KEES VAN DONGEN La Maternel le tweemaal verfilmd in vijftien jaar tijdsj NSTUIF 1s5UlT(P[DA0v1 Belangrijke expositie in Museum Boymans ie Roiierdam Modern meester in de ware zin van hei woord WÊÊÊÊBm Verkiezings- sympiomen Cultureel Nieuws n Heyermans, die mensen schiep Jmiidu ZATERDAG 11 JUNI 1949 ockx, die voor de jj. in de werkvergadering ratie zitting heeft, deed lingen over het wefl, o.a. de organisatie van (toonstelling. vroeg de heer Kockx de ie vergadering over het de federatie om alle V.V.V.'s boven het ÏJ ki van een schildje t* op of naast de deur be- vorden. aren van oordeel, dat Eg. e hierin moest medewer- Ivraag bracht de heer rzitter van de Egmondsa 'ereniging een vereoek de V.V.V. er voor te e bereiken, dat de stand, de NACO-bussen blij. nu zijn. De voorzitter at het opbouwplan goed. i het autobusstation Kgt lijk bij het strand. :rp lokte nog een hevige De meeste leden steun, itel van de heer Wijn, ntegen waren van me. bestaande toestand van g moest terugkeren, van de heer Jonker aal cie worden gevraagd om de dagkaarten te varia- Jonker noemde een een familie, bestaande i, thans 1.20 moet be. e uurtjes in de drrtnen oeven. 11 uur sloot de voor- lankzegging de vergede- ondbinnen s landbouwschool le van het schooljaar len bevorderd van de tweede klas: J Appel- Cz, W Balvers, P vd 1 Berg Fz, A Berger, P ,ir, J Delis, P van Die. C Groot, P Kramer, P gthart, J vd Molen, P Stralen, P Wittebrood, ren, i de Zeeuw en H /en leerlingen van deze liet bevorderd. ;de naar de derde klas H Berger, J Bommer, van Diepen, J Kaptein, Kramer, J vd Molen, Ichermer, M Smit, C kering en W van Vliet, a van deze klas moeten n in enkele vakken. Ic naar de vierde klas Jb Bras, Th de Groot, 1 Velden, G Twlsk, P Zuurbier. ouverneur-generaal van e, Jhr. A. W. L. Tjar- iborgh, en zijn echtge- zich aan boord van de rdam", die Vrijdag uit r. Nederland vertrok. DAG- en •NDAGAVOND DE LAAT 120. CONSUMPTIE. AUTOMATENHAL D IETS APARTS. ORL—BERGEN, i F. J. M. Pinxter Drldam, zal op lag 22 Juni 1949, toffiehuis „De Rus- ager" te Schoorl, verkopen met schuur, erf en a. d. Laanweg C te Schoorl, groot 5.25 A., verhuurd Heer W. G. de voor 4.— p. w.; ïe en erf aldaar ongev. 14.15 A. verhuurd), met schuur, erf en d. Duinweg D 46 agtdorp gemeente Tl, groot 7.26 A„ urd a. d. Heer J. nker voor 4. Eigendom van de J. H. Smit te rl, 9 u. (aanv. 3.90 h. net schuurtjes en Kanaaldijk 95 te ;r. 14.30 A. om van en be- Jor de Heer C. J. tal. ten kant. otaris. 1JES, zonder bon, m 6 wk. 4.9 i0, 11 wk. 5.—. uwe (Hennen) 10 -, W. L. haantjes ct„ id. Reds 10 W. Legh. br. andere rassen hakl Campb. een- leg 4.zware n 10 kw. 5. lederjj „Willem*. Parallelweg 96, >1. De FABELACHTIGE carrière, die uit een eenvoudige Rotterdamse jongen een wereldberoemd schilder deed groeien, heeft Kees van Dongen reeds lijdens zijn leven tot een bijkans legen darische figuur gemaakt. In geïllu streerde tijdschriften, modebladen en filmjournaals ziet men op gezette tij den zijn markante kop en zijn nog steeds jeugdige, elegante verschijning opduiken tussen de mondaine fauna van de Champs Elysées en het strand van Deauville, zijn meest geliefde jachtterreinen. Men mag dit dan als een handige soort reclame beschouwen, die de schilder aanvankelijk, zoal niet gezocht, dan toch niet geschuwd heeft, toch dreigt al deze anecdotische bom barie de aandacht af te leiden van wat Kees van Dongen in werkelijkheid vóór alles geweest is: een ras-schilder met geniale begaafdheid, een van de zeer weinige werkelijke „meesters" van onze tijd. VV/AT MOET MEN onder de afgezaag- de term „meester" nog verstaan? In de eerste plaats: