar West, van Noord naaar Zuid. Vijftien jaren lang brachten de zeilschepen hem naar alle oorden der aarde en dronk Con rad de schoonheid van de grootse na tuur. Vijftien jaar lang zweeg hij. En schreef later gedurende dertig jaar ro mans, terend op de ontzaglijke voorraad indrukken, op zijn reizen bijeenge gaard. „Typhoon", „The Nigger of the Narcissus", „Twixt land and sea", „Ta- les of unrest", „The Rover", zij alle zijn brokstukken uit het rauwe leven, geleid op de harde dekken van de ja gende volschepen. En zijn mensen gaan ten onder in hun strijd tegen de mach ten der natuur, zonder uitzondering, de één na de ander. Zó juist geven zijn boeken het we zen van de zeevaart weer, dat de me ning, die bij velen postvatte, als zou Conrad een Engelsman zijn, alleszins te begrijpen is. Toch valt bij nadere beschouwing het verschil tussen het getormenteerde proza van Conrad en het dóór-en-dóór Engelse /werk van bijvoorbeeld John Masefieid duidelijk op. Ook Masefieid behoort tot de grootsten, die in proza en poëzie de lof der oceanen bezongen. „Clipper schepen jagen naar Londen" en het beroemde gedicht „Zeekoorts" zijn ■weergaloze scheppingen, die een ieder, die van de zee houdt tot zijn liefste bezittingen rekent. pEITELIJK valt er in de wereld literatuur geen boek over de zee te noemen, dat geen grote kwalitei ten bezit. Want alle aspecten van de fascinerende tegenstelling mens-natuur zijn door eminente schrijvers boeiend te boek gesteld. Of men nu Richard Dana's „Two years before the mast", waarin hij de mensonterende toestand bij de zeil vaart scherp in het licht stelt, ter hand neemt, of dat kleine juweel van Willem de Geus: „Het verloren schip", altijd weer wordt men er door gegre pen als door het wisselend spel der golven. Want de verscheidenheid van onderwerpen, waaruit een zee-auteur zijn stof put, is even groot als die van de verschillende aspecten, welke de zeevaart biedt. Enkelen benaderden hun stof van uit de uitkijktoren van een walvis jager. Wij noemen slechts de Ameri kaan Herman Melville, die met zijn „Moby Dick, de witte walvis", een on vergankelijk monument oprichtte vo.or de whalers van Nantucket en Frank T. Bullen, die in „De kruistocht van de Cachalot" het koortsige jagen op de potvis in levendige taferelen schil dert. Een uitstekend boek over de mo derne walvisvaart is het met rake .te keningen verluchte werk van Willem van der Does „Storm, ijs en walvissen" Het 233 pagina's tellende „ingezonden stuk" van de heer Melchior over de Willem Barendsz, hoort, welke des- zelfs mérites ook mogen zijn, uiter aard in dit artikel niet thuis. Wie zich schier lichamelijk wil on derdompelen in de rauwe ellende, die het zeemansleven ook kan bieden, hij vindt in Ben Traven's „Das Toten- schiff" een beklemmende apotheose. Van geheel andere aard en niet met de klemtoon op het sociale aspect is het oeuvre van schrijvers als Jack London of Heinrich Hauser, die beiden het leven op de lange deining en de diepe bevrediging, die het wisselend spel van wolken en golven de waarlijk mannelijke ziel kan schenken, tot on derwerp nemen. Enkelen beleefden de ze bevrediging in eenzaamheid. De wereld-omzeilers Alain Gerbault en Captain Slocum getuigden daarvan in hun boeken. Een aparte vermelding naast London en Hauser acht ik het minder bekende „De Oceaan" van de Italiaan Rossi zeker waard. [)E SAGEN EN LEGENDEN van de zee hebben vele schrijvers geïnspi reerd tot het uitwerken daarvan in roman- en dichtvorm. Men behoeft slechts aan de vele interpretaties van de sage van kapitein Van der Decken, de Vliegende Hollander te denken, over