een schilder die over een dergelijke vakbeheersing beschikt dat hij zonder de minste aarzeling, zon der tastend zoeken, direct en raak zijn visie in verf kan vertolken. Daarbij wordt stilzwijgend verondersteld dat de schilder een eigen unieke visie op de wereld heeft, die verrassende, nog nooit vermoede waarheden openbaart in een even oorspronkelijke vormen taal. Wie de grandioze tentoonstelling in het Rotterdamse museum Boymans bezoekt, waar honderd werken een overzicht geven van het oeuvre dat tussen 1894 en 1949 ontstond, zal on- I middellijk gegrepen worden door deze tven overrompelende als eenvoudige visie die uit Van Dongens werken spreekt. Kees van Dongen is een portretschil der, maar hij heeft zich nooit beperkt tot het in serie fabriceren van min of meer gelijkende portretten van in dividuen. Hij heeft een verder reikend doel gekozen, hij koos de „Mens" als studie-object en wel de mens, zoals hij die in het bijzondere wereldje van de Parijse „demi-monde" kon observeren. Zijn aard en talent maakten hem bij zonder geschikt voor deze taak: een scherp psychologisch inzicht, een ste kelige ironie, een oog en een hand van nooit falende zekerheid, hebben die in drukwekkende reeks van beeltenissen geschapen, waarop de vrouwen en mannen van zijn tijd en omgeving: zwierige dames, actrices, cocottes, clowns en edellieden, de gehele bonte wereld van het Parijs uit het begin van deze eeuw, vereeuwigd zijn. Het vroegst gedateerde schilderij van de tentoonstelling in Boymans, een stemmig grijs gezicht op de Maas, dat de toen 17-jarige schilder in 1894 maak te. doet nog niets van de latere ont- I ïikkeling vermoeden. Doch al spoedig liont hij zijn oorspronkelijkheid, en een drietal werken van Rotterdam uit de jaren '95 en '96 in blauwen en grij zen geschilderd, geeft reeds blijk van een volkomen zelfstandige en verras sende persoonlijkheid. In hetzelfde jaar 1896 ontstaat het portret van de vader van de kunstenaar, dat men zonder aarzelen als meesterwerk kan betitelen. Van Dongen was toen 19 jaar en het is verbluffend dat in dit portret een gerijpt kunstenaar aan het woord is, geheel vrij vSn enige invloed van bui ten af, die op de Rotterdamse academie waar hij toentertijd de lessen volgde, wel enige verbazing bij zijn leraren zal hebben gewekt. Met grote zekerheid vervolgt de Jonge kunstenaar zijn eigen weg. Enke le vrouwen bezig aan het toilet, ge schilderd in de jaren 1896, '97 en '98 duiden reeds op de toekomst, terwijl een vissersschuit op het Scheveningse strand uit diezelfde tijd een vrijmoe dige persiflage lijkt op de glorie van de Marissen en consorten. Naar Parijs In 1898 vertrok Van Dongen naar Parijs, met de bedoeling er korte tijd te vertoeven. Doch zijn retourbiljet heeft de schilder nooit gebruikt, hij had zijn roeping gevoeld en de plaats gevonden waar hij die het best kon vervullen. De kunst van de Franse im- pressionnisten moet hem in die eerste Parijse jaren enigszins van zijn stuk hebben gebracht. Hij maakt een reeks landschappen en stadsgezichten die ge- 1 heel in de geest van Monet, Sisley en li'isarro zijn opgevat en waarin hij I "eds eerder verworven stijl schijnt te 'ebben prijsgegeven. Doch al heel W Wi spoedig hervindt hij zich volledig. In een reeks van werken geeft hij de in drukken weer die het Parijs en vooral het Mont Martre van die dagen, op hem maakte. Mistinguett en Max Dear ly in een haast dierlijke „Valse cha- loupé", de „Modewinkel", het „Gele laarsje", steeds meer beeltenissen van vrouwen, vrouwen op de wandeling de parken, op de Champs Elysées, met grote hoeden, meer of minder (meestal heel weinig) gekleed, danseressen en revuesterren volgen elkaar in een bon te reeks op. «Omstreeks 1910 bereikt de schilder een hoogtepunt van technisc kunnen. In dat jaar ontstaan een groot liggend „Naakt met kousenband", een „Vrouw met hoed", een „Vrouw met jabot", waarin Van Dongen op bijzon der magistrale wijze reeds meer be handelde thema's op het doek borstelt. In datzelfde jaar echter schildert hij twee doeken van een „oude clown" en hierin bereikt hij een dramatische kracht, een aangrijpende menselijkheid zoals nog nooit te voren. Vooral de staande clown in de gele ring van het circus, met zijn oranje pruik, rode oogleden, blauwe kin en rood ger it pak is van een kleurkracht en daarbij van een psychologische diepte, die van dit afgezaagde onderwerp een wonder mooi schilderij maakt. Vfan 1905 af was Van Dongen opgeno men in de groep van schilders die in de Salon d' Automne „les Fauves" de wilde beesten werden genoemd en die zoals de naam reeds aanduidt schrik en verbijste-'^g onder publiek en de minder revolutionnaire collega's teweeg brachten. De sterk vereenvou digde vormen met dikwijls zware con tourlijnen, de felle kleuren waren wel een zeer grondige reactie op de fijne nuances, de atmosferische effecten van het impressionnisme waaraan men toen juist gewend was geraakt. Bjj Van Dongen zijn de kleuren, hoe krachtig ook, steeds gebonden door een harmonie. Dikwijls is de grondtoon van zijn schilderijen een blauwachtig grjjs, of een vaal zwart, waarin de kleuraccenten des te verrassender wer ken. Het vereenvoudigen van de vorm, het weglaten van pittoreske détails en subtiele kleurnuances, zou bij een min der geniaal schilder tot oppervlakkig heid en banaliteit kunnen leiden. Hoe wel Van Dongen wel eens al te grove effecten toepast, behoedt hem meestal een zuivere intuïtie voor mispassen. Hoe prachtig is b.v. het hierbij afge beelde schilderij van een Sevillaanse dwergdanseres. De gehele houding geeft in één grootse vorm een voor treffelijke karakteristiek, waarbij het vrijmoedige gezichtje met de grote, donkere ogen volkomen past en tevens het tragische van het dwerg-zijn aan duidt. Het wit van het jurkje, om geven door een blauwe schaduwvlek, het rood van de bloemen in het haar en de corsage, het met raffinement ge schilderde rose van de balletschoenen vormen een zeldzaam harmonisch ge heel. Tot zelfs in een kleinigheid als het plaatsen van de signatuur recht onder de figuur is de compositie van zulk een schilderij overwogen en raak, waarbij geen streepje of stipje gemist of toegevoegd kan worden zonder het evenwicht te verbreken. Verscheidene van zulke meesterwerken kan men nog noemen van de Rotterdamse tentoon stelling: de portretten van de grand seigneur, Markies Boni de Castellane, Sevillaanse dwergdanseres van de Metropoliet van Beyrouth, van de melancholieke, oude Anatole France, van de gravin de Noailles, van Maria Lami.. Te veel om op te noemen. Als een behendig koorddanser heeft Van Dongen in zijn schilderijen, die het Pa rijse nachtleven tot onderwerp hadden, afgronden van vulgariteit en zinloze leegheid getrotseerd. Hij heeft ook wel eens gefaald. Vooral daar, waar hij symbolisch diep zinnig wil zijn, zoals b.v. in de „Ma donna met de lege armen" en het „Vraagteken". Daar tuimelt hij van zijn voetstuk af. Nog heb ik met geen woord gerept van de landschappen die hij op zijn reizen in Noord-Afrika en Spanje en ook wel in Parijs schilderde, die dikwijls amusant en geestig doch naar mijn smaak te vlak en te weinig zeggend zijn. De grote traditie van het figuurschilderen vindt in Van Dongen een vernieuwing en een voortzetting, die ook