wie o.a. Werumeus Buning, Jef Last en Piet Verhoog uitstekend werk pu bliceerden, om te beseffen, welk een rijke stof hier nog verborgen ligt. Toch lieten auteurs als Buning, Ver hoog, Klaas Smelik, Van der Geest of Cor Bruin zich niet alleen meeslepen door de mystieke wereld der schim mige gestalten op de oceanen. Ook werk van realistischer aard brachten zjj tot stand. Niemand zal willen ont kennen, dat „Op bruisende golven" van Verhoog of „Schippers naast God" van Jan Gerhard Toonder boeken zijn, die mèt die van Klaas Smelik getuigen van een zin voor werkelijkheid, die vaak rauw aandoet. Een nauw met de zee verbonden werk is dat van Hans Martin, die in zijn „Getijden" het leven van een Rot terdamse redersfamilie uitstekend weet te tekenen. Veel ook van het oeuvre van één van Nederlands groten, Jan Slauerhoff is direct op de zee afge stemd. Met Werumeus Buning (het onvolprezen „Maria Lecina") en Christiaan Terpstra behoort Slauer hoff tevens tot de weinige ,zee-poë- ten". Het zou mij te ver voeren, hier ook nog uitvoerig te wijzen op de ver schillen, die bijvoorbeeld een Slauer hoff en een Werumeus Buning verto nen. Zoekt de laatste het in de blijde opgewektheid, het gedicht waaruit levensblijheid en levensdurf spreken, Slauerhoff's gedichten zijn veelal somber en getuigen van een melan choliek» instelling. J-JET AVONTUURLIJKE ELEMENT, waaraan de zeevaart zo rijk is, heeft sommige schrijvers gedrongen tot het componeren van goede boeken, waarbij ik denk aan de werken van Nordhoff en Hall (De muiterij op de Bounty, Mannen tegen wind en water en Pilcaim Island) en aan Graf Luck- ner's Zeeduivel. Van een bijzondere bekoring is ook Robert Stevenson's „Treasure Island", temeer omdat dit boek overhelt naar de jeugdlectuur, al is het niet als zodanig bedoeld. Aan de andere kant zijn er ook schrijvers te noemen, die hun boeken voor de jongeren schreven en op die wijze de grondslag legden voor de kennis van en de liefde vóór veel schoons. Cap tain Marryatt -is hiervan wel het meest sprekende voorbeeld. Doch ook ons eigen land leverde en kele auteurs van naam, die goede jeugdboeken schreven, de zee tot on derwerp hebbende. Welke Hollandse jongen kent niet de naam Paddeltje, de schepping van Johan Beem, wie heeft zich niet gegrepen gevoeld door de vele sagen en legenden van de zee, die een Johan Palm zo boeiend weet te vertellen? En hoe groot is niet de bekendheid geworden, die de Ketel- binkie-serie van Anthony van Kampen ten deel viel? J. IV. J. Baron van Haer- solte schreef uitstekend werk voor de jeugd, waarbij het instructieve element voorop staat. Een klasse apart in deze categorie is het dikke boek van Hen drik Willem van Loon, dat onder de titel „Het zeegat uit" op populair we tenschappelijke toon een pverzicht geeft van de scheepvaart van de oud ste tijden tot heden. Kan men met wat goede wil van Haersolte's werk vakliteratuur noe men, zeker is dit het geval met bij voorbeeld de boeken van de hand van dr. M. G. de Boer, waarvan ik noem diens „Honderd jaar Nederlandse scheepvaart", dat een verhandeling is over onze zeevaart, gespeend van alle romantiek, doch daarom niet minder boeiend en interessant. In binnen- en buitenland hebben velen zich beziggehouden met de vak technische onderwerpen in de zeevaart, waarbij reddingwezen en sleepvaart een grote plaats innemen. Het valt daarbij op, in hoevele gevallen de romanvorm werd gekozen, om de le zer te doen delen in de gedachten en gevoelens, die bezit hebben genomen van de ziel van de schrijver. Nimmer overtroffen naar mijn gevoelen is de lange novelle „De