voor de toekomst van het grootste belang zijn. De unieke gele genheid om dit oeuvre bij elkaar te zien mag men zich niet laten ontgaan. R. E. PENNING. Lied van de week Lieve mensen, allerwegen Kom ie weer plakkaten tegen, Die het mensdom laten weten, Hoe ze toch wel zijn geheten, Al die politieke „keien", Die thans weer door de partijen Zijn gesteld als candidaat Voor onze gemeenteraad. Op reclameborden, muren, Bruggen, schuttingen en schuren, Op ontelbare pamfletten, Vlugschriften en strooibiljetten. Staan (als aas om in te bijten) De diverse kwaliteiten Van de heren, vèt gedrukt, Opdat toch de stemming lukt. Als men alles mag geloven Wat ze allemaal beloven, Nou, dan komt het wel in orde, Zal het oen dorado worden, Want dan krijgen straks de mensen Alles, wit ze ook maar wensen. Maarof het ook zo zat gaan. Kijk, ctaar twijfel ik toch aan. Niettemin, we gaan toch stemmen. Holland is niet .meer te temmen, Ouden, jongen, rechten, krommen, Intellectuelen, dommen, Stedelingen, plattelanders, Sulletjes en salamanders, Allen gaan als willoos vee Naar de stembus toe, hoezee! Laat ons hopen, stemgenoten, Dat alleen de wiérlijk groten In de raad komen te zitten. Lui, die niet op alles fitten, Of heel stil zitten te pitten. Maar het kort en goed vertikken Als een stommetje te knikken En elk voorstel maar te slikken. En bij wie is nummer één: Het belang van 't ALGEMEEN. JABSON. De grote openluchttentoonstelling van Europese beeldhouwkunst, waarop o.a. werken van Rodin, Bourdelle, Mail let, Wouters, Mennier, Radecker Engel se en Zwitserse meesters te zien zul len zijn, zal in het park Sonsbeek bij Arnhem worden gehouden van 2 Juli tot en met 15 September. Op Maandag 13 Juni zal de grote organiste Jeanne Demessieux, op tournee in ons land in het Kon. Conservatorium te Den Haag een concert geven. De tentoonstelling van Franse kunstboeken en lithogra- phiën in het maison Descartes te Am sterdam is nog geopend tot en met 18 Juni. Onlangs werd in Frankrijk voor het eerst de Rivarelprijs uitgereikt, die het vorige jaar werd ingesteld en bestemd is voor eei> in het Frans geschreven werk door een schrijver, die tot een land behoort, waarvan het Frans niet de moedertaal is. Het aantal inzen dingen was dermate groot, dat de jury bestaande uit Duhamel, Gide, Marcel en Rops zich genoodzaakt zag de prijs te halveren. De prijzen gingen naar de in Frankrijk wonende Russische schrij ver Wl. Weidie voor zijn boek „En marge de l'Oceident" en de Lybische schrijver F. Haik voor zijn roman „Abou Nassif". De naam van de prijs is afkomstig van Antoine de Rivarel, een Frans literator en journalist uit de 18e eeuw en schrijver van de beroem de „Discours sur l'universalité de la langue frangaise", die in 1784 door de Academie van Berlijn werd bekroond. PODIUM W IE AN BENOiTLéVY en MARIE EPSTEIN maakten in 1933 een film naar het boek van Léon Frapié „La Maternelle" „De bewaarschool". Meer dan vijftien jaar later nam Henri DiamantBerger dit boek als uitgangs punt voor een nieuwe film onder dezelfde titel: opnieuw dus „La Maternelle". Een uniek verschijnsel is dit niet: het gebeurt vaker, dat na verloop van t(jd een succesrijke film uit de roulatie genomen wordt, opdat men van hetzelfde onderwerp een nieuwe versie kan maken. Zo is bijvoorbeeld onlangs al de derde versie van „Pépé le Moko" verschenen. Ook gebeurt het, dat een film, die sterk de aandacht trok, verdwijnt, zonder dat er een nieuwe versie ver wacht kan worden. Dit was bijvoorbeeld het geval met de befaamde Tsjechi sche film „Extaze" uit 1936. Hierin speelde Hedy Kiesler (de latere Hedy Lamarr) de hoofdrol en de film werd overal ter wereld als een zeer hoog staand, kunstzinnig evenement beschouwd. Hedy Kiesler evenwel sloot enige jaren later een huwelijk met de Oostenrijkse industriekoning Fritz Mandl en deze ergerde zich hevig aan het feit, dat zijn echtgenote zich in voornoemde film enige malen zonder costuum aan de wereld had laten zien. Dat deze scènes zeer ingetogen kuis waren, deed niets ter zake: de heer Mandl kocht alle copieën van de film „Extaze" op en liet ze zeer grondig vernietigen. Zijn huwelijk met Hedy is inmiddels allang ontbonden, maar een zeer goede film is onherroepelijk verdwenen. Met „La Maternelle" is het overigens anders ge steld. In de eerste versie werden weliswaar enige kleuters vakkundig te pot gezet, maar geen Franse moeder heeft zich daaraan geërgerd: de eerste versie bestaat nog, maar wordt niet meer vertoond. Morki&s Boni de Casteikme J7N DIT DAN is te danken aan het feit, dat Henri DiamantBerger een invloedrijk man is in de Franse filmindustrie. Hij was de oprichter van de Pathé-Studios in Vincennes; hij richtte ook de studio's in Billancourt op en nog een paar. Hij is redacteur van het tijdschrift „Le Film" en hij was ook de man, die de technicolor in de Franse filmindustrie lanceerde. Sedert zes jaar nu is DiamantBer ger grootvader en dit feit deed zijn belangstelling voor kleuters dermate groeien, dat hij zich op zijn vijftigste jaar als levenstaak stelde nog eens een film te maken met kinderen. En het beste scenario, dat hij voor zijn plannen kon vinden, bleek het werk van Léon Frapié, dat al eens eerder verfilmd was: „La Maternelle". Dus besloot DiamantBerger die eerste versie uit de omloop te doen nemen en zelf een nieuwe verfilming te be ginnen, met zijn kleindochter Kathlyn in een rolletje. Frapié's roman „De bewaarsohool", die vjjf en veertig Jaar geleden be kroond werd met de Prix Goncourt, werd voor deze nieuwe versie bewerkt door Marcelle Capron en Alexis Da- nan, die grotendeels het oorspronke lijke werk volgden, doch enkele nieu we elementen invoegden. De film brengt ons naar een bewaarschool in een Parijse volkswijk. Tussen de di rectrice en de schoolarts bestaat een schuchtere genegenheid, die zich tot liefde belooft te ontpoppen, maar er de kans niet toe krijgt. Er komt na melijk een nieuw dienstmeisje, dat de dochter van een in een schandaal ge mengde zakenman blijkt te zijn. Zij hoopt werkend onder een valse naam door de nederigste arbeid aan te pakken een beroep heeft ze nu eenmaal nooit geleerd de nodige zelfrechtvaardiging te vinden om, al leen en tegen de ongunst van het lot in, het leven aan te kunnen. De ont wikkeling van het verhaal laat weinig te raden over: de schoolarts kiest ten slotte dit meisje tot levensgezellin; de directrice kan niet anders dan afzien van het geluk, dat m xich aan de zijde van deze man gedroomd had, en een. levensvervulling zoeken in haar toewijding aan de kinderen van haar schooltje. RONDER enige twijfel is Diamant Berger een bekwaam filmer, maar zijn andere bekwaamheden als zaken- man stonden hem hier toch in de weg om een meesterwerk te leveren. Prachtige delen heeft deze nieuwe „Maternelle"; met name wanneer de camera zich richt op de kinderen in hun argeloze gedragingen en opgaand in hun spel. Maar hier ook heeft de regie van DiamantBerger een nel-, ging tot het conventionele be proefde en door zakelijke overwegin gen bepaalde vormen). Dit leidt er toe, dat verschillende scènes een te grote opzettelijkheid kregen, enkele jonge acteurtjes gedwon'gen werden hun on gekunsteldheid prijs te geven, hun een bepaalde houding en air aangeleerd werden en pedante