Cycloon" van de Fransman Roger Vercel, een boek, dat de lezer grijpt en hem met geweld midden in het tumult der woedende golven smflt, aan boord van een zwoe gende zeesleper. Zo groot is de dra matische spanning in dit boek, dat het zelfs de vakman ontgaat, dat het ook technisch volkomen is verant woord, Geheel anders is dit bij Jan de Hartog's „Hollands Glorie". Qua ro man van grote allure, maar technisch met haperingen en onvolkomenheden zonder tal. Midden tussen deze twee in staan boeken als die van Anthony van Kampen (Zeeslepers op de eve naar) of van David Scott, de jour nalist met juist voldoende feeling om een uitstekende reportage te kunnen schrijven over bergingswerk in volle zee. Zijn „Goud van de Egypt" en „Zeventig vadem diep" mogen op geen boekenplank ontbreken. „Stormnest" van Van Kampen schildert het harde leven van de „blauwe zeeridders". Een speciaal gebied bestrijkt de li teratuur over het poolonderzoek. Voor de liefhebbers van zeeliteratuur springen hier vooral naar voren het zoeken van Ernest Shackleton naar de Noordoostelijke doorvaart en de tochten van Fridjof Nansen. Het log boek van Heemskerk en Barendsz werd in dit verband de aanleiding tot velerlei meer of minder geromanti seerde bewerkingen. £EN GEHEEL APARTE categorie is uiteraard een aantal boeken, die in en na de jongste oorlog zijn ont staan. Was het na de vorige wereld brand het wrange boek van Theodor Plivier, die de wereld wakker schudde met zijn: ,,'s Keizers koelies", in de jaren na 1945 kwam een hele reeks van de persen. Een volledige opsom ming zou te ver voeren, daarom wil ik volstaan met één titel, n.l. die van het standaardwerk, dat een duidelijk beeld geeft van het leven en lijden vooral, van onze zeevarenden in een wanhopige worsteling met duikboten, mijnen en vliegtuigen. S. J. Graaf van Limburg Stirum schreef dit werk uit mededelingen en aantekeningen van de zeelui zelf: „Varen in oorlogstijd" Opmerkelijk is, dat zelfs een Engels journalist onder de titel „Holland afloat" in ruim vierhonderd pagina's aandacht wijdde aan onze prestaties in de oorlog. Ik ben mij er van bewust, in Git artikel niet volledig te zijn geweest. Zoals ik reeds in de aanvang op merkte, is de hoeveelheid stof daar voor te omvangrijk. Want zijn niet reeds de zwerftochten van Paulus verhalen van de zee, of de Odysee uit de klassieken? Alleen heb ik getracht een samen vattend beeld te geven van het vele, dat de literatuur in binnen- en bui tenland te bieden heeft, aan een ieder, die in zijn bloed iets voelt van het bruisen der golven en het zingen van de wind. En voelen wij Nederlanders, dat niet allen? WILLEM ADDESON. WAT GAAT doen in de Boeken week? Wat een malle vraag, zult u zeggen. Wat heb-ik nu met de Boe kenweek te maken. Die is goed voor mensen met een flink gespekte beurs, die heerlijk achteloos een boekhandel kunnen binnenstappen, een tientje op de toonbank leggen en zeggen: ,Och, geeft u mij es even dat boek van Din ges over de ideeën van Hoe-heet-hij en als u dat niet hebt, dan maar de verzamelde werken van Herman Gorter of de complete Top Naeff". En al moet er dan nog eens een tien tje of meer bijgelegd worden dat is voor zulke lieden van geld immers maar een bagatel. Maar ik, gewone huismoeder, die met dubbeltjes moet rekenen, en dan nog met veel te wei nig dubbeltjes, die nooit boter op het brood eet en maar getroost de lappen op de lompen zet ik ben zo vrij om die Boekenweek rustig: „Niet nodig", aan de deur te geven. Hoogstens blijf ik eens onder 't winkelen een paar minuten voor zo'n étalage staan want zo'n uitstalling van boeken is