uitspraken in de mond gelegd, die door hun gemanië reerdheid en opgeschroefdheid alle kinderlijks missen en spoedig gaan tegenstaan. Dit opzettelijke karakter in de film wordt nog geaccentueerd door het feit, dat het verhaal der on derscheidene gelieven te veel op de voorgrond staat. Dit was ook enigs zins het geval in de vorige „Mater nelle", maar toen wist BenoitLevy voor een overwicht te zorgen door een zuivere uitbeelding van de sfeer der bewaarschool in de armenwijk, met al die kinderen, die ook volkomen kind bleven. Te waarderen echter is in deze nieu we „Maternelle" vooral de schilder achtigheid, die DiamantBerger er in wist te leggen. De film bereikt in het zwart-wit een prachtige kleur, waarin het voor de Franse film zo typische realisme knap de atmosfeer van de volkswijk weet te treffen (maar min der die van het volkskind waarin vijftien Jaar geleden BenoitLévy be te* staagde), Ben vergelijking Overdenkingen bij Eva Bonheur pR ZAT, IN DE DOELENZAAL tijdens de Pinksteropvoering van Eva Bon- heur, een heer achter mljj. Die heer zei, aan het einde van het derde en laatste bedrijf: „Wel mooi, maar ouwerwets". Deze heer bewees daarmee, dat hij niets van dit „genoeglijk to neelspel" van He\jermans had begre pen. Deze heer had evengoed kunnen opinerken, dat de geschiedenis van Tristan en Isolde uit de tijd en dus van nul en gener waarde is. Dat de verhouding tussen Dante en Beatrfl* alleen maar een koortsige dagdroom was, dip ons vandaag niets meer heeft te zeggen. Hij zal met hetzelfde, vermeende, recht opmerken, dat Paul en Virginia maar leeg en sentimenteel gedaas, en Romeo en Julia alleen maar op effect belust geklets te bieden "hebben. En dat alles is dan ouwerwets, niet meer genietbaar voor ons gecultiveerde twintigste-eeuwse oor. Wèg ermee en leve O'Neill, Cocteau, Sartre enPriestley! stonden ze: een beetje naakt en een beetje aangekleed. Meestal klein en benepen en berekenend, want zo zijn wij nu eenmaal. Soms, een enkele maal, wijs en goed. Men zou er nog veel over kunnen schrijven, over dat „ouwerwetse" stuk van d» al zo lang dood en begraven Heijermans. Bijvoorbeeld over die manke handelaar in chirurgische in strumenten en opgezette dieren, dia het leven peilloos diep heeft door grond op het ogenblik dat hij met zijn ene voet in deze wereld stond en met de andere eigenlijk al in 't „jenseits". Toen, op dat universeel moment, leer de hij het groot en wijs geheim van dit leven: niets is mogelijk op aarde zonder dat ene: de liefde. Als deze instrumentmaker, in de fi guur van Hans van Meerten, dit zegt weet men ineens dat dit het is, in al z'n barre eenvoud. Deze man vond de steen der wijzen, deze .man bezit de wijsheid die de oplosing geeft van al onze wensen, smarten, verdrietelijk heden; van ons streven, ons jagen achter illusies en het zich wanhopig vastklemmen aan schaduwen, die al leen maar dieper en donkerder zullen worden naarmate wij ouder worden. Herman Heijermans was een groot dramaturg en een wijs man. Er wordt gezegd was hij ijdel en lastig was en dat !i. met zware effecten werkte. Dat zal wel waar zijn. Maar hij was tèch een wijs man en hij bezat het talent, zeldzaam in de lage landen, om dwars door menselijke figuren en dwars door een zondvloed van woorden, het geheim van het leven naar voren te stuwen. Als één grote golf op een ein deloze zee. En wie luistert, met zijn oor en met zijn hart, die ondergaat, ook na zoveel jaren, opnieuw het on vergankelijke en blijvende van deze kunst, die niets te maken heeft met muizen en gaslicht, met kanariepieten en de flodderende rokken van een voorbij decennium. Maar alles met