toch al tijd wel een fleurig gezicht. Maar dan loop ik gauw weer door naar de Lees bibliotheek en haal voor mijn dubbel tje een fijn. dik gezellig boek voor de Zondagavond Hola daar heb ik u, en nu moet ik u toch even bij de arm vasthouden, want dit is belangrijk. Een fijn dik gezellig boek. Als we eens een en quête onder de lezeressen hielden: Welke boeken leest u 't liefst? dan zouden, daar durf ik wat onder ver wedden negentig van de honderd ant woorden daartoe terug te brengen zijn. Fijn, dik en gezellig. Dat zijn de al lereerste eisen, die een vrouw aan haar lectuur stelt. Waarom fijn dik? om vooral flink lang te kunnen ge nieten van dat: gezellig. En gezellig ja, wees nu maar eer lijk, wij zijn toch onder elkaar ge zellig: om er eens helemaal uit te zijn. om eens een poosje vacantie te heb ben. al is het dan maar een uurtje op Zondagavond, van de eeuwige zorgen en nesterijen, de kapotte schoenen en sleetse vitrages, het hoge kruideniers boekje en het schriele vleesrantsoen, de kinkhoest van Jantje en het slech te rapport van Marietje. Een gezellig boek: dat is een vlot, plezierig ver haal over aardige mensen op een riant buiten, midden in een idyllische tuin. met de nodige dwaze en genoeglijke verwikkelingen, bekoorlijke heldinnen die met welgeschapen helden in de maneschijn op het terras eh naar de nachtegaal zitten te luisteren, bazi ge mama's wereldwijze papa's en een slot waarbij iedereen volkomen con tent is. En als je dat dan voor één dubbel tje cadeau kunt krijgen wat steekt daar dan voor kwaad in? Kwaad? Het is een volkomen onschuldig genoegen, waaraan niet alleen huismoeders maar ook mannen met baarden en ridder orden zich wat graag te buiten gaan. Alleen het is geen lezen. Het is een oppervlakkige vorm van verstrooiing, waarvoor we even goed, zij het wat duurder, in de bioscoop bij Walt Dis ney of op de kermis terecht kunnen. Maar het werkelijke lezen vereist in spanning. Lezen is een geestelijke maaltijd, en ook daarbij kunnen we onmogelijk voortdurend op een diëet van taartjes en moccapunten leven. Ook al zijn wij de schoolbanken al lang ontgroeid, dan nog hebben en houden wij de plicht om geest en ver stand te ontwikkelen. Als iemand tot mij zegt: Ik heb alleen maar zeven jaar lagere school gehad dan vraag ik: En wat hebt u dan daarna gedaan? Er waren toch boeken in overvloed om u verder onderwijs te geven? Ik zal geen haar kwaad spreken van zo'n gezellig boek voor de Zondag avond. Maar toe, zoekt u het ook eens een beetje hoger op. Die gezelligheid bent u na een week toch grondig ver geten. Weet u wel, hoe prachtig het is, een boek te lezen dat u nooit weer vergeet. Misschien komt u het van daag of morgen eens tegen. Zo'n boek dat u aangrijpt en aan het nadenken zet. Dat u dichtslaat met de gedachte: Jammer, dat ik het maar een week mag houden. Dan bent u op de goede weg. en krijgt de Boekenweek opeens een heel andere zin. U schrijft de titel van dat boek op, en u informeert eens naar uj prijs. Bijna vijf gulden dat is geen gekheid. Maar op de een of andere manier, met dubbeltjes van le- gp flessen en uitgespaarde busritjes krijgt u het bij elkaar. Dan. o glorie, stapt u óók zomaar een boekwinkel REGENEN DIE MEER VAN HET TONEEL WILLEN WETEN, dan zij in de schouwburg te zien krijgen, kunnen hiertoe ruimschoots gelegenheid vinden door middel van dé boeken, handelende over het Nederlandse toneel en de Nederlandse toneelkunstenaars, die na de tweede wereldoorlog in ons met goede literatuur over het toneel overigens niet rijk bedeelde land zijn verschenen. Schrijvers, journalisten, toneelspelers en geleerden publiceerden werken die de aandachtige en belangstellende lezer een brede visie zullen geven op de essentie van de toneelspelkunst, de dramaturgie en op het leven van enkele actrices en acteurs. LIET MEEST BEKEND zijn vermoede- lijk de in de Toneel-Serie uitgege ven biografieën. De opzet van deze serie is, door levensbeschrijvingen van toneelkunstenaars, die zich een grote naam verwierven, het publiek nader tot het toneel te brengen. De tot nu toe uitgegeven delen zijn in populaire trant geschreven. De schrijvers gunnen de lezers af en toe een kijkje in de keuken van het theaterbedrijf maar toneelwetenschappelijk is de serie be slist niet. Verschenen zijn: Cor Ruys door Brammetje; Louis Gimberg door Cor Dommelshuizen; Fie Carelsen door Ben van Eysselstein; Marie Dressel- huys door A. Viruly. In bewerking: Jchan de Meester en Albert van Del- sum, beide door B. van Eysselstein. Dr B Hunningher, voormalig direc teur van de Stichting Coördinatie bureau voor het toneel en voormalig regeringsadviseur voor toneelzaken thans als opvolger van prof. A. J. Barnouw werkzaam als Wilhelmina- professor aan de Columbia-universi- teit te New York, publiceerde een be langwekkende studie over de „ismen" in de toneelschrijfkunst (klassicisme, positivisme, realisme, naturalisme), die hij noemde „Toneel en Werkelijkheid". In aansluiting hieraan besprak hij uitvoerig het oeuvre van Marcellus Emants, Josine Simons Mees en Her man Heijermans. Het geheel werd, mede door 39 unieke spelfoto's (ont leend aan particuliere collecties en aan het Toneelmuseum) en door het mi nutieus gedetailleerde register, waar devol studie-materiaal. Van de hand van dezelfde schrijver verscheen de brochure „Toneel, leraar en leerling", waarin op deskundige en wetenschappelijke wijze een lans wordt gebroken voor de paedagogische taak van het toneel en waarin de juiste waarde van het toneel in voor bereidend en middelbaar onderwijs wordt uiteengezet. De schrijfster Top Naeff, die met de uitgave van de te weinig bekende Dra matische Kronieken (haar gebundelde toneelkritieken) toneelminnend Neder land reeds eerder een grote dienst be wees, publiceerde het standaardwerk „Willem Royaards, de toneelkunste naar en zijn tijd". Dit is niet alleen een In Memoriam aan de Hollandse Max Reinhardt, maar ook een beschrij ving van de geschiedenis van het to neel in Nederland over de periode 18801930, waarin de lezer geconfron teerd wordt met de voor de huidige generatie wat verbleekte namen van Anna Sablairolles, Oscar Tourniaire, de Chrispijns, Hubert la Roche, Else binnen en u krijgt het in. handen glanzend, gaaf, onbeduimeld, van u alleen. U zet het thuis, met trots, op de boekenplank, door uw echtvriend getimmerd. U weet van dat ene schaap en die dam? Precies dat is nu de bedoeling van de Boekenweek. SASKIA. Mauhs, het echtpaar LoboBraaken- siek, Betty HoltropVan Gelder en anderen. Helaas is de literatuur-op gave uiterst summier en bevat het boek geen register. De journalist Sal Tas schreef een onder de titel „Analyse van een char me" verschenen studie, waarin hij, zijn vulpen als een sonde hanterende, ge tracht heeft de bekoring van het to neel te ontleden en te verklaren. De scherpzinnige auteur bespreekt op cri- tische wijze het werk en de personen van bekende toneelschrijvers (Priestley, Thornton, Galsworthy, Pirandello, Ib sen, Heijermans. O'Neill, Shaw e.a.) waardoor dit werkje de lezer een pa norama biedt op de internationale to neelwereld van gisteren en vandaag. Niet in de laatste plaats om de be schouwing die Tas geeft over de Ne derlandse toneelschrijfkunst (hij pleit voor vernieuwing) en om de vergelij king toneel-film, verdient „Analyse van een charme" een plaats in de boekenkast van iedere theaterbezoe ker, die verder kijkt dan de opvoering. IJOEWEL HET. strikt genomen, met de Nederlandse toneelschrijfkunst niets van doen heeft, mag in dit bestek het drie-delige standaardwerk „De schoonheid van Shakespeare" door Jus tus Meijer niet worden vergeten. Voor degenen die vanwege taalmoeilijkhe den de publicaties van buitenlandse auteurs en de toneelspelen zelf ongele zen moeten laten en voor hen die de studie van de Nederlandse Shake- speare-kenner Van Kranendonk niet aandurven, is dit het aangewezen boek om nader tot de grote Engelse dichter en zijn werk te komen. Het eerste deel behandelt de Griekse dra ma's, de grote tragedies en de twee slachtige werken De Koopman van Venetie en Leer om Leer. In het tweede deel komen de Koningsdrama's en in het derde deel, dat ook een re gister zal bevatten, de blijspelen aan de beurt. De tekst is verlucht met kunstzinnige tekeningen en vignetten van Eugeen Dragutescu. Tenslotte mogen niet onvermeld blij ven „Uit het dagboek van Horatio" door Eduard Verkade en „Gesprekken over toneel" door Ben Groeneveld, H. Knorringa en Ferd. Sterneberg. In het eerste heeft de thans rustende, althans niet meer spelende. Verkade, uitgaande van de persoon van Horatio in de tra gedie „Hamlet, Prins van Denemarken" een, door aanhalingen uit de Engelse tekst en door Jacobus van Looy daar van vervaardigde vertalingen, verdui delijkte studie over het treurspel aller treurspelen geschreven. „Gesprekken over toneel" is als wei nig andere geschriften geschikt om de jongere lezer tot hulpmiddel te dienen bij de gang naar de schouwburg. Het is goed gedocumenteerd en de auteurs behandelen achtereenvolgens: 1. speler, spel, stukken en regisseur; 2. de ont wikkeling der Griekse tragedies en 3. de geschiedenis van het Nederland se toneel gedurende de laatste vijftig jaar. K. THOMAS. Ur zijn mensen, die na een zware dagtaak of tijdens een lang en vermoeiend ziekbed iets willen lezen en geen zin hebben in een roman waarin ellende en zielsconflicten tot warrige draden worden uitgeplozen. Zij wensen iets gezelligs, „waarbij je niet hoeft te den ken", iets dat afleiding en verstrooiing brengt, een ver haal. dat ook voor een verwende smaak te genieten moet zijn en voldoende levenswijsheid, humor en span ning bevat om tot het einde te blijven boeien. Het schrijven van dergelijke verhalen is allesbehalve ge makkelijk, juist omdat ze aan zovele eisen moeten vol doen. Het is geen kunst een van bloed druipende crime- story te schrijven, waarin gemaskerde mannen onschul dige maagden belagen, het is niet moeilijk dat alles met een mystiek sausje te overgieten en het met Chinezen vooral veel Chinezen valluiken en ondergrondse schuilplaatsen tot een gekruid geheel te maken. Het enige, dat men met dergelijke paardenmiddelen bereikt, is een dikwijls verwarde geschiedenis, die zozeer het karakter van onwaarschijnlijkheid draagt, dat men er zich de dag na het lezen weinig meer van herinnert. Ontspanningslectuur, welke vanzelfsprekend behoor lijk van taal en stijl moet zijn, stelt de auteur voor zeer moeilijke problemen. Hij moet voor alles een goed „ge geven" hebben, een onderwerp, dat prettig behandeld kan worden, dat op volkomen natuurlijke wijze kan worden uitgewerkt en zoveel gezonde humor en in het avonturen- of detectivegenre zoveel spanning bevat, dat men het tot het einde wil lezen. Engeland en Amerika zijn, wat het detective-genre betreft, de landen die tot 'dusver