het streven de mens één millimeter, één nuance, gelukkiger te maken. En dit is het ultra-moderne doel van di' ouwerwetse stuk. HET WAS het Nederlands Volks- Toneel dat op Tweede Pinksterdag in de Doelenzaal deze opvoering van Eva Bonheur verzorgde. Marie Faas- sen, die onder Heijermans zelf meer dan tweehonderd maal deze rol speel de, vertolkte Eva; de man die in chi rurgische instrumenten handelde,- de andere hoofdfiguur dus. was Hans van Meerten. Ze deden hun werk beiden voortreffelijk. Ik denk dat de oude Heijermans, als hij er die avond ge tuige van wa; geweest, er plezier aan had beleefd. Er was veel handgeklap, en zij, die gekomen waren, beklaagden hun avond niet. Jammer, dat het er zo weinig waren, nauwelijks tweehon derd en deze schatting is waarschijn lijk aan de hoge kant. De doelstelling van de stichting Nederlands Volks- Toneel' is: „cultureel verantwoorde to neelwerken binnen het bereik te bren gen van brede lagen van het Neder landse volk, speciaal ook van de jeugd". Jammer dat juist die jeugd in de Doelenzaal ontbrak. Ik denk dat die het te druk had met de wieler- wedstriiden en de Icefollies in het Rai-gebouw. Dat is jammer. Zoals het altijd jam mer is als mensen voorbijgaan aan iets goeds; iets groots; iets voornaams. Maar deze klacht is bijna al zo oud als de wereld zelf en er zal wel niét veel meer aa.. te doen zijn, vrees ik. Misschien ook deugt de propaganda voor dit gezelschap niet. En zéker is, dat de Doelenzaal maar een schamele behuizing geeft aan een artistiek zo hoogstaand ensemble. Dat de Doelen zaal slechts beperkte ruimte biedt is niet zó erg. Wel erg is, dat die mon strueus ontsierd werd door muurschil deringen, die stuk voor stuk demon straties zijn van onmacht en decaden tie op picturaal gebied. gREED EN ZWAAR klinkt de stem van Heijermans over de kale, dor- MAAR DIE HEER vergiste zich; hij was volledig mis toen hij na twee uur tot de conclusie kwam dat gaspit ten op het toneel ondingen zijn. Hij vergiste zich toen hij de kanariepiet in het koperen kooitje ten huize van Eva Bonheur een verjaard attribuut vond. Hij vergiste zich, omdat hij alle kanariepieten, gaspitten, lange rokken en een woordgebruik, dat niet meer van deze jaren is, uit de tijd noemde. Ze hebben niets met de tijd te ma ken. Alleen het woord is de ziel van het toneel; het intens beleefde, door vochten en uit het hart opwellende, aanrijpende woord is de quintessence van de vraag of bepaald toneel goed of slecht is. En het woord uit Eva Bonheur is het woord van Heijermans en het is een zeer groot en zeer mach tig woord. Ach, men behoeft zich niet te erge ren aan zulk een heer. Hij is niet de enige die er aldus over oordeelt en hij bedoelt het riet kwaad. Tenslotte zijn we allemaal 'n beetje verziekt; tenslotte lijden we allemaal tezamen en allemaal tn het bijzonder aan de ziekte die we de ene keer apa thie, de andere keer ontgoocheling noemen. Ze heeft iets te maken, die ziekte, met spleen, verloren illusies, en pessimisme. Op de een of andere manier zijn we allemaal door één. of door al die kwalen, geïnfecteerd. En dit is het wat het ondergaan van een zo fel stuk dramaturgie als Eva Bon heur in de weg staat als een grimmi ge, ruwe, bonkige barrière. Deze bar rière, gegroeid in drie en dertig ja- rr staat tussen de eerste opvoering in 1916 en deze laatste op Tweede Pinksterdag anno 1949, en moet eerst worden geslecht. Er gebeurt zoveel in Eva Bonheur dat niet belangrijk lijkt. Een oude vrouw die bang is voor muizen en voor de flitsende schimmen van al dan niet imaginaire ratten. Een oude vrouw met alle eigenschappen van bij na alle oude /rouwen, die het via een goede dienst hebben gebokst tot van haar spaarcenten levende eerzame ka merbewoonsters. Eva Bonheur is goed er slecht. Soms erg slecht en soms erg goed. Soms een vrouw om te ver moorden, soms zo treffend, vol mense lijke warmte en begrip, dat je zou willen dat ze je grootmoeder was. Eva Bonheur, goed en slecht, wraakgierig en ontwapenend goedhartig, wantrou wend als Lucretia Borgia en mild als zo'n klein, timide, eenzaam mens je dat zich tussen de kanariepiet, de muizen en het suizen van het vaalgele gas reddeloos verlaten weet. Dit is de kracht van Heijermans: hij schreef geen rollen voor bepaalde fi guren, hij schiep mensen. Mensen zon der zeven en meer sluiers, zonder zielen gevuld met perverse rariteiten, zonder bizarre complexen. De mens zoals ieder mens: goed en slecht. Groot en klein. Arctisch koud en koesterend warm van naastenliefde. Hij zette ze voor het voetlicht en daar de hoofdrol van de eerste versie en die van thans valt alweer uit ten gunste van de eerste (toendertijd gespeeld door Madeleine Renaud, actrice van formaat). Maar een dergelijke verge lijking doet toch wel enigszins on recht aan Blanchette Brunoy, die hier als het dienstmeisje een zeer te be wonderen spel geeft. Zij is inderdaad het type voor deze rol en zij heeft zich er bijzonder weten in te leven en de figuur tot een deel van haar zelf we ten te maken. Marie Déa speelt be heerst en gevoelig de wat melancho lieke rol van de directrice, maar woor haar geldt, wat voor de meeste vrou welijke rollen in deze nieuwe versie geldt: de typen liggen te ver buiten de sfeer van de volksbewaarschool en zijn te elegant. Yves Vineent speelt de dokter, wat zwak en onpersoonlijk; raak is echter de typering door Pierre Larquey van de concierge (een nieuw element overigens: in de vorige ver sie was dit een vrouwenrol). [)EZE NIEUWE „La Maternelle" blijkt zo een film, die bezwaarlijk een vergelijking met het meesterwerk van BenoitLévy kan doorstaan, maar desondanks toch ook weer een rolprent, waaraan men talrijke kwali teiten niet onzeggen kan. De scènes vooral, waarin de kinderen niet acte ren, maar volkomen zichzelf blijven, zijn van een ontroerende schoonheid, die nog verhoogd wordt door het dik wijls zeer fraaie en intelligente came rawerk van Charlie Bauer. Maar de liefde voor kinderen, die het groot vaderlijk hart van regisseur Diamant —Berger tot deze film dreef, en de ongetwijfeld vele goede momenten, die zijn werk vertoont, rechtvaardigen toch niet het feit. dat ons een meester werk:. de eerste film „La Maternelle" ontnomen werd. Want hoezeer de tweede versie ook belangstelling en zelfs waardering verdient, zij bljjft een ontoereikend vervangingsmiddel. LONG-SHOT. re savannen en steppen die de dagen dezer jaren zijn. Maar zoals een» Odysseus de oren van zijn scheeps volk doof maakte met was, crm het ge zang der sirenen niet te horen, zo doof is deze generatie dan blijkbaar ge worden voor het woord van een man, die 't leven dieper peilde dan wellicht enig ander Nederlands dramaturg. Het is pas erk°le jaren geleden, dat hoofdstedelijke cultuurridders Heijer mans' borstbeeld in het Vondelpark besmeurden ep verminkten. Dat was niet groots. In dezelfde tijd werd zijn naam uit wetenschappelijke catalogi en naslagwerken geschrapt. Ook dat had niets te maken met menselijke adeldom. Dat er nauwelijks tweehonderd be zoekers in d' Doelenzaal op die Twee de Pinksterdag waren het is triest het te moeten vaststellen Is een derde demonstratie van cultureel bar barisme. NTHONY VAN KAMPEN

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1949 | | pagina 5