het meeste en het bes te kunnen bieden. De fout in andere landen waar de vele vertalingen toch vaak van een tekort aan eigen in tellect getuigen is, dat men te klakkeloos overneemt wat elders wordt geboden. Wie, met uitzondering, een in ons land uitgekomen detectiveverhaal ter hand neemt, is dadelijk omringd door lords en ladies, door bobby's en mannen van Scotland Yard. Wat wij hier in dit genre in boek- of tijdschrift te lezen krijgen zijn letterlijk of vrij vertaal de crime-stories, welke door milieuschildering nu een maal niet passen in het raam van ons vaderlands ge beuren. paarom moet er ook en ik zou haast zeggen vooral op dit gebied naar het scheppen van oorspronke lijk werk worden gestreefd, naar het schrijven van aan vaardbare verhalen, die in ons eigen land spelen en waarin Nederlanders als u wilt nuchtere Hollanders op volkomen natuurlijke wijze hun rol spelen. Wij moeten ons een* losmaken van de mannen van Scotland Yard, de Süreté en zovele andere speurders, van de lords en ladies, de Chinezen, de moordcentrales en de prefecten. Ons land is maar klein, maar de ver rassingen van het leven openbaren zich niet alleen in wereldcentra als New York, Parijs of Londen. Ook in Holland kent men de strijd tegen de misdaad, welke in een spannend verhaal met de rozen der liefde gesierd kan worden, ook hier is avontuur te beleven, desnoods een geheimzinnige misdaad te beschrijven, welke door eigen politiemannen tot een bevredigende oplossing gebracht wordt. Men weersta daarbij de ver leiding om het geheel een te sensationeel cachet te ge ven door het gebruik van helicopters. Dacota's of on derzeeërs, want met al die paardenmiddelen stooft men een maaltijd, die zo sterk is gekruid, dat niemand er met smaak van zal eten. Jnderdaad, het is niet gemakkelijk een goed ontspan- ningsverhaal te schrijven, een logisch gebouwd, aanvaardbaar geheel waarin de steeds stijgende span ning met wat humor kan worden getemperd en waarin allen, die er in voorkomen volkomen natuurlijke men sen zijn. De opzet moet eenvoudig zijn, al staat men in dit genre dikwijls voor de noodzakelijkheid een be paald gegeven b.v. een persoonswisseling die voor de ontwikkeling van het verhaal noodzakelijk is zo aanvaardbaar mogelijk te maken. Een grote fout, zelfs in vele buitenlandse detective verhalen, is, naar mijn bescheiden mening, dat de aan dacht teveel op het probleem wordt gevestigd en de karaktertekening te zeer wordt verwaarloosd. Het gaat bij goede ontspanningslectuur niet alleen om opzet en intrige, maar ook om het scheppen van 'n prettig lees baar verhaal vol natuurlijke dialogen van mensen uit zeer verschillende milieu's wier karakters een volko men gave uitbeelding moeten krijgen. Juist omdat deze factoren dikwijls verwaarloosd wor den, zakt ontspanningslectuur zo vaak af naar de goed kope sensatie, welke beeld-romans en Wild West-sto- ries kunnen brengen en krijgt zij nodeloos het stempel van litteraire minderwaardigheid. Nodeloos, omdat er in werkelijkheid weinig moeilijker problemen zijn dan het schrijven van een oorspronkelijk ontspanningsver- haal waarin de humor niet onder de streep zinkt, waarin de spanning tot doorlezen noopt en de figuren in hun bonte verscheidenheid stuk voor stuk een eigen cachet dragen. Dit onderdeel van onze literatuur is te lang als quantité negligeable beschouwd dan dat wij niet alles in het werk moeten stellen het goede Hollandse ont- spanningsverhaal de plaats te geven, welke het in allé opzichten toekomt. TJEERD ADEMA I ■i' \r

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1949 | | pagina 7